Informatiedocument Werkplekleren

Vergelijkbare documenten
Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument voor werkplekbieders

De Basiseenheden. Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse

Informatiedocument werkplekleren

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument Werkplekleren

Informatiedocument voor Werkplekbieders

Informatiedocument voor werkplekbieders

Informatiedocument voor werkplekbieders

Informatiedocument voor werkplekbieders

Informatiedocument voor werkplekbieders

Bacheloropleiding Educatie & kennismanagement groene sector. De deeltijdopleiding tot tweedegraads docent

Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten

Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten

Praktijkopleider agrotechniek

Associate degree Deeltijd

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

WINDESHEIM IN ZWOLLE: UNIEKE MASTER VOOR HET BEROEPS- ONDERWIJS. Inspirators voor de toekomst

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

De 6 Friesland College-competenties.

Informatie werkplekleren

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Management & Organisatie

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

Beroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE

1. Leerwerkplekovereenkomst Master Educational Needs (Master EN) Seminarium voor Orthopedagogiek HU

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs

Leren & Innoveren. Informatiedossier ten behoeve van en verzoek tot inschrijving voor de masteropleiding

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG

Didactische werkvormen in het hoger onderwijs. Sandra Heleyn, Isabelle Claeys, Ann Verdonck

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

FUNCTIEBESCHRIJVING Medior adviseur Expertisecentrum

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

De begeleidings- en beoordelingstrajecten zijn schriftelijk vastgelegd en te raadplegen door anderen. ILS en Radboud Docenten Academie.

master leraar voortgezet onderwijs

COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN

Opleidingskunde,Training & Human Development

Competentievenster 2015

Breidt netwerk min of meer bij toeval uit. Verneemt bij bedrijven wensen voor nieuwe

Competentiegericht Onderwijs

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd

Beroepspraktijkvorming op de werkvloer

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Situaties rond Vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling Educatie en Kennismanagement Groene Sector (EKM) Consumptieve Techniek (CT)

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

Leren & Innoveren. Informatiedossier ten behoeve van en verzoek tot inschrijving voor de masteropleiding

Aantekenformulier van het assessment PDG

COMPETENTIETOETSEN DOMEIN APPLIED SCIENCE ANTOINETTE VAN BERKEL HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM 23 MAART 2017

Student Company op het hbo. Stappenplan

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

Verantwoording gebruik leerlijnen

ten behoeve van het beoordelingsportfolio Startbekwaamheid Hoofdfase 3, ALO

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC

Beroepspraktijkvorming op de werkvloer

MARKETEER RESULTAATGEBIEDEN. Wat kan ik doen om de doelen te bereiken? (Activiteiten) Wat moet ik bereiken? (Doelen)

Beleid. Beschrijving trekkersrollen LC en LD. Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Coevorden, Hardenberg e.o. / De Nieuwe Veste

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

GROEI LOOPBAAN ONTWIKKELING EIGEN REGIE TALENT INNOVATIEKRACHT BEWUST PERSONEEL FLEXIBILITEIT ZELFSTURING EMPLOYMENT NETWERKEN TOEKOMST WERKNEMER

Oriëntatie op ondernemerschap

Middelbaar beroepsonderwijs (zie verder uitleg na dit schema) Beroeps Opleidende Leerweg (zie verder uitleg na dit schema)

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Informatie opleidingsstandaard voor de EVC procedure. Praktijkopleider

Leergang Leiderschap voor Professionals

Profiel schoolopleider en schoolcoördinator 1

Hieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven.

Leergang Opleidingsmanagement

Competentieprofiel mentor jeugdzorg 1

Concept: De basis van de praktijkroute. FC Extra

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LC Type 1

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Competentie niveaus HHS TIS opleiding Werktuigbouwkunde

BASISGGEVENS. Naam Functie

De CBP: Competentie Beoordeling Praktijk

middelbaar beroepsonderwijs Brainport regio Eindhoven Onderwijsvisie Onze kijk op onderwijs

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

Onderhandelen over onderwijsvernieuwing

Visie en eindtermen voor jobcoachopleidingen

EVC-Beroeps-Overstijgende-Competentiestandaard niveau 1

Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep.

Bijlage A: Competenties van de opleiding

Voorbereiding hbo kunstonderwijs

2. Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken. Oordeel voldoende / onvoldoende * Instelling: Fase: 1 2 3*

FUNCTIEBESCHRIJVING EN -WAARDERING. Stichting Talent Leraar basisonderwijs LB

Transcriptie:

Informatiedocument Werkplekleren Bacheloropleiding Educatie & kennismanagement groene sector Voltijd

Voorwoord Dit is een aanvulling op de brochure werkplekleren voor werkplekbieders die voltijdstudenten begeleiden van de bachelor-lerarenopleiding Educatie en Kennismanager groene sector. We vertrouwen erop dat dit document meer inzicht geeft in het curriculum van de opleiding, het doel van het werkplekleren, informatie omtrent de begeleiding, informatie over de beoordeling en wat de werkplek van de student mag verwachten. Werkplekbureau wpl.hogeschool.wageningen@aeres.nl 088 020 6880 06 3068 9268 Aeres Informatiedocument Werkplekleren 16 juli 2019

Inhoud 1 Werkplekleren 1.1 Voltijd werkplekleren 5 1.2 LIO leerarbeidsovereenkomst 5 2 Werkplekbegeleiding en -beoordeling 6 3 Organisatie van het onderwijs 7 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Korte beschrijving van de beroepssituaties Niveau van het werkplekleren Aeres Informatiedocument Werkplekleren 16 juli 2019

1. Werkplekleren Werkplekleren, het werkend leren in de authentieke beroepscontext, is een essentieel onderdeel van de opleiding. De student gaat naast het flankerend onderwijs aan de slag in een (onderwijs) instelling of bedrijf. Het flankerend onderwijs, dat gegeven wordt op de leslocatie van Aeres Hogeschool Wageningen, bestaat uit: lessen verwerkingsopdrachten oefenen van vaardigheden practica gastcolleges toetsen etc. In onderling overleg bepalen de werkplekbieder en de student hoe het werkplekleren zal worden ingericht waarbij de kaders die de opleiding biedt uitgangspunt zijn. Aeres Hogeschool kan daarbij, ook gedurende het verloop van het werkplekleren, ondersteunen en begeleiden. De werkplekbieder draagt de student slechts taken op die passen bij de bekwaamheden en beroepsrollen van de betreffende beroepssituatie (BS), zie tabel 2: Omschrijving per werkplekperiode. Afhankelijk van de mogelijkheden op de werkplek vragen wij oefenmogelijkheden of -opdrachten voor de studenten. Meestal is er een combinatie mogelijk tussen meedraaien binnen lopende werkzaamheden enerzijds, en het uitvoeren van een specifieke opdracht die het mogelijk maakt bepaalde werkprocessen te leren beheersen anderzijds. De werkplek moet het volgende kunnen bieden: De student moet de mogelijkheid krijgen om voldoende werkplektaken (leren) uit te voeren. Aan de student moet een bepaalde mate van verantwoordelijkheid worden gegeven, die gepaard gaat met passende begeleiding, zie bijlage 2: Niveau van het werkplekleren. De opdrachten en de context waarbinnen deze moeten worden uitgevoerd, liggen op hbo-niveau. De verdeling van de taken van het werkplekleren op de werkplek komt neer op: 1/3 van de tijd mee draaien met de reguliere werkzaamheden van de organisatie. 1/3 van de tijd de mogelijkheid hebben om de opdrachten van Aeres Hogeschool m.b.t. de beroepssituatie uit te voeren op de werkplek. 1/3 van de tijd de mogelijkheid hebben om een opdracht uit te voeren, mee te denken in de organisatie van processen en/of innovatie binnen de organisatie.

1.1. Voltijd werkplekleren De voltijdstudent volgt twee of drie dagen per week flankerend onderwijs en is twee dagen per week aan het werk op de werkplek. We adviseren de student om per beroepssituatie 1 dag per week gedurende het semester op de werkplek aanwezig te zijn. Voor het uitvoeren van een beroepssituatie op de werkplek staat +/- 200 uur per semester. In deze uren is er gelegenheid tot uitoefening van taken (in relatie tot de BS), reflectie, tijd voor (literatuur) onderzoek, observeren, oefenen, verwerken van ervaringen t.b.v. beroepsopdrachten, beroepsproducten en meedraaien in het team op de betreffende werkplek. In bijna alle gevallen zal de student twee beroepssituaties in een semester volgen, dus ook twee tot drie werkdagen op de werkplek aanwezig zijn (400 uur voor het uitoefenen van twee BS-sen). 1.2. LIO leerarbeidsovereenkomst Een student kan in het laatste jaar van de opleiding een LIO leerarbeidsovereenkomst aangeboden krijgen op de werkplek. Conform de landelijke richtlijnen m.b.t LIO als betaalde leerwerkplaats betekent dit voor onze voltijdstudenten een 0,5 aanstelling (met max. 13 lesuren). Voor deeltijdstudenten is het ook mogelijk een 0,8 LIO contract af te sluiten. In beide gevallen moet de student wel in staat zijn op de lesdagen (voltijd) dan wel lesdag (deeltijd) aanwezig te zijn in Wageningen.

2. Werkplekbegeleiding en beoordeling We vragen aan de werkplekbieder een begeleider voor de student aan te wijzen, de werkplekbegeleider. Dit kan de opdrachtgever zijn of een aangewezen persoon binnen de organisatie die voor de student als vraagbaak en coach dient. De werkplekbegeleider geeft feedback op werkhouding in de begeleidingsgesprekken maar dit kan ook schriftelijk zijn als (onderdeel van) beoordeling van het beroepsproduct. Wij vragen de student om aan het begin van de werkplekperiode de begeleidingsformulieren van de BS-en met de werkplekbieder door te spreken en hiervoor een planning te maken. Wat kan de werkplekbegeleider van de student verwachten: 1. De student informeert u goed en tijdig over doel, inhoud en organisatie van zijn/haar leerwerktraject en voorziet de werkplekbegeleider van het toetsplan. 2. De student stelt zich voortdurend actief op: stelt leeractiviteiten voor, stelt vragen, vraagt ondersteuning of advies, zorgt dat afspraken voor begeleidingsgesprekken worden gemaakt, enz. 3. De student geeft zijn/haar begeleiders (zowel op de school als op de opleiding) inzicht in de voortgang door middel van zijn/haar leerwerkovereenkomst, reflecties en andere documenten (zoals bijvoorbeeld de rubrics en het portfolio). 4. De student houdt zich goed aan gemaakte begeleidingsafspraken. Per beroepssituatie kan de precieze gang van zaken met betrekking tot het werkplekleren verschillen. Dat is dan ook de reden dat het werkplekbureau u geen document kan overhandigen wat het werkplekleren voor uw student precies inhoudt en wat zijn/haar specifieke doelen zijn. De student is verantwoordelijk om u van de juiste informatie te voorzien.

3. Organisatie van het onderwijs De opleiding is onderverdeeld in drie fasen: de propedeusefase, de hoofdfase en de afstudeerfase. Deze worden elk afgesloten met een fase-assessment. Daarin toont de student aan of hij/zij aan de bekwaamheden voldoet en aan de eisen die zijn vastgesteld voor de betreffende fase. Tijdens de gehele fase wordt de student begeleid door een studieloopbaanbegeleider vanuit Aeres Hogeschool Wageningen. Elk beroepsprofiel is beschreven in een aantal herkenbare beroepssituaties (BS-sen). De beroepssituaties zijn het centrale uitgangspunt binnen de opleiding. Elke beroepssituatie omvat een aantal competenties waarin de combinatie van theorie en praktijk een krachtige leeromgeving waarborgt. Aeres Hogeschool biedt 20 verschillende beroepssituaties aan. De beroepssituaties in de propedeusefase zijn verplicht, in de hoofd- en afstudeerfase ontstaat er keuzevrijheid. In een regulier voltijdtraject van vier studiejaren komen 16 beroepssituaties aan bod (zie tabel 1). Afhankelijk van vooropleiding en ervaring kan hiervan worden afgeweken. Tabel 1: Overzicht BS-en/bekwaamheden en beroepsrollen per fase Bekwaamheden Fasestructuur Propedeuse Hoofdfase Afstudeerfase Vakinhoudelijk Vakdidactisch Pedagogisch Beroepsdomein Ecologisch Rollen in WPL Rollen: Begeleider 1 Opleider / onderwijsgevende 1 Intermediair 1 Rollen: Begeleider 1 / 2 Opleider / onderwijsgevende 1/2 Adviseur 1 / 2 Beoordelaar 1 Ontwikkelaar 1 Rollen: Afstudeerprofiel Ontwikkelaar 2 Keuze rollen niveau 2 of niveau 2 + Werkplek periode wp1 wp2 wp3 wp4 wp5 wp6 wp7 Beroeps situatie BS1, 2, 7 BE1vak of C&A Duur BS3, 4, 5, 6, 8 BE2vak 1 jaar 1,5 jaar 1,5 jaar BS9, 10 en drie (keuze) BS-en + afstudeeropdracht Aeres Informatiedocument Werkplekleren 16 juli 2019

Werkplekperiode (Wp) Tabel 2: Omschrijving per werkplekperiode Omschrijving Bedrijf (B)/ Onderwijs (O) Wp1 Wp2 Wp3 Wp4 Wp5 Wp6 Wp7 Deze werkplekperiode staat in het teken van de groene sector die gekozen is door de student. De student leert het bedrijfsleven kennen, vaardigheden worden vergroot op het vakgebied door het uitvoeren van opdrachten. Uitgangspunten zijn vakervaring, vakkennis en vakvaardigheid in relatie tot kennisoverdracht. Beroepssituaties: 1, BE1vak Deze werkplekperiode is de eerste kennismaking met het lesgeven. Op deze onderwijs werkplek organiseert de student praktische lessen waarbij leerlingen hun vakkennis en vakvaardigheden vergroten. Het opbouwen van contacten en het samenwerken met bedrijven rond de school hoort daarbij. In deze werkplekperiode is de student ook bezig met het proces samenwerken. In een groep voert de student een opdracht uit voor het bedrijfsleven. Beroepssituaties: 2, 7 Als docent werkt de student met een begeleider op de achtergrond aan het organiseren van leren. Daarbij geeft de student theoretische lessen en maakt hij/zij gebruik van activerende werkvormen. Natuurlijk is de student ook bezig met de leerresultaten van de leerlingen en het bespreken daarvan. In deze werkplekperiode voert de student ook een natuurwetenschappelijk onderzoek uit samen met medestudenten. Werkplekperiodes 2 en 3 zijn gekoppeld. De student kan een jaar op dezelfde school werkplekleren en in dat zelfde jaar met medestudenten 2 projecten uitvoeren: gericht op samenwerken en onderzoeken. Beroepssituaties: 3, 6 Bedrijven zijn voortdurend in beweging, zoeken de actualiteit, volgen of zetten trends. Ondernemerschap staat dan ook centraal in deze periode. De student adviseert het bedrijf in hun ontwikkeling en bij hun innovaties. Hoe creëert de student draagvlak voor de ontwikkelingen en hoe bouwt hij/zij een netwerk op? Beroepssituaties: 8 BE2vak en evt. een keuze BS Deze werkplekperiode staat niet de activerende didactiek centraal en het overdragen van kennis maar verschuift de aandacht naar de rol van docent als begeleider van leerprocessen, groepsprocessen en individuele leerlingen. Beroepssituaties: 4, 5 De invulling van de werkplek is naar keuze van de student. Dit is de periode dat een student ook een minor volgt, intern bij Aeres Hogeschool, extern bij een andere hogeschool of universiteit, in binnen,- of buitenland. Het studieprogramma zoals een ieder dat moet volgen heb je in de voorgaande perioden gedaan. Kenmerken van de studieonderwerpen zijn: verdiepen en verbreden. Beroepssituaties: 9, drie keuze BS-en = Minor In de afstudeerfase kies je voor een verdieping van het profiel vmbo-docent, mbo-docent of kennismanager (Groene Sector). Tijdens deze periode werkt de student aan een afstudeeronderzoek en zijn/haar profilering. Beroepssituaties: 9, 10 en drie keuze BS-sen en afstudeeropdracht B O B O B B O??

Bijlage 1 Korte omschrijving van de beroepssituaties met toelichting werkplekleren De Basiseenheden Basiseenheid 1 Communicatie en Analyse Communiceren en analyseren zijn belangrijke basisvaardigheden voor mensen die werken in het onderwijs en andere (midden)kaderfuncties. In deze Basiseenheid wordt door aanbod van kennis, inzichten en een actieve training van vaardigheden, een brede basis gelegd voor het toekomstig functioneren van de student binnen de opleiding en later het beroep. Het gaat hier om de vakgebieden: Nederlands, Engels, wiskunde, scheikunde, natuurkunde, biologie en basis onderzoeks- en rapportagevaardigheden. In de basiseenheid Communicatie en Analyse heeft de student de gelegenheid deficiënties in deze kennis en vaardigheden weg te werken. De uitvoering van deze basiseenheid is niet gerelateerd aan werk- of stageplek en wordt afgerond met schriftelijke toetsen en/of opdrachten. Basiseenheid 1 VAK Een professional in een educatief beroep moet z n mannetje staan binnen het vakgebied waarin hij opereert. Het kunnen uitvoeren van praktische handelingen uit het vakgebied en het beheersen van de bijbehorende theoretische basiskennis is een must. Daarbij hoort ook een gedegen kennis van de levende en dode materialen die in het betreffende vakgebied gebruikt worden. Uitgangspunt van deze basiseenheid is het kunnen functioneren in het vakgebied op niveau 4. Als basis voor de inhoud wordt mede gebruik gemaakt van de competentiestandaarden beschreven in de kwalificatiedossiers van het MBO. Werkplekleren: het werkplekleren vindt plaats in een reële werksituatie bij een bedrijf in de sector. Concreet betekent dit dat de student op handelingsniveau praktisch bezig is en kennis en inzicht in de praktijk verwerft. Basiseenheid 2 VAK Een professional in een educatief beroep moet z n mannetje staan binnen het vakgebied waarin hij opereert. Werkvoorbereiding, werkplanning, calculatie en inzet van de juiste materialen zijn belangrijke aspecten van het werk van de professional. Operationeel bedrijfsmanagement staat dan ook centraal. Ondernemersvaardigheden worden in ieder bedrijf ingezet om de doelstellingen van het bedrijf te realiseren. Een goed geschreven ondernemingsplan verwoordt hoe mensen en middelen op operationeel niveau moeten worden ingezet, om de bedrijfsdoelstellingen te realiseren. Naast het operationeel bedrijfsmanagement vormt ook het contact met klanten, toeleveranciers en personeel een onderdeel van deze basiseenheid. Werkplekleren: het werkplekleren vindt plaats in een reële werksituatie bij een bedrijf in de sector. Concreet betekent dit dat de student op bedrijfsvoeringniveau bezig is en een ondernemingsplan voor een bestaande of nieuwe situatie uitwerkt en concrete operationele processen in beeld brengt met mogelijke verbeteringen.

De kerndelen Beroepssituatie 1: Situaties rond vakinhoudelijke deskundigheidsontwikkeling Binnen deze beroepssituatie staat het verwerven van nieuwe (vak)informatie, het doorgronden van sectorspecifieke informatie en het overdragen van deze informatie aan anderen centraal. Werken in een educatief beroep met (groene) kennisoverdracht vereist een gedegen vakkennis, vakvaardigheid en vakervaring, maar vooral ook een continue verbreding en verdieping daarvan, waardoor het mogelijk wordt om anderen op operationeel niveau aan te sturen. Het werkplekleren: In overleg met je vakinhoudelijke begeleider vanuit Aeres Hogeschool stelt de student een leerwerkovereenkomst op die richtinggevend is voor de activiteiten die gedurende de werkplekperiode worden uitgevoerd. Tijdens het eerste semester ontwikkelt de student groenvakinhoudelijke kennis en vaardigheden op de werkplek. Deze ontwikkeling wordt op 2 manieren aangetoond: 1. Student maakt een praktijkgerichte analyse van een vraagstuk op de werkvloer, doet hier (eenvoudig) onderzoek naar en komt met vakinhoudelijk onderbouwde conclusies. Dit onderzoek verantwoord je in een rapportage en mondelinge presentatie. Deze presentatie wordt beoordeeld aan het einde van semester 1; 2. Student ontwikkelt zich breed als professional in het bedrijf en de sector. Door allerhande activiteiten te ontplooien en ervaring op te doen in het bedrijf, ontwikkel men inzichten en competenties. Onderneemt gedurende de werkplekperiode activiteiten waardoor de student het bedrijf/de organisatie leert kennen op uitvoering, organisatie en kwaliteit. Student legt deze activiteiten vast in een logboek, dat opgenomen wordt in het portfolio. Hiermee wordt de professionele ontwikkeling aangetoond bij het propedeuse-assessment. Vanuit fasebegeleiding wordt het maken van het portfolio ondersteund. Beroepssituatie 2: Leersituaties met praktische instructie Een praktijkles met instructie is een leersituatie, waarin vakvaardigheden uit het groene vak worden aangeleerd op een gestructureerde, docentgestuurde manier. Om een praktijkles met instructie te kunnen voorbereiden en uitvoeren dient een docent kennis te hebben van de leeromgeving, de beroepspraktijk, vakkennis en de te gebruiken didactische modellen. Daarnaast moet hij in staat zijn een praktische leersituatie te organiseren waarin de leerling zijn vakkennis en vakvaardigheid vergroot. De docent creëert een pedagogisch klimaat waarbij in een veilige en ordelijke omgeving geleerd wordt. Het werkplekleren: De student gaat ervaring opdoen binnen een groene educatieve setting, bij VMBO/MBOscholen. De kwaliteit van de begeleiding hangt in belangrijke mate af van de student zelf, de student en werkplekbegeleider maken aan de hand van het toetsplan BS2 (aan te leveren door de student of op te vragen bij het werkplekbureau wpl.hogeschool.wageningen@aeres.nl) een leerwerkovereenkomst. Beroepssituatie 3: Leersituaties met een activerende didactiek Bij een leersituatie met activerende didactiek en samenwerkend leren (theorieles met werkvormen) kan de docent een volledig didactisch concept voorbereiden, vanuit gedeelde sturing, waar de activiteit van de leerling voorop staat. De leersituatie vindt plaats in een theoretisch (groen gerelateerd) vak. Met een groen gerelateerd vak wordt bedoeld een vakrichtingsvak en/of profiel groen. Bij de voorbereiding en uitvoering van een theorieles gebruikt de docent activerende (en samenwerkende) werkvormen om de leerling een uitdagende lesinhoud en leeromgeving te bieden. De docent geeft bij het

begin van de les aan wat het doel van de les is, geeft de geldende regels aan voor de les, de activiteit van de leerling, de manier waarop de leerling sturing krijgt en hoe het resultaat van de les/lessen (product cognitieve doelen) wordt geëvalueerd. Ook wordt het leerproces van de leerlingen geëvalueerd en wordt nagedacht over een transfer van het geleerde in een nieuwe situatie. Werkplekleren: De student gaat ervaring opdoen op een VMBO of MBO-school als docent. De kwaliteit van de begeleiding hangt in belangrijke mate af van de student zelf, de student en werkplekbegeleider maken aan de hand van het toetsplan BS3 (aan te leveren door de student of op te vragen bij het werkplekbureau wpl.hogeschool.wageningen@aeres.nl) een leerwerkovereenkomst. Beroepssituatie 4: Organiseren en begeleiden van leren in leergroepen De inzichten in leerprocessen en de rollen en taken van een docent veranderen. Van traditionele kennisoverdrager verschuift de rol van docent naar begeleider en coach. Naast het geven van een traditionele klassikale les bevindt de docent zich nu deels of soms zelfs compleet in werksituaties waarin hij te maken heeft met zelfstandig leren, werkplekleren, projectgestuurd onderwijs en natuurlijk leren. Dit vereist specifieke kennis en eigenschappen. Om leerlingen zelfstandig te laten leren dient een docent een leeromgeving te kunnen organiseren waarin dat kan plaatsvinden. Leerlingen dienen in die omgeving zelfstandig, op hun eigen niveau en werkwijze te kunnen werken en dienen daarbij het beoogde einddoel duidelijk voor ogen te hebben. De begeleidende docent zoekt de balans tussen loslaten en sturen, begeleidt leerlingen in hun leerproces en lost samen met de leerlingen eventuele (groeps)problemen op. Dit alles vergt van de docent een flexibele, open houding waarbij vooraf vastgestelde uitkomsten van het leerproces niet altijd aan de orde zijn. De nieuwe docent moet op vormen van nieuw leren kritisch kunnen reflecteren en daar verantwoorde keuzes in kunnen maken. Werkplekleren: Tijdens het werkplekleren werkt de kandidaat in een groene educatieve setting aan taken om de competenties te verwerven. Het beste is als deze op de werkplek toegesneden taken in overleg met de begeleider op de werkplek en door de student zelf worden ontwikkeld. Als dat niet lukt kan gebruik worden gemaakt van de hieronder weergegeven taken: Mijn rol als begeleider van een leergroep; Mijn rol als begeleider van persoonlijke ontwikkeling; Leren in buitenschoolse situaties; Leren van en met anderen; Onderzoek nieuwe leervormen. Beroepssituatie 5: Begeleidingssituaties van leerlingen Het begeleiden van leerlingen vindt plaats binnen twee hoofdgebieden: sociaal-emotionele begeleiding en keuzebegeleiding. Om sociaal-emotionele begeleiding te kunnen geven dient een docent onder andere kennis te hebben van de ontwikkeling die een adolescent doormaakt, gespreksvaardig te zijn en een vertrouwensband te kunnen opbouwen. Tegelijk moet hij duidelijke grenzen kunnen stellen en een professionele afstand kunnen bewaren. Daarnaast dient de docent model te staan daar waar het gaat over een open en respectvolle houding ten opzichte van culturele verschillen. Werkplekleren: De student kan ervaring opdoen binnen een groene educatieve setting: Praktijkonderwijs/VMBO/MBO. De student dient de mogelijkheid te hebben actief betrokken te zijn bij leerlingbegeleiding op sociaal-emotioneel gebied (evt. in een ondersteunende rol) zoals een coach/mentor in een onderwijssetting deze vorm geeft. Daarbij staan het ontwikkelen van de eigen gespreksvaardigheden en daarbij passende houding als sociaal-emotioneel begeleider voorop. Ook ervaringen in actieve begeleiding binnen een WSW-bedrijf, zorgboerderij, justitiële inrichting enz. kunnen dienen als mogelijke werkplekomgeving.

Beroepssituatie 6: Onderzoeksituaties in de groene sector Onderzoeken is een belangrijke vaardigheid voor mensen die werken in een groen educatief beroep. Onderzoeksvaardigheden kunnen bij uiteenlopende situaties worden ingezet om te komen tot een objectief en afgewogen oordeel en/of advies. Een groene onderwijsakte geeft bevoegdheid voor de aan het groen verwante vakken binnen het VMBO zoals biologie, natuurkunde en scheikunde. Daarom richten we ons binnen deze beroepssituatie op onderzoek in complexe vakrelevante situaties binnen de groene sector. De natuurwetenschappelijke basis van het vakgebied staat daarbij centraal. Het gaat hierbij om kennis en vaardigheden op het gebied van bijvoorbeeld fysiologie, celbiologie en gedrag. De professional in een educatief (groen) beroep is uiteraard in staat relevante (natuurwetenschappelijke) vakliteratuur daarbij te gebruiken en zijn onderzoeksresultaten te verwerken. Werkplekleren: In deze beroepssituatie staan het onderzoeksrapport en adviesrapport centraal. Het onderzoek en de rapportage daarvan wordt uitgevoerd in een reële beroepscontext: Binnen een bedrijf, organisatie of school waarbinnen zich een reële natuurwetenschappelijke probleemsituatie voordoet, of waar men zoekt naar verbetering van de bestaande situatie; Studenten kunnen ervoor kiezen om op basis van onderzoek en advies te werken aan een verbetering binnen hun vakrichting en pas later een opdrachtgever voor de advisering te zoeken; Deze opdracht wordt bij voorkeur in een groep uitgevoerd; Beroepssituatie 7: Situaties rond organiseren en samenwerken. Werken als kennismanager in een bedrijfsmatige of educatieve setting betekent werken binnen een steeds veranderende omgeving. Dit continue spel der veranderingen stelt hoge eisen aan de organisatietalenten en de wil tot samenwerken van de medewerkers. Het kunnen organiseren van werksituaties voor zichzelf en/of een team (al dan niet projectmatig) vereist betrokkenheid, motivatie, communicatieve vaardigheden en vaak een dosis creativiteit. Samenwerken betekent teamwerk: collega s die elkaars rol accepteren, gebruik maken van elkaars expertise, zich houden aan afspraken (arbeidsethiek) en elkaar ondersteunen en stimuleren zodat er een gemeenschappelijk gedragen product of dienst wordt opgeleverd op het met elkaar afgesproken moment. Werkplekleren: Samenwerking groene school en bedrijf: invulling sector oriëntatie in de regio; regioleren voor het mbo. Beroepssituatie 8: Situaties rond professionalisering in de groene vakrichting Een professional in de groene vakrichting moet in staat zijn om zijn verworven kennis en ervaring te delen en uit te wisselen met gelijkwaardige gesprekspartners binnen de sector. De leergierige professional is voortdurend op zoek naar nieuwe inzichten, trends en ontwikkelingen, maakt deze zich snel eigen, weet ze op hun waarde te schatten en weet ze waar nodig toe te passen. Deze beroepssituatie wordt uitgevoerd in de volgende verschillende studierichtingen: AK: Agrotechniek BK: Bloemsierkunst NC: Natuur en communicatie RG: Recreatie en gezelschapsdieren TA: Tuin- en Akkerbouw TL: Tuin en Landschap PA: Paardensector VH: Veehouderij VT: Voeding en communicatie Werkplekleren: De werkplek is een creatieve en innovatieve onderneming met een toekomstgerichte onderzoeksopdracht. De student gaat op de werkplek op een onderzoeksmatige wijze een bedrijfsprobleem

analyseren en oplossen met inzet van deskundigheid uit diverse netwerken. Het resultaat is een innovatief plan c/q product en een breed netwerkoverzicht. Beroepssituatie 9: Ontwikkelsituaties in het onderwijs of bedrijf Ontwikkelen is onlosmakelijk verbonden met het werken in een educatieve setting. Het ontwikkelen kan daarbij vele vormen aannemen: ontwikkelen van leermateriaal, ontwikkelen van de invoering van een onderwijsvernieuwing, maar ook het ontwikkelen van een vernieuwing binnen een bedrijf of bedrijfstak kan aan de orde zijn. Welk type ontwikkelsituatie je ook bekijkt, deze zullen vaak worden ondersteund door een 'leertraject' waarbij betrokkenen worden opgeleid. Daarbij is sprake van minimaal 2 doelgroepen: de 'lerenden' en hun begeleiders. Deelnemen aan of projectleider zijn van een ontwikkelproject vergt het vermogen om planmatig te werken. Om daarbij relevant en actueel te zijn dient de ontwikkelaar kennis te hebben van en te kunnen inspelen op zaken die op dat moment in het beroepsveld spelen. Uiteraard vergt het werken als ontwikkelaar een uitstekende schrijf- en uitdrukkingsvaardigheid afgestemd op de doelgroep. Creativiteit komt om de hoek kijken op het moment dat er ontwerpen worden gemaakt en naar oplossingen moet worden gezocht. Het moeilijkste deel van het ontwikkeltraject is wellicht het implementeren van het product en/of de verandering. Hier zal de ontwikkelaar gedurende het gehele ontwikkelproces zich van bewust en actief mee bezig moeten zijn. Werkplekleren: Voor het werkplekleren zoekt de student naar een reële ontwikkelopdracht in een educatieve setting. Geschikte opdrachtgevers zijn bijvoorbeeld een school, een bedrijf uit de groene sector, een educatieve dienst of een educatieve uitgeverij (bijvoorbeeld het Ontwikkelcentrum). Beroepssituatie 10: Situaties rond persoonlijk functioneren Werken als professioneel docent (of kennismanager) vereist eigenschappen als inzet en initiatief. De professional moet zicht hebben op zowel het micro-, meso- als macroniveau van zijn werkomgeving. Gebaseerd daarop moet hij zich continu blijven ontwikkelen op vak- en persoonlijk gebied en dient hij zo nodig zijn functioneren daarop aan te passen. Hij moet verantwoord kunnen omgaan met beroepsdilemma s, rekening houdend met morele waarden en gebaseerd op een breed mensbeeld. Communicatie met alle lagen van de werkorganisatie is standaard onderdeel van de professie, leiding geven en delegeren van werkzaamheden kunnen daar ook bij horen. Een brede inzetbaarheid, veranderingsbereidheid en het kunnen omgaan met eigen werkdruk zijn onontbeerlijk in de professionele uitoefening van het vak docent of kennismanager. Werkplekleren: De BS kan uitgevoerd binnen een werkplek bij een bedrijf of school, afhankelijk van de naastliggende gekozen beroepssituatie die de student al uitvoert binnen een organisatie. Binnen de organisatie zal de student werken aan de volgende zes competenties: * Pro- actief kunnen handelen (inzet, initiatief) * Communiceren met collega s en directies * Kunnen leiding geven en delegeren * Zichzelf kunnen ontwikkelen op persoonlijk en vakgebied * Het kunnen omgaan met werkdruk * Verantwoord kunnen omgaan met beroepsdilemma s Dit wordt verwerkt in drie bewijzen waarvan het visie document het kenmerkende bewijs is. 1. Keuzebiografie 2. 360 graden feedback 3. Visiedocument

De keuzedelen Beroepssituatie 11: Beoordelingssituaties Beoordelen en leren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De manier van beoordelen heeft invloed op het leergedrag van de kandidaat. Daarom is het van belang veel aandacht te besteden aan de inrichting van beoordelingssituaties en de manier van beoordelen. Beoordelen kan worden ingezet om te bepalen wat er nog geleerd moet worden en/of kan worden ingezet om de kandidaat te kwalificeren. Uitgangspunt is de gekozen visie op onderwijs. Om aan te kunnen sluiten op de gekozen visie is het noodzakelijk competenties te verwerven die je in staat stellen de juiste keuzes te maken ten aanzien van beoordelingsmethoden. Binnen het VMBO en het MBO neemt het authentiek beoordelen steeds meer een belangrijke plaats in. De beoordelaar kan een assessment/authentieke beoordeling ontwikkelen, afnemen en evalueren met relevante beoordelingsmethoden. Vervolgens moet de beoordelaar/assessor op basis van het eindresultaat en het proces een gefundeerd oordeel kunnen geven over de competenties van de kandidaat. Na het beoordelen worden zowel kandidaten als opdrachtgevers op de juiste wijze van feedback voorzien, zodat de kwaliteit van het leerproces van kandidaat en organisatie kunnen verbeteren. Werkplekleren: Tijdens het werkplekleren werkt de student in een educatieve setting aan taken om de competenties te verwerven. De werkplek kan een groen VMBO of groen MBO zijn waar authentiek getoetst wordt. Binnen het bedrijfsleven is het mogelijk te functioneren in een educatieve setting zoals bij een onderwijsadviesbureau, opleidingsbureau of interne opleidingsafdeling. Beroepssituatie 12: Leersituaties m.b.t. passend onderwijs Werken als docent in het voortgezet (speciaal)- en beroepsonderwijs betekent werken met leerlingen met diverse onderwijsbehoeften. Dit stelt eisen aan docentvaardigheden, zoals planmatig werken en het bewust didactisch en pedagogisch handelen. Tegemoet komen aan specifieke onderwijsbehoeftes van leerlingen, o.a. door preventief handelen, staat in deze beroepssituatie centraal. Daarbij is ook het vermogen om te kunnen omgaan met emotionele- en conflictsituaties èn het vermogen om daarbij je eigen gedrag te relativeren van belang. De docent stelt een groepsplan, of indien nodig, een individueel handelingsplan op. Tevens raadpleegt en/of adviseert de docent zijn collega s. Werkplekleren: De student gaat de zorgstructuur in kaart brengen en analyseren. De student gaat zich verdiepen in specifieke onderwijsbehoeftes van leerlingen, gaat hier een plan voor opzetten en uitvoeren. Van de uitvoering worden video-opnames gemaakt en geanalyseerd. Ook gaat de student in samenspraak met de werkplek een product ontwikkelen ten behoeve van de leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte aldaar. Beroepssituatie 13: Opleidingssituaties in bedrijven en organisaties De term een leven lang leren is inmiddels gemeengoed geworden in onze maatschappij. Mensen worden binnen of buiten hun werkomgeving continue bijgeschoold of omgeschoold. Het verzorgen, ontwikkelen en vermarkten van deze opleidingen of cursussen gebeurt vaak door commerciële opleidingsorganisaties, maar ook door interne afdelingen (HRD-afdeling of als onderdeel van Personeelszaken) in middelgrote en grote organisaties. Werken als bedrijfsopleider betekent vooral rekening houden met de opleidingsvraag van bedrijf of individu. Tevens kan het vergroten van het leervermogen van de organisatie onderdeel zijn van de taak, met als doel het snel integreren van nieuwe kennis. Daarnaast is het steeds weer ontwikkelen, actualiseren en optimaliseren van cursussen noodzakelijk om klanten zowel commercieel als inhoudelijk een aantrekkelijk aanbod te kunnen doen. Werkplekleren: Tijdens het werkplekleren werkt de kandidaat in een commerciële educatieve setting aan taken om de competenties te verwerven. Het beste is als deze op de werkplek toegesneden taken in overleg met de begeleider op de werkplek en door de student zelf worden ontwikkeld.

Als dat niet lukt kan gebruik worden gemaakt van de hieronder weergegeven taken: De rol van verkoper van opleidingen De rol als intaker De rol van ontwikkelaar De rol van bedrijfsopleider / trainer De rol van inkoper van opleidingen De rol van adviseur van het management De rol van begeleider van leerprocessen in organisaties De rol van relatiebeheerder De rol als professional Beroepssituatie 14: Marketing- en communicatiesituaties in de groene sector Zowel opleidingsinstituten als commerciële bedrijven werken tegenwoordig sterk klantgericht. Met deze beroepssituatie richten we ons op het werken in functies met een sterk communicatief karakter: voorlichting, public relations of marketing binnen de groene sector. Het (her)kennen van de publieksgroep en het daarvoor specifiek ontwikkelen van teksten of informatie is daarbij essentieel. Daarnaast moet een professionele voorlichter, inkoper of verkoper uiteraard ook een communicatieplan en marketingplan kunnen samenstellen. Het kunnen opbouwen en onderhouden van relaties en een netwerk zijn hierbij onmisbare eigenschappen. Werkplekleren: Tijdens het werkplekleren werkt de kandidaat in een groene communicatieve en marketinggerichte setting aan taken om de competenties te verwerven. Het heeft sterk de voorkeur dat de uit te voeren taken door de student in overleg met de begeleider op de werkplek, na overleg met de Aeres Hogeschool-begeleider, worden vastgesteld en ontwikkeld. Mogelijke werkplekken: NME centra, staatsbosbeheer, dierenparken, primaire productie met een omvang van minimaal 1 miljoen euro, tuincentra, brancheorganisaties, fabrikanten met minimumomvang, importeurs met eigen klantenkring. Deze beroepssituatie kan in een onderwijssetting uitgevoerd worden. Mogelijke taken en rollen: Marktonderzoek naar afzetmogelijkheden van het te vermarkten product Onderzoek naar prijsbeleid en prijsvorming Doelgroepenonderzoek Opstellen communicatieplan Opstellen marketingplan Organiseren van: beurs, congres of tentoonstelling Beroepssituatie 15: Bestuurlijke- en beleidssituaties in de groene sector In deze beroepssituatie staat het vertalen van beleid in praktisch uitvoerbare plannen centraal. De professional die werkt in een rol als beleidsmedewerker of consultant binnen de groene sector is betrokken bij het ontwikkelen van beleidsadviezen. Daarbij dient hij rekening te houden met onder andere geldende regelgeving, maar met name ook met de uitvoerbaarheid. Beleid dient daarbij vertaald te worden naar concrete activiteiten in uitvoeringsplannen. Daarnaast is hij in staat te communiceren over de beleidsvoornemens met betrokken doelgroepen en kan hij veranderingsprocessen begeleiden, zodat vooraf gestelde doelen kunnen worden bereikt. Werkplekken: Lokale en regionale overheden, provinciale landschappen, natuur- en milieuorganisaties, Staatsbosbeheer, Dienst Landelijk Gebied (min. LNV), internationale ontwikkelingsorganisaties, NGO s. Rol student: Assistent beleidsmedewerker.

Taken: Assisteren bij opstellen beleidsplan Opstellen activiteitenplan Schrijven projectplan Draagvlak creëren bij doelgroepen Beroepssituatie 16: Kwaliteit en logistieke situaties in de groene sector De groene sector werkt overwegend met verse en/of levende producten. Kwaliteitsbeheersing maar ook logistieke zaken zoals doorlooptijd, opslag en transport zijn daarbij van groot belang. Werken binnen dat deel van de sector vereist een uitstekende kennis van logistieke processen en kwaliteitsbeheer. Het opstellen van plannen daarvoor moet immers leiden tot het behalen van de commerciële doelstellingen van een bedrijf. Veranderingen in logistiek of kwaliteit vinden zelden alleen op één plek plaats. Daarom maakt ook het inzicht in ketenbeheersing en het aansturen van veranderingsprocessen binnen die keten onderdeel uit van deze beroepssituatie. Werkplekleren: Tijdens het werkplekleren werkt de kandidaat in een groene setting gericht aan taken om de competenties te kunnen verwerven. Mogelijke werkplekken: Primaire productie: Een groep samenwerkende ondernemers die streek-eigen producten verkoopt (Opperdoes, duinboeren, flevosap enz.) Derde tak bij een primair bedrijf (zwembad, camping, zorgboerderij). Een bedrijf moet om een geschikte werkplek te kunnen zijn een omzet realiseren van minstens 1.000.000 euro per jaar. Productie van niche producten Secundaire productie: Dierenpark Toeleverende en verwerkende bedrijven Importeurs en exporteurs (met fysieke goederenhandling) Tuincentra Dierenspeciaalzaak Adviesbureau Mogelijke werkplektaken en -rollen: Adviseren omtrent kwaliteitsmanagement en logistiek Onderzoek naar verticale samenwerkingsmogelijkheden Adviseren omtrent productie in ketenverband Organiseren van een congres, beurs of tentoonstelling gericht op ketenproductie, kwaliteit en/of logistiek Beroepssituatie 17: Managementsituaties in de groene sector De taken van een (assistent)manager in de groene sector bestaan voor een deel uit leidinggeven en voor een deel uit inhoudelijk (technisch) management. Binnen deze beroepssituatie richten wij ons op het laatste. De professionele (assistent)manager is in staat een bedrijf te analyseren, om vervolgens keuzes te kunnen maken rekening houdend met technische ontwikkelingen en economische, maatschappelijke en ecologische aspecten van de onderneming. De balans vinden tussen bedrijfsaspecten enerzijds en maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds, kortom duurzaam ondernemen, staat daarbij centraal.

Werkplekleren: Een optimalisatie kan via een specifieke opdracht uitgevoerd worden, maar kan ook het gevolg zijn van de bedrijfsanalyse. Bedoeling is dat er een win-win situatie ontstaat. Aan de ene kant biedt de werkplek de student een oefenplek, voorziet de student van informatie en overlegt met de student. Aan de andere kant levert de student het bedrijf een waardevol advies. Criteria werkplek BS 17 kan worden uitgevoerd op een bedrijf (profit/non-profit) met een relatie tot de studierichting van de student. Het bedrijf moet een bepaalde omvang hebben. Onderwijsinstellingen: BS17 kan eventueel ook uitgevoerd worden op een onderwijsinstelling mits de taken en rollen van de student een duidelijke link hebben met het managen van bedrijven in de groene sector. Criteria: er moet een duidelijk ondernemerselement zijn (ook bij non-profit bedrijven); er moet een link zijn met de sector van de studierichting; om een complete analyse mogelijk te maken stelt de werkplek bedrijfsgegevens ter beschikking. Het verdient aanbeveling ook over financiële bedrijfsgegevens te beschikken. Er worden eventueel afspraken gemaakt over vertrouwelijkheid; de werkplek moet een voldoende complex niveau hebben, bijvoorbeeld doordat er een gezinsinkomen verdiend wordt of doordat er meerdere medewerkers werkzaam zijn. Beroepssituatie 18: Werkbegeleidende situaties in de groene sector Als werkbegeleider werkend in de groene zorgsector (bijvoorbeeld zorgboerderij of Werkbedrijf) werk je met mensen met fysieke, verstandelijke en/of psychische beperkingen. Rekening houden met beperkingen en tegelijk mogelijkheden zien voor passende (werk)activiteiten is de kern van deze beroepssituatie. Werken als leidinggevende in het spanningsveld tussen verlenen van zorg enerzijds en de bedrijfsbelangen anderzijds hoort daar ook bij. De professionele werkbegeleider zet daarvoor methodisch handelen in en is gericht op de ontwikkeling en het welbevinden van zijn medewerkers of cliënten. Werkplekleren: Situatie Bedrijf Het opdoen van ervaring in een beroepsbegeleidende situatie met de combinatie van zorg en groen (WSW-bedrijf, re-integratiebedrijf, zorgboerderij) Het draait hierbij om de volgende rollen: Dagelijkse begeleider van de zorgdragers (Aankomend) trajectbegeleider / casemanager (Aankomend) planner van dagelijkse organisatie (operationele beslissingen) Meedenker in de strategische planning van het bedrijf / instelling (tactische beslissingen) Ontwikkelaar van nieuwe groen activiteiten Situatie VMBO en funderend beroepsonderwijs Begeleidende rol en casemanagement van zorgvragers (leerlingen) met een indicatie (geen reguliere leerlingen). Het bezig zijn met deze zorgvragers op het overgangsgebied van school naar passend werk. Daarnaast het verkennen van bedrijven (WSW-bedrijf, re-integratiebedrijf, zorgboerderij) en het maken van een simulatie bedrijfsopzet in dezelfde context en met dezelfde complexiteit als het werkplekleren in een bedrijfssituatie.

Beroepssituatie 19: Ontwerp- en vormgevingssituaties Binnen de groene sector kan het ontwerpen en vormgeven van een leefomgeving, werkomgeving of leeromgeving onderdeel van het werk zijn. In deze beroepssituatie staat het esthetisch of methodischtechnisch vormgeven van ruimten, objecten of instrumenten in een groene setting centraal. Te denken valt aan functies waarin ontwerpen van (plantaardige) versiering, landschapsinrichting, houderijsystemen of technische systemen aan de orde zijn. Ook het ontwikkelen van educatieve omgevingen of objecten (tentoonstellingen, kinderboerderij, enz.) kan onderdeel uitmaken van deze beroepssituatie. Deze beroepssituatie kent twee uitvoeringsvormen. Esthetisch ontwerpen richt zich op het ontwerpen van grote objecten en installaties, aankleding van gebouwen het inrichten van landschappen en het ontwerpen van tuinen. Het creatieve proces, de ideeontwikkeling, de techniek en de vormgevingsanalyse staan centraal in de benadering. Methodisch ontwerpen richt zich op het functioneel ontwerpen van buitenruimtes, objecten, werktuigen en instrumenten. Het methodisch beschouwen, analyseren en onderbouwen van functies, technieken, eisen en wensen, omgeving en gebruiker(s) staan centraal in de benadering. Werkplekleren: de kandidaat doet ervaring op in de rol van creatief ontwerper/vormgever van ruimtes en/of objecten. Hij/zij zoekt naar een reële ontwerpopdracht binnen het bedrijfsleven of educatieve omgeving. Voorbeelden: Ontwerpen van een object of ruimte binnen een onderwijsorganisatie of educatieve omgeving. Een (oefen)werkplek binnen een ontwerpafdeling als lid van een multidisciplinair team. Ontwerpprojecten binnen het (groene) bedrijfsleven in een team met een bekwame werkplekbegeleider. Beroepssituatie 20: Situaties met loopbaanleren en LOB Traditioneel is Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) gericht op het begeleiden van de leerling bij de keuze van een sector/profiel, keuzedelen en vervolgopleiding. Vanwege allerlei ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt, zoals robotisering, verduurzaming en flexibilisering, is LOB inmiddels veel meer geworden dan dat. LOB is het begeleiden van leerlingen naar een flexibele loopbaan gedurende hun leven. Leven in de huidige kennismaatschappij betekent immers een leven lang leren waarbij je zélf verantwoordelijkheid voor je loopbaan neemt. Dan is het wel belangrijk dat je weet wat je wilt, wat je kunt, hoe je dat kunt bereiken en wie je daarbij kan helpen. Centraal staat dan ook het ontwikkelen van loopbaancompetenties van de leerling om sturing te leren geven aan de eigen loopbaan. Werkplekleren: De student oriënteert zich op de wijze waarop LOB vorm en inhoud heeft gekregen op de school. Vervolgens voert de student een beknopt onderzoek uit gericht op de analyse van de kwaliteit van LOB op de (leer)werkplek. Op basis van het onderzoek doet de student praktische aanbevelingen. Daarnaast leert de student loopbaangesprekken te voeren. De student levert uiteindelijk twee gesprekken in waarover hij tevreden is, waaronder een driehoeksgesprek. De student levert audio-opnames in van beide gesprekken en vraagt feedback op deze gesprekken aan de werkplekbegeleider. Als schoolopdracht ontwikkelt de student een LOB-instrument waarmee de samenwerking met ouders of externe instanties wordt versterkt. De praktijk leert dat studenten het liefst een LOB-instrument inleveren dat bruikbaar is op hun (leer)werkplek.

BSOP: De onderzoekende professional Van een afgestudeerde HBO-professional wordt verwacht dat hij/zij beschikt over de bekwaamheid onderzoekend vermogen (HBO-raad, 2009). Onderzoekend vermogen bestaat uit een onderzoekende houding, kennis uit onderzoek van anderen toepassen en zelf onderzoek doen. In onze moderne samenleving is het cruciaal dat hbo-bachelors over een onderzoekend vermogen beschikken dat leidt tot reflectie, tot evidence-based practice en tot innovatie. In de onderzoekende professional leert de student onderzoek te doen als onderdeel van het afstuderen. Daarmee geeft het de student de kans om onderbouwd uitspraken te doen over dat wat werkt in zijn of haar context en waarom dat zo is. Daarnaast geeft het de student de kans om de praktijk van de werkplek te verbeteren op basis van evidence based practice (aan de slag met dat wat wérkt). De student kan al dan niet samen met collega s gaan experimenteren, het geeft een middel in handen om blijvend te leren, het ontwikkelt het kritisch vermogen en maakt de afgestudeerde een professionele sparringpartner voor collega s. Het onderzoek wordt uitgevoerd in de context van een authentieke opdracht als onderdeel van het afstuderen. Het onderzoek is een praktijkgericht onderzoek, een onderzoek uit de praktijk dat bijdraagt aan die praktijk (Andriessen, 2014). Werkplekleren: De invulling van de afstudeeropdracht en de gekozen beroepssituatie moeten logischerwijs met elkaar samenhangen en de opdracht is relevant voor de werkplek. Daarnaast moet de afstudeeropdracht voldoende complexiteit hebben en een onderzoekscomponent bevatten. BSIC: Intercultural Communication in an International Context We live in a time of increasing globalization, migration and urbanization, which leads to a society characterized by growing diversity in a social and professional context. These developments may offer opportunities and dynamic development, they may also lead to anxiety, misunderstandings and xenophobia. How to handle these aspects of modern living and employ them to identify opportunities without being blind for threats? To function successfully in transcultural situations in a national, multicultural or international context, awareness of one s own cultural background and intercultural attitudes is important. This awareness will be raised by the use of the FORCE-IT62 scan. The awareness is a first step in achievement of the crosscultural competences as described in the European INCA framework. Competences enable people to apply knowledge, attitudes and skills in the professional situation. Crosscultural competences enable people to perform professional tasks successfully in a transcultural context. In this Professional Situation (BS) or minor the student learns to take a proactive and self-reflective role and develop professional relationships in a foreign and/or multicultural context, in their professional career at home and abroad.

Bijlage 2: Niveau van het werkplekleren Bij elke rol en in elke context is het mogelijk om aan te geven in hoeverre de uitoefening van werkzaamheden op hbo-niveau ligt. Dit is per werkplekopdracht verschillend. Om een indicatie te geven over het niveau van de roluitoefening, gebruiken we de volgende vier termen: verantwoordelijkheid reikwijdte complexiteit transfer In het figuur op de volgende pagina zijn de niveaus voor deze aspecten verder uitgewerkt. Het is belangrijk dat de student per rol een ontwikkeling doormaakt van het niveau beginnend bekwaam naar het hbo-startniveau. Voor studenten in de propedeusefase betekent het dat het werkplekleren minstens een beroep doet op uitoefening van rollen op het eerste niveau, in de hoofdfase ontwikkelt de student het werken en denken op het tweede niveau en in een afstudeerproject laat de student overtuigend zien dat hij/zij op het tweede niveau kan acteren. De vier aspecten zijn gebruikt voor de bepaling van de gedragsindicatoren per competentie, waarop de student in het fase-assessment wordt beoordeeld. Tevens gebruiken we de aspecten om werkplekken en werkplekopdrachten in te schatten naar niveau. Soms is een werkplekopdracht te complex voor een propedeusestudent, maar heel geschikt voor een afstudeerder.

Vier aspecten aan de roluitvoering Beginnend bekwaam Dit niveau is minimaal bereikt aan het eind van de propedeusefase. Werkend op hbo-startniveau Dit niveau is bereikt in de hoofdfase en wordt verder uitgediept en/of verbreed in de afstudeerfase Verantwoordelijkheid De mate waarin je verantwoordelijkheid draagt voor deelnemers, medewerkers, leerprocessen, bedrijfsprocessen, de organisatie. Je draagt deelverantwoordelijkheid en voert afgesproken werkzaamheden naar verwachting uit. Je bent verantwoordelijk op operationeel niveau. Je werkt onder supervisie van anderen en verantwoord jouw werkzaamheden aan je opdrachtgever. Je draagt eindverantwoordelijkheid voor afgebakende processen of producten. Je schakelt van operationele verantwoordelijkheid naar beleidsmatige kaders en v.v. Je verantwoord je werkzaamheden aan je opdrachtgever. Je maakt keuzen op grond van goed onderbouwde afweging bij een moreel vraagstuk of dilemma. Reikwijdte De mate waarin je bewust bent van de keten waarin werkzaamheden plaatsvinden en verbinding hebt met partijen en personen in deze keten. Je bent met name gericht op uitvoering van de eigen taken en rol. Je werkt samen met anderen en vooral op initiatief van anderen. Je hebt zicht op (mogelijke) effecten van je eigen handelen en dat van anderen. Je ziet de context waarin je eigen taak /rol wordt uitgeoefend. Je neemt initiatieven om samenwerking aan te gaan en uit te bouwen. Je bent in staat buiten de bekende kaders te denken en te handelen. Complexiteit De mate waarin je overweg kunt met complexe situaties en taken. Je kunt kennis t.b.v. uitvoering van je taak toepassen en verwerken. Je kunt een eenduidige situatie analyseren en de analyse gebruiken voor het bepalen van je taak. Je combineert feiten, principes en methoden bij het uitvoeren van taken. Je analyseert complexe situaties en weet daarin je eigen positie en betekenis te bepalen. Je kunt nieuwe kennis vormen door te reflecteren op de uitoefening van eigen werkzaamheden. Transfer De mate waarin de student kennis kan toepassen in nieuwe of gewijzigde situaties. Je kunt ervaringskennis benoemen en aanwenden voor een taak op aanpalend gebied. Je kunt aan leken in het vakgebied de basiselementen van je rol vertellen. Je kunt bijdragen aan veranderingstrajecten. Je kunt ervaringskennis verbinden aan theoretische kennis. Je kunt verworven kennis toepassen t.b.v. een ander vraagstuk op een ander gebied. Je kunt veranderingen initiëren en ondersteunen.

Copyright 2016, Stichting Aeres Groep. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Aeres. Postbus 80, 6700 AB Wageningen Mansholtlaan 18, Wageningen 088 020 6700 aereshogeschool.nl/wageningen info.hogeschool.wageningen@aeres.nl