VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 16 OKTOBER 2012 Bestuur en Middelen (Bestuur en samenwerking) REKENKAMERCOMMISSIE: RAPPORT "RE-INTEGRATIE ONDER DE LOEP"; ONDERZOEK NAAR HET REINTEGRATIEBELEID VAN DE SOCIALE DIENST DRECHTSTEDEN 2007-2011 (873223) OVERNEMEN AANBEVELINGEN REKENKAMERRAPPORT RE-INTEGRATIE ONDER DE LOEP (927820) Voorzitter: de heer Riet Griffier: de heer Vooren Verslag: Erna Verveer, Getikt! afaudio Aanwezig: De heer Romijnsen, VSP De heer Van Antwerpen, BETER VOOR DORDT De heer Van der Kruijff, CDA De heer Van der Linden, ChristenUnie/SGP De heer Karapinar, GroenLinks De heer Van Verk, PvdA De heer Bevers, VVD De heer Schuiten, D66 Namens het college is aanwezig wethouder Van de Burgt Namens de Rekenkamer zijn aanwezig mevrouw Meijer (lid-rapporteur), de heer Kersenboom (voorzitter) en mevrouw Verboom. Namens de Sociale Dienst Drechtsteden is aanwezig mevrouw Bieshaar. De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Er was eerder onduidelijkheid over de invulling van dit blok; in eerste instantie zou een inhoudelijke reactie gegeven worden op het rapport door de directeur van de Sociale Dienst Drechtsteden. Vanwege haar ambtelijke status wordt daar van afgezien en zal mevrouw Bieshaar van de Sociale Dienst Drechtsteden alleen technische vragen beantwoorden. Daarom is er een overzicht gestuurd van de klantontwikkeling bij de Sociale Dienst Drechtsteden; eventuele opmerkingen daarover graag aan het eind van de bijeenkomst. Mevrouw Meijer geeft een toelichting op het rapport aan de hand van enkele sheets. Aansluitend is er gelegenheid om vragen te stellen en te reageren. De heer Van der Linden merkt op dat de conclusies en aanbevelingen slaan op wat de raad meer of minder kan doen, terwijl de opdracht was: bekijken welke lessen er getrokken kunnen worden uit het reïntegratiebeleid. Hij vraagt of er ook conclusies konden worden getrokken over het beleid zelf in relatie tot andere steden, of in relatie tot meerdere periodes. Mevrouw Meijer antwoordt dat er een paar conclusies zijn die daar mee te maken hebben en dat zijn vooral de conclusies die te maken hebben met de doelen. Welke doelen zijn er gesteld, hoe smart zijn die gesteld? De heer Bevers merkt op dat een van de interessante onderzoeksvragen was: hoe kunnen er meer doelen worden behaald? Daar ziet hij weinig op terugkomen. Mevrouw Meijer antwoordt dat het hier gaat om een bijzonder onderzoek. Dit is overgenomen van de voorgaande Rekenkamer en de huidige Rekenkamercommissie heeft uiteraard zijn eigen visie daar overheen gelegd. Het is inderdaad minder uitgebreid dan wat de raad waarschijnlijk had verwacht. De heer Bevers merkt op dat dit dus een statistische analyse is op oud beleid. Mevrouw Meijer antwoordt dat het onderzoek sowieso betrekking heeft op de periode 2007-2010; waar mogelijk zijn wat gegevens opgenomen over 2011. Er is veel in beweging door de economische omstandigheden; vandaar dat de aanbevelingen zijn gericht op de toekomst en hoe je als raad grip kunt houden op de keuzes die je maakt. Als je het straks op afstand zet, hoe krijg je dan toch de informatie opdat je je kaderstellende en controlerende rol kunt waarmaken? De heer Karapinar merkt op dat er doelen jaarlijks smart zijn geformuleerd, maar ze zijn niet onderling consistent. Hij vraagt of dat komt omdat ze steeds veranderden. Hij vraagt of dat te maken heeft met het feit dat er vooraf geen duidelijke visie of duidelijke opdracht was. De Rekenkamercommissie zegt aanwijzingen te hebben voor de uitstroom, maar kan niet concreet zeggen wat nu invloed heeft gehad op de uitstroom. Ook de crisis zelf is niet meegenomen in het onderzoek, dus er kan ook niet worden aangegeven of die 1
invloed heeft gehad. Eigenlijk zijn de conclusies van het onderzoek dan te vaag. Mevrouw Meijer antwoordt dat de commissie heeft gezien dat de doelen door de jaren heen zijn gaan schuiven en ook de percentages. Dat is vaak onderbouwd, bijvoorbeeld doordat doelen vaak te optimistisch waren gesteld. Voor wat betreft de aanwijzingen is wat terughoudend geformuleerd. Er zijn 64 dossiers doorgenomen en het had wat hen betreft hier en daar wel scherper gekund. Een diagnose luistert heel nauw; als je die scherp stelt, kun je mensen makkelijker doorgeleiden naar een baan en als een diagnose niet goed gesteld is, kost dat extra tijd doordat een cliënt terug moet naar een ander traject. Sanctiebeleid is een keus. Er is gezegd: we hebben maatwerk toegepast. Ja, er had strenger opgetreden kunnen worden in die tijd. De grote crisis komt er na; vanaf 2011. Het onderzoek is geweest in de periode tot en met 2010. De heer Van der Linden merkt op te hebben gelezen dat Dordrecht volgens het CBS de op één na beste score heeft bij het toeleiden naar werk en dan vraagt hij zich af in hoeverre je kunt zeggen dat dat gelukt is omdat het beleid zo goed is, of dat het een kwestie van geluk is geweest. Die relatie heeft hij niet goed kunnen ontdekken. Het fluctueert sterk en hij mist het causaal verband. Mevrouw Meijer antwoordt dat dat inderdaad lastig is omdat er zoveel factoren meespelen. Bovendien laten recente cijfers een ander beeld zien, bijvoorbeeld een strenger sanctiebeleid dat leidt tot andere uitstroomcijfers. Maar het onderzoek is gebaseerd op de periode tot en met 2010. Mevrouw Verboom vult aan dat de Sociale Dienst inmiddels veel meer doet aan diagnosestelling, zoals de nieuwe CV actie. Sinds 2011 heeft de klantmanager een veel belangrijkere rol gekregen. Dat veronderstelt dat daar een causaal verband zit, omdat dat lijkt te werken voor de reïntegratie. De heer Van Antwerpen vraagt in hoeverre de gebrekkige kwaliteit van diagnosticeren en het niet streng genoeg toepassen van het sanctiebeleid in relatie kan worden gebracht met de hoogte van de case load. Een klantmanager heeft een case load van 218 cliënten; dat betekent 8 minuten en 15 seconden per klant per week en dat lijkt hem vrij krap om iets in beeld te krijgen. Mevrouw Meijer antwoordt dat dat niet is onderzocht. De heer Schuiten geeft complimenten voor het gedegen onderzoek dat is gedaan. Hij herkent het beeld dat veel informatie voor raadsleden er wel is, maar moeilijk vindbaar. Er is wel informatie over de uitstroom naar werk, maar de relatie met het reïntegratiebeleid is heel lastig te zien. Eigenlijk zou je ook wat indicatoren moeten bedenken met elkaar die daar wat meer informatie over geven en dan makkelijk vindbaar voor raadsleden. Daar is nog wel het een en ander te winnen. De heer Van Verk gaat in op de aanbevelingen. Hij spreekt zijn waardering uit voor het rapport van de Rekenkamer, zeker gezien de overgangssituatie. Het rapport geeft inzicht in een aantal ontwikkelingen. Het gaat vooral over het verleden; in 2012 is nadrukkelijk voor een ander beleid gekozen bij de Sociale Dienst en hij constateert dat dat een wezenlijk ander beeld zou gaan geven. Voor wat betreft de aanbevelingen heeft hij het gevoel dat die op zich vrij voor de hand liggend zijn en dat ze eigenlijk naar het verkeerde adres zijn gestuurd. Ze hadden niet naar de Spuiboulevard, maar naar de Noordendijk moeten worden gestuurd. Er is besloten om de Sociale Dienst Drechtsteden op te richten en de bevoegdheden over te dragen aan de Drechtraad. De Drechtraad moet vooral met die aanbevelingen aan de slag gaan en de gemeenteraad moet zich vooral niet vermoeien met deze zaken. Je zou eigenlijk de discussie over de aanbevelingen kunnen stoppen met de vaststelling dat morgen in de agendacommissie van de Drechtraad wordt gevraagd dit rapport te agenderen ter bespreking in de carrousel Sociaal en in de Drechtraad, om daar verder invulling te geven aan die aanbevelingen. De wethouder is ook bestuurder voor Sociale Zaken in de regio; dat komt mooi uit. Die kan het DSB bestuur uitnodigen om op basis van die aanbevelingen samen met de Sociale Dienst Drechtsteden tot een aantal nieuwe inzichten te komen, zodat er in de Drechtraad verder over gesproken kan worden. Mevrouw Meijer antwoordt dat het ook naar de Noordendijk is gestuurd, maar deze aanbevelingen zijn echt gericht aan de raad en het college. Het is absoluut waar dat het beleid en de uitvoering op afstand zijn gezet, maar dat laat onverlet dat de gemeente financieel aansprakelijk is. De budgetten komen hier binnen. De aanbeveling is dat je er hier wel enige grip op houdt. De heer Bevers merkt op dat mevrouw Meijer nu verantwoordingsinformatie die gegeven moet worden aan het rijk, gelijkstelt aan sturingsinformatie die de raad danwel de Drechtraad zou moeten hebben. Dat zijn twee gescheiden zaken. En natuurlijk is de 2
gemeente Dordrecht verantwoordelijk voor de besteding, maar dat wil nog niet zeggen dat je daar als gemeente op moet sturen; daar is de Drechtraad voor. Dat is gemandateerd. Mevrouw Meijer beaamt dat het in die zin twee verschillende dingen zijn. Ze bedoelt te zeggen dat je als gemeente de financiën krijgt en dus ben je ook degene die wordt aangesproken door het rijk als het mis zou gaan. Van daaruit doorredenerend is het wel goed om enig zicht te hebben op wat er nu gebeurt in die Drechtraad met in dit geval reintegratiemiddelen. De heer Van Verk vindt dat er geen grip op hoeft te zijn op het niveau van de gemeenteraad; die grip hoort goed georganiseerd en duidelijk geformuleerd te zijn bij de Drechtraad. Je moet geen twee keer over hetzelfde gaan vergaderen. De heer Romijnsen merkt op dat de uitvoering bij Drechtsteden ligt, maar nu het geld van de meeneemregeling op is, komt er wel een claim te liggen op de financiën van Dordrecht en daar gaat de gemeenteraad wel over. Daarom vindt hij datje als gemeenteraad wel goed geïnformeerd moet worden en blijven. De heer Van Verk merkt op dat de vraag daarbij is op welk detailniveau en dit gaat vooral over de sturing van. De heer Romijnsen spreekt over of de middelen op de juiste wijze zijn besteed. Overigens is dat een politieke verantwoordelijkheid die bij de bestuurder hoort te liggen; die hoort de raad goed te informeren. De heer Romijnsen antwoordt dat de raad dat ook goed moet controleren. Aan de hand van de Marap's kun je dat als gemeenteraad controleren en kun je jezelf ook in positie brengen. De heer Kerseboom merkt op dat er geen aanbeveling is gedaan aan de Drechtraad omdat de Rekenkamercommissie Dordrecht daar niet over gaat, maar het wordt wel toegejuicht als de raad van Dordrecht aangeeft dit een zo belangrijk punt te vinden dat het in de Drechtstedendinsdag wordt besproken. De Rekenkamercommissie wil dan met alle liefde een toelichting komen geven als dat noodzakelijk is, maar de Rekenkamercommissie hoort niet bij de Drechtraad. De heer Van der Kruijff merkt op dat het jammer is dat de periode die het onderzoek betreft al zo lang geleden is dat de resultaten niet meer vertaald kunnen worden in wat er nu gedaan wordt, gezien de ingezette koerswijzigingen en de veranderingen in de economie en werkgelegenheid. De aanbeveling "zorg dat je goede informatie krijgt" is dan eigenlijk bijna een open deur; dat geldt voor elk dossier. Hij heeft er begrip voor dat het in dit geval eigenlijk niet anders kan. Dan is de discussie of je het als raad in Dordrecht wil hebben of als Drechtraad gemeenschappelijk. Er is de voorkeur aan gegeven om het gezamenlijk op Drechtstedenniveau te regelen, dus zijn fractie wil het primair langs de Drechtstedenlijn hebben. Als lokaal raadslid denk je na over wat dat betekent voor Dordrecht en of elke gemeente een goede dienstverlening krijgt. Zijn fractie zal dit meenemen naar de regionale CDA fractie, dit als vertaling van de aanbeveling om met andere gemeenteraden in discussie te gaan. Hij ziet wel als risico dat als je het per gemeente gaat doen, dat het weer strijdt en dat iedereen voor zijn eigen hachje gaat in plaats van voor het gemeenschappelijk doel; over inconsistente doelen gesproken. Dan heb je het ene opgelost en het andere weer in de goot geholpen. Hij zal dat nader bespreken in de regionale fractie. De heer Karapinar sluit zich aan bij het betoog van de heer Van der Kruijff. De heer Bevers vindt dat het stuk zo snel mogelijk naar de agenda van de Drechtraad moet; hij is het eens met de heer Van Verk. Hij verwacht wel dat als in de carrousel bedacht gaat worden wat interessante sturingsinformatie kan zijn, je de meest bizarre indicatoren krijgt die helemaal nergens over gaan en die vaak ook niet beïnvloedbaar zijn. Zijn suggestie is om de zaak voor te bereiden met een aantal mensen uit de Drechtraad danwel commissieleden uit de Drechtraad, eventueel met wat ambtelijke ondersteuning, en die vervolgens te bespreken in een carrousel. De heer Romijnsen sluit zich aan bij de heer Bevers; dat moet je eerst in klein comité voorbereiden. Hij dankt de Rekenkamercommissie voor het duidelijke en goed leesbare rapport. Zijn fractie heeft kennis genomen van het Rekenkameronderzoek naar het integratiebeleid. De VSP is voorstander van het overnemen van de aanbevelingen zoals gesteld in het rapport en wil deze meenemen naar de Drechtraad ter bespreking. De voorzitter dankt de mensen van de Rekenkamercommissie Dordrecht hartelijk voor het rapport en voor de duidelijke samenvatting. Mevrouw Bieshaar zal zich beperken tot de technische vragen die zijn gesteld. Ze merkt op richting de heer Bevers dat de Drechtraad er inderdaad over gaat; ambtelijke ondersteuning is uiteraard mogelijk, maar de begroting 2013 is al wel in routing. Over de 3
hoogte van de case load en de invloed daarvan op de reïntegratie merkt zij op dat in de laatste brief aan de Drechtraad inderdaad gesproken wordt over een case load van rond de 200 klanten. Iedere medewerker heeft in zijn case load een aantal mensen zitten die geen reïntegratieverplichting hebben, oftewel een ontheffing van de arbeidsverplichting en daar is minder contact mee dan met mensen die die verplichting wel hebben. De actieve case load is ongeveer 50 klanten. De heer Romijnsen sprak over het op zijn van de meeneemregeling; dat wil zeggen het geld wat de gemeenten van de Drechtsteden aan de GRD overmaken als participatiebudgetten om daaruit de reïntegratie te betalen. Het rijk heeft de mogelijkheid geboden om 10% van watje aan het eind van het jaar overhoudt, mee te nemen naar het volgende jaar. Het budget is dit jaar nog zodanig groot dat er dit jaar nog heel veel overblijft. Het Drechtstedenbestuur heeft de gemeenten daarom een brief gestuurd met het verzoek om snel ideeën aan te leveren voor reïntegratie van bijstandsklanten. Er is dus geen sprake van een claim bij Dordrecht, maar er is sprake van geld wat overblijft. De heer Bevers vraagt of de gemeenteraad of de Drechtraad inzicht kan krijgen in hoe het budget wordt besteed over verschillende doelgroepen: afstand tot de arbeidsmarkt, problematiek sociale activering et cetera. Als raadslid blijkt het lastig om aan die informatie te komen. Hij vraagt of er veel gebruik wordt gemaakt van verloningstrajecten op dit moment. Mevrouw Bieshaar antwoordt dat er op dit moment 64 mensen in een reïntegratiewerkovereenkomst zitten; dat is een vorm van verloning. Meer verloning is er niet. De heer Schuiten antwoordt dat dit aardig aangeeft wat hij bedoelt met lastig toegankelijke informatie; het gaat al snel over jargon. Als leek wil hij weten over de stromen werklozen; een deel daarvan gaat naar reïntegratietrajecten, welk deel daarvan gaat dan naar vast werk? Die informatie zoekt hij. Mevrouw Bieshaar antwoordt dat er heel veel informatie beschikbaar is, dus ook deze informatie. Inmiddels zijn er geen reïntegratietrajecten meer; alleen nog individuele producten die aangeboden worden. Dat is niet enkel een andere naam. Trajecten zijn werkplaatsen waar mensen met een uitkering heen gaan en daar werkzaamheden verrichten. Dat kan een jaar zijn of een halfjaar of een paar maanden. Daar betaal je die werkplaats voor. Dat is stop gezet. Nu worden maatwerkproducten aangeboden: van sollicitatietrainingen tot aan totale make-overs, dat wat er nodig is om te zorgen dat iemand aan het werk kan. Wethouder Van de Burgt merkt op dat het volgens hem toch belangrijk is om het nieuwe en huidige beleid te plakken aan datgene wat de Rekenkamercommissie zegt. Het beleid van de Drechtraad is ook onderwerp van discussie wat je met de inhoudelijke uitspraken verder wilt. Het lijkt hem goed om dit rapport goed tot je te nemen in een groep en het lijkt hem ook heel goed om het huidige beleid wat er in samenvattende zin gewoon is, daar aan te plakken zodat je beide met elkaar kunt vergelijken en daar iets toekomstig van kunt vinden. Het ontbreekt vanavond aan tijd om even in vogelvlucht het huidige beleid neer te zetten; dat had mevrouw Bieshaar graag gedaan. Voorsorterend naar de Drechtraad toe vindt hij het wel van belang dat die twee aan elkaar geplakt worden. De heer Romijnsen heeft een vraag over het toegekend budget en de uitgaven. In het rapport staan staatjes waar de uitgaven veel hoger zijn dan de inkomsten. Nu is er geld over; hij vraagt hoe lang die situatie blijft voortduren. Mevrouw Bieshaar antwoordt dat dat tot 31 december van dit jaar zo is. Daarna hoeft Dordrecht nog niet in de buidel te tasten. De voorzitter memoreert het idee van de heer Bevers om in klein comité een en ander voor te bereiden ter bespreking. De heer Bevers denkt daarbij aan Drechtstedenverband. In de Drechtraad is destijds een voorbereidingsgroep ingesteld rond de wet Werken naar vermogen, bestaande uit een aantal Drechtraadleden en commissieleden die spraken over reïntegratie in brede zin. Dit zou een leuke follow up zijn. Uiteraard kunnen andere mensen aanhaken. De heer Karapinar wil dit voorleggen in de fractie. De heer Van der Linden vindt het ook een goed voorstel, mits de vele technische informatie die er is, toegelicht kan worden. Niet iedereen kent het jargon. De heer Bevers merkt op dat daar die voorbereidingsgroep juist voor is: opdat niet iedereen al die technische materie hoeft te snappen en toch een goed besluit kan nemen. De heer Van der Linden koppelt dit terug naar zijn fractie en staat er positief tegenover. De heer Van der Kruijff merkt op dat dit rapport zoals gezegd inzoomt op een situatie die er nu niet meer is. Het lijkt hem dat je je daar als raadslid niet meer helemaal in 4
hoeft te gaan verdiepen, maar prima gebruik kan maken van de diensten van de ambtelijke organisatie en de Sociale Dienst Drechtsteden die dat allemaal weten. Je kunt een informerende sessie beleggen voor de hele Drechtraad in de pijler Sociaal; dan weet iedereen het. De heer Van Verk constateert dat twee fracties eerst fractieberaad willen, terwijl hij al constateerde dat het een bevoegdheid van de Drechtraad is. Hij vraagt zich af wat er dan teruggekoppeld moet worden naar de fracties. Hij wil het morgen meenemen naar de agendacommissie, maar als hij moet wachten op de fractiestandpunten, dan ben je twee maanden verder. De heer Van Antwerpen merkt op dat zijn fractie zich kan vinden in het voorstel van de heer Bevers. Wat hem betreft kan het vast opgestart worden in de agendacommissie. De heer Van der Linden merkt op dat er twee discussies lopen. De eerste opmerking van de heer Bevers over het kiezen van de juiste doelen kan op zijn instemming rekenen. De andere discussie ging iets verder en dat zou hij eerst willen overleggen in de fractie. Maar als het beperkt wordt tot "wat voor sturingsinformatie willen we nu eigenlijk weten?", mag dat morgen meteen in de agendacommissie. De heer Bevers merkt op dat de voorbereidingsgroep zich bezighield met een stukje nadenken over hoe op het niveau van de raad straks beslissingen over beleid genomen zouden kunnen worden. Dat is gewoon een gremium. Datzelfde gremium zou nu kunnen worden gevraagd om het te gaan hebben over die sturingsindicatoren, dus niet over beleid. De heer Karapinar merkt op dat het voorstel van de heer Bevers nieuw is; hij zit zelf niet in de Drechtraad en hij kan niet namens zijn collega mevrouw De Klerk spreken. Hij vindt het persoonlijk een goed voorstel. De heer Schuiten merkt op dat volgens hem iedereen het erover eens is dat dit in de Drechtraad besproken moet worden. Hij hoorde de heer Van der Kruijff aangeven dat het onderzoek alweer voor een deel achterhaald is. Dat ziet hij zelf niet zo; er zijn wel wat omstandigheden veranderd, maar de conclusie dat verantwoordingsinformatie beter toegankelijk kan worden, staat volgens hem overeind. Een werkgroep om dit voor te bereiden lijkt hem ook een prima idee, wie daar dan ook in zit. Er kan volgens hem nu besloten worden dat er een voorbereiding plaatsvindt voor bespreking in de Drechtraad. De heer Romijnsen merkt op richting de heer Van Verk dat hij dit meteen op zou moeten starten in de agendacommissie. Het idee van de heer Van der Kruijff zou daar in meegenomen moeten worden. Met betrekking tot de werkgroep verzoekt hij de heer Bevers na te gaan of alle leden gezien de workload allemaal nog beschikbaar zijn. De voorzitter stelt voor om het raadsvoorstel aan te houden en daarnaast de heer Van Verk te verzoeken het stuk in te brengen in de agendacommissie van de Drechtraad. De heer Van Verk zal een terugkoppeling verzorgen in Dordrecht. Hij dankt iedereen voor de inbreng en sluit de vergadering. 5