Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 - Nederland als leefomgeving

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als leefomgeving 01 - "Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in NL"

Samenvatting Aardrijkskunde Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in Nederland

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als Leefomgeving

AK samenvatting H4. Het stroomstelsel is de hoofdrivier met alle zijtakken, het bestaat uit drie delen:

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

2 rivieren: natuurlijke systeem

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4, Nederland Wateroverlast

Samenvatting Aardrijkskunde H1 en 2 Nederland verandert

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4: Rivieren en Kust

Overstromingen en wateroverlast

Beschouwing Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 Grote rivieren in Lage landen Terra

Help! Het water komt!

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Aardrijkskunde hoofdstuk 11 Overstromingen en wateroverlast

Daarnaast wordt er ook nog onderscheid gemaakt in de soort rivieren. Ook hier zijn er drie van:

Paragraaf 2 hoe de rivier werkt

2Perspectieven voor benedenrivieren: een lange termijn visie

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

- Op de terugweg hiervan kwamen ze op één punt bijeen, Utrecht. ( auto s)

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Soorten rivieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Thema 3 Waterland. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. De Rijn. Rivierenland. Onder de loep. Begrippen. bron. gemengde rivier.

Menselijke ingrepen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

5,9. Samenvatting door een scholier 1458 woorden 18 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

Samenvatting Aardrijkskunde Water hoofdstuk 2

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Onderzoek uiterwaarden

Soorten rivieren vmbo-kgt34

Huidige situatie en verwachtingen voor rivierafvoeren, (water)temperaturen en grondwater

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6

uiterwaard + uiterwaardvergraving + retentie : winterdijk - Zomerdijk = + + : - =

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Een wal van zand, klei of steen die mensen beschermt tegen hoog water. De plek waar het rivierwater in de zee uitkomt.

Praktische opdracht Aardrijkskunde Wateroverlast langs de grote rivieren

~INSPRAAK. Samenvatting Millieueffectrapport Ruimte voor de Rivier

Droogtebericht. Waterbeheerders spelen in op actuele situatie. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW)

Het rivierklei-landschap

Nadere informatie. Weersverwachting

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

Ruimte voor water. in het rivierengebied

Rivieren 2 vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland

PKB Ruimte voor de Rivier Investeren in veiligheid en vitaliteit van het rivierengebied

De Biesbosch gelegen tussen de verstedelijkte Randstad en de Brabantse Stedenrij.

Module Het Rivierengebied

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan?

3. Hydrologie van Nederland

Nederland, waterland


Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

Doel van de informatiebijeenkomst

Naar veilige Markermeerdijken

Vragen over landschappen die we gaan behandelen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

De Geo H3 Nederland duurzaam: energie en water 3.1 Energie en klimaatverandering Energie de kracht die dingen laat werken aardgas Slochteren

3 havo 4 water, 2 t/m 4

Nederland Waterland Basisonderwijs

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Lesbrief. Watersysteem. Droge voeten en schoon water. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Ruimte voor de Rivier

Laag Nederland ligt lager dan 1 meter boven NAP. De zee heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw van het land.

Ruimte voor de rivier de IJssel

Inschatting van de verandering van de overschrijdingskans als gevolg van hoogwaterverlagende maatregelen langs de Rijn - rapport 229 -

Extra CaseQuest 1 Blijft Nederland ook in de verre toekomst veilig?

LAGE WATERSTAND IN DE RIJN

Verwachtingen voor afvoeren, neerslag en temperaturen in de zomer van maart 2011 Nummer LCW Droogtebericht

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Rijn en Maas

Rivieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Kustlijn van de Noordzee

Waar komt het water vandaan

Culemborg aan de Lek

Van de regen in de drup

Watersnoodramp 1953 hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

LAGE WATERSTAND IN DE RIJN

Rijnreis hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Waterbeschikbaarheid verder afgenomen; nog geen knelpunten in de watervoorziening

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Deltaprogramma Rivieren. Samenvating. Plan van Aanpak

Hoofdvraag Hoe zijn de zes belangrijkste Nederlandse landschappen ingericht en hoe is dat te verklaren?

Ruimtelijke klimaatscenario s voor Vlaanderen. & Impact op overstromingen en droogte

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk en

Het water maakt de berg kleiner

In bovenstaande figuur staat de kringloop van het water weergegeven.

1 Kwel en geohydrologie

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Droogtebericht. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) 29 juli 2013 Nummer

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Samenvatting Startnotitie MER

Samenvatting Aardrijkskunde Wonen in Nederland

Ruimte voor de rivier vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Invloed van de zijdelingse toestroming van beken en zijrivieren op hoogwaterstanden van de IJssel. Frans Berben RWS ON

Ik heb gekozen voor vier gemeenschappelijke deelvragen, deze behandel ik per landschap.

Ruimte voor de rivier hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1

Samenvatting van het onderzoek Grensoverschrijdende effecten van extreem hoogwater op de Niederrhein, april 2004

Transcriptie:

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 - Nederland als leefomgeving Samenvatting door een scholier 2237 woorden 11 april 2012 5,1 5 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Wereldwijs Aardrijkskunde - Nederland hoofdstuk 1-1 / Veiligheid en klimaat 1.1 Het klimaatscenario voor de toekomst De gemeenschappelijke kenmerken voor ons nieuwe klimaat zijn: 1. De temperatuur: de zomer en de winter zullen warmer worden. Zachte winters en warme zomers zullen vaker voorkomen. 2. De neerslag: de winters worden gemiddeld natter en de kans op extreme neerslaghoeveelheden in de zomer neemt ook toe. 1.2 Zeespiegelstijging Door de opwarming van de aarde verandert ook de zeespiegel. Deze stijging zal door het uitzetten van het zeewater door de opwarming en het verder afsmelten van gletsjers en ijskappen op aarde doorgaan. Absolute zeespiegelstijging: de stijging van de waterstand in de (Noord)zee. Naast de zeespiegelstijging is vooral in de lage delen van Nederland sprake van bodemdaling. Dit zorgt ervoor dat de zeespiegel relatief nog wat sterker stijgt. Relatieve zeespiegelstijging: het gecombineerde effect van stijging van de zeespiegel en de daling van het land. Omvang bepalen: cijfers van de absolute zeespiegelstijging optellen bij de bodemdaling. In de toekomst zal de zeespiegelstijging groter worden door smelten van ijskappen. 1.3 Meer piekafvoeren van Rijn en Maas Rijn: is een gecombineerde smeltwater- en regenrivier. De afvoer van deze rivier wordt in het vroege voorjaar groter doordat er meer neerslag in Duitsland en Nederland valt en door het warmere klimaat waardoor de sneeuw op de Zwitserse Alpen gaat smelten. Daarbij valt er door de hogere sneeuwgrens meer neerslang in de vorm van regen dan van sneeuw. Maas: is een regenrivier. In de winter en in het voorjaar wordt de afvoer ook groter door meer en heftigere neerslag. Piekafvoer: de afvoer van een rivier tijdens perioden met een grote afvoer door veel neerslag en/of smeltwater. Hoogwater: periode in het rivierengebied of kustgebied met een hoge waterstand. Beide begrippen zullen in de toekomst groter worden. Drie factoren die dit verhogen zijn: 1. Perioden met hevige en langdurige neerslag. Stroomstelsel: het stelsel van de hoofdrivier en zijn zijrivieren in een stroomgebied. Deze krijgt veel water toegevoerd Pagina 1 van 5

dat vooral over de oppervlakte stroomt. Spreiding van de neerslag bepaalt welke zijrivieren opzwellen. 2. Geen goed doordringbare bodem. Als het een tijd lang heeft geregend raakt de bodem in het stroomgebied van de rivier verzadigd, hierdoor kan er geen water geborgen worden en stroomt het automatisch naar de rivier. 3. Een grote toevoer van smeltwater. De overgang van koud winterweer naar een warme natte periode zorgen voor veel snel smeltend sneeuw. Benedenrivierengebied: het rivierengebied ten westen van de lijn Vianen-Gorinchem. Denk aan de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland en een deel van Utrecht en het noorden van Friesland. In dit gebied is de afvoer extra moeilijk omdat het onder invloed staat van de getijdenwerking van de zee. (Vrije)verval: het hoogteverschil tussen twee punten langs de rivier. Als door de zeespiegelstijging dit doet afnemen dan moet het peil van het IJsselmeer omhoog om nog water naar zee te loodsen wat moeilijker gaat. De grotere afvoer en de zeespiegelstijging maken het noodzakelijk dat de maatgevende afvoer van Rijn en Maas in de toekomst groter moet worden. Maatgevende afvoer: dit geeft de maximale afvoercapaciteit aan die bij de gekozen veiligheidsnorm bij een piekafvoer nog veiligheid biedt. De benodigde dijkhoogte wordt hiervan afgeleid. Bovenrivierengebied: het rivierengebied ten oosten van de lijn Vianen-Gorinchem. Denk aan de provincies Brabant, Limburg, Gelderland, Drenthe. Hoogwaterbericht: dagelijks bericht over hoge waterstanden in het rivierengebied of kustgebied. 2 / Veiligheid in het rivierengebied 2.1 Waterberging in het stroomgebied van Rijn en Maas Rijn: heeft een stroomgebied: het verzamelgbied van alle neerslag die na aftrek van de verdamping door de hoofdloop van een riviersysteem wordt afgevoerd (185000 km2). De Rijn krijgt uit het middelgebergte van Duitsland en het hooggebergte in Zwitersland veel neerslagwater en smeltwater toegevoerd. Het stroomstelsel: het stelsel van de hoofdrivier en zijn zijrivieren in een stroomgebied, is sterkt vertakt en kent talrijke kleine riviertjes. Maas: heeft een stroomgebied van 32000 km2 en voert vooral water uit het middelgebergte van de Ardennen en Noord-Frankrijk aan. In beide rivieren is het belangrijk hoe lang het neerslagwater en het smeltwater vastgehouden kan worden. De afvoer ervan gaat in drie stappen: 1. Vasthouden of retentie in of op de bodem met zijn begroeiing. Regen- of smeltwater komt op het bodemoppervlak en zakt langzaam in de grond waar het als grondwater en bodemwater wordt vastgehouden. 2. Bergen in oppervlaktewater. Overtollig water wat niet vastgehouden kan worden, stroomt naar het oppervlakte water waar het in het langzaam stromende water van sloten en plassen tijdelijk wordt opgeslagen. 3. Afvoer door de rivierloop. Een wateroverschot in een stroomgebied komt uiteindelijk in de hoofdloop van snelstromende rivieren en zijrivieren terecht. Door het vasthouden en bergen kunnen we spreken van een sponskarakter: het vermogen van een landschap of stroomgebied om net als een spons water vast te houden en te bergen en vervolgens weer vertraagd af te geven. Vertragingstijd: wordt bepaald door het sponskarakter wat de tijd inhoudt die er zit tussen het vallen van neerslag en vrijkomen van smeltwater in een stroomgebied en de afvoer ervan door de rivier, dit kan kort of lang zijn en geeft een aanwijzing over het sponskarakter van het landschap. Verstenen: het aanleggen van wegen, woningen en bedrijven in een stroomgebied waardoor steeds grote oppervlaktes bedekt worden met slecht doordringbare materialen. Pagina 2 van 5

Regenwater kan daardoor minder goed in de bodem doordringen, hierdoor wordt het sponskarakter kleiner. 2.2 De inrichting van het rivierenlandschap De toevoer van water naar de rivieren was vroeger geleidelijk, behalve in zeer natte perioden of bij veel smeltwater overstroomden de rivieren en spoelden zand en klei uit de bedding. Het uitstromende water werd door de begroeiing afgeremd waardoor een mengsel van zand en klein naast de bedding bezonk, zo ontstonden langgerekte zandige heuvels, die elk jaar hoger worden, in het bovenrivierengebied: oeverwallen. In het benedenrivierengebied bestaan deze uit smalle stroken klei. Kommen: deze liggen verder van de rivier af achter de oeverwallen. Hier zorgde het overstromingswater voor de afzetting van klei. De eerste dijken werden aangelegd in het natte benedenriviergebied, ze werken op enige afstand van de rivierbedding op de oeverwallen aangelegd. De rivier werd vastgelegd in een winterbed van 1 tot 2 kilometer. Er ontstond een uiterwaard: strook land langs een rivier tussen de bedding en de rivierdijk. Loopt bij hoge waterstand onder, ook wordt hier een laagje klei afgezet, zo groeiden ze omhoog waardoor deze duidelijk hoger liggen dan het binnendijkse komgebied wat door ontwatering en inklinking een lage ligging heeft. Er is in de uiterwaarden al veel klei, zand en grind gewonnen. Hierbij speelt een rol dat de rivier na bedijking alleen nog maar zand in de bedding of in de uiterwaard kan afzetten, de bedding van een rivier groeit dus omhoog wat de waterstand doet stijgen. Wiel: op lage of zwakke plekken kon water over de dijk heen gaan stromen en algauw ontstond er dan een gat in de dijk, het neervallende water achter de dijk kolkte een diep gat uit en vormt het litteken van een dijkdoorbraak. Zomerdijken: lage dijk dicht bij de rivier die de uiterwaard in de zomer een betere gebruikswaarde moest geven, in de zomer konden de uiterwaarden dan beter beweid worden en bij hoge waterstand zorgde het dat het water lang kon stagneren en vruchtbare klei kon bezinken. Normalisatie: maatregelen om de rivier beter bevaarbaar te houden, bijvoorbeeld door kronkels uit de rivier te verwijderen. Kribben: dit zijn korte dammen in de rivierbedding, haaks op de rivieroever, die de vaargeul vastlegt en op diepte houdt. Stuwen: een waterbouwkundig werk dat water in een rivier of kanaal kan opstuwen. Met een stuw kan het waterpeil geregeld worden. 2.3 Internationale samenwerking: het Actieplan Hoogwater Aantal actiedoelen om schade door hoge waterstanden te voorkomen: 1. Vergroten van het bergingsvermogen (retentie) voor water bij de Rijnwaterloop. Belangrijk hierbij is dat het water meer de ruimte krijgt, mede door aanleg van retentiebekkens: gebieden (open water of landoppervlak) waar overtollig water tijdelijk kan worden opgeslagen. Ook wel noodoverloopgebieden genoemd. 2. Vergroten van het bergingsvermogen (retentie) voor water in het Rijnstroomgebied. Het sponskarakter van het landschap moet overal verbeterd worden door middel van herbebossing e.d. 3. De aanleg van betere waarschuwingssystemen ten aanzien van hoog water. 4. Het verbeteren van kwaliteit van het ecosysteem van Rijn en uiterwaarden. 2.4 De drietrapsstrategie in de Nederlandse stroomgebieden In natte perioden moet het water eerst zo veel mogelijk in het eigen gebied worden vastgehouden: Pagina 3 van 5

1. Vasthouden (retentie) 2. Bergen 3. Afvoeren Water moet eerst in eigen bodem zakken, overtollig water moet vervolgens naar het bergingsgebied zoals slootjes en meertjes en daarna, om het benedenstrooms gebied te ontzien, wordt het water afgevoerd. Een hulpmiddel bij de strategie is de watertoets: verplichte toets bij ruimtelijke plannen van de overheid waarin aandacht moet worden besteed aan veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging. 2.5 De Maaswerken: ruimte voor de onbedijkte Maas Stroomopwaarts van Nijmegen tot aan de Belgische grens heeft de Maas grotendeels geen dijken omdat de bovenloop diep is uitgesneden in de omringende afzettingen. Echter is dit wel nodig en daar is een project voor opgesteld; Maaswerken: project in het gebied van de onbedijkte Maas (stroomopwaarts van Nijmegen) om het gebied langs de Maas minder gevoelig voor overstromingen te maken, belangrijk zijn grindwinning en het aanleggen van kades. 2.6 Ruimte voor de Rijn en de bedijkte Maas Ruimte voor de rivier: project om de veiligheid van de gebieden langs de Nederlandse rivieren te verbeteren en de ruimtelijke kwaliteit te verhogen, trad in 2007 in werking. Ruimtelijke kwaliteit: een wijze van ordening en inrichting van de ruimte waarbij gestreefd wordt naar verhoging van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de duurzaamheid voor de toekomst. Om dit veiligheidsniveau te bereiken staat niet meer zoals in het verleden dijkverhoging centraal. Dijkverhoging: manier om door verhoging van de dijken de veiligheid in het rivierengebied of het kustgebied te vergroten, het kost weinig ruimte en is relatief goedkoop. Echter vergroot het de onveiligheid alleen maar meer en bij een dijkdoorbraak worden de gevolgen groter. Liever passen ze rivierverruiming: maatregelen om de rivierbedding meer ruimte te geven en tevens de ruwheid van de rivierbedding te verminderen, toe. Deze maatregelen zijn echter alleen effectief in het bovenrivierengebied, in het benedenrivierengebied worden de hoogwaterstanden te veel gedomineerd door zeewater of IJselmeerwater. Het basispakket Ruimte voor de Rivier bestaat uit de volgende soorten maatregelen: 1. Maatregelen in de uiterwaard (het winterbed) Vergraven van de uiterwaard. Afgraven afgezette kleilaag wordt de uiterwaard verhoogd wat meer ruimte biedt. Evenwijdig aan het zomerbed kan een nevengeul: een gegraven geul in de uiterwaard die bij hoogwater de afvoercapaciteit van de rivier vergroot, gegraven worden. Bij hoogwater vergroot de nevengeul de afvoercapaciteit van de rivier en het verhoogt de kwaliteit van het landschap. Verwijderen van obstakels. Obstakels zoals bruggen, wegen, veerstoepen te verwijderen zorgt ervoor dat de waterafvoer sneller gaat en het hoogwaterpeil daalt. Verwijderen van zomerkades heeft hetzelfde effect. Uiterwaardverbreding door dijkverleggingen (ontpoldering). Door dijken landinwaarts te verleggen kunnen de uiterwaarden breder worden en krijgt de rivier meer ruimte, huiding binnendijks gebied wordt buitendijks gebied: ontpoldering. 2. Maatregelen in de rivierbedding (zomerbed) Kribverlaging. Door uitschuring van het zomerbed heeft het bovendeel van de kribben bij de (lagere) hoogwaterstand geen functie meer, dit bovendeel werkt wel remmend en water opstuwend bij hoogwater. Door de kribben te verlagen gaat de doorstroming van rivierwater beter. Pagina 4 van 5

Zomerbedverdieping. Door dit te doen kan de afvoercapaciteit van de rivier vergroot worden, het heeft wel gevolgen voor de grondwaterstand in het aangrenzende binnendijkse gebied. 3. Aanleg van hoogwatergeulen. Hoogwatergeul: afvoer van rivierwater door een binnendijkse route. Bestaat uit een met dijken omgeven geul die bij hoge waterstanden rivierwater kan afvoeren. Bij laagwater kan de geul voor landbouw of natuur gebruikt worden. 4. Aanwijzen van retentiegebieden (noodoverloopgebieden) Noodoverloopgebieden (retentiegebieden): gebieden die bij hoge waterstanden tijdelijk gebruikt kunnen worden om water te bergen. Het kan gaan om landoppervlak of gebied met open water. Dit kan alleen in het bovenrivierengebied, in het benedenrivierengebied is retentie minder effectief door de invloed van getij en storm op zee. 5. Dijkverbetering Dijkverbetering: het verhogen en versterken van de dijken. Langs de rivier de Lek liggen de dijken dicht langs de rivier en de uiterwaarden zijn vaak niet aanwezig of zeer smal, waterstanddaling door verlaging van de uiterwaarden is dus niet mogelijk. Helaas kennen de dijken daar wel een slappe ondergrond met veen en de bebouwing ligt over grote lengten dicht tegen de dijk aan. Pagina 5 van 5