Samenvatting Nederlands Top niveau Samenvatting door een scholier 1734 woorden 24 maart 2004 5,3 31 keer beoordeeld Vak Nederlands 2.3 t/m 2.9 de lezer of luisteraar moet de volgende dingen aanspreken: 1) de inhoud 2) het taalgebruik 3) opbouw en presentatie 4) dosering van de informatie 5) de toon en de gebruiksomgeving - Niveau van de lezer - aantrekkelijkheid - betrouwbaarheid Taalgebruik, woordkeus, zinsbouw, figuurlijk taalgebruik en ingewikkelde abstracte formuleringen. Woordkeus - makkelijke en weinig woorden per zin leest makkelijker dan veel en moeilijke woorden in een zin. ( je moet varieren van woordkeus en oppassen met vaktermen) Zinsopbouw -> te lange zinnen leest moeilijk, veel bepalingen achter elkaar leest moeilijk. Figuurlijk taalgebruik hoe meer, hoe moeilijker te lezen Ingewikkelde en abstracte formuleringen -> is te lastig om te lezen, veel achter elkaar is onduidelijk. Overzichtelijke opbouw Inleiding-middenstuk-slot Logische volgorde van bepalingen Tussenkopjes Aantrekkelijke presentatie -> vooral bladen doen veel aan een aantrekkelijke presentatie Bijzondere presentatie -> bladen die willen opvallen(-> kort,helder,duidelijk) Spreken -> presentatie= inhoud, goede toelichting, voorbeelden, luisteraars aankijken. Je moet kunnen inschatten wat de voorkennis van de mensen is. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-top-niveau-15596 Pagina 1 van 8
De relatie met de lezer/toehoorder -naar een vriend is het informeel, -zakenrelatie is het formeel. Tekstvorm -de soort bepaalt het taalgebruik en de toon Publicatieplaats -als het wordt gepubliceerd is er een verschil tussen waar het is gepubliceerd. Tekstdoel en situatie -Taal en toon hangt af van situatie (informeren/activeren/amuseren of klacht indienen of lof uitspreken) 3.1 Informeren informatie verschaffen, : objectief en bevatten controleerbare feiten, mening komt niet echt naar voren. Persuasieve teksten : feiten + mening. Subjectief, maar kan informatie bijzetten. Activerende teksten : mening v/d schrijver, lezer aanzetten tot actie, subjectief. Tekstdoel: uitgangspunt tekstsoort tekstvormen Inleiding (functies) - belangstelling opwekken - onderwerp introduceren - aankondigen - aanleiding - welwillend stemmen Pakkende alinea - begin met 1 of meer directe vragen - uitspraak in vorm van een stelling - retorische vraag (mededeling in vraagvorm) - overdrijving, ironie, sarcasme - anekdote - stel je probleem aan de orde - noem aanleiding van het schrijven van het stuk slot functie: tekst afronden - samenvatting - conclusie Zakelijke brief Eerste alinea(inleiding) Aanleiding tot schrijven https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-top-niveau-15596 Pagina 2 van 8
Uiteenzetting waarom je schrijft Tweede alinea en eventuele volgende alinea s (middenstuk) Uitwerking Laatste alinea(slot) Afronding(wens, voorstel, verzoek, dank) Amerikaanse briefmodel 1 Naam adres van de afzender 2 plaatsnaam en datum 3 naam en adres van de geadresseerde 4 referteregel (betreft) 5 aanhef 6 inleiding b middenstuk c slot d slotformule 7 handtekening b naam van ondertekenaar (en eventueel functie) 8 bijlage(n) ironie milde vorm van spot, bekende vorm is het omgekeerde zeggen van wat wordt bedoeld Soms wilt de schrijver de lezer duidelijk maken dat hij iets ironisch bedoelt. Hij plaatst dan een woord tussen aanhalingstekens vb. die jas is zeker speciaal voor jou ontworpen! Hyperbool Een hyperbool is een overdrijving. De hyperbool kan een effectief stijlmiddel zijn, maar kan een bewering ook ongeloofwaardig maken. Vb. betaald voetbal moet worden verboden, want bij elke wedstrijd wordt er voor miljoenen schade aangericht Understatement Is een afzwakking. Door iets af te zwakken, valt het juist meer op. Soms is de zin spottend bedoeld. Vb ja. Die van basten kan een aardig balletje trappen Woordspeling https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-top-niveau-15596 Pagina 3 van 8
Een woord of uitdrukking heeft meer dan een betekenis. Woordspelingen verhogen juist vaak het lees- of luisterplezier Vb. de roker is tegenwoordig steeds vaker de sigaar Eufemisme Door middel van een eufemisme wordt iets wat minder aangenaam of netjes is op een verzachtende manier onder woorden gebracht. Een eufemisme is nooit spottend bedoeld. Vb. hij heeft gister afscheid genomen van het aardse bestaan. Tautologie 2 keer het zelfde zeggen met verschillende woorden. Deze woorden behoren tot de zelfde woordsoort. Bv. 2 zelfstandige naamwoorden. Bv. Elk gerucht of geluid is vervelend, als je moet studeren Pleonasme Door middel van een bijvoeglijk naamwoord herhaal je een eigenschap die al in het zelfstandig naamwoord zit Vb ik las dat beklemmende griezelverhaal in 1 ruk uit Contaminatie Twee woorden of uitdrukkingen met eenzelfde betekenis kunnen door elkaar worden gehaald. Zo n foutieve woordvlechting heet contaminatie. Vb hij behoort tot een van de beste voetballers Goede zin : hij behoort tot de beste voetballers Ook goed: hij is een van de beste voetballers 3.5 persuasieve teksten -betoog -beschouwing Bevat eigen mening. Tekstdoel: overtuigenerg subjectief Bevat eigen meningtekstdoel: van verschillende kanten belichten. Minder subjectief structuurkenmerken. Vaak driedelig-stelling-argumenten-conclusie. Bevat onderdelen als-oorzaken-voor- en nadelen-mogelijke oplossingen. betoog Inleiding Vraagstelling of stelling Middenstuk Argumenten:-objectief-subjectieftegenargumententegenwerping slot Conclusie of samenvatting https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-top-niveau-15596 Pagina 4 van 8
Beschouwing Een beschouwing belicht een onderwerp van verschillende kanten. Op deze manier kun je zelf een oordeel vormen over het desbetreffende onderwerp.» het middenstuk (de hoofdgedachte) kun je op verschillende manieren invullen: - overzicht van voor- en nadelen (als de schrijver zelf geen keuze maakt heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing. Als de schrijver duidelijk een keuze maakt, heb je te maken met een betoog) - vroeger-en-nu-structuur of vroeger-nu-toekomststructuur (als het alleen om een beschrijving van die veranderingen gaat, heb je te maken met een uiteenzetting. Laat de schrijver zien dat je op verschillende manieren tegen die veranderingen kunt aankijken, dan heb je te maken met een beschouwing. Als hij duidelijk een standpunt kiest heb je te maken met een betoog). - Probleem-en-oplossingstructuur (is meestal een betoog. Als de schrijver alleen mogelijke oplossingen geeft, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing). - Verschijnsel-en-verklaringstructuur (als de schrijver alleen verklaringen opsomt, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing. Heet hij zijn eigen verklaring, dan heb je te maken met een betoog) 4.1 Alinea, in een geschreven tekst zijn de alinea;s typografisch zichtbaar -> de tekst springt in en laatste regel van de vorige alinea wordt niet volgemaakt Bij een gesproken tekst kan je dit horen door een korte pauze die genomen wordt. Alinea bestaat uit een hoofdmededeling of hoofdbewering(kernzin) en een uitwerking(verklaring/toelichting). De belangrijkste zin uit een alinea is de kernzin, meestal komt die op een opvallende plek (eerste zin van de alinea of door een inleidende zin voorafgegaan of als laatste zin, dan heeft het een samenvattende of conclusie functie) Maar soms staan er 2 kernzinnen in en soms staat de kernzin in het midden,heel soms is er geen enkele kernzin, dan zijn de belangrijke mededelingen verspreid over meer zinnen. 4.2 citeren -> letterlijk over te nemen, bij een lange zin mag je de 2 eerste en de 2 laatste woorden noemt en de regel nrs er bij zet. Onderwerp bepalen doe je meestal met 1 of een paar woorden (znw en bepalingen), alinea kijk je naar de kernzin, tekst kijk je naar de titel, inleiding en het slot Hoofdgedachte -> een zin die je zelf onder woorden moet brengen. Kijk naar de titel, inleiding, slot en de kernzinnen.(hoofdgedachte is eigenlijk een omschrijving) 5.1 verbanden tussen inleiding, middenstuk en slot: Herhaling -> aan het begin van een nieuwe alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald. Overgangszinnen -> samenvattende zinnen aan het begin of eind van een alinea, verwijzende woorden. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-top-niveau-15596 Pagina 5 van 8
Signaalwoorden -> kunnen zinnen verbinden en het verband aangeven tussen de verschillende delen van de tekst. Aankondigende zinnen -> dit gebeurt vooral in lange zinnen, om aan te kondigen wat de lezer nog kan verwachten. 5.2 verband signaalwoorden tegenstellend maar,daartegen,doch,echter,integendeel,daar staat tegenover, enerzijds opsommend eerst, dan, bovendien, ook, niet alleen...maar ook, verder, nog, en,daarnaast, zowel..als.., ten eerste..ten tweede enz oorzakelijk doordat, daarom, daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge van enz redengevend omdat, want, daarom, immers uitleggend dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter illustratie concluderend dus, concluderend samenvattend kortom, samenvattend,om kort te gaan voorwaardelijk als, indien, op voorwaarde dat, mits, tenzij vergelijkend net als, zoals, evenals 7.2 Uittreksel: puntsgewijs, alle belangrijke dingen opschrijven. Samenvatting: een kortere nieuwe tekst, nauwkeurigheid belangrijk Samenvatting -> - belangrijkste gegevens en argumenten - hoofdgedachte is duidelijk weergegeven - prettig leesbaar - 20% van basistekst - geen belangrijke dingen missen Voorwaarden-> je begrijpt de tekst goed, je weet hoe die is opgebouwd, heel beknopt in eigen woorden weergeven. Je laat : details, anekdotes, voorbeelden, uitweidingen en herhalingen weg!! De structuur van de tekst : - per alinea vaststellen wat het onderwerp en de kernzin is - 2 alinea s gezamenlijk onderwerp vast te stellen - functie van elk deel in de tekst Informatieve tekst: - onderwerp,tekstsoort,hoofgedachte - alinea s verdelen, structuurschema, kernzinnen, - verbindingswoorden,herschrijven Persuasieve tekst - stelling,bewering en argumenten worden opgenomen. - informatie en structuur is ook weer belangrijk Structuurschema: alinea 1- vraagstelling Alinea 2 en 3 verduidelijking https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-top-niveau-15596 Pagina 6 van 8
Alinea 4 herhaling van de vraag+antwoord Alinea 5 verwerping van het antwoord Alinea 6 herhaling vraag, 2e mogelijke antwoord + verwerping Alinea 7,8,9 constatering Alinea 10 tegenwerping, argumenten Alinea 11 reactie Alinea 12 Definitieve antwoord 10.8 woordenaaneenschrijven 1) znw schrijven we zo veel mogelijk aaneen : - ziektekostenverzekering ook voor driedelige samenstellingen: - langetermijnplanning 2) veel bijv.nw schrijven we aaneen :- kogelvrij,alcoholhoudend 3) werkwoorden schrijven we aaneen -> achteruitgaan,gelijklopen,gevangenzitten 4) voornaamwoordelijke bijwoorden(er,daar,hier,waar) aaneen -> erop,daarmee,hierover,waaromheen 5) getallen tot honderd in letters en de samenstellingen honderd,-duizend aaneen -> achtendertig, negenhonderd,achttienduizend 10.9 1) bij 2 gelijke klinkers plaatsen we een liggend streepje -> na-apen,mede-eigenaar 2) bij andere letters die tot verkeerd lezen kunnen leiden ook -> mede-inzittende,gummi-jas 3) tussen gelijkwaardige delen -> minister-president, chinees-indisch volledige naam van vrouwen -> mevrouw Looijenga-van Dalen 4) als het eerste deel uit 2 woorden met een hoofdletter bestaat -> Tweede-Kamerfractie 5) samenstellingen met cijfers,letters en leestekens, Sint of St. Met streepje-> 16-jarige 6) samengestelde aadrijkskundige namen een streepje -> Rotterdam-Zuid 7) met een eigennaam -> Miele-wasdroger 8) met prive,pro,ex,niet,non,quasi,loco,semi,vice,oud -> prive-kliniek 9) 2 liggende streepjes -> doe-het-zelfzaak, glas-in-loodraam 11.1 Leestekens -> ze verduidelijken het verband tussen de delen van een zin en ze voorkomen verkeerd lezen. 11.2 Punt aan het einde van een zin, niet als de zin eindigt met een vraagtken, uitroepteken of afkorting Na een vraag een vraagteken.na een uitroep,wens,waarschuwing een uitroepteken! 11.3 Komma s tussen delen van opsomming Achter of voor een aangesproken persoon en tussenwerpsels Voor en achter een bijstelling Voor een aantal voegwoorden die 2 aparte mededelingen met elkaar verbinden, staat een komma https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-top-niveau-15596 Pagina 7 van 8
Tussen 2 werkwoorden uit verschillende gezegde Na een beperkende of uitbreidende bijvoeglijke bijzin Voor en na tussen geschoven woorden staat een komma We gebruiken een komma om verkeerd lezen te voorkomen 11.4 Een puntkomma zet je tussen 2 zinnen of mededelingen die nauw met elkaar samenhangen. In langere opsommingen is een puntkomma duidelijker dan een komma. 11.5 Dubbele punt zet je bij de directe rede: Hij zei: dat... Voor een uitwerking,opsomming of verklaring. 11.6 Aanhalingstekens gebruiken we bij de directe rede. Er zijn diverse aanhalingstekens en De komma komt na een vraagteken of uitroepteken Bij gedachten en wensen zetten we geen aanhalingstekens. Aanhalingstekens bij gebruikte woorden van een ander. Titels van boeken, films, programma s staan tussen aanhalingstekens Bij ironie, bijzonder gebruik of een zelfnoemfunctie zetten we aanhalingstekens. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-top-niveau-15596 Pagina 8 van 8