Beoordelingsformat Praktijkbeoordeling Onderwijspraktijk B Minor

Vergelijkbare documenten
Beoordelingsformat Onderwijspraktijk A

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

Aantekenformulier van het assessment PDG

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Studiehandleiding Onderwijspraktijk A

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Competentievenster 2015

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht

Portfolio. Pro-U assessment centrum. Eigendom van:

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

Studiehandleiding Onderwijspraktijk B Minoren eco geo bèta

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

Bijlage 2: Competentiematrix schoolstage

BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen:

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

1 Interpersoonlijk competent

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

Beoordelingsinstrument voor het beoordelen van het portfolio en werkplekleren (rubrics)

Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep.

kempelscan K1-fase Eerste semester

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Mogelijke aandachtspunten voor het invullen van het lesevaluatieformulier

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

ALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013

1. Interpersoonlijk competent

Kijkwijzer (voorheen observatie instrument) ICALT. verdieping voor coach en leerkracht. leerkracht

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

kempelscan P2-fase Studentversie

Docent LB. Inhoudsopgave. Docent LB Inter-persoonlijk. Leesinstructies Rapportgegevens

Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007)

Rondvraag. Persoonlijke rapportage van M. Gulden

Beoordelingsrapport Studie en Werk 1B - voltijd

1/8. Voor leerkrachten zijn 7 bekwaamheden geformuleerd:

LeerWerkPlan VLO fase 1, Zwolle

kempelscan P1-fase Kempelscan P1-fase 1/7

CP Resultaten QuickScan

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG

Competentieprofiel onderwijsassistent voor de periode

Assessment Startbekwaam

1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat

Beroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

Interpersoonlijk competent

De leerkracht stelt duidelijke opbrengst- en inhoudsdoelen op en geeft concreet aan wat verwacht wordt van het werken in de klas en de omgang met

T: Instructies en procedures opvolgen. 1.2.Bereidt de uitvoering

Beoordelingsrapport. Keimaat is een product van b&t begeleiding en training B.V.

POP Martin van der Kevie

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Christelijk Gymnasium VWO

Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten

Profiel schoolopleider en schoolcoördinator 1

Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007)

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Competentie- en indicatorenoverzicht Masteropleiding Leren en Innoveren Hogeschool Rotterdam IVL/Kenniskring Versterking Beroepsonderwijs

Zelfevaluatie. Inleiding:

Kijkwijzer Primair Onderwijs. Jantien Voorbeeld. Competentie Thermometer Nicolaes Maesstraat

Bijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Analyse van de 360 graden feedback

EVALUATIEFORMULIER ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING Voltijd/Deeltijd/Duaal. Docent Beeldende Kunst en Vormgeving Duaal

STAGE WERKPLAN ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING

De CBP: Competentie Beoordeling Praktijk

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING. Eemsdeltacollege

Aanpassingen examens 2018 Maatschappelijke zorg

Kijkwijzer formulier. Naam leerkracht. Groep leerkracht. Naam beoordelaar. Beoordeelde les. Datum. Bijzonderheden

Toezicht in het praktijkonderwijs

Hieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven.

Spinnenweb t.b.v. evaluatie stand van zaken implementatie Zo.Leer.Ik! concept

Beoordeling en evaluatie

LeerWerkPlan VLO fase 2, Zwolle

LEERCOACH IN DE NETWERKSCHOOL. Verantwoordelijkheden

Observatie-instrument Basisbekwaam handelen Zicht op de vaardigheden van leerkrachten in de ontwikkeling van start- naar basisbekwaam

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties :

Beoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse. Datum:

Bijlage bij groepsplan begrijpend lezen

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN ILO EN SCHOOL VOOR VOORTGEZET ONDERWIJS (inzake het praktijkdeel van Bachelor-Minor-studenten met een aanstelling)

ALGEMENE INSTRUCTIE EXAMINERING BEROEPSOPDRACHT A (BOL)

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Het Baken International School VWO

EVALUATIEFORMULIER ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING DEELTIJD

Aanpassingen examens 2018 Maatschappelijke zorg

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

ROC Friese Poort. UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE

Scholingsaanbod Onderwijsassistent. Versie:

Vragenlijst ouders Uitslag Vragenlijst

Pluspunt Een professioneel voorbeeld zijn voor leerlingen en in gesprek blijven over de vraag hoe gaan we met elkaar om.

Competentieprofiel van de opleider CHVG

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling.

De Gastheer/vrouw Een veilige leeromgeving

Transcriptie:

Beoordelingsformat Praktijkbeoordeling Onderwijspraktijk B Minor Invuller WPB Fase Beoordelingsformat Onderwijspraktijk B minor Student: Vak: WPB: School: Vakdidacticus: Plaats: Datum: Algemene toelichting Het beoordelingsformat bestaat uit zeven competenties, die zijn onderverdeeld in een aantal criteria. Per criterium worden één of meerdere indicatoren beschreven, gescheiden door een witregel. Er worden vier niveaus onderscheiden. Niveau 3 beschrijft het niveau van een startbekwame docent, dus wat een student aan het einde van de opleiding bij Onderwijspraktijk C zou moeten kunnen laten zien. Niveau 4 beschrijft het niveau van een excellente docent, wat aangegeven wordt met een dubbele lijn. De criteria genoemd in dit beoordelingsformat zijn gedurende de hele opleiding dezelfde. Het toekennen van het cijfer is relatief, dat wil zeggen in relatie tot de fase van de opleiding. Als een student bijvoorbeeld bij Onderwijspraktijk A in niveau 2 functioneert krijgt hij een hoger cijfer dan als hij bij Onderwijspraktijk B op ditzelfde niveau functioneert (zie hieronder voor nadere richtlijnen). Aanwijzingen voor gebruik Laat de student invullen welke lessen zijn gegeven en welke overige activiteiten zijn gedaan in het Overzicht gegeven lessen Onderwijspraktijk A en accordeer dit. Vul het beoordelingsformat in voor de competenties 1 t/m 4 en 7 (niet de grijze gedeeltes), op basis van de lessen die u van de student heeft gezien. Markeer per indicator welk gedrag het meest van toepassing is. Gebruik hiervoor bij voorkeur de markeerfunctie in Word. Licht voor elke competentie het oordeel toe in het lege vak onder de beoordelingstabel. Maak hierbij gebruik van (kenmerkende) voorbeelden. Verwijs bij gebruik van voorbeelden bij voorkeur naar een les(moment) waarin dit is waargenomen (...): de les van 17 februari in 4h ; de les met het sokken incident ; de les waarin Carla eruit moest ; enz. Na de beschrijvingen van de competenties volgen het woordrapport, een korte beoordelende beschouwing over de ontwikkeling van de student in de periode waarover de beoordeling gaat en reactie van de student op het woordrapport en cijfertoekenning.

Richtlijnen voor cijfertoekenning Praktijkdeel Onderwijspraktijk B Bij Onderwijspraktijk B (OP B) worden alle competenties beoordeeld. Oordelen worden gegeven in hele en halve cijfers. Het uiteindelijke cijfer voor het praktijkdeel wordt vastgesteld door de vakdidacticus, op basis van het ingevulde beoordelingsformat en in overleg met u als WPB. Dit cijfer telt voor 70% mee voor het cijfer Onderwijspraktijk B. Indien de stage als onvoldoende beoordeeld wordt (5 of lager), is het belangrijk dat u in ieder geval dit formulier én het cijfer invult en contact opneemt met de vakdidacticus en indien het een opleidingsschool betreft, de instituutsopleider. De student kan een beroep doen op de tweede kans procedure. Hieronder staan richtlijnen voor cijfertoekenning. Indien u hiervan af wilt wijken dient u dit te onderbouwen en hierover te overleggen met de VD. Voor een voldoende beoordeling voor OP B minor, dient de student op niveau 2, 3 te functioneren, waarbij met name de competenties interpersoonlijk, pedagogisch en organisatorisch vrijwel volledig op niveau 3 zouden moeten zijn. Niveau 1 wordt als onvoldoende beschouwd. Niveau 4 wordt gezien als excellent (daarom is er tussen kolom 3 en 4 steeds een dubbele lijn ipv een enkele lijn). Cijfer OP B minor Richtlijnen 3 of lager Student functioneert vrijwel volledig op niveau 1 en incidenteel op niveau 2 4 Student functioneert zowel op niveau 1 als op niveau 2 5 Student functioneert vrijwel volledig op niveau 2 6 Student functioneert voor de competenties interpersoonlijk, pedagogisch en organisatorisch vrijwel volledig op niveau 3 maar incidenteel op niveau 2 en de overige competenties op niveau 2 7 Student functioneert voor de competenties interpersoonlijk, pedagogisch en organisatorisch vrijwel volledig op niveau 3 en de overige competenties op niveau 2. 8 Student functioneert voor de competenties interpersoonlijk, pedagogisch en organisatorisch vrijwel volledig op niveau 3, en de overige competenties zowel op niveau 2 als niveau 3 9 Student functioneert vrijwel volledig op niveau 3 10 Student functioneert tenminste op zowel niveau 3 als op niveau 4

Visueel zien bovenstaande richtlijnen er als volgt uit. Leeswijzer: Groen = spreiding scores student over de niveaus. Bijv. Student functioneert vrijwel volledig op niveau 2 (groene blok ligt in zijn geheel op niveau 2)= cijfer 5. Student functioneert voor de competenties interpersoonlijk, pedagogisch en organisatorisch vrijwel volledig op niveau 3 en de overige competenties op niveau 2. (groene blok ligt zowel op niveau 2 als 3) = cijfer 7. Cijfer OP B minor Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 3 of lager 4 5 6 7 8 9 10

Overzicht gegeven lessen Onderwijspraktijk B Klas Uren p/w Lesduur (minuten) Onderwerp Overzicht Totaal aantal lesgegeven uren Totaal aantal lessen in de bovenbouw Totaal aantal lessen in de onderbouw Aantal lessen bij anderen geobserveerd Overige activiteiten binnen school Kennismaken met schoolleiding Kennismaken met onderwijsondersteunend personeel Oriëntatie op leerlingbegeleiding Oriëntatie op mentoraat Oriëntatie op decanaat Beoordelen Bijwonen sectievergaderingen Bijwonen rapportvergaderingen Deelname studiedagen Deelname ouderavonden Deelname excursies Deelname schoolfeesten/buitenschoolse activiteiten Deelname projecten Anders, namelijk Voor akkoord Paraaf WPB

Interpersoonlijk competent Communicatie en conctact Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Is zich niet altijd bewust van wat respectvol gedrag en taalgebruik naar leerlingen toe inhoudt. Toont zich weinig bewust van de eigen manier van communiceren en het effect hiervan op leerlingen (inhouds en betrekkingsniveau). Toont over het algemeen gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen. Toont zich enigszins bewust van de eigen manier van communiceren en het effect hiervan op leerlingen (inhouds en betrekkingsniveau). Toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen. Toont zich over het algemeen bewust van de eigen manier van communiceren en het effect hiervan op leerlingen (inhouds en betrekkingsniveau). Is mbt respect voorbeeldig in gedrag en taalgebruik naar leerlingen. Communiceert goed op inhouds en betrekkingsniveau en kan de eigen rol hierin bewust inzetten om doelen te bereiken. Heeft enige affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen en heeft enige kennis over wat leerlingen bezighoudt, maar weet dit niet nog te benutten. Toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen, heeft kennis over wat leerlingen bezighoudt en weet dit soms te benutten. Toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen en weet kennis over wat leerlingen bezighoudt in de regel in te benutten. Toont affiniteit met (de leefwereld van) leerlingen en weet kennis over wat leerlingen bezighoudt te benutten. Opmerkingen, toelichting en voorbeelden

Pedagogisch competent leeromgeving Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Schept nauwelijks een veilige leeren leefomgeving: is weinig consequent in het hanteren van omgangsregels en/of deze zijn te impliciet. Schept af en toe een veilige leer en leefomgeving. Stimuleert wederzijds respect: deelt leerlingen omgangsregels mee, maar creëert daarvoor geen draagvlak. Ondersteunt zelfvertrouwen en zelfstandigheid van leerlingen. Schept in de regel een veilige leeren leefomgeving. Zorgt voor wederzijds respect en gedeelde omgangsregels. Stimuleert zelfvertrouwen en zelfstandigheid van leerlingen. Schept en handhaaft in vrijwel elke situatie een veilige leer en leefomgeving, waar leerlingen zich medeverantwoordelijk voor voelen en waarin zij zelfstandig, met zelfvertrouwen kunnen functioneren. Stuurt en begeleidt het groepsproces maar niet altijd even consequent; signaleert ongewenste groepsprocessen. Experimenteert met het sturen en begeleiden van het groepsproces; signaleert en benoemt ongewenste groepsprocessen. Stuurt en begeleidt het groepsproces; treedt op bij ongewenste groepsprocessen. Stuurt en begeleidt het groepsproces; kan optreden bij en anticiperen op ongewenste groepsprocessen. leerlingen Heeft vooral oog voor de klas en nog weinig voor individuele leerlingen. Heeft binnen de klas oog voor individuele leerlingen. Herleidt afwijkend gedrag soms tot leer, ontwikkelings, en/of gedragsproblemen. Benadert leerlingen als individuen. Signaleert en benoemt leer, ontwikkelings en/of gedragsproblemen en overlegt met collega s over passende acties. Benadert leerlingen als individuen. Signaleert en benoemt leer, ontwikkelings en/of gedragsproblemen en verwijst indien nodig zelfstandig door binnen de school. Opmerkingen, toelichting en voorbeelden

Vakdidactisch competent Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Vakkennis & vakinhouden Loopt met enige regelmaat aan tegen lacunes in inhoudelijke kennis. Beperkt zich tot de methode als leidraad voor vakinhoud. Toont inhoudelijke kennis op niveau van de methode. Geeft af en toe les los van de methode: voegt onder begeleiding vakinhouden (voorbeelden, toepassingen etc.) toe om leerstof betekenis te verlenen. Houdt met selectie leerstof enigszins rekening met niveau doelgroep. Toont parate inhoudelijke kennis die methode overstijgt. Kan methode op verschillende manieren gebruiken door aan te vullen en te verrijken. Kan zelfstandig vakinhouden en leermiddelen selecteren en toevoegen. Deze inhouden zijn doorgaans passend bij het niveau van de doelgroep. Maakt leerstof regelmatig actueel, betekenisvol en relevant. Toont parate inhoudelijke kennis die methode overstijgt. Kan methode op verschillende manieren gebruiken door aan te vullen en te verrijken. Kan zelfstandig vakinhouden en leermiddelen selecteren en toevoegen. Deze inhouden zijn passend bij het niveau van de doelgroep. Maakt leerstof actueel, betekenisvol en relevant. Doet dit alles op systematische en/of creatieve wijze. Leerdoelen & leeractiviteiten Formuleert leerdoelen in algemene termen. Koppelt leeractiviteiten nog nauwelijks aan leerdoelen. Gebruikt vrijwel alleen aanbiedende werkvormen. Formuleert doorgaans concrete en specifieke leerdoelen. Koppelt leeractiviteiten meestal aan leerdoelen. Gebruikt aanbiedende werkvormen en experimenteert met activerende werkvormen. Formuleert concrete en specifieke leerdoelen. De gekozen leeractiviteiten zijn over het algemeen passend bij de leerdoelen en specifiek voor het vak( onderdeel). Gebruikt gevarieerde, bij het vak ( onderdeel) passende, aanbiedende en activerende werkvormen. Formuleert concrete en specifieke leerdoelen die dekkend zijn ten opzicht van de doelstellingen van het vak( onderdeel). Er is sprake van samenhang tussen de leerdoelen. De gekozen leeractiviteiten zijn passend (aantrekkelijk en efficiënt) bij de leerdoelen. Gebruikt verscheidende, samenhangende werkvormen, die leerlingen activeren en motiveren voor het vak( onderdeel).

Formatieve & summatieve evaluatie Is weinig gericht op de leeropbrengst van de les: tijdens of aan het einde van de les wordt nauwelijks gecheckt of leerdoelen behaald zijn. Geeft feedback aan leerlingen in algemene bewoordingen. Probeert soms na te gaan of leerdoelen van de les bereikt zijn door middel van enkele formatieve evaluatiemethoden. Geeft over het algemeen leerlingen concrete en specifieke feedback. Gaat na of leerdoelen van de les bereikt zijn door middel van diverse formatieve evaluatiemethoden. Weet deze informatie te gebruiken om leerlingen verder te helpen. Geeft over het algemeen leerlingen concrete en specifieke feedback. Feedback richt zich niet alleen op het antwoord zelf maar ook op de wijze waarop leerlingen tot een antwoord komen. Staat systematisch stil bij leeropbrengst en past diverse formatieve evaluatie methoden toe om leeropbrengsten te achterhalen. Gebruikt deze informatie op systematische wijze om het leerproces van zowel de individuele leerling, als de klas als geheel te bevorderen. Geeft effectieve en constructieve feedback op product en proces, aan de klas als geheel en aan individuele leerlingen. Beperkt zich tot toetsen en correctiemodellen van collega s of het schoolboek. Maakt soms eigen toetsen en correctiemodellen. De meeste toetsvragen sluiten aan bij leerdoelen en leeractiviteiten uit de lessen. Ontwerpt zelf toetsen en correctiemodellen. Toetsvragen sluiten aan bij leerdoelen en leeractiviteiten uit de lessen. Gebruikt resultaten uit de toets om nieuwe lessen anders vorm te geven qua inhoud en/of didactiek. Ontwerpt zelf toetsen en correctiemodellen. Toetsvragen sluiten aan bij leerdoelen en leeractiviteiten uit de lessen. Analyseert toetsresultaten systematisch om nieuwe lessen anders vorm te geven qua inhoud en/of didactiek.

Differentiatie & leerstrategieën Maakt weinig onderscheid tussen leerlingen. Heeft nog geen aandacht voor leerstrategieën. Focus is op correctheid antwoord en nauwelijks op oplossingsmethoden/strategieën. Stelt weinig vragen die leerlingen aanzetten tot denken. Merkt verschillen tussen leerlingen op en zoekt naar oplossingen. Besteedt een enkele keer aandacht aan leerstrategieën. Probeert af en toe leerlingen uit te lokken tot het expliciteren van denkstappen. Stelt soms vragen die leerlingen aanzetten tot denken. Heeft redelijk zicht op verschillen tussen leerlingen. Geeft leerlingen zicht op hun eigen vorderingen. Houdt in de les af en toe rekening met verschillen door uitleg en/of verwerking af te stemmen op leerlingen. Geeft leerlingen soms keuzemogelijkheden. Besteedt nu en dan expliciet aandacht aan leerstrategieën. Stimuleert leerlingen na te denken over oplossingsmethoden/ strategieën bij een taak. Stelt vragen die leerlingen aanzetten tot denken. Heeft zicht op verschillen tussen leerlingen. Geeft leerlingen instrumenten in handen om inzicht in eigen vorderingen in kaart te brengen. Houdt in de les regelmatig rekening met verschillen tussen leerlingen. Differentieert op instructie, leerstof, werkvorm, verwerkingsvorm en/of tempo. Besteedt met regelmaat expliciet aandacht aan leerstrategieën. Stimuleert leerlingen na te denken over oplossingsmethoden/ strategieën bij een taak. Stelt vragen die leerlingen aanzetten tot denken. Opmerkingen, toelichting en voorbeelden

Organisatorisch competent leeromgeving Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Is soms in staat om begin en/of einde van de les ordelijk te laten verlopen. Overgangen binnen een les zijn niet altijd soepel. Start van de les verloopt ordelijk en efficiënt. Is nog niet flexibel genoeg om de les ordelijk en efficiënt af te ronden als de lesplanning niet gehaald wordt. Gebruikt de leertijd min of meer efficiënt. Gebruikt les en leertijd goed. Zorgt voor een ordelijk en efficiënt verloop van de les: laat weinig tijd verloren gaan aan het begin, tijdens of aan het einde van de les; houdt zich aan de bij leerlingen bekende planning. Gebruikt les en en leertijd optimaal: gaat flexibel om met onverwachte situaties die de lesorganisatie kunnen verstoren. Schat soms goed in aan welke eisen lokaal en materialen moeten voldoen. Materialen en lokaal zijn redelijk op orde en over het algemeen passend bij werk en groeperingsvormen. Voorbereiding van lokaal en materiaal is in orde en passend bij werk en groeperingsvormen. Voorbereiding van lokaal en materiaal is in orde, passend bij werkvormen. Kan flexibel omgaan met omgevingsfactoren bij onverwachte gebeurtenissen. Geeft een les zonder expliciete doelen en/of verwachtingen bij de start van de les; is alleen bezig met eigen aandeel les. Geeft lessen waarin eenvoudige werkvormen afgestemd zijn op leerdoelen en leeractiviteiten en heeft daarbij enig zicht op het proces. Kan in een les waarin complexere werkvormen afgestemd zijn op leerdoelen en leeractiviteiten, het proces bewaken. Kan in een les waarin complexere werkvormen afgestemd zijn op leerdoelen en leeractiviteiten, het proces regisseren. planning les Slaagt er nauwelijks in om eenvoudige werk en groeperingsvormen te organiseren. Kan eenvoudige werk en groeperingsvormen organiseren. Kan complexere werk en groeperingsvormen gericht op zelfstandig (samen) werken en zelfstandig leren organiseren. Kan complexere werk en groeperingsvormen gericht op zelfstandig (samen)werken en zelfstandig leren organiseren en sturen. Instructies zorgen soms voor verwarring bij leerlingen. Instructies zijn over het algemeen eenduidig en volledig. Instructies zijn eenduidig en volledig. Instructies, ook voor complexere werkvormen en over meerdere lessen, zijn eenduidig en volledig.

tijdsplanning Vindt het nog lastig om tijdsduur van lesonderdelen in te schatten. Toont zich redelijk realistisch, maar nog weinig flexibel in planning van de les. Toont zich realistisch en flexibel in planning van de les. Toont zich realistisch en flexibel in planning van de les, ook in de complexere lessen. Organisatie eenheid is de les. Organisatie eenheid is hoofdstuk of onderwerp. Organisatie eenheid is trimester/rapportperiode. Organisatie eenheid is het schooljaar: gericht op de te behalen curriculumdoelen (examens, pta etc). Opmerkingen, toelichting en voorbeelden

Competent in het samenwerken met collega s delen en deelnemen Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Heeft voornamelijk contact met WPB. Loopt (observerend) mee in het team. Aandacht gaat voornamelijk uit naar de klas en het lesgeven. Wisselt soms ervaringen over uitvoering van lessen uit met collega s. Toont met enige regelmaat belangstelling voor andere werkzaamheden en activiteiten in de school die het klassenniveau overstijgen. Zoekt actief uitwisseling met collega s gericht op optimaliseren eigen lessen. Is af en toe actief betrokken bij werkzaamheden en activiteiten op schoolniveau. Zoekt actief en structureel uitwisseling gericht op wederzijdse professionalisering vakgenoten en andere betrokkenen in de school. Is actief betrokken bij werkzaamheden en activiteiten op schoolniveau. Toont enige belangstelling voor zorgstructuur van de school. Heeft enig zicht op zorgstructuur in de school en wie verantwoordelijk zijn voor doorverwijzen. Kent de zorgstructuur van de school en weet wie verantwoordelijk zijn voor doorverwijzen. Kent de zorgstructuur van de school en weet wie verantwoordelijk zijn voor doorverwijzen. Kent de grenzen van de zorgstructuur in de school en de eigen rol hierin. Toont initiatieven ter verbetering van procedures en protocollen. Verkent het pedagogisch/ didactisch klimaat in eigen klassen. Beschrijft het pedagogisch/didactisch klimaat in eigen klassen. Analyseert en evalueert het pedagogisch/ didactisch klimaat in eigen klassen en deelt die kennis en aanpak met anderen. Analyseert het pedagogisch/didactisch klimaat in eigen klassen en deelt die kennis en aanpak met andere betrokkenen; levert constructieve bijdrage aan verdere wederzijdse professionalisering binnen de school. grenzen Ervaart werkbelasting zonder grenzen aan te geven. Probeert grenzen van tijd en betrokkenheid te verwoorden. Benoemt en deelt grenzen van betrokkenheid met begeleider. Geeft grenzen van tijd en betrokkenheid aan en weet wie daarop binnen de organisatie aangesproken kan worden.

Opmerkingen, toelichting en voorbeelden

Competent in samenwerken met de omgeving doelmatig contact Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Is nog niet betrokken bij gesprekken met ouders/verzorgers. Wisselt, onder begeleiding, informatie uit met ouders/verzorgers over vorderingen en welbevinden van leerlingen. Wisselt informatie uit met ouders/verzorgers en andere betrokkenen (binnen en buiten de school) over vorderingen en welbevinden van leerlingen. Kan eigen aanpak verantwoorden. Wisselt effectief en efficiënt informatie uit met ouders/verzorgers en andere betrokkenen (binnen en buiten de school) over vorderingen en welbevinden van leerlingen. Kan eigen aanpak verantwoorden en zo nodig aanpassen. De focus ligt op het lesgeven: heeft nog weinig oog voor mensen en instellingen op pedagogisch en (vak )didactisch gebied buiten de school. Toont belangstelling voor mensen en instellingen op pedagogisch en (vak )didactisch gebied buiten de school. Is buiten de school betrokken bij overleg met mensen en instellingen op pedagogisch en (vak )didactisch gebied. Neemt op constructieve wijze deel aan overleg met mensen en instellingen op pedagogisch en (vak ) didactisch gebied. Opmerkingen, toelichting en voorbeelden

Competent in reflectie ten dienste van ontwikkeling verantwoorden Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4 Beschrijft eigen inhoudelijke keuzes, didactische aanpak en pedagogisch handelen, maar heeft daar nog wel ondersteuning van opleiders bij nodig. Heeft nog een weinig realistisch beeld van eigen functioneren in de klas. Kan via vragen van begeleiders zo nu en dan eigen sterke en zwakke kanten benoemen. Beschrijft en expliciteert eigen inhoudelijke keuzes, didactische aanpak en pedagogisch handelen en stelt op basis van bevindingen bij, min of meer gestuurd op basis van vragen van begeleiders. Toont aangezet door begeleiding inzicht in eigen sterke en zwakke kanten. Beschrijft, expliciteert, legitimeert en evalueert min of meer zelfstandig eigen inhoudelijke keuzes, didactische aanpak en pedagogisch handelen en stelt op basis daarvan het handelen bij. Heeft een realistisch beeld van eigen sterke en zwakke kanten. Beschrijft, expliciteert, legitimeert en evalueert zelfstandig eigen inhoudelijke keuzes, didactische aanpak en pedagogisch handelen, evalueert deze en ontwikkelt op basis daarvan, op systematische en onderzoeksmatige wijze alternatieven. Heeft een realistisch beeld van eigen sterke en zwakke kanten en onderzoekt voortdurend het handelen aan de hand van evaluatie, reflectie en feedback. ontwikkelen Vindt het soms lastig feedback te ontvangen en/of er concreet iets mee te doen in een volgende les. Maakt kennis met ontwikkelingen in vak, vakdidactiek en pedagogiek, maar weet deze nog nauwelijks in te zetten voor de ontwikkeling van eigen handelen Opmerkingen, toelichting en voorbeelden Staat open voor feedback maar weet dit nog niet altijd in te zetten voor verbeteren eigen lessen en eigen handelen. Gaat gericht op zoek naar ontwikkelingen in vak, vakdidactiek en pedagogiek en gebruikt deze nu en dan voor de ontwikkeling van eigen handelen. Vraagt gericht feedback en weet dit in te zetten voor verbeteren eigen lessen en eigen handelen. Is op de hoogte van ontwikkelingen in vak, vakdidactiek en pedagogiek en gebruikt deze voor de ontwikkeling van eigen handelen. Vraagt gericht feedback en is in staat op basis daarvan alternatieven te ontwikkelen in gedrag en lessen. Houdt ontwikkelingen in vak, vakdidactiek en pedagogiek bij en gebruikt deze gericht voor de eigen ontwikkeling, mede afgestemd op school en sectiebeleid.

Woordrapport van schoolpracticumdocent (WPB) N.a.v. gesprek op datum:

Reactie van student op woordrapport WPB

Cijfertoekenning Voorstel cijfer OP B (hele en halve cijfers 1 10) Handtekening WPB: Handtekening schoolopleider (indien opleidingsschool): Handtekening student: Eindoordeel (in te vullen door vakdidacticus) Handtekening vakdidacticus: Eventuele toelichting op het oordeel (iig invullen indien het oordeel afwijkt van het oordeel WPB):