Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als leefomgeving

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 - Nederland als leefomgeving

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als Leefomgeving

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als leefomgeving 01 - "Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in NL"

Samenvatting Aardrijkskunde Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in Nederland

8.5. Boekverslag door M woorden 19 juli keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Je hebt een bepaald aantal factoren die de kwaliteit van een woonomgeving bepalen:

uiterwaard + uiterwaardvergraving + retentie : winterdijk - Zomerdijk = + + : - =

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

2 rivieren: natuurlijke systeem

AK samenvatting H4. Het stroomstelsel is de hoofdrivier met alle zijtakken, het bestaat uit drie delen:

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4, Nederland Wateroverlast

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4: Rivieren en Kust

Help! Het water komt!

5,9. Samenvatting door een scholier 1458 woorden 18 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Overstromingen en wateroverlast

Samenvatting Aardrijkskunde H1 en 2 Nederland verandert

5,3. Samenvatting door een scholier 4373 woorden 10 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Wereldwijs Nederland als leefomgeving

- Op de terugweg hiervan kwamen ze op één punt bijeen, Utrecht. ( auto s)

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1

Aardrijkskunde hoofdstuk 11 Overstromingen en wateroverlast

Paragraaf 2 hoe de rivier werkt

Daarnaast wordt er ook nog onderscheid gemaakt in de soort rivieren. Ook hier zijn er drie van:

Beschouwing Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 Grote rivieren in Lage landen Terra

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Thema 3 Waterland. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. De Rijn. Rivierenland. Onder de loep. Begrippen. bron. gemengde rivier.

Nederland als leefomgeving - Hoofdstuk 2: De leefbaarheid van steden en stedelijke gebieden

Menselijke ingrepen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Praktische opdracht Aardrijkskunde Wateroverlast langs de grote rivieren

Soorten rivieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

3 havo 4 water, 2 t/m 4

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland

Het rivierklei-landschap

Hoofdstuk 3: Stedelijke vraagstukken van grote en middelgrote steden in Nederland.

Soorten rivieren vmbo-kgt34

Onderzoek uiterwaarden

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

2Perspectieven voor benedenrivieren: een lange termijn visie

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland

Samenvatting Aardrijkskunde Water hoofdstuk 2

Inschatting van de verandering van de overschrijdingskans als gevolg van hoogwaterverlagende maatregelen langs de Rijn - rapport 229 -

Amsterdam + Utrecht Groene hart Den Haag + Rotterdam

Bijlage HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2. Bronnenboekje. HA-0131-a-10-2-b

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Ruimte voor de rivier de IJssel

Rivieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 9 en 10

~INSPRAAK. Samenvatting Millieueffectrapport Ruimte voor de Rivier

Lesbrief. Watersysteem. Droge voeten en schoon water. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Een wal van zand, klei of steen die mensen beschermt tegen hoog water. De plek waar het rivierwater in de zee uitkomt.

Droogtebericht. Waterbeheerders spelen in op actuele situatie. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW)


Module Het Rivierengebied

12 keer beoordeeld 24 juni 2016

5,9. Werkstuk door een scholier 2020 woorden 20 februari keer beoordeeld

Rivieren 2 vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Eindexamen aardrijkskunde havo II

Culemborg aan de Lek

1 Amsterdam, de opbouw van een stad

PKB Ruimte voor de Rivier Investeren in veiligheid en vitaliteit van het rivierengebied

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan?

DE WERELD VAN DE GROTE STAD

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland

Stedelijk netwerk = een groep steden in een lang die onderling op tal van terreinen verbonden zijn; zoals de Randstad.

Extra CaseQuest 1 Blijft Nederland ook in de verre toekomst veilig?

Bedreigingen. Broeikaseffect

Eindexamen aardrijkskunde havo I

Ruimte voor de rivier vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Doel van de informatiebijeenkomst

Eindexamen havo aardrijkskunde I

Samenvatting Startnotitie MER

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6

Laag Nederland ligt lager dan 1 meter boven NAP. De zee heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw van het land.

Ruimte voor water. in het rivierengebied

Ruimte voor de Rivier

De Biesbosch gelegen tussen de verstedelijkte Randstad en de Brabantse Stedenrij.

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 12

Werkblad - Les 2 - Bouwen met de natuur

De kustpolders: Hoe behoud een essentiële stap is richting duurzame ontwikkeling

Deltaprogramma Rivieren. Samenvating. Plan van Aanpak

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk en

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Invloed van de zijdelingse toestroming van beken en zijrivieren op hoogwaterstanden van de IJssel. Frans Berben RWS ON

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 donderdag 23 juni 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

3. Hydrologie van Nederland

WATER VERSUS WATER Effective flood barrier to prevent damage

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2003-II

Ruimte voor de rivier hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

De Geo H3 Nederland duurzaam: energie en water 3.1 Energie en klimaatverandering Energie de kracht die dingen laat werken aardgas Slochteren

Transcriptie:

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als leefomgeving Samenvatting door een scholier 3445 woorden 7 februari 2011 7,5 126 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als leefomgeving. H1.1 Het klimaat is aan het veranderen in 2100 zal het in de winter zachter en natter weer worden en in de zomer warmer en droger. De kenmerken van het nieuwe klimaat zijn: De temperatuur: Het zal warmer worden. De neerslag: Er zal veel meer neerslag vallen. Niet alleen het klimaat veranderd maar ook de stand van de zeespiegel. Deze zal stijgen door het uitzetten van het zeewater door de opwarming en het verder afsmelten van de gletsjers. Er zal ook sprake zijn van een bodemdaling dit zorgt ervoor dat de zeespiegel relatief nog wat stijgt. We noemen het gecombineerde effect van de stijging van de zeespiegel en de daling van het land relatieve zeespiegelstijging. Drie factoren bevorderen de hoge waterstanden: 1. Perioden met hevige en langdurige neerslag. 2. Geen goed doordringbare bodem. Als het al een tijd heeft geregend kan de bodem in het stroomgebied van een rivier met water verzadigd raken. Er is dan geen berging van het water mogelijk met als gevolg toestroming naar de rivier. 3. Een grote toevoer van smeltwater. In het benedenrivierengebied is de afvoer van Rijn en Maas erg moeilijk. De afvoer van deze rivier is afhankelijk van de getijdenwerking van de zee. Zeespiegelstijging die het vrije verval (hoogte verschillen) van de rivier doet afnemen zal de problemen in de toekomst versterken. Zo zal het peil van bepaalde rivieren omhoog moeten om nog afvoer naar de zee mogelijk te maken. De grotere afvoer en de zeespiegelstijging maken het noodzakelijk dat de maatgevende afvoer van Rijn en Maas in de toekomst groter moet worden. De benodigde dijkhoogte wordt hiervan afgeleid. H1.2 Pagina 1 van 8

De afvoer van rivierwater in 3 stappen: 1. Vasthouden of retentie in of op de bodem met zijn begroeiing. Het regen of smeltwater komt op het bodemoppervlak en zakt hier langzaam de grond in. Het water kan ook op de bodem blijven liggen of in veenlagen. 2. Bergen in oppervlaktewater. Het overschot van water dat niet op/in de bodem kan stroomt naar het oppervlaktewater. Hier stroomt het naar andere sloten en plassen waar het tijdelijk wordt opgeslagen. 3. Afvoer door de rivierloop. Een wateroverschot in een stroomgebied komt uiteindelijk in de hoofdloop van snelstromende rivieren en zijrivieren terecht. Als je kijkt naar het vasthouden en bergen van water kunnen we spreken van het sponskarakter. Het gaat om het vermogen om net als een spons water op te bergen en vast te houden en dan langzaam weer af te geven. Het sponskarakter bepaalt de tijd die er zit tussen het vallen van neerslag en vrijkomen van smeltwater in een stroomgebied en de afvoer ervan door de rivier. Onder natuurlijke omstandigheden zoals bos, veenlagen en natte laagten is het sponskarakter van het landschap groot en daardoor ook de vertragingstijd. Oeverwallen zijn zandbergen die steeds hoger werden, ontstaan door afzetting van zand of klei bij een overstroming van de rivierbedding. Achter deze oeverwallen zitten kommen. Na bedijking wordt een rivier pas echt gevaarlijk. Bij een hoge afvoer staat het rivierwater, omdat het niet meer kan uitstromen, hoog tussen de dijken. De dijken zullen dus steeds hoger worden en het rivierwater dus ook. De laatste eeuw zijn ook allerlei maatregelen genomen om de rivieren beter bevaarbaar te houden: normalisatie. De hoofdgeul van de rivier werd vastgelegd door loodrecht op de rivieroever in de rivier kribben aan te leggen. De bedding van de rivier werd hierdoor smaller en dieper. Kronkels in de rivier werden ook afgesneden. Door de normalisatie verplaatst het water steeds sneller door de rivier waardoor de waterstand bij grote afvoer steeds hoger wordt. Door middel van stuwen kan het waterpeil in een riviertraject worden verhoogd of verlaagd. Doordat er steeds meer steden en wegen worden gebouwd komt er steeds meer ondoordringbare grond. Waardoor het regenwater niet meer in de grond kan dringen. Er is hierdoor een steeds kortere vertragingstijd van toestromend water naar de rivieren dit zorgt voor hoge waterstanden. Nadat er overstromingen waren geweest van de Maas en van de Rijn en miljarden euro s was er een aanleiding voor samenwerking tussen de regeringen van de landen langs de Rijn. Intergouvernementele samenwerking. In 1998 kwam er het actieplan hoogwater Rijn. Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en Nederland werden het eens over een aantal actiedoelen om schade door hoge waterstanden van de Rijn te voorkomen. In dit actieplan stonden de volgende dingen: Vergroten van het bergingsvermogen voor water van de Rijnwaterloop. Meer opslag voor water denk aan retentiebekkens. Vergroten van het bergingsvermogen voor water in het Rijnstroomgebied. Overal in het Rijnstroomgebied moet het sponskarakter van het landschap verbetert worden. Dit kan o.a. door herbebossing, herstel van natuurlijke waterlopen en het bevorderen van infiltratie van regenwater in de grond. De aanleg van betere waarschuwingssystemen ten aanzien van hoog water. Het verbeteren van kwaliteit van het ecosysteem van Rijn en uiterwaarden. Pagina 2 van 8

In de Nederlandse stroomgebieden moet samenwerking tussen de beheerders van water onveilige watersituaties gaan voorkomen. In natte perioden moet het water eerst zo veel mogelijk in het eigen gebied worden vastgehouden. Het principe is het hanteren van de volgorde van de drietrapsstrategie: 1. Vasthouden: Water moet eerst zo veel mogelijk in eigen gebied in de bodem zakken. 2. Bergen: Voor overtollig water moet er vervolgens voldoende bergingsgebied zijn in sloten,meren etc. 3. Afvoeren: Op de laatste plaats staat pas het afvoeren van water. Door de drietrapsstrategie komt water pas vertraagd in het benedenstrooms rivierwater en kan een gevaarlijke hoge waterstand worden voorkomen. De drietrapsstrategie kan ook verdroging voorkomen. Een hulpmiddel voor de drietrapsstrategie is de watertoets, een verplichte toets. In alle ruimtelijke plannen van de overheid moet een waterparagraaf met aandacht voor veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging worden opgenomen. Er moet dus eerst worden nagedacht over de consequenties zijn voor de beveiliging tegen het water. De maas heeft weinig dijken dit komt omdat de rivier diep is ingesneden in de omringende afzettingen van het pleistoceen. Het landschap naast de rivier ligt hierdoor vrij hoog, wat dijken overbodig maakt. De overstromingen van 1993 en 1995 maakten duidelijk dat dit niet veilig was. Zo ontstond het project Maaswerken. Dit was een project in het gebied van de onbedijkte Maas om het gebied langs de Maas minder gevoelig te maken. Belangrijk zijn grindwinning en het aanleggen van kades. Ook werden er dijken en wateropslag plekken gemaakt. In 2007 kwam het project ruimte voor de rivier in de werking, de hoofddoelstelling van dit project was veiligheid. Het basispakket omvat 39 maatregelingen die voor bescherming moesten bieden tegen overstromingen. Naast veiligheid staat ook het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied centraal. Om dit veiligheidsniveau te halen staat niet meer zoals in het verleden dijkverhoging centraal. Dijkverhoging heeft het voordeel dat het weinig kost en relatief goedkoop is. Het is echter geen echte oplossing omdat het de onveiligheid vergroot. Bij een dijkdoorbraak zullen de gevolgen veel groter zijn. Voorrang krijgt als oplossing rivierverruiming. Het gaat om allerlei maatregelen om het rivierwater bij de rivierbedding meer ruimte te geven en tevens de ruwheid van de rivierbedding te verminderen. Een ruw zomer of winterbed remt de afvoer van water en stuwt de waterstand op. Het basispakket Ruimte voor de Rivier bestaat uit de volgende maatregelingen: 1. Maatregelen in de uiterwaard Vergraven van de uiterwaard. Verwijderen van obstakels. Door obstakels als wegen en bruggen weg te halen wordt het oppervlak minder ruw en is er meer afvoer. Uiterwaardverbreding door dijkverleggingen. Door dijken landinwaarts te verleggen kunnen de uiterwaarden breder worden en krijgt de rivier meer ruimte. 2. Maatregelen in de rivierbedding Kribverlaging. Zomerbedverdieping. Door het zomerbed te verdiepen kan de afvoercapaciteit van de rivier vergroot worden. 3. Aanleg van hoogwatergeulen Bij een hoogwatergeul maakt een deel van het rivierwater bij hoogwater een omweg via een binnendijkse route. Het is de door dijken omgeven geul die zorgt voor een extra afvoerroute en een daling van de Pagina 3 van 8

waterstand. Bij laagwater kan de geul voor landbouw of natuur gebruikt worden. 4. Aanwijzen van retentiegebieden Retentiegebieden zijn gebieden die bij hoge waterstanden tijdelijk gebruikt kunnen worden om water te bergen. Dit zorgt o.a. voor een daling van de waterstand. 5. Dijkverbetering Vooral langs de Lek is gekozen voor dijkverhoging en versterking van de dijken omdat hier geen ruimte is voor uiterwaarden. Noodoverloopgebieden = Retentiebekken, Gebieden waar overtollig water tijdelijk kan worden opgeslagen Hoogwatergeul = Afvoer van rivierwater door een binnendijkse route. Bestaat uit een met dijken omgeven geul die bij hoge waterstanden rivierwater kan afvoeren. Ontpolderingen = Verbreden van uiterwaarden door dijken landinwaarts te verleggen. Nevengeul = Een evenwijdig aan het zomerbed gegraven geul in de uiterwaard die bij hoogwater de afvoercapaciteit van de rivier vergroot. Rivierverruiming = Maatregelen om de rivierbedding neer ruimte te geven en tevens de ruwheid van de rivierbedding te verminderen zodat de afvoer toeneemt. Dijkverhoging = Manier om door verhoging van de dijken de veiligheid in het rivierengebied of het kustgebied te vergroten. Ruimte voor de rivier = Project om de veiligheid van gebieden langs de Nederlandse rivieren te verbeteren. Maaswerken = Dit was een project in het gebied van de onbedijkte Maas om het gebied langs de Maas minder gevoelig te maken. Belangrijk zijn grindwinning en het aanleggen van kades. Ook werden er dijken en wateropslag plekken gemaakt. Watertoets = Verplichte toets bij ruimtelijke plannen van de overheid waarin aandacht moet worden besteed aan veiligheid,wateroverlast,waterkwaliteit en verdroging Drietrapsstrategie = 1 Vasthouden 2 bergen 3 afvoeren. Retentiebekkens = Gebieden waar overtollig water tijdelijk kan worden opgeslagen Intergouvernementele samenwerking = Samenwerking tussen regeringen van verschillende landen. Stuwen = Een waterbouwkundig werk dat water in een rivier of kanaal kan opstuwen. Met een stuw kan het waterpijl geregeld worden. Kribben = Een korte dam in de rivierbedding, haaks op de rivieroever, die de vaargeul vastlegt en op diepte houdt. En die het stromingssnelheid verminderd. Normalisatie = maatregelen om de rivier beter bevaarbaar te houden, bijvoorbeeld door kronkels uit de rivier te verdwijnen. Zomerdijken = Lage dijk dichtbij de rivier die de uiterwaard in de zomer een betere gebruikswaarde moet geven. Wiel = Diepe ronde plas die ontstaan is bijeen dijkdoorbraak door de uitschurende werking van het water. Uiterwaarden = Strook land langs een rivier tussen de bedding en de rivierdijk. Loopt bij hoge waterstand onder. Een stuk land dat als extra bescherming dient als er een overstroming komt. Oeverwal =Rug langs een rivier ontstaan door afzetting van zand(bovenrivierengebied) of klei (benedenrivierengebied) bij een overstroming van rivierbedding. Kom = Laaggelegen gebied tussen de oeverwallen van rivieren. Bestaat uit zware klei (bovenrivierengebied) of veen (benedenrivierengebied.) Vertragingstijd = De tijd tussen het vallen van neerslag en de afvoer ervan door de rivier. Pagina 4 van 8

Verstenen = Het aanleggen van wegen, woningen en bedrijven in een stroomgebied waardoor steeds grote oppervlaktes bedekt worden met slecht doordringbare materialen. Regenwater kan daardoor minder goed in de bodem dringen. Sponskarakter = Het vermogen van een landschap of stroomgebied om net als een spons water op te slaan en vervolgens het langzaam af te geven Stroomstelsel = Het stelsel van de hoofdrivier en zijn zijrivieren in een stroomgebied. Verval = Het hoogteverschil tussen twee punten langs de rivier. Stroomgebied = Het verzamelgebied van alle neerslag die na aftrek van de verdamping door de hoofdloop van een riviersysteem wordt afgevoerd. Maatgevende afvoer = De maximale afvoercapaciteit die bij de gekozen veiligheidsnorm bij een piekafvoer nog veiligheid biedt. Benedenriviergebied = Het rivierengebied ten westen van de lijn Viannen-Gorinchem. Staat onder invloed van de getijdenwerking van de zee. Piekafvoer = De afvoer van een rivier tijdens perioden met een grote afvoer door veel neerslag en smeltwater Hoogwater = Periode in het rivierengebied of kustgebied met een hoge waterstand. Relatieve zeespiegelstijging = Het gecombineerde effect van stijging van de zeespiegel en daling het land. Absolute zeespiegelstijging = De stijging van de waterstand in de zee. H.2 De leefbaarheid van steden en stedelijke gebieden 1.1 De steden van Nederland kun je indelen in 3 hoofdgroepen: 1. Historische steden: Dit zijn steden die voor 1870 al stedelijke allure hadden en waarbij de handel en bestuur de groei heeft bepaald. Denk aan Amsterdam en Rotterdam. Na 1870 ontstaan 19e woonwijken. Dit zijn slechte woonwijken die snel gebouwd zijn. Na 1950 ontwikkelen steden zich tot dienstcentra met winkels, kantoren en overheidsinstellingen. 2. Industriesteden: Steden die hun opkomst te danken hebben aan de industrie. Denk aan Tilburg en Eindhoven. 3. Beleidssteden: Dit zijn steden die er voor moeten zorgen dat de suburbanisatie (wegtrekken uit de steden en naar het platte land gaan) uit de Randstad wordt opvangen. Er zijn drie soorten beleidssteden: Groeisteden: Steden die zijn aangewezen om te groeien en bevolking opvangen. Ze krijgen extra geld voor goede huizen en bedrijven zodat het kan concurreren met de Randstad. Denk aan Groningen, Zwolle. Groeikernen: Dit zijn steden om de suburbanisatie uit de naburige steden op te vangen. Denk aan Hoorn, Spijkenisse. Vinex-wijken: Steden waar veel nieuwbouw aanwezig is met het doel om de stedelijke groei op te vangen. 1.2 West Nederland is het meest verstedelijkte gebied van Nederland en wordt de Randstad genoemd. De Randstad is opgebouwd uit 3 soorten: Pagina 5 van 8

1. De stedenring: Dit bestaat uit 3 zones: De Noordvleugel met Amsterdam als centrale stad. De zuidvleugel met Rotterdam en Den-haag als centrale steden. De Utrechtse zone met Utrecht Hilversum en Amersfoort. 2. Het middengebied: Het groene hart van Nederland met veel natuur. 3. De overloopzones: Gebied aan de buitenkant van de Randstad waar de groeikernen liggen. Brabantstad: Dit is een stedelijk netwerk in Brabant dat zich ontwikkeld heeft door verplaatsing van economische activiteiten langs de transportroutes. 2.2 De grote en middelgrote steden hebben dezelfde problemen: Een afnemende bereikbaarheid.- congestievraagstuk Ruimtegebrek. - Locatievraagstuk Opkomst van allochtone immigranten. sociaal culturele vraagstuk. Vernieuwing van de economie. innovatievraagstuk. Om dit op te lossen is er goede samenwerking tussen steden nodig. Als die niet goed loopt is er spraken van een bestuurlijk-ruimtelijk vraagstuk: vraagstukken die allen met samenwerking geholpen kunnen worden. 2.3 Congestievraagstuk. 1. Congestie: structurele verstopping van wegen: De verstopping van wegen wordt congestie genoemd en wordt veroorzaakt doordat er te veel auto s gebruik maken van de wegen. Het autobezit: het aantal auto s dat mensen in een gebied bezitten is toegenomen en ook is er meer autogebruik. 2. Congestie op de autowegen: De overheid wil de verstopping op de autowegen op 3 manieren oplossen: Kilometerheffing: De automobilist betaald voor het aantal gereden kilometers. Uitbreiding van de wegen: Meer wegen en rijstroken. Om dit snel te doen werkt de overheid samen met bedrijven. Dit heet PPS: publiek-private samenwerking. Bevordering openbaar vervoer: Betere tijden van de bus en trein. 3. Congestie in de steden: Door de toenemende drukte wordt de distributie: levering van goederen aan winkels aangetast. Ook kunnen winkels niet goed bereikt worden en gaan ze failliet. 2.4 Locatievraagstuk. Locatievraagstuk: vraagstuk waarbij een beslissing moet worden genomen over de bestemming van een locatie bijvoorbeeld de locatie voor een nieuw winkelcentrum. 2.5 Sociaal-cultureel vraagstuk. Multiculturele steden: Dit zijn steden waar veel culturen met elkaar samenleven. Denk aan Amsterdam en Den-Haag. Allochtonen wonen in steden omdat daar meer werk is. Positieve en negatieven gevolgen van migratie: Positieve gevolgen zijn de verschillende culturen waar we Pagina 6 van 8

mee kennis maken zoals eten en muziek. De negatieven gevolgen zijn vooral dat ze sociaaleconomisch niet sterk zijn en op het gebied van wonen en de arbeidsmarkt zijn er deze problemen: 1. Segregatie en polarisatie: Doordat veel allochtonen bij elkaar in goedkope wijken wonen ontstaat er ruimtelijke segregatie. En omdat ze alleen met elkaar omgaan ontstaat: sociale segregatie. Hierdoor nemen de tegenstellingen tussen autochtonen en allochtonen toe: polarisatie. Met behulp van de segregatie-index kan de mate van segregatie aangegeven worden. 2. De duale arbeidsmarkt: Allochtonen hebben vaak geen goede positie op de arbeidsmarkt. Er zijn dus twee lagen: laag opgeleide arbeiders en hoog opgeleide arbeiders. De zwakke positie wordt verklaard door 2 factoren: Het opleidingsniveau: Het opleidingsniveau is bij allochtonen lager dan bij autochtonen. Ze hebben vaak ook taalproblemen. Discriminatie: De allochtonen hebben te maken met discriminatie waardoor de doorstroming naar de bovenlaag van de duale markt moeilijk is. 2.6 Innovatievraagstuk. Door toenemende concurrentie moet de economie worden aangepast. Dit heet innovatie. De vernieuwing betreft 2 vormen van bedrijvigheid: Vernieuwing van de kennisintensieve sector: Dit is de oprichting van een kenniscentra waar universiteiten en onderzoeksinstituten met elkaar samenwerken. Denk aan steden zoals Amsterdam en Eindhoven. Vernieuwing van de creatieve bedrijvigheid: Hierbij hoort de creatieve stad. Dit is een stad waar een belangrijk deel van de bevolking in de creatieve sector werkt. Vernieuwing betekend hier de opkomst van bedrijven in deze sector. 3.1 Voor veel mensen wordt de leefbaarheid in de buurt of wijk aangetast dus de woningen zijn slecht en er heerst onveiligheid. Leefbaarheid: Leefbaarheid bestaat uit 3 elementen. 1. Fysieke leefbaarheid: Dit geeft de kwaliteit van de woningen aan en de beschikbaarheid van bijvoorbeeld winkels. 2. Sociale leefbaarheid: Dit geeft de mate aan waarin de bewoners zich betrokken voelen bij een wijk. Hierbij speelt de verblijftijd een rol. 3. Veiligheid: Dit geeft de mate aan waarin de bewoners van een wijk zich beschermd voelen tegen personen of verkeer. Leefbaarheid heeft zowel een objectieve als een subjectieve invalshoek: 1. Objectieve leefbaarheid: Dit wordt bepaald op basis van cijfers en feiten bijvoorbeeld de ouderdom van woningen. 2. Subjectieve leefbaarheid: Dit is de indruk (perceptie) van de bewoners in hun woonwijk. Dit is per persoon anders want iedereen heeft eigen voorkeuren. Om een overzicht te krijgen van alle subjectieve en objectieve kenmerken wordt een buurtprofiel gemaakt. Pagina 7 van 8

3.2 In Nederland zijn er probleemwijken: Dit zijn slechte wijken met een achterstand waar vaak ook criminaliteit is. De probleemwijken worden aandachtswijken. Deze wijken krijgen extra geld voor verbetering. De overheid wil deze wijken verbeteren en richten zich naast het verbeteren van de fysieke leefbaarheid ook op de sociale leefbaarheid, veiligheid en sociale cohesie: bewoners voelen zich verbonden met elkaar en de wijk. 3.3 Fysieke leefbaarheid Wijken zijn gebouwd in verschillende jaren en dit heeft effect op de fysieke leefbaarheid. Er zijn in Nederland 4 bouwperioden: 1. Woonwijken voor 1920: Deze wijken liggen langs de binnenstad waar weinig problemen met de leefbaarheid zijn. De huizen zijn in trek bij jonge mensen. De mensen met een hoog inkomen hebben de mensen met een laag inkomen verdrongen. Dit heet: gentrificatie. 2. Woonwijken 1920-1950: Deze wijken hebben een gevarieerd aanbod van goede huizen en heeft veel openbaar groen. 3. Woonwijken 1950-1970: Dit zijn goedkoop gebouwde huizen en de wijken zijn vaak probleemwijken. 4. Woonwijken na 1970: Deze wijken hebben veel woningtypes en er is veel aandacht geweest voor de omgeving zoals groen en veiligheid. Dit zijn geen probleemwijken. 3.4 Sociale leefbaarheid De objectieve bewonerskenmerken hebben grote invloed op de leefbaarheid. De samenstelling van de bevolking naar herkomst, leeftijd en gezinssituatie spelen hierbij een rol. Het subjectieve bewonerskenmerk: sociale cohesie is erg belangrijk. Meerdere factoren bevorderen de sociale cohesie (verbondenheid): 1. Verbondenheid tussen de bevolking: Dit neemt toe als de inwoners meer gelijkheid hebben in loon, beroep en opleiding. 2. Verbondenheid met de wijk: Dit neemt toe als de bewoners zich meer verantwoordelijk voelen voor de wijk en de leefbaarheid. 3. Verbondenheid met de wijk/bewoners: Dit neemt toe als de verblijftijd langer wordt. 4. Sociale netwerken: Dit zijn mensen in de wijk die dingen organiseren. Sociale controle: bewoners corrigeren en letten op elkaar is een kenmerk van sociale netwerken. 3.5 Sociale veiligheid. Sociale onveiligheid: Dit bedreigd de leefbaarheid. Het geeft aan hoe erg de bewoners zich door andere bewoners bedreigd voelen. Een zware vorm van sociale onveiligheid is criminaliteit. De woonomgeving heeft ook veel invloed bijvoorbeeld leegstaande woningen of afval op straat. Erg belangrijk is de inrichting van de openbare ruimte: ruimtes voor iedereen zoals sportvelden. De toezicht op de openbare ruimte vergroot de veiligheid. Toezicht zoals camera s en sociale controle. Pagina 8 van 8