Samenvatting Engels Boek 3 grammatica Samenvatting door een scholier 1529 woorden 22 juni 2008 5,1 66 keer beoordeeld Vak Methode Engels Stepping stones H1 Lijdend voorwerp + hele werkwoord Na: to let gebruik je een lijdend voorwerp gevolgd door een heel werkwoord to make zonder to. to watch to hear Als de handeling nog een tijdje doorgaat/doorging kan je bij to hear, to see see, feel, ook een heel werkwoord +-ing gebruiken. to feel Na: would like gebruik je een lijdend voorwerp gevolgd door een heel werkwoord would love met to. to want to ask to tell to order Some, any, no en samenstellingen Bevestigende zinnen: some, someone, somebody, something, somewhere Vragende en ontkennende zinnen: any, anyone, anybody, anything, anywhere Zin met: betekenis: Andere optie: Not any geen no Not anyone niemand no one Not anybody niemand nobody Not anything niets nothing Not anywhere nergens nowhere Je gebruikt some, someone, somebody, something, somewhere als: -je bijna zeker weet dat het antwoord ja is. -je iemand iets aanbiedt. -je om iets vraagt. Every, any en samenstellingen Zin met: betekenis Any ieder/elke (maakt niet uit welke) https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-boek-3-grammatica Pagina 1 van 7
Anybody iemand (maakt niet uit wie) Anything alles (wat dan ook) Every elke/iedere Everybody iedereen (allemaal, zonder uitzondering) Everything alles (re bleef niets over) Every = alles/elke Any = niet meer dan één Voorzetsels in vraagzinnen In vraagzinnen met what, which en who staan de voorzetsels steeds achter de werkwoorden waar ze bijhoren. Past simple en present perfect Past simple: Vorm: werkwoord +-ed (onregelmatig) Gebruik: begon in het verleden, is nu afgelopen Woorden: this morning, yesterdag, a week ago, last month, in 1999 Present perfect: Vorm: have/has + voltooid deelwoord (werkwoord +-ed) Gebruik: begon in het verleden, is nog steeds bezig of je merkt daar nu het resultaat van. Woorden: since, for, always, ever, never, how long? H2 Present simple en present continuous Present simple: Vorm: werkwoord en bij he/she/it +-s Gebruik: feit, gewoonte of iets dat regelmatig gebeurt. Woorden: x Present continuous: Vorm: vorm van to be + werkwoord +-ing Gebruik: nu aan de gang, nu aan het doen of en irritatie. Woorden: always Like en as Woord betekenis gebruik Like net zoals hoe iemand eruit ziet. hoe iemand iets doet. As als wat iemands beroep is. waar dingen voor worden gebruikt Little en few Woord betekenis gebruik Little weinig woorden in het enkelvoud niet telbaar A little een beetje woorden in het enkelvoud niet telbaar Few weinig woorden in het meervoud wel telbaar A few een paar woorden in het meervoud wel telbaar Aangeplakte vragen https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-boek-3-grammatica Pagina 2 van 7
Bij een bevestigende zin is de aangeplakte vraag ontkennend. Bij een ontkennende zin is de aangeplakte vraag bevestigend. Als er in de zin een vorm van een hulpwerkwoord (to be, can, will, would, must, have) in staat, herhaal je die vorm (wel ontkennend of bevestigend gemaakt) Als er in de zin geen vorm van een hulpwerkwoord in staat, gebruik je een vorm van to do (do, don t, does, doesn t, did, didn t) en herhaal je het werkwoord Daarna herhaal je het onderwerp. H3 Should en shouldn t Should: Gebruik: om aan te geven dat iets eigenlijk zou moeten. Vaak als advies. Shouldn t: Gebruik: als je iemand iets wil afraden. Na should en shouldn t, altijd een heel werkwoord zonder to. Should have, could have en shouldn t have Should have: Gebruik: om te zeggen dat iets had moeten gebeuren, maar niet is gebeurd. Shouldn t have: Gebruik: om te zeggen dat iets niet had moeten gebeurden, maar helaas wel gebeurd is. Could have: Gebruik: om te zeggen dat iets had kunnen gebeuren, maar niet is gebeurd. Na should have, shouldn t have en could have gebruik je altijd een voltooid deelwoord (werkwoord +-ed) H4 The passive Tijd ww + + Ott = am/is/are voltooid deelwoord Ovt = was/were voltooid deelwoord Vtt = has/have been voltooid deelwoord Vvt = had been voltooid deelwoord Hww = am/is/are/was/were being voltooid deelwoord Hww = hww be voltooid deelwoord 1) Zet het lijdendvoorwerp vooraan 2) Kijk in welke tijd de zin staat 3) Kijk in het schema welke werkwoordsvormen je dan nodig heb 4) Vul de rest van de zin aan met je onderwerp en eventuele bijwoorden What en which What: Betekenis: wat of welke, soms hoe (als het met look like wordt gebruikt) of waar (als het een vraag is die met een voorzetsel eindigt) Gebruik: bij personen of dingen in het algemeen. Which: Betekenis: welke https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-boek-3-grammatica Pagina 3 van 7
Gebruik: keuze uit een beperkt aantal personen of dingen. Past perfect Vorm: had + voltooid deelwoord (werkwoord +-ed) Gebruik: iets is langer geleden gebeurd als iets anders of als je aangeeft wat iemand anders heeft gezegd (indirecte reden/citaat) Woorden: after, before, as soon as, when H5 Voegwoorden Gebruik: van twee zinnen maak je één zin Reden: because, as, for, since Gevolg: so that, so, that s why Keuze: or, neither nor, either or Tegenstelling: but, though, although -s en of -s Gebruik: wanneer je wilt zeggen dat iets van een persoon of die is (bezit), bij tijdsuitdrukkingen en als je een winkel, huis, product, bedrijf van iemand bedoelt. Je gebruikt alleen als een woord in het meervoud al op een s eindigt. of Gebruik: bij dingen die ergens bij horen of als er een erg lange beschrijving bij personen staat. Gerund Vorm: werkwoord +-ing Gebruik: als onderwerp, na voorzetsels, na werkwoorden als: like, love, hate, mind, start, stop en go on, na bepaalde uitdrukkingen als: it s no good, it s no use en can t help. H6 Not neither, so either, neither en nor Not... either: Betekenis: ook niet So...: Betekenis: ook Gebruik: korte reactie of toevoeging Vorm: so + herhaling hulpwerkwoord, geen hulpwerkwoord: to do Neither/nor: Betekenis: ook niet Gebruik: korte reactie of toevoeging Vorm: neither/nor + herhaling hulpwerkwoord, geen hulpwerkwoord: to do Laten Woord: Vertaling: Laten vallen drop Laten zien show Toestaan let allow https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-boek-3-grammatica Pagina 4 van 7
Iemand iets laten doen have (dwang) make Iemand iets laten doen had + voltooid deelwoord (geen dwang) Engels meervoud, Nederlands enkelvoud Sommige woorden zijn in het Nederlands in het enkelvoud, die in het Engels meervoud zijn: Jeans, shorts, trousers, panties, pants, pyjamas, binoculars, glasses, spectacles, goggles, pliers, scissors, police, people, cattle, club en government zijn altijd meervoud (het werkwoord moet dus ook in het meervoud als het onderwerp is). Na a of een telwoord gebruik je bij de bovenstaande woorden pair(s). Als het gaat om meer dan één persoon of ding wordt in het Engels altijd meervoud gebruikt. Vb. His two sons are farmers. Can, could en be able to Woord: Betekenis: Can I? mag ik? Can you? Kan je? Zou kunnen could Zou kunnen may Zou kunnen might In staat zijn (tegenwoordige tijd) can In staat zijn (tegenwoordige tijd) be (am, are, is) able to In staat zijn (verleden tijd) could In staat zijn (verleden tijd) be (was/were) able to In staat zijn (andere tijden) be able to Kan gebeuren, is could have niet gebeurd Na could, can, to be able to gebruik je een heel werkwoord zonder to. Na could have gebruik je het voltooid deelwoord. H7 If en when Woord: Betekenis When toen wanneer als (als het zeker is) If als (als het niet zeker is) indien gesteld dat Vergrotende en overtreffende trap Gewoon: small Vergrotend: +-er smaller Overtreffend +-est smallest https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-boek-3-grammatica Pagina 5 van 7
Onregelmatig: Funny funnier flunniest Gentle gentler gentlest Narrow narrower narrowest Clever cleverer cleverest Good better best Bad worse worst Meer dan twee lettergrepen: X more most Self, selves en each other Myself Yourself Himself Herself Itself Ourselves Yourselves Themselves Betekenis: zich, zelf, zichzelf Gebruik: benadrukken (staat het direct achter de persoon), bij sommige werkwoord, niet bij: to shave, move en remember. Elkaar: enkelvoud: each other Meervoud: one other Moeten en kunnen Als de spreker vind dat iets moet: must Iemand anders vind dat iets moet: have/has to Als bepaalde omstandigheden iets nodig maakt: have/has to Iets hoeft niet: (niet nodig) needn t (niet verplicht) Don t/doesn t have to Iets mag niet: mustn t Iets zou eigenlijk moeten/advies: should Iemand iets afraden: shouldn t Iets had moeten gebeurden, maar is niet gebeurd: should have Iets had niet moeten gebeuren, maar is wel geb.: shouldn t have Must kan alleen bij de present simple (o.t.t.) Andere tijden: have/has to Na must(n t), (don t) have to, need(n t) en should(n t) gebruik je altijd het hele werkwoord zonder to. Na should(n t) have gebruik je het voltooid deelwoord (ww +-ed) H8 The In het Engels gebruik je soms geen the: Bij jaargetijden He likes winter https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-boek-3-grammatica Pagina 6 van 7
Bij maaltijden Dinner is ready Bij most Most people believe him Bij functies van openbare gebouwen I was in hospital Bij namen van straten, pleinen, gebouwen, He live in Market Lane parken en bruggen Go to Victoria Station Soms moet je het wel gebruiken: Bij één bepaalde dag, maaltijd, week, zomer, winter, school. The summer of 1993 The last week of May One en ones One = enkelvoud Ones = meervoud Gebruik: na een bijvoeglijk naamwoord, om herhaling van het zelfstandig naamwoord te vermijden. Je gebruikt geen one/ones na: Een overtreffende trap Na een getal Bij bezit Te be used to en used to Used to: Gebruik: om te vertellen over vroeger, wat nu niet meer zo is. Vooral bij gewoontes. Vorm: used to + heel werkwoord To be used to: Gebruik: om te vertellen dat iemand ergens aan gewend is. Vorm: to be used to + gerund Woordvolgorde Onderwerp werkwoorden lijdendvoorwerp plaatsbepaling tijdsbepaling In vragen komt de pv. voor het onderwerp te staan. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-engels-boek-3-grammatica Pagina 7 van 7