Werkstuk Biologie Intelligentie

Vergelijkbare documenten
3,3. Praktische-opdracht door een scholier 2249 woorden 27 maart keer beoordeeld. Wiskunde A. Intelligentiequotiënt (IQ)

Algemene informatie over het IQ Binet

6.1. Praktische-opdracht door een scholier 2566 woorden 22 mei keer beoordeeld. Wiskunde B

7,1. Praktische-opdracht door Een scholier 4581 woorden 8 november keer beoordeeld. Wiskunde A

7,5. Praktische-opdracht door een scholier 5492 woorden 3 mei keer beoordeeld

nederlandse samenvatting Dutch summary

Hersenonderzoek en intelligentie

Praktische opdracht Wiskunde Het Intelligentie Quotient

Praktische opdracht Wiskunde A IQ

Nederlandse Samenvatting

CULTUURARME INTELLIGENTIETEST RAPPORT

Inhoud. Woord vooraf Inleiding Kennismaking met de psychologie Biologie en gedrag De hardware van het psychisch functioneren 51

HET ASSESSMENT INFORMATIE

MANTELZORG, GOED GEVOEL

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain

A c. Dutch Summary 257

Je zintuigen kunnen lang niet alles waarnemen. Veel dieren kunnen beter zien, horen, proeven en ruiken dan de mensen.

Verstandelijke beperkingen

Dit document hoort bij de training voor mentoren blok 4 coachingsinstrumenten, leerstijlen.

Van fixed naar growth mindset

IST Standaard. Intelligentie Structuur Test. meneer 1

Is een bipolaire stoornis erfelijk?

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Adviezen voor leerkrachten bij het geven van wetenschap- en technologielessen aan normaalbegaafde en excellente leerlingen

Spreekbeurt Biologie Hoogbegaafdheid

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Hoe ben jij KNAP??? >> Doe nu de test! Ga naar de 'Vragenlijst' Howard Gardner

Wat zijn chromosomen en genen?

Kolb Leerstijlen test

Capaciteitentest HBO. Denkvermogen en denkstijl

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Tweelingen in de groei

Zijn wij familie? DNA verwantschapsonderzoek

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk) Naam: Wouter van Straten Adviseur: Floor Meijer Datum: 15 maart 2014

Gemotiveerd Leren. Drie plezierige leerervaringen

Ontwikkeling versus degeneratie

Leerstijlentest Kolb / Akkerman 30 januari 2003.

ProfileXT Individual Profile

Spreekbeurt hoogbegaafdheid.

Intelligentieonderzoek bij Edu & ik

Begeleider gehandicaptenzorg. Oriëntatie op de gehandicaptenzorg. Oriëntatie op de gehandicaptenzorg. Oriëntatie op de gehandicaptenzorg

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

(Hoog)begaafde protocol OBS Prins Claus

DE PLUSBUS. Informatiebrochure voor ouders

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

Door Renata Hamsikova IeKu Advies

RAPPORT ANALOGIEËNTEST (HOGER NIVEAU)

Datum: 5 september 2014

Als kinderen niet (kunnen) begrijpen wat je zegt

Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over.

Utrecht, Gooi & Vecht. Ondersteuning bij leven met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

4 Denken. in het park een keer gebeten door een hond. Als Kim een hond ziet wil ze hem graag aaien. Als

Capaciteitentest MBO. 1. Inleiding

Europakenner Onderzoeker Journalist. toepassing. bediscussiëren en beargumenteren van Europese kwesties. gehaald op:

Bouwstenen van het denken

Verstandelijk beperkte pa0ënten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

KIJK IN JE BREIN LESMODULE BASISSCHOOL LEERLING

De volgende tests zijn afgenomen: Persoonsgegevens Aanvullende persoonsgegevens Capaciteitentest (MCT-M) Demo Kandidaat

Taal en Connector Ability

Samenvatting Mensen ABC

Rapportage capaciteiten (strikt vertrouwelijk) Naam: Mevrouw Voorbeeld Adviseur: Mevrouw Even Datum: 3 december 2014

Voorwoord. Het is wel van belang om altijd eerlijk te zijn wanneer u het er met haar over heeft.

Opdrachten Toeval Opdrachten Toeval Opdracht 1.1 (Bestaat toeval) Opdracht 1.2(toeval in de natuur)

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Persoonlijke ontwikkeling Studievaardigheden

02 SCNL: Cursus Het oplossen van een Sudoku met de juiste hoeveelheid informatie

Intelligentieonderzoek bij Edu & ik

Inhoud. 1. Inleving en verbeelding. 2. Blind zijn en toch alles kunnen. 3. Blind en slechtziend. 4. Hulpmiddelen. 5. Niet kunnen zien, hoe is dat?

Krachtvelden 30 januari Daan Demo

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hoogbegaafd en gevoelig

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

RAPPORT John Sample Datum:

Ieder mens heeft een favoriete leerstijl. Grofweg gezegd bestaan er 4 manieren van leren;

Uitgebreid Rapport. Jan de Bruijn RAKNF. Kandidaatcode. Invoerdatum 14 februari Online Talent Manager Jan de Bruijn / RAKNF Pagina 1 van 5

Leerstijlentest van David Kolb Davy Jacobs, GDD1B

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. DNA-onderzoek en gentherapie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Kandidaatbrochure met oefenvragen Opleidingsniveau: (V)MBO1-2-3

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

Capaciteiten scan. Mw A. Demo. Naam. Datum assessment

Slim omgaan met intelligentie. Beatrijs Brand orthopedagoog

BIOKLOK DE BIOLOGISCHE KLOK IN DE LES MODULE C. klok. www. bio. .nl

Transactionele Analyse. Begrijpen en beïnvloeden. Nederlandse Vereniging voor Transactionele Analyse

Voorwoord Beste Lezers,

Het neuropsychologisch onderzoek

Een voorbeeld bladzijde uit module 1. Hoofdstuk 2. School periode: 6 tot en met 12 jaar.

Mijn leerstijl. Met een leerstijlen-test kun je dat uitzoeken. Op het volgende blad staan 8 vragen. " Je wilt leren solderen. Wat doe je?

omschrijven wat je ermee bedoelt. Dat geldt dus ook voor dom en de vraag of je dat met een IQ-test kunt meten. Dan naar een ander aspect van de

reeks ontmoetingen 2 een ontmoeting met Heraclitus

INFORMATIEFOLDER BIJ HET ONDERZOEK GETITELD. Tweelingfamilieonderzoek naar genetische invloeden op lichamelijke en geestelijke gezondheid

Samenvatting (Summary in Dutch)

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Persoonsgegevens Aanvullende persoonsgegevens Capaciteitentest (MCT-H) Dhr. Demo.

Niet veel mensen krijgen deze ziekte en sommige volwassenen hebben er vaak nog nooit van gehoord of weten er weinig vanaf.

Antwoorden Wiskunde Hoofdstuk 4

Inge Test

mensen met een Licht Verstandelijke Beperking

Het haalt je volledig weg bij je intuïtie: de enige plek waaruit je gaat weten wat de juiste relatie is voor JOU.

Transcriptie:

Werkstuk Biologie Intelligentie Werkstuk door een scholier 4852 woorden 20 maart 2002 6,2 32 keer beoordeeld Vak Biologie INLEIDING Dit werkstuk gaat over intelligentie. Ik vind het interessant om te ontdekken hoe je hersenen werken, om te vergelijken tussen mensen welke soort intelligentie ze het meest hebben. Of hoe iemand een conclusie trekt of een probleem oplost. Omdat ik me hiervoor interesseer en ik hier anderen meer over wil laten weten, gaat dit werkstuk over intelligentie. In dit werkstuk wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder intelligentie, want er zijn verschillende opvattingen over. Ook wordt uitgelegd hoe iemand aan een grote hoeveelheid intelligentie komt, en waar dat aan ligt. Dit werkstuk zal vooral gaan over theoretische intelligentie en weinig over praktische en sociale intelligentie. Wat theoretische, praktische en sociale intelligentie is zal natuurlijk ook worden uitgelegd. Ik ben vooral door internet en de computer aan informatie gekomen. Dat is handig, want je hoeft de deur niet uit. 1. INTELLIGENTIE Intelligentie komt van het Latijnse woord intelligentia, dat inzicht, kennis, kenvermogen of verstand betekent. Intellegere betekent letterlijk: er tussen kiezen. Intelligentie wordt vaak gezien als het vermogen om te kunnen redeneren, plannen maken, probleemoplossen, abstract denken en het begrijpen van ideeën die niet van jezelf komen. Ook denken sommige mensen dat intelligentie verwijst naar iets uit het hoofd kunnen leren, of naar het feit dat iemand goed kan rekenen of lezen. Intelligentie betekent ook niet creativiteit, karakter of persoonlijkheid. Intelligentie is moeilijk te beschrijven, maar het heeft te maken met inzicht en het doorzien van verbanden. In dit werkstuk wordt uitgelegd wat intelligentie precies is. Je hebt een probleem en je moet gaan nadenken over een oplossing. Er zijn meer mogelijkheden en je moet de beste uitkiezen. Al deze vaardigheden hebben met intelligentie te maken. Intelligentie is ongeveer: https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 1 van 14

dingen begrijpen, daarbij denken en onthouden en dat je ook iets kunt doen met wat je leert. Dat je creatief kunt zijn met je kennis. Dat wordt fantaseren genoemd. En dat je je kennis gebruikt om je te verbeteren. Het is moeilijk om uit te leggen wat intelligentie is. Zelfs geleerden kunne het niet precies zeggen. Het is moeilijk te onderzoeken. Intelligentie is levensbelangrijk. Door intelligentie kunnen we 5 belangrijke dingen doen: 1. Aanleren van vaardigheden: lopen, fietsen, koken enz. 2. Opdoen van kennis: leren van vreemde taal, maken van moeilijke sommen enz. 3. Omgaan met levensgevaarlijke situaties: snel denken bij een brand of een ongeluk. 4. Omgaan met moeilijke situaties: bijvoorbeeld het bedenken van een goeie smoes. 5. Oplossen van problemen. Niet iedereen is even intelligent. Sommigen zijn beter in bijv. wiskunde dan anderen. Dit heeft te maken met je intelligentie en rekenkundig inzicht. Er wordt gemeten hoe intelligent iemand is door een IQ test. De hersenen en het geheugen. Hersenen spelen een belangrijke rol bij het leren en begrijpen. Je kunt ermee denken, begrijpen en fantaseren. De hersenen zijn kronkelig en lijken op een walnoot. De hersenen bestaan uit ongeveer honderd miljard (100.000.000.000) zenuwcellen en maken deel uit van het zenuwstelsel. De hersenen krijgen hun informatie van de zintuigen. De ogen zien, de oren horen, de neus ruikt, de tong proeft en de huid voelt. Dat zijn de 5 zintuigen. Dankzij de zintuigen doe je indrukken op. Dat noemt men waarnemen. Geheugen Alles wat je waarneemt gaat van de zenuwen naar de hersenen. Daar wordt de belangrijkste informatie van de zintuigen naar de hersenen gestuurd. Daar wordt de belangrijkste informatie bewaard en in je geheugen opgeslagen. Onbelangrijke informatie wordt meteen vergeten. Dit alles gebeurt binnen één seconde. Het geheugen zit ergens in de hersenen. Waar precies weet niemand. In je geheugen bewaar je al je kennis. Het zit vol informatie. In het geheugen zitten ook alle vaardigheden die je hebt geleerd, bijv: fietsen, lopen, trompet spelen. Alles wat in je leven is gebeurd zit ook in het geheugen. Je eerste vliegreis, of een auto-ongeluk bijvoorbeeld. Dankzij het geheugen kan ieder mens dingen herinneren en onthouden. 2. THEORETISCHE INTELLIGENTIE https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 2 van 14

Psychologen onderzoeken gedachten en gevoelens. Dus ook dingen over intelligentie. Er bestaan volgens hen drie soorten intelligentie: - theoretische intelligentie - praktische intelligentie - sociale intelligentie Kennis opdoen Theoretische heeft veel met leren te maken. Dus met het verzamelen en opslaan van kennis, zoals: taalregels en het alfabet. Het wordt vooral gebruikt op school. Ook thuis, op het werk of op vakantie leer je dingen bij. In Spanje leer je bijvoorbeeld Spaanse woorden bij. De mens leert altijd en overal. Maar hoe ouder dat mensen worden, hoe langzamer en moeizamer ze leren. De intelligentie kan gemeten worden met een intelligentietest en wordt uitgedrukt in een cijfer: het intelligentiequotiënt ( IQ ). Intelligentietest bestaan uit een serie uiteenlopende opgaven, die bijvoorbeeld te maken hebben met ruimtelijk inzicht, woordenschat, de herkenning van analogieën, rekenen en kennis. De uitkomst hiervan wordt vergeleken met een grote groep mensen met dezelfde leeftijd. Als iemand precies gemiddeld heeft gepresteerd heeft hij een IQ van 100. Bij slechtere prestaties wordt het IQ lager, bij betere hoger. Een IQ van 140 wil bijvoorbeeld zeggen dat hij beter heeft gepresteerd van 99 % van zijn leeftijdgenoten. Het IQ schommelt tot dat je 12 bent erg, maar blijft daarna redelijk constant. Dus als soms gaat het gemiddeld wat slechter, en soms gemiddeld iets beter. De intelligentie blijft zich na deze leeftijd nog ontwikkelen, maar ten opzichte van leeftijdsgenoten verandert er relatief niet meer zo veel. 3. PRAKTISCHE INTELLIGENTIE Dit soort intelligentie wordt ook wel vaker creatieve intelligentie genoemd. Doen Praktische intelligentie heeft te maken met iets doen. Bijvoorbeeld een fietslicht maken. Je controleert op je fiets alles wat met licht te maken heeft : het lampje, stroomdraadjes en de dynamo. Dan zoek je het benodigde materiaal. Dat heeft allemaal met praktische intelligentie te maken. Maar om iets te repareren heb je ook theoretische intelligentie nodig. Je moet weten waar alle onderdelen voor dienen. Je moet ook weten hoe het licht werkt. Dus als je iets repareert, heb je zowel praktische als theoretische intelligentie nodig. 4. SOCIALE INTELLIGENTIE Deze soort intelligentie wordt ook wel emotionele intelligentie genoemd. Emotionele intelligentie is de vaardigheid van het hanteren van emoties. Hierbij worden 5 terreinen onderscheiden: - begrip van de eigen emoties. Wie beter in de gaten heeft wat hij zelf voelt, kan hiermee een betere https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 3 van 14

beslissing nemen. - Regulering van emoties. Ervoor kunnen zorgen dat de heftigheid van de emotionele reactie past bij de omstandig heden; bijvoorbeeld je kunt niet een grap maken over Belgen als er Belgen bij zijn. - Zelfmotivatie. Jezelf kunnen oppeppen om dingen te doen. Bijvoorbeeld als je een werkstuk aan het maken bent en je hebt er geen zin in, moet je toch doorgaan. - Het herkennen van de emoties van iemand anders. Dan kun je daar zelf rekening mee houden. Bijvoorbeeld begrijpen hoe iemand zich voelt als hij zijn beste vriend is verloren. - Goede sociale vaardigheden, zodat je kunt inspelen op de gevoelen van iemand anders. Met mensen omgaan Iemand met voldoende sociale intelligentie kan op een goede manier met mensen omgaan. Hij kan anderen vertrouwen geven, helpen of iets leren. Zo iemand heeft mensenkennis en weet waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen. Daardoor zien ze heel snel of iemand Het goed of slecht met hem voor heeft. In sommige beroepen wordt veel met mensen omgegaan. Als iemand dan veel sociale intelligentie heeft, zal hij zijn beroep beter kunnen vervullen. Bijvoorbeeld een leraar: Hij moet soms kinderen troosten, en de kinderen moeten hem vertrouwen. Erfelijke factoren Het maakt veel uit of je ouders hun erfelijk factoren aan je hebben doorgegeven. Als je ouders hoogbegaafd zijn, ben je zelf waarschijnlijk ook behoorlijk intelligent. Maar de erfelijk aanleg kan zich alleen ontwikkelen in een stimulerende omgeving. Dus: Als je de intelligentie van je ouders geërfd hebt, moet je die wel nog kunnen ontwikkelen. Als je wordt gestimuleerd om goed je best te doen, wordt je intelligentie waarschijnlijk groter. Als je al vroeg begint met intensief leren, wordt het leren later makkelijker. De laatste jaren is duidelijk geworden dat je meer dan alleen intelligentie nodig hebt voor een succesvol leven. Dit komt omdat intelligentietests slechts een klein deel meten van wat in het dagelijks leven onder intelligentie wordt verstaan. Een grote vraag binnen de psychologie is wat de intelligentietest nu eigenlijk meten. Sommigen beweren dat daadwerkelijk intelligentie wordt gemeten, terwijl anderen vinden dat er alleen een gemiddelde wordt genomen van een aantal verschillende primaire vermogens, zoals ruimtelijke oriëntatie, visualisatie, dus zich dingen voor kunnen stellen, verbaal begrip, dus gesproken woorden begrijpen, en algemeen redeneren, en geheugen. Maar het is onduidelijk in hoeveel factoren intelligentie opgesplitst zou moeten worden. De meningen verschillen van 7 tot 152. Creatieve intelligentie De Amerikaanse psycholoog Robert Sternberg zei dat de academische (theoretische) intelligentie aangevuld zou moeten worden met creatieve intelligentie. Creatieve intelligentie is het vermogen om https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 4 van 14

bestaande problemen op een nieuwe manier op te lossen of om bestaande oplossingen op een nieuw terrein toe te passen. 5. IQ Om intelligentie te meten gebruik je een test. De zogenaamde IQ test. Deze test is gebaseerd op een begrip, bedacht door William Stern. Het begin van het testen ligt minder dan een eeuw terug. Filosofen zijn altijd geïnteresseerd geweest in de kenvermogens van het verstand, d.w.z. die vermogens die betrekking hebben op intellectuele processen. Dit houdt in; het denken en de waarneming van de buitenwereld. Psychologen kwamen al vroeg op het idee dat sommige fysiologische begrippen ( bijv. de snelheid van de zenuwimpulsen binnen het zenuwstelsel) te maken zouden kunnen hebben met de verschillen in intellectuele begaafdheid. Ze merkten dat de snelheid van de impulsen weinig te maken had met intelligentie. Ook het gewicht en de grootte van de hersenen had hiermee niks te maken; er werden wel verschillen gevonden, maar die waren te onduidelijk om te zeggen dat dit een manier was om iemands IQ uit te rekenen.. Tenslotte kwam de Franse psycholoog Binet met iets dat niet alleen de juiste weg bleek, maar ook zeer voor de hand liggend; het denkbeeld dat mentale kwaliteiten en functies gemeten moesten worden door mentale testen die duidelijk op deze kwaliteiten en functies betrekking hadden. Door deze testen verkreeg men de mentale leeftijd van een kind. Hierna kwam de Duitse filosoof en psycholoog William Stern met een nieuw begrip: het intelligentiequotiënt (IQ). Hierin gebruikte hij de mentale en de kalenderleeftijd om het IQ te berekenen. Het IQ heeft onmiddellijk populariteit gekregen. Ondanks zijn vele onvolkomenheden is het waarschijnlijk een van de meest bekende psychologische begrippen gebleven onder leraren, psychiaters, maatschappelijk werkers en anderen die niet op een of andere wijze bij de psychologie betrokken hoeven te zijn. Welke ideeën had William Stern over intelligentie? In 1905 hadden de Franse psychologen Binet en Simon de eerste intelligentietest ontworpen. Deze test werd de Binet-Simon schaal genoemd en bestond uit dertig opgaven met een opklimmende moeilijkheidsgraad. De test, die voor kinderen van 5 tot 15 bedoeld was, besloeg een groot terrein van mentaal denkvermogen en aan de hand van deze test werd het mentale niveau bepaald (de mentale leeftijd, ook wel de intelligentie leeftijd genoemd). Met deze test kun je je IQ dus nog niet weten! En aangezien het juist voor mensen interessant is om te weten wie slimmer is dan anderen, moest er nog iets met die mentale leeftijd worden gedaan. William Stern zorgde voor een getal waarmee je je eigen intelligentie kon vergelijken met de intelligentie van anderen. Hij noemde dit het intelligentiequotiënt, IQ. Hij maakte gebruik van de mentale leeftijd in zijn formule om het IQ te bereken: https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 5 van 14

IQ = (ML : KL) x 100 Als je hiermee het IQ had berekend moest je nog wel rekening houden met het idee van Stern over intelligentie. Het begrip intelligentie kan namelijk op veel verschillende manieren worden uitgelegd en getoetst. William Stern vond dat intelligentie de begaafdheid is tot aanpassing door denkmiddelen van de reacties der persoonlijkheid op nieuwe en onverwachte situaties in de buitenwereld. Begrijpelijk is dat als je het begrip intelligentie een andere betekenis geeft, de uitslag van de test niet meer klopt. Er zijn verschillende definities van intelligentie: Intelligentie is het vermogen om problemen op te lossen. Intelligentie is het vermogen om kennis en gegevens te formuleren en toe te passen. Intelligentie is de capaciteit om via leren zich aan de omgeving aan te passen. Intelligentie is rationeel (logisch) denken. Bij deze definities is aan intelligentie elke keer een andere betekenis gegeven. Als je dus een test gebruikt om je intelligentie te meten en je verstaat onder intelligentie rationeel denken, maar de maker van de test verstaat er het begrip van William Stern onder, klopt de uitslag niet! Er zijn dan verkeerde dingen getoetst. Er moet dus erg opgepast worden met het begrip intelligentie. Hoe wordt het IQ berekend? William Stern introduceerde het begrip intelligentiequotiënt (IQ). Dit is de verhouding tussen mentale leeftijd en kalenderleeftijd, vermenigvuldigd met 100. Hieruit volgt de formule: IQ= (ML: KL) x 100. Hierin is ML de Mentale Leeftijd en Kl de KalenderLeeftijd. De mentale leeftijd is het niveau waarop een kind functioneert. Dit niveau wordt bepaald door een test die de franse psychologen Binet en Simon hebben bedacht. Hierin wordt een groot aantal problemen aan een grote groep kinderen voorgelegd. Door na te gaan op welke leeftijd de meeste kinderen een probleem kunnen oplossen, wordt de leeftijdswaarde van een probleem bepaald. Als dus het merendeel van kinderen van 7 een probleem op kunnen lossen, is de leeftijdswaarde 7, wat dus de ML van een kind is. Dankzij dit gevonden ML kun je dus het IQ van een kind bepalen. Deze methode is echter alleen van toepassing op kinderen. Algemeen wordt aangenomen dat deze methode geschikt is voor kinderen van 5 tot ongeveer 15 jaar oud. Jongere kinderen kun je niet goed testen, vanwege hun beperkte woordenschat. Deze methode is echter alleen van toepassing op kinderen. Algemeen wordt aangenomen dat deze methode geschikt is voor kinderen van 5 tot ongeveer 15 jaar oud. Jongere kinderen kun je niet goed testen, vanwege hun beperkte woordenschat. Wetenschappelijk getest is dat het IQ van een kind zich https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 6 van 14

blijft ontwikkelen tot ongeveer het vijftiende levensjaar. Bij intelligente kinderen kan de groei nog even doorgaan, terwijl die bij dommere kinderen al is gestopt. Deskundigen menen dat het IQ na het dertigste weer iets gaat dalen. Als de mentale leeftijd stil staat, klopt bij volwassenen de formule van Stern niet. Hieruit zou bijvoorbeeld volgen: IQ van persoon X van 15 jaar: (15:15) x 100= 100 IQ van persoon X 15 jaar later: (15:30) x 100= 50 Dit klopt dus niet. Dit zou dus betekenen dat het IQ van persoon X in 15 jaar gehalveerd zou zijn en persoon X van iemand met gemiddelde intelligentie tot de zwakzinnigen zou gaan horen. Sterns formule is dus alleen toepasbaar op kinderen en voor het IQ van een volwassene moeten tests gedaan worden op verschillende gebieden, zoals numerieke intelligentie, abstract redeneren, visueel-ruimtelijke intelligentie etc. 6. WELKE FACTOREN ZIJN VAN INVLOED OP HET IQ? Het IQ wordt bepaald door erfelijkheid en omgeving. Het is erg moeilijk te bepalen wat nu het meeste invloed heeft. In onze cultuur zijn de omgevingsverschillen niet zo groot (alle kinderen gaan naar school, overal probeert men het niveau van het onderwijs goed te houden). Waarschijnlijk speelt erfelijkheid voor ons dus een grote rol. Erfelijkheid is echter een moeilijk meetbaar begrip. De onderzoeker Eyseneck stelde de volgende vraag: In welke mate zijn de waarneembare verschillen in menselijke intelligentie toe te schrijven aan omgevingsfactoren, in hoeverre aan genetische factoren en in welke mate aan een wisselwerking tussen beide? Het tweelingonderzoek Dit onderzoek werd gedaan door onderzoekers die aanhangers waren van de nature-theorie. Door middel van dit onderzoek wilden zij aantonen dat de menselijke intelligentie werd bepaald door genetische factoren. Het onderzoek ging als volgt: De onderzoekers gingen er van uit dat tweelingen (zowel eeneiige als twee-eiige tweelingen) ongeveer in dezelfde omstandigheden worden opgevoed. Hierdoor kunnen de omgevingsfactoren geen rol spelen in het verschil in intelligentie. Men mat vervolgens het IQ van diverse eeneiige en twee-eiige tweelingen. Eeneiige tweelingen bleken een gemiddeld verschil in intelligentie te hebben van 9.2 IQpunt, terwijl bij twee-eiige tweelingen dit verschil opliep tot 17.7 IQpunt. Hieruit trokken de onderzoekers de volgende conclusie: Omdat de omgevingsfactoren zowel bij de eeneiige als de twee-eiige tweelingen identiek is, kan de https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 7 van 14

grotere overeenkomst in intelligentie bij eeneiige tweelingen alleen worden veroorzaakt door de invloed van genetische factoren. Ander onderzoek dat ook onder tweelingen werd gehouden gaf dezelfde uitkomsten. Uit dit onderzoek bleek namelijk dat de gemiddelde correlatie tussen eeneiige tweelingen 0.80 bedroeg, terwijl dit bij tweeeiige tweelingen maar.53 was. Deze uitkomsten waren voor de nature-aanhangers weer een bewijs voor het genetisch bepaald zijn van de menselijke intelligentie. Enkele onderzoekers waren het echter niet eens met de mening van de nature-aanhangers, dat de menselijke intelligentie alleen zo worden bepaald door genetische factoren. Volgens hen was het namelijk een combinatie van zowel genetische factoren als omgevingsfactoren die samen de menselijke intelligentie vormen. Daarom probeerden zij het tweelingonderzoek te weerleggen door dit onderzoek nader te analyseren. Uit de analyses trokken zij de volgende conclusies: - In tegenstelling tot twee-eiige tweelingen wordt het merendeel van de eeneiige tweelingen door de ouders en de omgeving met opzet gelijk behandeld. Dit kan onder andere gebeuren door gelijke kleding en kapsels. Ook trekken eeneiige tweelingen veel langer en vaker met elkaar op dan twee-eiige tweelingen. Hierdoor gaan eeneiige tweelingen veel meer op elkaar lijken, ook qua IQ. - Een tweede conclusie was dat wanneer eeneiige tweelingen thuis gelijk worden behandeld, de correlatie in IQ veel hoger was dan wanneer de eeneiige tweeling verschillend werd behandeld. Datzelfde bleek ook uit een andere studie: wanneer een eeneiige tweeling naar dezelfde opleiding ging, was de gemiddelde correlatie in IQ 0.91. Zodra de eeneiige tweeling naar een verschillende opleiding gingen, daalde deze correlatie maar liefst tot 0.24. Uit een onafhankelijk onderzoek is gebleken dat de overeenkomst in IQ bij eeneiige tweelingen die afzonderlijk opgevoed werden 0.77 was, bij twee-eiige tweelingen of gewone broers en zussen was dit veel lager. Hieruit trokken de onderzoekers de conclusie voor 2/3 deel door genetische factoren wordt bepaald. Het adoptieonderzoek Ook dit onderzoek werd uitgevoerd door onderzoekers die aanhangers waren van de nature-theorie. Het doel van het onderzoek is dan ook hetzelfde: aantonen dat de menselijke intelligentie bepaald wordt door genetische factoren. Dit keer gebruikten de onderzoekers geadopteerde kinderen als testgroep. Zij werden gebruikt om te onderzoeken of hun intelligentie alleen beïnvloed werd door hun biologische ouders (genetische factoren) of ook door hun pleegouders (omgevingsfactoren).uit het onderzoek bleken de volgende resultaten: - De overeenkomst in IQ tussen pleegkinderen en hun biologische ouders bedroeg 0.50, tussen de pleegkinderen en hun adoptie-ouders maar 0.19. - Wanneer een eeneiige tweeling afzonderlijk bij de moeder en een familielid werden opgevoed, dan was de gemiddelde correlatie 0.82. Werd de eeneiige tweeling echter afzonderlijk opgevoed door de moeder en een niet verwant https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 8 van 14

gezin, dan daalt de correlatie tot 0.51. - Wanneer een eeneiige tweeling opgevoed wordt door de moeder en de andere door familie van de moeder, dan was de correlatie in IQ 0.94. Zodra de pleegouders verwant waren aan de vader, zakte de correlatie tot 0.56. Dit alles was voor de onderzoekers voldoende bewijs om er van uit te gaan dat de menselijke intelligentie grotendeels door genetische factoren wordt bepaald. Ook hier probeerden de onderzoekers die de nature-theorie aanhingen deze conclusies te weerleggen door het onderzoek te analyseren: - Geadopteerde kinderen worden in speciaal geselecteerde gezinnen geplaatst, waarvan bijvoorbeeld het inkomen de helft hoger is dan normaal en ook het IQ hoger is dan normaal. Hierdoor valt de gemiddelde correlatie tussen de geadopteerde kinderen en de pleegouders lager uit dan verwacht. - In het Chicago-rapport, dat stamt uit 1937, bleek al dat de correlatie van eeneiige tweelingen die opgevoed werden in speciaal geselecteerde gezinnen 0.91 was. Zodra de tweeling in willekeurige gezinnen werden geplaatst, daalde de correlatie tot 0.41. - Er mogen dan verschillen in IQ zijn tussen geadopteerde kinderen en hun pleegouders, tussen de geadopteerde kinderen en eigen kinderen binnen een gezin zijn deze verschillen niet aanwezig. De correlaties tussen de moeder en haar twee soorten kinderen zijn namelijk bijna identiek: 0.20 en 0.22. Uit een soortgelijk onderzoek bleken de correlaties 0.34 en 0.29 te zijn. Deze opvallende gelijkenissen kunnen volgens de nature-aanhangers alleen verklaard worden door omgevingsfactoren, omdat de genetische structuur van de geadopteerde kinderen en de eigen kinderen niet gelijk aan elkaar zijn. Ik ben van mening dat de menselijke intelligentie deels genetisch bepaald wordt en deels door de omgevingsfactoren. Ik meen ook dat ieder mens met een bepaalde hoeveelheid intelligentie geboren wordt, waarna het van de omgeving afhangt in hoeverre deze ontwikkeld wordt. 7. Hoe is het IQ verdeeld? Een typisch moderne intelligentietest zal uitwijzen dat ongeveer 68 % van de bevolking een IQ heeft tussen 84 en 116, 34 % boven de 100 en 34 % eronder (100 is natuurlijk per definitie het gemiddelde van de bevolking). Buiten deze grote middengroep zijn er ongeveer 13,5 % met een IQ van 116-132, 2 % met een IQ tussen 132-148, 0.5 % met een IQ boven de 148. Voor het behalen van de middelbare school mag men een IQ van circa 115 verwachten en voor het behalen van een universitaire opleiding een gemiddelde van 125. Bekijken we de groep beneden het normale gemiddelde, dan vinden wij eenzelfde beeld van 13.5 % met een IQ tussen 68 en 84, 2 % tussen 52 en 68, en 0.5 % lager. In feite is dit symmetrische beeld wat geïdealiseerd; er is namelijk een klein aantal stofwisselingsziekten en https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 9 van 14

andere afwijkingen die de intelligentie in negatieve zin beïnvloeden en mensen met een zeer laag IQ doen toenemen. Mensen met een IQ beneden 70 worden in de leerboeken soms geclassificeerd als zwakzinnig. Er is zelfs een gepreciseerde onderscheiding in groepen, die hen verdeelt in debielen, met een IQ van 50-70, imbecielen, met een IQ van 25-50, en idioten, met een IQ beneden 25. Men neemt aan dat de debiel nuttige bezigheden aan kan leren en zich onder toezicht kan aanpassen. De imbeciel moet in een inrichting leven, is in staat zich te voorzien van eenvoudige persoonlijke behoeften en tot het afwenden van gevaar. De idioot kan zelfs dit niet. In de praktijk wordt aan de hand van een veel uitgebreider stelsel van criteria dan een eenvoudige intelligentietest vastgesteld of een persoon wel of niet zwakzinnig is. Dit heeft in ieder geval weinig te maken met intelligentie. Wanneer de patiënten van een inrichting voor zwakbegaafden worden getest, wordt soms een IQ van 125 gemeten. Dit is echter in veel gevallen te wijten aan fouten in de oorspronkelijke test, die vroeger gewoonlijk werd afgenomen door medici. Deze waren helaas te weinig getraind in het hanteren van intelligentietesten en zij waren niet goed ervan op de hoogte hoe ze de resultaten moesten uitleggen. Punt blijft niettemin dat het begrip `zwakbegaafd' in zijn wettelijk aspect slechts een oppervlakkige relatie heeft met intelligentie. Wij zouden verwachten dat intelligentietests ons de verschillen toonden in geestelijke capaciteiten tussen mensen in verschillende beroepen in relatie met de intellectuele vereisten van deze beroepen. Op dit gebied zijn al vele studies gemaakt. De volgende tabel toont enkele van de resultaten in de vorm van de IQ's van groepen mensen uit acht verschillende sociale lagen. Zij vormen de kolom onder het kopje `ouders'. (Er is een zelfde kolom voor `kinderen', maar dit betekent niet dat dit de kinderen zijn van deze ouders, doch dat de ouders van deze kinderen tot dezelfde sociale groep behoren.) Intelligentiequotiënt van groepen mensen uit acht verschillende sociale lagen. Beroep IQ ouders IQ kinderen 1. Hogere intellectuele en hogere administratieve beroepen 153 120 2. Lagere intellectuele beroepen; technisch en leidinggevend werk 132 115 3. Beter geschoolde arbeid, lagere administratieve beroepen 117 110 4. Geschoolde arbeid 109 105 5. Half geschoolde arbeid 98 97 6. Half geschoolde arbeid 87 92 7. 0nregelmatige arbeid 82 89 8. In inrichtingen opgenomenen 57 67 Het gaat ons hier om de cijfers van de oudergroep; het feit dat de cijfers van de kindergroep daarvan afwijken, zal later worden besproken. Er is een duidelijke daling van de hogere intellectuele en administratieve beroepsgroepen, met een gemiddeld IQ van 153, naar de groep van de ongeschoolden en onregelmatig te werk gestelden waarvan het IQ in de 80 ligt. De gegeven cijfers zijn natuurlijk voor alle https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 10 van 14

groepen gemiddelden; gewoonlijk overlappen de groepen elkaar aanzienlijk. De pienterste vuilnisman zal ongetwijfeld meer `punten halen' dan de domste advocaat, de intelligentste glazenwasser meer dan de domste arts en de pienterste matroos meer dan de domste kapitein. Het totale verband tussen intelligentie en sociale status komt duidelijk uit, maar verre van perfect: wanneer men iemands intelligentie tracht te bepalen naar zijn beroep, zal men vaker juist schatten dan wanneer men het op goed geluk probeert, maar toch zal men er nog zo vaak naast zitten, dat de poging niet de moeite waard is. Tot zover wat de `betekenis' van intelligentie betreft op het gebied van beroep en sociale status. Wij moeten ons nu bezighouden met enige problemen die het begrip `intelligentiequotiënt' doet ontstaan. In de eerste plaats is er het vraagstuk van de bestendigheid. Het is duidelijk dat wij het IQ op twee verschillende manieren kunnen gebruiken. We kunnen zeggen: hier zijn twee kinderen; welke van de twee heeft een hoger IQ en is daarom beter geschikt voor deze moeilijke taak? Op deze wijze zouden wij het IQ beschouwen als een maatstaf voor de verstandelijke mogelijkheden op dit moment, ongeacht hun ontwikkeling in de toekomst. Wij kunnen het IQ echter ook op een heel andere manier gebruiken door te zeggen: welke van deze beide kinderen heeft een hoger IQ? Hier gebruiken wij het IQ als een constante eigenschap van het kind die de rest van zijn leven niet verandert. Als we dit laatste aannemen, wat duidelijk verwerkt is in methoden als die van de voorselectie bij opleidingen, dan moeten we in staat zijn aan te tonen dat het IQ betrekkelijk constant blijft van jaar tot jaar. Dat wil zeggen dat een kind met een IQ van 120 geen IQ van 80 zal blijken te hebben wanneer het aan een opleiding begint. Dit probleem van het vaststellen van de bestendigheid lijkt zeer ingewikkeld. In principe komt het echter neer op een eenvoudige vergelijking van het IQ van een kind op een bepaalde leeftijd en het IQ van hetzelfde kind enkele jaren later. Deze vergelijking wordt beïnvloed door verscheidene factoren. In de eerste plaats is ze afhankelijk van de leeftijd waarop het kind voor de eerste maal wordt getest. IQ s die men van zeer jonge kinderen heeft verkregen door testen, zijn praktisch waardeloos, ook IQ s die vóór het zesde jaar zijn vastgesteld, zijn van zeer weinig nut, behalve in gevallen van ernstige geestelijke afwijkingen. Hier beneden komt nog een voorbeeld van een IQ-test. Hieronder vindt u een vijftal opgaven dat representatief is voor rekenvaardigheidstests. Vraag 11 (Rekenvaardigheid) 0,08 : 0,08 =? A1 B64 C 0,01 D 0,0064 https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 11 van 14

Vraag 12 (Rekenvaardigheid) 2 ons + 2 gram + 2 kilo =? kg A 2,202 B 2,220 C 2,222 D 2,022 Vraag 13 (Rekenvaardigheid) 0,9237 + 0,01875 =? A 0,49254 B 0,94255 C 0,94245 D 0,094255 Vraag 14 (Rekenvaardigheid)? : 5 = 0,01 A 1/20 B 0,5 C 1/10 D 5/25 Vraag 15 (Rekenvaardigheid) Een stuk grond van 4 bij 4 meter is? x een stuk grond van 8 x 8 meter. A 1/2 B 1/8 C 1/6 D 1/4 Hieronder ziet u een aantal syllogismenopdrachten. U krijgt steeds twee uitspraken. De bedoeling is dat u op grond van beide uitspraken een logisch ware conclusie trekt. Vraag 16 (syllogismen) a. Alle muzikanten zijn lafaards. b. Kees is muzikant. A Sommige lafaards zijn muzikanten B Kees is een lafaard C Kees is geen lafaard D Kees is geen muzikant https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 12 van 14

Vraag 17 (syllogismen) a. Alle automobilisten zijn milieuverontreinigers. b. Alle wasmiddelen zijn milieuverontreinigers. A Sommige was-middelen zijn milieu-verontreinigers B Alle auto-mobilisten zijn wasmiddelen C Geen automobilist is een wasmiddel D Geen valide conclusie is mogelijk Vraag 18 (syllogismen) a. Sommige knuppels zijn doemdenkers. b. Alle doemdenkers zijn politicus. A Alle politici zijn doemdenkers B Sommige doem-denkers zijn geen politicus C Sommige knuppels zijn politicus D Sommige knuppels zijn geen politicus Vraag 19 (syllogismen) a. Een bukkelpup is geen fliptop. b. Sommige fliptoppen zijn triangels. A Geen fliptop is een triangel A Sommige triangels zijn geen bukkelpuppen C Geen fliptop is een bukkelpup D Sommige bukkel-puppen zijn geen triangels Vraag 20 (syllogismen) a. Alle psychologische tests zijn onzinnige dingen. b. Geen psychologische test is een valide instrument. A Geen onzinnig ding is een valide instrument B Geen valide instrument is een onzinnig ding C Sommige onzinnige dingen zijn geen valide instrument D Geen valide conclusie is mogelijk CONCLUSIE Er zijn 3 soorten intelligentie: theoretische, praktische en sociale intelligentie. Intelligentie is een moeilijk uit te leggen begrip. Er zijn verschillende definities van. Dit zijn 4 definities van intelligentie: Intelligentie is het vermogen om problemen op te lossen. Intelligentie is het vermogen om kennis en gegevens te formuleren en toe te passen. https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 13 van 14

Intelligentie is de capaciteit om via leren zich aan de omgeving aan te passen. Intelligentie is rationeel (logisch) denken. Daarom klopt een IQ-test niet altijd; de maker kan een andere opvatting van intelligentie hebben dan jij. William Stern zorgde als eerste voor een getal waarmee je je eigen intelligentie kon vergelijken met de intelligentie van anderen. Hij noemde dit het intelligentiequotiënt, IQ. Hij deed dit met behulp van de volgende formule: IQ = (ML : KL) x 100 ML is Mentale Leeftijd (de leeftijd die iemand geestelijk is) en KL is Kalender Leeftijd (de leeftijd die iemand werkelijk is). William Stern vond dat intelligentie de begaafdheid is tot aanpassing door denkmiddelen van de reacties der persoonlijkheid op nieuwe en onverwachte situaties in de buitenwereld. Het IQ van iemand wordt bepaald door de natuurlijke intelligentie en de leefomgeving. Er zijn mensen die geloven dat IQ alleen bepaald wordt door de natuurlijke intelligentie. Ik denk zelf dat je IQ bepaald wordt door een combinatie van allebei. LITERATUURLIJST www.123test.nl www.7eq.com/nl.htm http://tcw2.ppsw.rug.nl www.scholieren.nl www.ilse.nl www.vinden.nl http://ourworld.compuserve.com/homepages/patrickm/vragen.htm www.startpagina.nl Encarta 2000 Winkler Prins Encarta Encyclopedie Winkler Prins «Intelligentie» De Ruijter https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-biologie-intelligentie Pagina 14 van 14