1 Niet-technische samenvatting

Vergelijkbare documenten
INFORMATIEVERGADERING 19/06/2012

AMV/ /1001/B. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

Deel 10. Niet-technische samenvatting PRMER-0018

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Niet-technische samenvatting MER

Niet-technische samenvatting

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Hervergunning, uitbreiding en wijziging van een veeteeltbedrijf en biogasinstallatie

Constructeur/fabrikant: CBgroep Opvolgteam: MIRCON bvba

1 Niet-technische samenvatting

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

Ontheffing tot het opstellen van een MER. ontheffingsbeslissing. Project: Omvorming en Samenvoeging van 2 veeteeltbedrijven.

ENVIRO + NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING VOOR HET UITBREIDEN VAN VARKENSBEDRIJF. L. GERARDI en zonen NV (PR0191) Malle DECEMBER 2008

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE BVBA VEVAR MET BETREKKING TOT EEN VARKENSBEDRIJF, GELEGEN IN 2321 HOOGSTRATEN (MEER), SLUISKENSWEG 10.

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER MER. 10BIVA1_niet-technische samenvatting MER 1

Vervangt Systeembeschrijving BWL van juni 2010

BIOBED. Het bedrijf. De techniek

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V3 van november Werkingsprincipe

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING. Project-MER MER Varcap, Verrebroek

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: De uitbreiding van een varkensbedrijf tot 850 zeugen en 958 andere varkens

BIJLAGE 5 DIMENSIONERINGSPLANNEN

Vlaamse Regering : AMV/ /1 002

Ontheffing tot het opstellen van een MER

niet-technische samenvatting MER

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

11. Niet-technische samenvatting PRMER-0028 en 0029

Bijlage 4 Algemene informatie over luchtwassystemen

Uitbreiding milieuvergunning pluimveehouderij. NV Sininvest, Moorslede (Roeselare)

VORMVRIJE M.E.R.-BEOORDELING

Niet-technische samenvatting

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij tot een inrichting met andere varkens MER

1 Niet-technische samenvatting

BBT-conclusies intensieve pluimvee- of varkenshouderij

Mestverwerking MACE in Landhorst. Henk Jans, arts MG, MMK 3 juli 2014

BIJLAGE 2: BEOORDELING EMISSIEARME HUISVESTINGSYSTEMEN

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V7 van november Werkingsprincipe

BIJLAGE 2. Milieuneutrale wijziging

Het Varkensloket Scheldeweg Melle

Uitbreiding van een bestaande varkenshouderij tot vleesvarkens NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER

Vlaamse Regering : ~ AMV /1 004/B

Biologic Clean Air. Dimensioneringsplan. Luchtwasser uitvoering. Pagina 1 van 6. M. Sessink Datum: Moatweg KK Hengelo...

Uitbreiding en hernieuwing milieutechnische eenheid Louwagie Stefan Louwagie-Derycke te Poperinge

VLAAMSE GEMEENSCHAP AMV/ /1000

niet-technische samenvatting

Bezwaarschrift aanvraag pluimveehouderij Yvan Moonen, Kriekelswarande zn Diest

Project-m.e.r.-screening

Pluimveehouderij met stalruimte voor stuks pluimvee te Assenede ten gevolge van een hernieuwing van de milieuvergunning

Code van goede praktijk voor emissiearme stalsystemen

Varkensbedrijf Snels te Hoogstraten

Niet-technische samenvatting

A. Maatregelen voor verdergaande verbetering omgevingskwaliteit

Varkenshouderij: Wat zijn de nieuwe wettelijke kantlijnen? En de gevolgen? 24 november 2017 Ir Isabelle Vermander gsm 0497/

Verandering en vroegtijdige hernieuwing van een varkenshouderij. Niet Technische Samenvatting

Milieutechnische eenheid Krespo bvba en Patrick Vanderheyden: Uitbreiding en hernieuwing tot een totaal van varkens

AMV/ /1011 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW

U neemt een vergunde mestopslag in gebruik die hoort bij een bestaande (leegstaande) exploitatie.

AMV/ /1007 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van milieutechnische eenheid tot een totaal van varkens

Aanvullende gegevens WABO Voor de activiteit milieu

Voorlopige lijst maatregelen stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij. Toelichting:

Bijlage aanvraag omgevingsvergunning

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V3 van november Werkingsprincipe

RECENTE EVOLUTIES IN HET VLAAMSE GEURBELEID

Geuremissies: problematiek en mogelijkheden voor reductie. Stijn Bossin

AMV/ /1001. Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;

S-lijst: Lijst van technieken die de uitgaande stallucht zuiveren

BIOREMEDIATIESYSTEMEN WETTELIJK KADER. Annie Demeyere Dep.L&V Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

4.3. Fijn stof en NO 2

AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING

Project-m.e.r.-screening

veranderen van milieu-inrichting Steenbergen, 28 maart 2013

Vlaamse Regering :~~~= .~~ = " '.' AMV/ /1005

12/11/2012 Rendementsbepaling NH 3 -verwijdering van luchtwassers bij stalsystemen G. Otten, W. Swaans

Inzake: Wind, Slappedel 8a Woudenberg Betreft: reactie op aanvullende stukken

Systeembeschrijving van Juli Vervangt BWL V1 van maart Werkingsprincipe

Richtlijnen milieueffectrapportage: Varkensbedrijf Voeder Seurynck NV

Project-MER-Verslag. Project: Initiatiefnemer:

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een bestaande varkenshouderij te Kalmthout. niet-technische samenvatting

Scopingsadvies project-mer Verandering / herstructurering varkensbedrijf Suin bvba te Kruishoutem

De aanvraag geldt voor de realisering van het gehele project, inclusief de tussenliggende fases.

Ontheffing tot het opstellen van een MER

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van een varkenshouderij te Merksplas. Niet Technische Samenvatting

CONCREET VOORBEELD. Ga vervolgens naar stap 2

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER An-Pigs bvba, Bassevelde (Assenede)

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een veeteeltbedrijf tot een totaal van varkens NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

A. Persoonlijke gegevens. B. Bedrijfsgegevens

BIOFILTRATIE VAN AMMONIAK EN STALLUCHT

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Milieueffectrapport voor een gemengd landbouwbedrijf met stalruimte voor legkippen en 50 runderen

Niet-technische samenvatting Milieueffectrapport

Biologische luchtwasser T.A.J.N.

AANMELDINGSNOTITIE M.E.R.- BEOORDELING. VAN: Mts. K. en M. en K. Hellinga Hegedyk BN Wytgaard

Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing van een vleeskippenbedrijf. Niet-technische samenvatting MER

Kiezen en keuren, de luchtwasser als gratis warmteleverancier. I r. M a u r i c e O r t m a n s

Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix te Essen Kennisgeving/ontwerp-MER: Niet-technische Samenvatting

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING MER. Van Otten lv, Merksplas

Vlaamse Regering AMV/ /1002

Nieuw Gemengd Bedrijf te Horst aan de Maas

Transcriptie:

1 Niet-technische samenvatting 1.1 Het project 1.1.1 Inleiding Het voorliggende varkensbedrijf is gelegen in de Hees 7 te 2310 Rijkevorsel. Deze varkensinrichting is vergund voor het houden van 2.880 vleesvarkens. Deze varkens zijn momenteel gehuisvest in één grote varkensstal. Daarnaast is er ook nog een biggenstal die plaats biedt aan 4.032 biggen. Beide stallen zijn reeds ammoniakemissiearm uitgerust met een chemisch luchtwassysteem (Type S-2.). Naast de varkenshouderij is er ook een biologische mestverwerkingsinstallatie met een vergunde capaciteit van 22.500 ton per ar aanwezig. De milieuvergunning voor de uitbreiding van de inrichting tot 2.880 vleesvarkens en voor de mestverwerking op bedrijfsschaal werd recent goedgekeurd (03.07.2008) en de hiermee geassocieerde bouwvergunning werd verleend op 21.08.2008. Het betreft dus een volledig vergunde inrichting, zowel milieu- als stedenbouwkundig. Het voorliggende project omvat de uitbreiding mits mestverwerking van de vergunde situatie tot een totale capaciteit van 9.216 vleesvarkens. Er zullen nog steeds 4.032 biggen gehouden worden in de biggenstal. Om deze uitbreiding te kunnen realiseren, zal er een nieuwe vleesvarkensstal bijgebouwd worden die plaats voorziet voor 6.144 stuks vleesvarkens. De initiatiefnemer heeft hier ook geopteerd voor het implementeren van een chemisch luchtwassysteem (type S-2.), net als in de reeds aanwezige stallen. Het hoofddoel van de initiatiefnemer is de uitbreiding in dierplaatsen. Daarnaast wenst hij nog een aantal rubrieken uit te breiden. Naar de toekomst toe wenst hij het debiet van de grondwaterwinning uit te breiden van 8.800 m³/ar (24 m³/dag) naar 12.500 m³/ar (34 m³/dag), zodat er voldoende drinkwater voor de dieren opgepompt kan worden. De vergunde mestopslag wordt uitgebreid van 16.341 m³ naar 24.981 m³. In het MER worden twee situaties besproken. De huidige situatie omvat de bestaande, vergunde toestand van 2.880 vleesvarkens en 4.032 niet-vergunningsplichtige biggen. De gewenste, toekomstige situatie wordt gedefinieerd als de toestand waarin de nieuwe stal gebouwd is en er 9.216 vleesvarkens en 4.032 biggen gehouden worden op de inrichting. In beide situatie zal er eveneens rekening gehouden worden met de aanwezigheid van het biologisch mestverwerkingssysteem met een verwerkingscapaciteit van 22.500 ton/ar. De te verwachten impact van de uitbreiding wordt dan afgeleid door een evaluatie te maken van de gewenste versus de bestaande situatie. 1.1.2 Exploitatiecyclus In de huidige situatie komen gespeende biggen (leeftijd van 4 weken, ongeveer 7 kg) op het bedrijf toe en worden in de biggenstal ondergebracht. De biggen worden gedurende zeven weken opgekweekt tot biggen van 20 kilogram. Een groot deel van de biggen wordt in de huidige vergunde situatie overgebracht naar derde afmestbedrijven. Het andere deel van de biggen wordt overgebracht naar de vleesvarkensstal. Deze dieren worden dan, gedurende een periode van ongeveer 18 weken, verder afgemest tot slachtrijpe vleesvarkens van 110 kg die afgevoerd worden naar het slachthuis. In de biggen- en de vleesvarkensstal wordt na elke ronde een week leegstand gerespecteerd om grondig te 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 1

kunnen reinigen, waarna de stallen opnieuw gevuld wordt met biggen respectievelijk vleesvarkens. Er worden geen reinigings- of ontsmettingsmiddelen gebruikt. In zowel de biggenstal als in de vleesvarkensstal dient er tijdens deze opkweekfase rekening gehouden te worden met een sterftecijfer van ongeveer 2 %. De krengen worden onder niet-gekoelde kadaverkoepels (vleesvarkens) opgestapeld of in kadavertonnen (biggen) bewaard, waarna ze op aanvraag opgehaald worden door Rendac. Jaarlijks worden momenteel 26.208 biggen van 4 weken oud op het bedrijf geleverd (4.032 biggen x 6,5 rondes per ar). Rekening houdende met een sterftecijfer van ongeveer 2 %, betekent dit dat arlijks 25.684 biggen overgeplaatst kunnen worden naar de vleesvarkensstal. In de huidige situatie is er een vergunning voor het houden van 2.880 vleesvarkens, rekening houden met 2,8 rondes per ar kunnen er dus arlijks 8.064 vleesvarkens gehouden worden op de inrichting. Dit wil zeggen dat er vanuit de biggenstal 8.064 biggen overgeplaatst worden naar de vleesvarkensstal, en dat er ongeveer 17.620 biggen afgevoerd worden naar andere afmestbedrijven. In de vleesvarkensstal is er een uitval van 2 %; op arbasis zullen er dus ongeveer 7.903 afgemeste vleesvarkens van 110 kg naar het slachthuis afgevoerd kunnen worden. Jaarlijks zijn er dus zo n 685 krengen (524 biggen en 161 vleesvarkens) die door Rendac opgehaald worden. De mest die door de dieren geproduceerd wordt, komt integraal terecht in de mestkelder. Deze mest wordt verwerkt in de bedrijfseigen mestverwerkingsinstallatie (capaciteit van 22.500 ton per ar). Naar productieproces toe zal er in de toekomst niets veranderen. De biggen zullen nog steeds op een leeftijd van 4 weken toekomen en op 11 weken overgebracht worden naar de vleesvarkensstal om afgemest worden tot slachtrijpe varkens. Alleen de capaciteit van de inrichting zal toenemen, evenals het aantal krengen. Er zullen geen biggen meer afgevoerd moeten worden. Ook het reinigen van de stallen zal op dezelfde manier blijven gebeuren. In de toekomst zullen arlijks eveneens 26.208 biggen van 4 weken oud geleverd worden. Er wordt een vergunning aangevraagd voor het houden van 9.216 vleesvarkens, arlijks is er dus voldoende plaats voor het afmesten van 25.805 vleesvarkens (9.216 x 2,8 rondes). Rekening houdende met de uitval onder de dieren betekent dit dat arlijks gemiddeld 25.684 biggen overgeplaatst kunnen worden naar de vleesvarkensstal. Dit zal per ar resulteren in ongeveer 25.289 afgemeste vleesvarkens (van 110 kg) die naar het slachthuis afgevoerd zullen worden. Jaarlijks zullen er ongeveer 1.040 krengen (524 biggen en 516 vleesvarkens) zijn. Na uitbreiding in dieraantal zou er op het varkensbedrijf arlijks ongeveer 14.500 ton mest geproduceerd worden, het overige aandeel van de vergunde capaciteit van de mestverwerking (maximaal 8.000 ton/ar) wordt aangeleverd door de bedrijven uit de buurt. 1.2 Beschrijving van het studiegebied (referentietoestand) De locatie van de inrichting, gelegen in Rijkevorsel, Hees 7 wordt getoond op een uittreksel van de topografische kaart van België (kaartblad 8/2) (Bijlage 2) en van de stratenatlas van België (Bijlage 3). De stallen van de inrichting zijn gelegen op de kadastrale percelen 1 ste afdeling, sectie G, nr. 184 l en n; 189 e, f, g, k en n (Bijlage 4). De Lambert-coördinaten van het centrum van het terrein zijn: X = 174.802 m en Y = 230.098 m. 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 2

Een luchtfoto van het bedrijf is terug te vinden in Bijlage 5. Volgens het gewestplan bevindt het bedrijf zich volledig in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. De voornaamste gewestplanbestemmingen in de omgeving van het bedrijf zijn bosgebied, industriegebied, milieubelastende industrieën en woongebied met landelijk karakter. Een kopie van het gewestplan kan teruggevonden worden in Bijlage 6. Een uittreksel uit de Bodemkaart van België wordt weergegeven in Bijlage 12. Het varkensbedrijf te Rijkevorsel is gelegen in de Kempen. Het bedrijf zelf is gelegen op een matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (w-pdc(h) en Pdcy(h)). De rest van het studiegebied wordt eveneens gekenmerkt door zeer natte en matig natte lemig zandbodems met wisselende profielen. De quartaire zandleemafzettingen een dikte die ongeveer 40 m bedraagt. De grondwaterkwetsbaarheidskaart van de regio rondom het bedrijf omschrijft deze zone als zeer kwetsbaar / weinig kwetsbaar (Indices Ca1/Cc). Op het bedrijf is er een vergunde bedrijfseigen grondwaterwinning (klasse A). Deze grondwaterwinning omvat één put en is vergund voor een debiet van 24 m³/dag ofwel 8.800 m³/ar. Het grondwater wordt opgepompt van op 159 m diepte uit het Mioceen aquifersysteem. Binnen een straal van één kilometer rondom de bedrijfseigen winning zijn er vijf andere vergunde grondwaterwinningen (Bijlage 13), drie ervan pompen eveneens water uit hetzelfde Mioceen aquifersysteem, de twee ander pompen water op uit de Zanden van Braschaat en/of Merksplas. Naar de toekomst toe wenst de initiatiefnemer het debiet van de grondwaterwinning uit te breiden tot 12.500 m³/ar (34 m³/dag) uit dezelfde watervoerende laag. Hydrografisch situeert het studiegebied zich in het Maasbekken, in de VHA-zone nr. 944 Kleine A/Weerijsebeek van monding Weehagensebeek (excl.) tot monding in Mark. Binnen een straal van 1 km stromen een aantal waterlopen, namelijk de Heiloop, een naamloze waterloop, Sluiskensvijver en de Raamloop. Voor al deze waterlopen, uitgezonderd de Raamloop, geldt de basiskwaliteitsdoelstelling. Voor de Raamloop is de kwaliteitsdoelstelling viswater (Bijlage 14). In de huidige vergunde situatie zijn er twee regenwaterputten voorzien met een inhoud van 150 m³ en 132 m³. Daarnaast zijn er ook twee infiltratiebekkens met een gezamenlijke buffercapaciteit van 61,2 m³. In de gewenste situatie wordt er extra regenwateropvang voorzien onder de twee buitenste gangen van de nieuwe vleesvarkensstal. Er wordt telkens een opvang voor 160 m³ regenwater voorzien, in de gewenste situatie is er dus in totaal 320 m³ regenwateropvang extra. De dichtstbijzijnde BWK-eenheid bestaat uit eiken-berkenbos, zuur beukenbos en naaldhoutaanplant. Deze drie onderdelen zijn zeer kwetsbaar aan verzuring en kwetsbaar (Pm) tot zeer kwetsbaar (Qb en Fs) aan vermesting. Op ongeveer 235 m ten zuidoosten van de inrichting ligt een onderdeel van het habitatrichtlijngebied Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese loop (Bijlage 17). Binnen een straal van twee kilometer rondom de inrichting bevinden zich geen vogelrichtlijngebieden of VEN/IVON-gebieden. Binnen een straal van twee kilometer rondom de inrichting bevinden zich verschillende natuurreservaten, alle gebiedjes maken deel uit van het reservatencomplex Militair Domein St. Lenaerts. De twee dichtstbijzijnde gebieden zijn gelegen op ongeveer 910 m ten westen respectievelijk 835 m ten zuiden van de inrichting (Bijlage 18). 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 3

De varkensinrichting is gelegen in het traditionele landschap Noorderkempen, subeenheid Land van Brecht. De inrichting is gelegen in de ankerplaats en de gelijknamige relictzone Domein de Hees. Binnen een straal van één kilometer rondom de inrichting bevinden zich geen beschermde monumenten, beschermde landschappen of beschermde stads-/dorpsgezichten. In de omgeving van het bedrijf bevinden zich wel een aantal gebouwen die op de lijst van bouwkundig erfgoed opgenomen zijn. 1.3 Beschrijving van de milieu-effecten In de onderstaande paragrafen wordt voor al de beschouwde milieuthema s een beknopt overzicht weergegeven van de voornaamste effecten. Voor meer achtergrondinformatie bij deze synthese wordt verwezen naar het desbetreffende milieuthema in hoofdstuk 6. Een besluit inzake het voorliggend dossier wordt weergegeven in hoofdstuk 14. 1.3.1 Geurhinder In dit MER wordt een toetsing uitgevoerd van het voorliggende bedrijf aan de afstandsregels zoals die in Vlaanderen bestaan. Afstandsregels vormen een afgeleide norm die een te respecteren afstand aangeeft tot bepaalde zones teneinde hinder te vermijden. Een wettelijk kader met betrekking tot meting en evaluatie van geuruitstoot is momenteel in opmaak in Vlaanderen. Het visiedocument De weg naar een duurzaam geurbeleid stelt een aantal basisbeschermingsniveaus voor waaraan de geuremissie/-immissie ten gevolge van het landbouwbedrijf getoetst kan worden. Het bedrijf maakt deel uit van een bronnencluster, zodat getoetst wordt aan de richtwaarden voor bronnenclusters. In dit MER gebeurt deze toetsing met behulp van modellering van de geurverspreiding (IFDM). Dit model houdt rekening met variaties in windrichting en snelheid gedurende een gans ar en kan op die manier berekenen hoeveel procent van de tijd er op een bepaalde plaats een geur kan waargenomen worden. Wordt het project geëvalueerd op basis van afstandsregels, dan kunnen in de gewenste situatie 150 waarderingspunten toegekend worden aan het bedrijf. Het bedrijf heeft 9.216 varkenseenheden, waardoor de vereiste minimumafstand tot het dichtstbijgelegen gevoelig gebied (woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, gebied voor verblijfsrecreatie en woongebied ander dan woongebied met landelijk karakter) 350 m moet bedragen. In voorkomend geval bedraagt de afstand 2.173 m, zodat aan de afstandsregels voldaan wordt. Dit houdt in dat er hierbij een verwaarloosbaar effect is. Door de uitbreiding van het bedrijf zal de geuremissie toenemen met 137 %, namelijk van 94.364 ou E /s naar 223.872 ou E /s. Omdat het bedrijf deel uitmaakt van een bronnencluster, zijn de normen voor geïsoleerde bedrijven strikt genomen niet van toepassing. Op basis van het cumulatieve geurmodel wordt in de gewenste situatie uitgegaan van een negatief effect voor 5 bijkomende woningen. In de gewenste situatie treden er matig negatieve effecten op voor 15 bijkomende woningen en gering negatieve effecten voor 90 bijkomende woningen (waarvan 22 gelegen in woongebied met landelijk karakter). 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 4

Er zijn geen klachten opgetekend (verwaarloosbaar effect) en ook inzake kadaveropslag worden geen problemen verwacht (verwaarloosbaar effect). 1.3.2 Verzuring Bij de beoordeling van de bijdrage aan verzuring door het betrokken bedrijf wordt zowel rekening gehouden met ammoniakconcentraties in de stal, van de mestverwerkingsinstallatie en in de buitenlucht, de totale ammoniakemissie en de verzurende invloed van het betrokken bedrijf op ecotopen/objecten kwetsbaar voor verzuring. Voor deze laatste twee wordt er zowel individueel als rekening houdende met de overige landbouwbedrijven in de gemeente (cumulatief) gerekend. De totale ammoniakemissie ten gevolge van de bedrijfsuitbating bedraagt in de huidige situatie 4.011 kg/ar. In de gewenste situatie zal deze emissie toenemen met 174 % tot 10.981 kg NH 3 /ar. Wat overschrijding van kritische lasten van de verzuringskwetsbare elementen door het bedrijf op zich betreft, treden er geen veranderingen op tussen de huidige vergunde en de gewenste situatie. In beide situaties treedt er geen overschrijding op van de kritische last voor aan verzuring kwetsbare elementen. Naast deze kwetsbare BWK-eenheden bevinden zich in de omgeving van de inrichting ook nog een aantal niet tot weinig voor verzuring kwetsbare BWK-eenheden. De kritische last voor de niet aan verzuring kwetsbare elementen zal in de directe omgeving van het bedrijf overschreden worden. Wegens de lage kwetsbaarheid van deze eenheden wordt er uitgegaan van verwaarloosbare effecten. Door de uitbreiding in dieraantal en de daarmee samengaande toename in ammoniakuitstoot zal de bijdrage van het bedrijf aan de kritische lasten uiteraard toenemen. Dit gaat, in dit geval, echter niet gepaard met een bijkomende overschrijding van kritische lasten voor aan verzuring kwetsbare elementen. Voor sommige elementen zal evenwel een belangrijke bijdrage geleverd worden aan de kritische last. De cumulatief hoge ammoniakdeposities en de daaraan gekoppelde effecten op natuurwaarden binnen de betrokken gemeente worden als een negatief effect beschouwd. Door de uitbreiding in dieraantal zal de bijdrage van het varkensbedrijf te Rijkevorsel aan de gemeentelijke depositie toenemen van 1,29 % in de huidige naar 3,5 % in de gewenste situatie. In de huidige situatie wordt het BAU+-scenario over een oppervlakte van 94,75 are overschreden. In de gewenste situatie loopt de oppervlakte met overschrijding van het BAU+-scenario op tot 664,29 are. Binnen deze contouren bevinden zich geen aan verzuring kwetsbare elementen, niet in de huidige noch in de gewenste situatie. Dit wordt omschreven als geen tot een verwaarloosbaar effect. Wat de minder kwetsbare biotopen in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf betreft zal het betrokken bedrijf ook een verzurende invloed hebben op basis van het BAU+-scenario. Omdat het echter minder kwetsbare vegetaties betreft, kan het effect als verwaarloosbaar gekarakteriseerd worden. Er treden dus geen wezenlijke verschillen op tussen de huidige vergunde en de gewenste situatie. 1.3.3 Vermesting Bij de beoordeling van de vermesting door het bedrijf wordt enerzijds rekening gehouden met de totale mestproductie op het bedrijf en het percentage dat verwerkt wordt. Anderzijds wordt ook een inschatting gegeven van het risico van vermesting door de mestopslag aan de hand van het type mestopslag. 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 5

Op het betrokken bedrijf wordt alle geproduceerde mest verwerkt in de bedrijfseigen biologische mestverwerkingsinstallatie. Dit blijft ongewijzigd naar de toekomst toe. Hierdoor voldoet het bedrijf zeker aan zijn mestverwerkingsplicht, er is dus sprake van een verwaarloosbaar effect. Er wordt aldus geen mest uitgereden, enkel het effluent wordt uitgereden door derden volgens de regels van het Mestdecreet. Het risico op vermesting van het oppervlaktewater wordt als gering negatief ingeschat. Rekening houdend met de aanwezigheid van mengmestkelders en de mestopslagvoorzieningen voor de mestverwerking bestaat er steeds een potentieel risico op het verspreiden van mest naar de omgeving. Op de inrichting zijn momenteel nog geen peilbuizen aanwezig. In de toekomst dienen deze wel aanwezig te zijn, aangezien er meer dan 2.500 andere varkens zullen gehuisvest worden op het bedrijf. In de huidige en de gewenste situatie worden er geen kritische lasten voor aan vermesting kwetsbare elementen overschreden. Hoewel de kritische lasten van de vermestingskwetsbare elementen in de omgeving van het bedrijf door de depositie van het bedrijf niet overschreden worden, levert het bedrijf toch een belangrijke bijdrage aan het bereiken van de kritische last. De kritische lasten van niet vermestingskwetsbare elementen kunnen overschreden worden door de bedrijfspecifieke depositie. Aangezien het niet-vermestingskwetsbare elementen betreft is hier sprake van een verwaarloosbaar effect. Door de grote afstand tussen het dichtstbijzijnde MAP-meetpunt en de betrokken inrichting, het feit dat het meetpunt niet stroomafwaarts gelegen is en dat geen mest uitgereden wordt door het bedrijf op cultuurgronden is de bijdrage van het bedrijf aan een overschrijding van de nitraatnorm twijfelachtig. Er wordt uitgegaan van een verwaarloosbaar effect. 1.3.4 Visuele hinder Bij de inschatting van de visuele hinder door het betrokken bedrijf wordt er enerzijds rekening gehouden met het effect van de aanwezigheid van het bedrijf in het landschap en anderzijds met een inschatting van het effect van een groenscherm (lengte, streekeigenheid, ). Het bijbouwen van de nieuwe vleesvarkensstal zorg uiteraard voor een toename van de omvang van het bedrijfscomplex, dit zorg dan ook voor een bijkomende versnijding en verstoring van het landschap. Hierdoor is er sprake van een matig negatief effect. Het groenscherm rondom de inrichting is onvolledig (< 50 %) en bestaat uit els, berk, lijsterbes en eik. Na voltooiing van de bouwwerken zullen er bijkomende inspanningen geleverd moeten worden om een afscherming te verzekeren (uitbreiden van het bestaande groenscherm met streekeigen beplanting). Rekening houdende met deze maatregelen zal het bedrijf normaal gezien niet als visueel hinderlijk ervaren worden door de omgeving. De kans op het vinden van archeologische vondsten is eerder klein. Indien dit zich toch zou voordoen moeten de vondsten binnen de drie dagen gemeld worden aan de Agentschap Ruimtelijke-Ordening Vlaanderen, Onroerend Erfgoed. 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 6

1.3.5 Geluidshinder Bij de beoordeling van de geluidshinder door het bedrijf wordt rekening gehouden met de geluidshinder door o.a. ventilatoren, het vullen van de silo s, de dieren zelf,. De te verwachten effecten zijn ongeveer dezelfde in de huidige en toekomstige situatie. Tot op heden werden er geen schriftelijke klachten geuit bij de gemeentelijke milieudienst inzake geluidshinder ten gevolge de bedrijfsactiviteiten op het bedrijf aan de Hees te Rijkevorsel. Van de dieren zelf wordt er weinig geluidshinder verwacht. Enkel het laden van de dieren kan tijdelijk aanleiding geven tot geluidsoverlast. Dit wordt beoordeeld als een gering negatief effect. Binnen de zone waarbij er normoverschrijding ten gevolge van de werking van de ventilatoren kan optreden (44,4 m in de huidige situatie, en 62,8 m in de gewenste situatie) bevinden zich geen bedrijfsvreemde woningen. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect. Als de mestverwerkingsinstallatie als enige geluidsbron zou optreden, dan bevinden er zich geen bedrijfsvreemde woningen in de zone waar de norm van 30 db(a) overschreden wordt. Aangezien de ventilatoren en de mestverwerkinginstallatie op dezelfde tijdstippen in werking zullen zijn, moeten de cumulatieve effecten in rekening gebracht worden. Binnen de regio waar de geluidsnorm van 30 db(a) overschreden wordt, liggen er geen bedrijfsvreemde woningen. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect. Bij het vullen van de silo s worden geen relevante effecten verwacht. Er bevinden zich geen bedrijfsvreemde woningen in de zones rondom de geluidsbron waarbinnen er een overschrijding van de richtwaarde voor incidenteel geluid kan optreden, niet in het geval waarbij er enkel naar het geluid van de compressor gekeken wordt, noch in het geval er cumulatief (samen met de ventilatie en de surpressor van de mestverwerkingsinstallatie) gerekend wordt. Mogelijke geluidshinder door de aanleg van de nieuwe stallen op de inrichting te Rijkevorsel zal gering zijn. De transporten ten gevolge deze werkzaamheden kunnen door de omwonenden ook als hinderlijk ervaren worden. Daarenboven is deze hinder van voorbijgaande aard. Er wordt uitgegaan van een tijdelijk negatief effect, doch éénmaal na de voltooiing van de werken zal deze hinder wegvallen. 1.3.6 Verspreiding van zwevend stof Bij de beoordeling van de verspreiding van zwevend stof wordt rekening gehouden met de algemene stofproductie door het bedrijf (vullen van silo s, stofemissie uit de stallen, emissie ten gevolge van de verbranding van fossiele brandstoffen). Rekening houdende met de akkerbouwactiviteiten van het bedrijf te Rijkevorsel, alsook met de aan- en afvoer transporten ten behoeve van het veeteeltbedrijf zal het bedrijf ook een bijdrage leveren aan deze diffuse vormen van stofemissie. Deze diffuse effecten tracht de exploitant te beperken door het optimaliseren van het aantal nodige transporten (en aldus ook het stookolieverbruik) en het nastreven van een goede reinheid van het bedrijfsterrein. De stofemissie veroorzaakt door het vullen van de voedersilo s wordt (onder meer door gebruik te maken van stofzakken) als geen tot een verwaarloosbaar negatief effect beschouwd. Het voer bestaat 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 7

trouwens voor het grootste deel uit brijvoer, dat een hoog watergehalte heeft en via snelkoppelingen overgepompt wordt. Ten gevolge de uitbreiding in dieraantal op het varkensbedrijf te Rijkevorsel zal de arlijkse uitstoot van PM 10 -stof stijgen van 337,3 kg in de huidige situatie naar 770,7 kg in de toekomstige situatie (toename van 128 %). De PM 2,5 -uitstoot zal toenemen van 60,1 kg/ar naar 137,4 kg/ar. De maximale argemiddelde PM 10 -concentratie tengevolge de bedrijfseigen stofemissie bedraagt 0,33 µg/m³ in de huidige en 0,35 µg/m³ in de gewenste situatie. De daggrenswaarde wordt eveneens gerespecteerd in de huidige en de gewenste situatie. Het bedrijf op zich veroorzaakt dus geen overschrijding van de gemiddelde PM 10 -argrenswaarde van 40 µg/m³ en de daggrenswaarde van 50 µg/m³ (die niet meer dan 35 keer per ar overschreden mag worden) ter hoogte van omliggende woningen. De argemiddelde PM 2,5 -stof immissies blijven zowel in de huidige (0,059 µg/m³) als in de gewenste situatie (0,063 µg/m³) onder de in de Europese richtlijn Lucht (2008/50/EG) vooropgestelde grenswaarden van 25 µg/m³ (tegen 2015) en 20 µg/m³ (2020). Er zijn geen aanwijzingen om te veronderstellen dat het bedrijf op zich een overschrijding van de vooropgestelde milieukwaliteitsnormen voor PM 2,5 - en PM 10 -stof veroorzaakt ter hoogte van naburige woonhuizen. Er is dus sprake van geen tot een verwaarloosbaar effect. Voortbouwend op de argemiddelde PM 10 -concentraties in de gemeente Rijkevorsel van maximaal 25 µg/m³ kan een cumulatieve overschrijding van de argemiddelde grenswaarde in de omgeving van het betrokken bedrijf voorkomen binnen de regio met een bedrijfseigen concentratie van 15 µg/m³ of meer voor de argrenswaarde (40 µg/m³). Aangezien de maximaal berekende argemiddelde immissieconcentraties ver onder deze 15 µg/m³ blijven zal er geen overschrijding optreden. Ook de daggrenswaarde zal niet meer dan 35 keer per ar overschreden worden indien er rekening gehouden wordt met de gemeentelijke achtergrondconcentratie. Er zullen arlijks maximaal 11 overschrijdingen van de daggemiddelde PM 10 van 50 µg/m³ gebeuren. Er zijn bijgevolg geen aanwijzingen om te veronderstellen dat het voorliggend bedrijf een relevante bijdrage levert aan een cumulatieve overschrijding van de daggrenswaarde en de argemiddelde PM 10 -grenswaarde ter hoogte van omliggende woningen. De cumulatieve bijdrage van de inrichting wordt dan ook beoordeeld als een verwaarloosbaar negatief effect. De procentuele bijdragen tot de stofnormen door de stofuitstoot van het bedrijf zijn en zullen verwaarloosbaar zijn. 1.3.7 Verstoring van de waterhuishouding Bij de beoordeling van de verstoring van de waterhuishouding door het bedrijf wordt rekening gehouden met (indien noodzakelijk) de bronbemaling tijdens de bouw van de nieuwe stal, de daling van de grondwatertafel door aanwezige grondwaterwinningen, het totaal waterverbruik en de beperking van de infiltratiecapaciteit. Bij de aanleg van de nieuwe stal te Rijkevorsel zal er geen bronbemaling noodzakelijk zijn. De invloedsstraal van de winning (de zone waar de grondwatertafeldaling meer dan 10 centimeter bedraagt) is beperkt: 8,7 m respectievelijk 10,5 m in de huidige en de toekomstige situatie m.a.w. ze blijft binnen de bedrijfsterreinen. Het gehele bedrijfsterrein staat ingekleurd als kwetsbaar aan 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 8

verdroging op de overeenkomstige kwetsbaarheidskaart. Er is sprake van een matig negatief effect, zowel in de huidige als de gewenste situatie. In de huidige en de toekomstige situatie wordt het grondwater enkel gebruikt voor het drenken van de dieren. Regenwater wordt gebruikt en zal gebruikt worden voor het reinigen van de stallen en als waswater in de chemische luchtwassers. Er is in de huidige situatie al regenwateropvang voorzien voor in totaal 182 m³, in de gewenste situatie wordt er nog een bijkomende opvang voor 320 m³ (2 * 160 m³) voorzien. Een inschatting en beoordeling van het waterverbruik door het vergelijken van het theoretische waterverbruik en het effectieve waterverbruik (waterheffing) kan niet gemaakt worden. Er worden verschillende waterbesparende maatregelen op het bedrijf toegepast, waaronder het reinigen van de stallen met een hogedrukreiniger, het gebruik van waterbesparende drinknippels en onrechtstreeks door het voederen met brijvoer. De verharde oppervlakte blijft zowel in de huidige als toekomstige situatie beperkt tot de ruimte vooraan het bedrijfsterrein, en de ruimte rondom de stallen. Naast deze verharde oppervlakten is er onverharde infiltratieruimte beschikbaar en twee infiltratiebekkens (gezamenlijke buffercapaciteit van 61 m³ liter) waar het regenwater vrij kan infiltreren. In de huidig vergunde situatie is er ook al regenwateropvang voor 282 m³ voorzien. Als compensatie voor het verlies aan infiltratieoppervlakte door de bouw van de nieuwe stal wordt er opvang voor 320 m³ regenwater voorzien. Hierdoor wordt er voldaan aan de wettelijke bepalingen met betrekking tot het bufferen van regenwater, er is sprake van geen tot een verwaarloosbaar effect. 1.3.8 Verontreiniging van bodem en grondwater Bij de beoordeling van de verontreiniging van de bodem door de inrichting wordt rekening gehouden met de effecten door wijziging van de opslag van gevaarlijke producten en de aanwezigheid van fossiele brandstoffen. Daarnaast wordt er bij grondverzet (meer dan 250 m³) ten gevolge van het bouwen van nieuwe structuren een technisch verslag aangaande de kwaliteit van deze grond geëist conform Vlarebo. De aanwezigheid van een opslag voor fossiele brandstoffen geassocieerde verdeelinstallatie en de opslag van gevaarlijke stoffen (methanol, zwavelzuur en structol) houdt risico s in naar potentiële bodem- en grondwaterverontreiniging toe. Op het bedrijf zijn echter de wettelijk voorgeschreven veiligheids-voorschriften van toepassing, zodanig dat deze risico s tot een minimum beperkt zijn. Gezien de beveiligde opslag en de periodieke controles is er sprake van een gering negatief effect. 1.3.9 Verontreiniging van het oppervlaktewater Bij de beoordeling van de verontreiniging van het oppervlaktewater door het bedrijf dient er rekening gehouden te worden met de eventuele effecten ten gevolge van het lozen van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater. Op de inrichting te Rijkevorsel wordt er geen huishoudelijk afvalwater geloosd. Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd op de varkensinrichting te Rijkevorsel. Het reinigingswater van de stallen en het spui van de luchtwassers, wordt opgevangen in de mestkelders respectievelijk de 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 9

opslag voor het spui. Het opgevangen reinigingswater wordt samen met de mest verwerkt in de bedrijfseigen mestverwerking. Er is sprake van een verwaarloosbaar effect. 1.3.10 Klimaatsverandering Bij de beoordeling van het effect van het bedrijf op klimaatsverandering wordt rekening gehouden met de productie van stalgassen en de CO 2 -productie ten gevolge de verbranding van fossiele brandstoffen. De eigenlijke bijdrage van het bedrijf aan de (mogelijke) opwarming van de aarde is moeilijk te kwantificeren, doch door de uitbreiding in dieraantal zal de emissie van broeikasgassen toenemen met 93 %. De bijdrage die het bedrijf levert, zal eerder beperkt zijn in vergelijking met de totale uitstoot aan broeikasgassen in Vlaanderen, doch elke bijdrage aan het broeikaseffect dient beschouwd te worden als een negatief effect. Er wordt uitgegaan van een gering negatief effect. 1.3.11 Verspreiding van bestrijdingsmiddelen Er wordt geprobeerd om op een gecontroleerde en oordeelkundige manier gebruik te maken van erkende bestrijdingsmiddelen. Het reiniging van de stallen alsook het bestrijden van ongedierte zal naar de toekomst toe op een gelijkaardige manier verder gezet worden. 1.3.12 Verandering van de biodiversiteit De inplanting van de nieuw te bouwen varkensstallen wordt voorzien op soortenarme ingezaaide graslanden en/of akkers met zandige bodem. Alhoewel deze als minder waardevol aanzien worden, wordt een deel er van aangetast en gaat er een deel van dit biotoop verloren. Het verlies wordt aanzien als een gering negatief effect. Met betrekking tot de bouw van de nieuwe stallen zal er wel een verhoogde bedrijvigheid en geluidshinder optreden. Deze is echter van voorbijgaande aard en wordt aanzien als een tijdelijk negatief effect. Er wordt niet verwacht dat de aanwezige (avi)fauna hinder zal ondervinden van de normale bedrijvigheid geassocieerd met een landbouwbedrijf. De verzurende en vermestende deposities van de inrichting zorgen in de huidige en gewenste situatie voor een relevante tot belangrijke bijdrage aan de kritische lasten voor verzurings- en vermestingskwetsbare eenheden. De kritische lasten worden evenwel niet overschreden. In het onderdeel van het habitatrichtlijngebied Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese Loop dat in de directe omgeving van de inrichting ligt kunnen de aanwezige beschermde habitatis van het type 9190 Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten nadelige effecten ondervinden door de verzurende en vermestende depositie van de inrichting. Naar aanleiding hiervan werd een passende beoordeling opgesteld. 1.3.13 Verkeershinder Bij de beoordeling van de verkeershinder door het bedrijf wordt rekening gehouden met de hinder door het gewijzigde aantal transportbewegingen en de gewijzigde verkeersveiligheid. 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 10

Na de uitbreiding van het bedrijf gaat het aantal bedrijfsgerelateerde transporten per week toenemen van 29 tot 33. Dit wordt ingedeeld als een matig negatief effect. Als voornaamste transportroute wordt een weg gevolgd die niet doorheen gevoelig gebied loopt. 1.4 Voorstellen van milderende maatregelen 1.4.1 Milderende maatregelen door het bedrijf genomen Propere stallen zullen steeds bijdragen tot een reductie van de geuremissies. Oppervlakten waarop zich mest kan bevinden en waarop dieren gehouden worden, dienen steeds zo proper en zo droog mogelijk gehouden te worden. Met mest bevuilde dieren zorgen voor een versnelling van de bacteriële groei en voor de productie van gassen die snel verdampen onder invloed van de lichaamswarmte van het dier (De Bruyn et al., 2001). Op het betreffende bedrijf worden de stallen na iedere ronde gereinigd met een hogedrukreiniger. Het reinigingswater wordt in de onderliggende mestkelders opgevangen. Daarnaast worden de bedrijfsterreinen zo proper mogelijk gehouden. Het zeer frequent verwijderen van mest is een belangrijke manier om de geuremissies uit de stallen te beperken. Naarmate er meer mest accumuleert in het gebouw, de kanalen of mestputten onder de stalvloer zal de geuremissie vanuit het gebouw toenemen. Een manier om dit tegen te gaan bestaat er dus uit om de mest zo snel mogelijk uit de stal te verwijderen naar een afzonderlijke mestkelder en vervolgens uit de mestkelders. Op het bedrijf gebeurt een regelmatige leging van de mestkelders, waarbij de mest rechtstreeks overgebracht wordt naar de mestverwerkingsinstallatie. Op zowel de vleesvarkensstal als de biggenstal is een chemische luchtwasser voorzien. Deze luchtwassers brengen naast een reductie in ammoniak- en stofemissie, namelijk resp. 70 % en 80 % reductie, eveneens een reductie in geuremissie teweeg, namelijk een reductie van 30 %. Een luchtwasser bestaat uit een kolom die gevuld is met vulmateriaal en het systeem is opgenomen in de Lijst van stalsystemen voor ammoniakemissiereductie, Ministrieel besluit van 19/03/2004, bijlage I; Belgisch Staatsblad 14.10.2004. Het vulmateriaal heeft een hoge porositeit en een hoog specifiek oppervlak. Door dit zogenaamde filterbed of gepakt bed wordt de ventilatielucht uit de stallen gepompt. Gelijktijdig met het doorpompen van de lucht wordt er een waterige oplossing over het filterbed gesproeid (d.i. de wasvloeistof), waardoor een intensief contact tussen de lucht- en de waterfase wordt verkregen. Als gevolg van contact tussen de lucht en de vloeistof gaan de goed oplosbare componenten uit de lucht in oplossing in de vloeistof en worden vaste delen uit de lucht gewassen (Lijst van stalsystemen voor ammoniakemissiereductie). Belangrijk om te vermelden is dat deze luchtwassers wel een minimale ammoniakreductie van 70 % garanderen, maar dat inzake geurverwijdering het rendement heel wat lager ligt (45 % voor de biologische luchtwasser, 30 % voor de chemische luchtwasser). Nadeel aan de biologische wasser is de lange opstartperiode en de dagelijkse hoeveelheid (stikstofrijk) waswater. De chemische luchtwassers verwijderen aldus 30 % van de geuremissie uit de twee stallen. Geuremissies kunnen eveneens gereduceerd worden door het doorvoeren van aanpassingen in de voeding, zodanig dat de bronnen van geurcomponenten verwijderd of gereduceerd worden. Alhoewel het onderzoek naar deze voedingstechnische aanpak van de geurproblematiek nog lang niet is afgerond, zijn er toch al een aantal beloftevolle resultaten. Het verminderen van het ruwe eiwitgehalte in het dieet van varkens, doch met het op peil houden van de meest essentiële 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 11

aminozuren, kan in een efficiënter N-gebruik en reductie in de uitscheiding van stikstof- en geurcomponenten resulteren. Deze geurreductietechniek blijkt eerder effectief voor mannelijke en oudere vleesvarkens (De Bruyn et al, 2001). Bij de zogenaamde meerfasenvoedering worden er, in plaats van één voeder voor de ganse productieperiode, twee of drie voeders aangeboden. Deze voeders zijn beter afgestemd op de specifieke behoefte van het dier in die bepaalde periode. Op het bedrijf wordt laag fosfor en laag eiwit voeder toegediend, de verschillende diergroepen worden eveneens gevoederd via een driefasig voederschema. Door het werken met brijvoer kan de samenstelling van het voer op elk moment afgesteld worden op de behoefte van de dieren waardoor geen verspilling van nutriënten en minimale nutriëntenuitstoot optreedt. Geurhinder veroorzaakt door de opslagplaatsen van mest kan bestreden worden door ze af te dekken (het is trouwens verplicht in Vlaanderen om opslagplaatsen voor vloeibare mest en mengmest af te dekken, VLAREM II). Algemeen kan gesteld worden dat hoe beter de constructie luchtdicht is, hoe minder lucht en dus ook geurcomponenten vrijgesteld kunnen worden. De mestopslag gebeurt in de mestkelders onder de stallen en bij de mestverwerkingsinstallatie. Dit zijn allemaal afgedekte mestopslagplaatsen. De dikke fractie die op het bedrijf geproduceerd wordt na het scheiden van de mest wordt opgeslagen in een afgesloten ruimte. Voor de opslag van het effluent, het eindproduct van de mestverwerking, wordt een lagune van 6.000 m³ voorzien, die niet overdekt wordt. Dit is ook niet nodig doordat de dunne mestfractie in de mestverwerkingsinstallatie wordt omgezet in een stikstofarm effluent. Er wordt steeds een goed verloop van de processen gegarandeerd doordat deze via een computergestuurd systeem op regelmatige basis worden opgevolgd en, indien nodig, worden bijgestuurd. Gelijkaardige installaties vertonen geen geur- en ammoniakuitstoot tijdens de beluchtingsfase. Olfactometrische metingen bij een gelijkaardige installatie tonen aan dat de geuremissie beperkt is (zie 6.2.3.1). Ramen en deuren blijven gesloten voor zover zij geen functie hebben bij de luchtverversing. Buitendeuren die conceptueel geen functie hebben bij de luchtverversing zijn enkel open voor doorgang van personen, dieren of goederen of in geval van overmacht. De mechanische ventilatie van de stallen is zodanig uitgevoerd dat de verontreiniging van de omgevingslucht wordt voorkomen of beperkt. De volledige stallen staan op onderdruk, zodat de geur- en ammoniakemissies enkel kunnen gebeuren door de geleide uitlaat van de ventilatoren. Hierdoor wordt de geurhinder tot een minimum beperkt. De kadavers worden op regelmatige basis opgehaald door Rendac (binnen de twee werkdagen na melding). Tot de ophaling worden de kadavers in kadavertonnen en hut opgeslagen. Door regelmatige ophaling en gepaste opslag wordt de geurhinder ten gevolge van de kadaveropslag beperkt. Het bedrijf heeft inzake vermesting de volgende maatregelen getroffen: de hoeveelheid af te voeren mest wordt beperkt door het gebruik van aangepaste voeders, zodanig dat er een optimale voederconversie bekomen wordt. de mestkelders en de stallen zijn overdekte, mestdichte ruimtes. De mestkelders zijn uitgerust met een volle betonnen vloer zodat inspoeling van de mestdeeltjes naar de bodem en het grondwater verhinderd wordt. de mest wordt rechtstreeks vanuit de mestkelder of de vrachtwagen (mest van derden) naar de mestverwerkingsinstallatie overgepompt (opslag ruwe mest: 846 m³). De dikke fractie wordt opgeslagen in een loods (2.000 m³) met betonnen ondergrond, waardoor rechtstreeks contact van de mestfractie met de onderliggende bodem vermeden wordt. 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 12

bij het overpompen van mengmest worden de nodige voorzieningen getroffen om morsen en lekken van mest tegen te gaan. Het overpompen gebeurt in een gesloten circuit. Eventuele morsresten die ontstaan bij het overpompen/ophalen van de mest worden onmiddellijk verwijderd. het bedrijfsterrein bestaat volledig uit betonverharding; hierdoor wordt insijpeling van mestdeeltjes naar de bodem of het grondwater tegengegaan. installatie van de chemische luchtwassers op de aanwezige stallen veroorzaakt een ammoniakemissiereductie van 70 %. Hierdoor zal de vermestende depositie door de ammoniakuitstoot uit deze stallen afnemen. Dit zal ook zo gebeuren in de gewenste situatie. Het bedrijf heeft in het verleden al een beperkt groenscherm aangelegd. Dit groenscherm beperkt zich echter tot een deel van de straatkant van de biggenstal en de westelijke zijde van dezelfde stal, zodat het bedrijf goed zichtbaar is vanop de straatzijde. Het aanwezig groenscherm is wel opgebouwd uit streekeigen beplanting (eik, els, lijsterbes en berk). Er bestaat geen geschreven plan van aanpak om de geluidsemissie van de inrichting tot een minimum te beperken. Om de geluidsoverlast voor de omwonenden zoveel mogelijk te vermijden, heeft de exploitant momenteel al een aantal maatregelen getroffen: Het vullen van de voersilo s, het laden van de dieren en het scheiden van mest vindt overdag plaats; de ventilatoren worden zo min mogelijk in werking gesteld, en dit gebeurt computergestuurd; de ventilatoren worden gekenmerkt door een geluidsarme werking. Momenteel zijn er al een aantal maatregelen getroffen op de inrichting om de stofemissie zoveel mogelijk te beperken. Tijdens het vullen van de voedersilo s worden stofzakken gebruikt om de uitstoot van fijn stof te beperken. Ook het gebruik van brijvoer, dat via snelkoppelingen overgepompt wordt, zorgt voor minder stofverspreiding. De oppervlakken tussen de verschillende stallen zijn verhard waardoor stofopwaaiing beperkt wordt. Tevens dient er door de exploitant gestreefd te worden naar een rein bedrijfsterrein, waar zand en aarde niet langdurig achterblijven op de aanwezige betonverhardingen. Alle stallen zijn momenteel uitgerust met roostervloeren. De volgende maatregelen werden inzake waterhuishouding in het verleden door de initiatiefnemer genomen: regenwater kan vrij infiltreren op onverharde stukken van en rondom het bedrijfsterrein, alsook in twee infiltratiebekkens (61.200 liter buffercapaciteit); de stallen worden in de mate van het mogelijke droog gereinigd, en bij het nat reinigen van de stallen laat men de stallen inweken en gebruikt men een hogedrukreiniger wat het waterverbruik gevoelig laat dalen. Er is eveneens een debietsmeter aanwezig op de inrichting zodat het grondwaterverbruik opgevolgd kan worden. In de huidige situatie zijn er al twee infiltratiebekkens (gezamenlijke buffercapaciteit van 61.200 liter) en is er regenwateropvang voor 282 m³. Op de inrichting wordt in de huidige toestand geen grondwater als reinigingswater voor de stallen gebruikt. Er wordt enkel grondwater aangewend voor het drenken van de dieren. Opgevangen regenwater wordt gebruikt voor het reinigen van de stallen en als waswater in de chemische luchtwassers. 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 13

De aanwezige opslagvoorzieningen voldoen aan de nodige veiligheidsvoorschriften. Ze worden gevuld en onderhouden volgens de wettelijke bepalingen. Het bedrijf ziet erop toe dat al de risicostoffen optimaal beveiligd zijn en blijven. Lozing van bedrijfsafvalwater vindt niet plaats, het reinigingswater wordt samen met de mest verwerkt in de mestverwerkingsinstallatie. Het spui van de luchtwassers wordt opgeslagen in de daartoe voorziene opslag en later als kunstmest uitgereden op het land. Als neveneffect van een rationele en hygiënische bedrijfsvoering wordt de productie van broeikasgassen beperkt o.a. door het droog houden van de mest dankzij aangepaste voeder- en drinksystemen die voerder en watervermorsing verminderen waardoor microbiële afbraakprocessen beperkt worden. Door het bedrijf en de omliggende bedrijfsterreinen zo rein mogelijk te houden wordt het aantrekken van ongedierte vermeden. Voor de ongediertebestrijding wordt er gebruik gemaakt van erkende producten. De exploitant doet een beroep op een ongediertebestrijdingsfirma voor het bestrijden van het ongedierte (firma Denissen). Er wordt een gepaste verkeersroute gebruikt, die niet doorheen of langsheen gevoelig gebied loopt en waarbij geen gebruik gemaakt wordt van kleine wegen. Daardoor wordt de verkeershinder beperkt. 1.4.2 Geplande maatregelen De huidige toegepaste milderende maatregelen worden onverminderd verder gezet. Naar de toekomst toe worden ook nog een aantal andere maatregelen gepland. De uitgaande lucht van de nieuwe stal zal eveneens gezuiverd worden door chemische luchtwassers, waardoor er geurreductie (30 %), ammoniakreductie (70 %) en stofreductie (80 %) zal optreden. Peilbuizen zullen geïnstalleerd worden, waardoor mogelijke verontreiniging van grondwater kan opgevolgd worden en, indien nodig, maatregelen kunnen getroffen worden. Naar de toekomst toe zal het bedrijf volledig ingesloten zijn in een streekeigen groenscherm, zodat de inrichting volledig afgeschermd zal worden van zijn omgeving. Zo zal de visuele hinder naar de toekomst toe praktisch onbestaande zijn. 1.4.3 Verdere maatregelen 1.4.3.1 Verdere maatregelen om geur te reduceren: combiwasser, biologische luchtwasser, biobed De nieuwe stal wordt voorzien van een twee chemische luchtwassers. Op het betreffende bedrijf zouden op de nieuwe stal i.p.v. twee chemische luchtwassers twee combiwassers kunnen geïnstalleerd worden (scenario 1); een andere, meer vergaande mogelijkheid, is om in de gewenste situatie alle chemische luchtwassers te vervangen door combiwassers (scenario 2). In Nederland werd een 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 14

zogenaamd gecombineerd luchtwassysteem gecertificeerd dat een ammoniakemissiereductie van 85 % en een geuremissiereductie van 70 % zou kunnen bewerkstelligen. De emissies worden in dit systeem beperkt door de ventilatielucht te behandelen in een installatie die uit meerdere wassystemen is opgebouwd. Het eerste element omvat een chemische wasser die uit een lamellenfilter bestaat. Over deze lamellenfilter wordt er om de 10 minuten gedurende één minuut aangezuurde wasvloeistof gesproeid. Achter deze filter staat er een waterwasser, een kolom met vulmateriaal waarover continu water gesproeid wordt. De gezuiverde lucht verlaat vervolgens via een druppelvanger de installatie. Bij passage van de ventilatielucht door het systeem wordt de ammoniak dus opgevangen in de wasvloeistof. Door het toevoegen van zwavelzuur aan de wasvloeistof wordt in de chemische wasser de ammoniak gebonden als ammoniumsulfaat (principe is hetzelfde als bij chemische luchtwassers van het type S-2.). Het verwijderen van geur en stofcomponenten gebeurt in zowel de lamellenfilter als in de waterwasser. In Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. worden de cumulatieve modelleringsresultaten weergegeven indien er i.p.v. twee chemische luchtwassers combiwassers geïnstalleerd worden op de nieuwe stal (scenario 1) en indien alle luchtwassers vervangen worden door dergelijk systeem (scenario 2). Tabel 1 Aantal woningen die zich in de verschillende cumulatieve geurconcentratiezones bevinden volgens scenario 1 (eerste getal) en scenario 2 (tweede getal) omschrijving huidige situatie gewenste situatie verschil* 3 5 ou E/m³ gering negatief effect 5-10 ou E/m³ matig negatief effect > 10 ou E/m³ significant negatief effect 78 142 / 68 + 64 / - 10 (i.p.v. + 84) 53 53 / 55 0 / + 2 (i.p.v. + 15) 7 11 / 5 + 4 / - 2 (i.p.v. + 5) * hier wordt tussen haakjes eveneens het aantal woningen weergegeven indien geen combiwassers gebruikt worden, dus zoals onder 6.2.3.3 Door scenario 1 en scenario 2 toe te passen zal het aantal woningen dat een effect ondervindt afnemen (uitgezonderd bij scenario 1 binnen woongebied met landelijk karakter). De grootste verbetering treedt op indien alle luchtwassers vervangen worden door combiwassers (scenario 2). Het Combiwassysteem is niet als dusdanig opgenomen in de lijst met stalsystemen voor ammoniakemissereductie. Dit is waarschijnlijk ook een verklaring voor het feit dat er met dit systeem nagenoeg geen praktijkervaring is in de Vlaamse landbouwsector. Een bijkomende vraag die men zich kan stellen is of dat het wel volstaat om om de 10 minuten één minuut aangezuurde wasvloeistof te sproeien terwijl bij de chemische wasser van het type S-2. continu met aangezuurde vloeistof gesproeid wordt. Kan deze beperkte sproeiing met aangezuurde wasvloeistof wel een voldoende lange contacttijd garanderen om op een efficiënte manier ammoniak te verwijderen? De meer gangbare chemische luchtwassers hebben ondertussen hun efficiëntie en bedrijfszekerheid al bewezen, en er is in Vlaanderen meer dan voldoende ervaring met deze systemen. Indien combiwassers geïnstalleerd worden, dient ook rekening gehouden te worden met de drukval die ontstaat door de doorgang van de lucht door de twee waspaketten. Er moet dus een voldoende hoog debiet voorzien worden (gepaste ventilatoren) en regelmatige reiniging van de waspaketten zodat de lucht steeds een voldoende snelheid behoudt. Door te kiezen voor chemische luchtwassers van het type S-2. kiest de eigenaar voor een veilige optie, één waarvan hij zeker is dat er op Vlaamse schaal voldoende ervaring is. Het loont echter wel de moeite om de evolutie op dit gebied op te volgen aangezien de ammoniak- en geurreductie aanzienlijk groter is dan bij een chemische luchtwasser. 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 15

Er kan ook onderzocht worden wat het effect zou zijn indien in plaats van chemische luchtwassers zou gebruik gemaakt worden van biologische luchtwassers. Biologische luchtwassers brengen namelijk een geurreductie van 45 % teweeg, wat 15 % hoger ligt dan het reductiepercentage door chemische luchtwassers. Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. geeft het aantal woningen weer die in de geurpluimen zouden liggen indien de cumulatieve geuremissie beschouwd wordt en indien alle chemische luchtwassers vervangen worden dor biologische luchtwassers in de gewenste situatie (scenario 3). Tabel 2 Aantal woningen die zich in de verschillende cumulatieve geurconcentratiezones bevinden volgens scenario 3 omschrijving huidige situatie gewenste situatie verschil* 3 5 ou E/m³ gering negatief effect 5-10 ou E/m³ matig negatief effect > 10 ou E/m³ significant negatief effect 78 154 + 76 (i.p.v. + 84) 53 61 + 8 (i.p.v. + 15) 7 8 + 1 (i.p.v. + 5) * hier wordt tussen haakjes eveneens het aantal woningen weergegeven indien geen combiwassers gebruikt worden, dus zoals onder 6.2.3.3 Door deze maatregelen toe te passen zal het aantal woningen dat een effect ondervindt afnemen, doch niet zo sterk als bij scenario 1 en scenario 2. Zoals hoger vermeld heeft een biologische luchtwasser echter enkele nadelen: een lange opstartperiode en de dagelijkse hoeveelheid (stikstofrijk) waswater. Dit waswater kan evenwel geloosd worden in de mestkelders, een afzonderlijke opvang van spui, zoals bij de chemische luchtwasser, is niet nodig. Dit spui kan dan samen met de mest afgevoerd worden naar de mestverwerkingsinstallatie en daar verwerkt worden. Nadeel is wel de grote verdunning van de mest door de grote hoeveelheden waswater. Grote verdunning van de te verwerken mest betekent een lager rendement van de mestverwerkingsinstallatie. Globaal gezien is een chemisch luchtwassysteem ook goedkoper dan een biologische luchtwasser, de prijzen liggen lager voor elk type varken: gemiddeld arlijks 4 /gespeend big, 14 /vleesvarken, 44 /kraamzeug en 32 /guste of drachtige zeug. Voor een biologische luchtwasser gelden volgende cijfers: gemiddeld arlijks 16 /gespeend big, 23 /vleesvarken, 127 /kraamzeug en 34 /guste of drachtige zeug (Derden et al., 2006). Er dient ook rekening gehouden te worden met het feit dat biologische luchtwassers een continue belasting vereisen. Op het bedrijf wordt telkens na iedere ronde een week leegstand voorzien; dit wil zeggen dat de biologie in de luchtwassers gedurende deze periode geen voeding zal toegediend krijgen, wat een risico inhoudt naar de instandhouding van de biofilm. Een filtertype dat ook kan gebruikt worden voor de zuivering van lucht, is een biobed. Hierbij wordt de te zuiveren luchtstroom doorheen een filterbed geblazen (biologisch afbreekbaar materiaal, schors). Verontreinigingen in de gasstroom worden weerhouden door ad- en absorptie op het filtermateriaal. Het filtermateriaal is drager van een dunne waterfilm waarin micro-organismen leven, die de geabsorbeerde stoffen afbreken. Voordelen van de biofilter zijn de eenvoudige constructie en het weinige afval dat geproduceerd wordt tijdens de werking (enkel wat percolaatwater en het vervangen van het filtermateriaal). Het grootste nadeel is de zeer grote oppervlakte die vereist is voor de goede werking en de hoge kost. Voor de te zuiveren lucht van 1.000 vleesvarkens is een gemiddelde oppervlakte van 70 m² nodig, waarbij het pakkingsmateriaal 100 cm dik moet zijn om een voldoende verblijftijd te verkrijgen. De nieuwe stal zal plaats bieden aan 6.144 vleesvarkens, waardoor een uitermate grote oppervlakte zou nodig zijn voor dergelijk systeem. Het filtermateriaal dient regelmatig 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 16

opgeschud (twee maal per ar) en vernieuwd (tweearlijks) te worden. Het BREF geeft aan dat het implementeren van biofilters bijna altijd te duur is voor een veeteeltbedrijf. Ook de Vlaamse praktijk bevestigt deze vaststelling. Gevolg is dat een biofilter niet altijd als economisch haalbaar beschouwd kan worden voor de veeteeltsector en hier niet aangeraden wordt. 1.4.3.2 Verdere maatregelen om ammoniak te reduceren: combiwasser en biobed Om een grotere ammoniakreductie te bekomen zou de uitgaande lucht van de nieuwe stal kunnen behandeld worden met combiwassystemen i.p.v. chemische luchtwassers (scenario 1) en zouden alle stallen kunnen aangesloten worden op combiwassystemen (scenario 2). De combiwassystemen brengen een ammoniakreductie teweeg van 85 % tegenover 70 % door luchtwassystemen (zowel biologische als chemische luchtwassers). De ammoniakemissie wordt weergegeven in Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. volgens de verschillende scenario s. stal 4 kunnen behandeld worden door één van de twee chemische luchtwassers. Daardoor zal de ammoniakemissie van deze stal dalen met 70 %. In Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. worden de resultaten vergeleken indien stal 4 al dan niet aangesloten wordt op de chemische luchtwasser. Tabel 3 Overzicht van de mogelijkheden met betrekking tot reductie verzuring volgens scenario 1 en scenario 2 huidig gewenst - scenario 1 gewenst - scenario 2 verschil kg NH 3/ar 4.011 7.601 5.549 + 89 % (scenario 1) + 38 % (scenario 2) (t.o.v. + 174 %) Er kan nagegaan worden wat het effect is van scenario 1 en scenario 2 op de verzurende en vermestende depositie vanwege het bedrijf op het beschermde habitat in het nabijgelegen habitatrichtlijngebied (zie Tabel 4). Tabel 4 Beschermde habitats in het nabijgelegen habitatrichtlijngebied en de bijdrage van het bedrijf aan de KL omschrijving habitat 9190 oude zuurminnende eikenbossen op zandgronden huidige situatie bijdrage aan KL gewenste situatie bijdrage aan KL scenario 1 bijdrage aan KL scenario 2 bijdrage aan KL verzuring 4 % 12 % 8 % 6 % vermesting 11 % 31 % 21 % 16 % Er kan vastgesteld worden dat de bijdrage aan de KL aanzienlijk zal verminderen. Het bedrijf zal wel nog altijd een relevante (meer dan 5 %) bijdrage leveren aan de KL. De ammoniakemissie zal dus aanzienlijk gereduceerd worden door het toepassen van combiwassystemen, waarbij de beste resultaten bekomen worden indien op alle stallen i.p.v. chemische luchtwassers combiwassers geplaatst worden. Een andere mogelijkheid om ammoniak te reduceren is gebruik maken van een biobed. Gezien de zeer grote oppervlakte die vereist is voor dergelijk systeem, wordt dit niet aangeraden. 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 17

1.4.3.3 Overige mogelijke maatregelen De exploitant dient er op toe te zien dat het overbrengen van de mest van de mestkelders naar de mestverwerkingsinstallatie gebeurt zonder vermorsing (gebruik maken van snelkoppelingen en buizensysteem e.d.), indien toch vermorsing optreedt moet dit op gepaste wijze kunnen afgevoerd worden. Daarbij worden opstaande randen aan de verharde oppervlakten aan de stallen en aan de mestverwerkingsinstallatie aanbevolen, zodat insijpeling in de bodem verhinderd wordt. Via verzamelgoten kunnen resten opgevangen en op gepaste wijze afgevoerd worden. In de toekomst dienen peilbuizen geïnstalleerd te worden, aangezien meer dan 2.500 andere varkens zullen aanwezig zijn. Het grondwater kan aldus geanalyseerd worden; indien verhoogde nitraatconcentraties vastgesteld worden en indien blijkt dat deze afkomstig zijn van bedrijfsactiviteiten (mestkelders, mestverwerkingsinstallatie), dan dienen maatregelen genomen te worden (bv. testen van de mestkelders op lekdichtheid). Bijkomende aanplanten van groenelementen (bestaande uit streekeigen struik- en boomsoorten) dienen een verdere visuele afscherming van het bedrijf naar de omgeving bewerkstelligen. De laatst verkregen vergunningen voor de inrichting dateren van 03.07.2008 (milieuvergunning) en 21.08.2008 (bouwvergunning). De vergunde vleesvarkensstal en de mestverwerkingsinstallatie dienen dus nog gebouwd te worden. Vervollediging van het groenscherm zal dus plaatsvinden na het voltooien van de werken met betrekking tot de bouw van de in dit dossier aangevraagde vleesvarkensstal. Hierdoor zal de gehele inrichting in één keer aangepakt kunnen worden. Deze uitbreiding van het groenscherm zal uit streekeigen beplanting bestaan. Een goede afschermende werking van het groenscherm kan bekomen worden door te werken met een combinatie van streekeigen heesters en/of struiken, afgewisseld met hoogstammige loofbomen. Als geschikte soorten voor de zandbodem worden berk en (zomer- of winter)eik voorgesteld, met lijsterbes, vlier en spork als struiklaag. Berk groeit sneller dan eik, waardoor er eveneens hoogteverschillen zullen ontstaan in het scherm. Andere mogelijke struiksoorten omvatten Gelderse roos, haagbeuk, hondsroos, hulst, kardinaalsmuts, lijsterbes, meidoorn, rode kornoelje, sleedoorn, veldesdoorn; voor de loofbomen kan er nog gekozen worden uit wilg, beuk, zwarte els, es esdoorn, notelaar, kastanje en linde. Het aanplanten van hagen bestaande uit uitheemse coniferen wordt niet aangeraden. Het bedrijf dient echter niet weggestoken te worden achter een groenscherm. Land- en tuinbouwbedrijven zijn beeldbepalend voor het landschap en moeten dus weggestoken worden. Een eenvoudige beplanting kan zorgen voor een goede bedrijfsintegratie in het omringende landschap en het verbetert de natuurwaarde van de omgeving. De nieuwe stallen dienen opgebouwd te worden volgens een aantal tips zoals beschreven in de brochure Agrarische architectuur, technisch bekeken : aangepaste beplanting in open vlakten: zie aanbevelingen hierboven qua beplanting; streven naar gesloten, compact geheel van het bedrijf: dit zal van toepassing zijn in de gewenste situatie, alle stallen zullen één aaneengesloten geheel vormen; geordende plaatsing van de gebouwen: dit kan zorgen voor rust en evenwicht in het ontwerp. Bovendien zorgt een overzichtelijke inplanting voor samenhorigheid van de bedrijfsgebouwen op het bedrijf; torensilo s binnen bebouwing houden. Inzake stofemissie worden geen bijkomende maatregelen voorgesteld. Er wordt wel aangegeven dat de exploitant de evolutie in fijn stofproblematiek verder dient op te volgen in de toekomst. Indien in de 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 18

toekomst stofemissiereductie ten gevolge van besproeiing van de stalvloeren praktisch en financieel haalbaar blijkt worden hieromtrent bijkomende maatregelen van de exploitant verwacht. Verder is het ook belangrijk het bedrijf in een zo proper mogelijke staat te houden. Hierbij wordt gedacht aan het geregeld schoonspuiten van de betonnen oppervlakte, de stallen na elke ronde nat te reinigen,. Zeker op warme dagen dient men hier rekening mee te houden. Volgende tips kunnen ook meebouwen aan duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau: herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen; gebruik een waterzuinige hogedrukreiniger, hiermee kan het waterverbruik gehalveerd worden in vergelijking met het gebruik van een klassieke tuinslang; gebruik goede drinkbakken, -nippels en dergelijke; vermijd morsen en lekverliezen; gebruik regenwater als basisvloeistof voor het spuiten, gebruik minder milieubelastende producten, conform de code van de goede landbouwpraktijk met betrekking tot bestrijdingsmiddelen. Er dient een goede bescherming van de dubbelwandige tank voor zwavelzuuropslag voorzien te worden o.a. een nooddouche, een oogwasser, duidelijke signalisatie en pictogrammen. Bovengrondse houders moeten tevens om de drie ar periodiek gecontroleerd worden en om de twintig ar moet de binnenwand van de tank eveneens gecontroleerd worden. Het spuiwater van de luchtwassers dient afzonderlijk opgevangen te worden. De stookolietank van 5.000 l dient elke 3 ar beperkt onderzocht te worden door een erkend technicus. De opslag van propaangas (8.000 l) dient volgens de Vlarem IIwetgeving ten minste om de vijf ar onderzocht te worden door een erkende milieudeskundige. Volgens Vlarebo Artikel 61 dient al dan niet, rekening houdend met de categorie waarin de inrichting wordt ingedeeld, een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Voor de opslag van methanol, zwavelzuur en FeCl 3 respectievelijk rubriek 17.3.2.2 en 17.3.3.2 b) ) dient er bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening en periodiek om de 20 ar een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. In het verleden werd nog geen bodemonderzoek uitgevoerd op het bedrijf. Voor de opslag van stookolie en propaan dient geen oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Volgende zaken worden voorgesteld in het BBT-rapport Veeteelt en kunnen toegepast worden op het bedrijf: opstellen van een energiebalans en/of uitvoeren van een energieaudit als hulpmiddel om inzicht te krijgen in het energieverbruik; regelmatige controle en reiniging van leidingen en ventilatoren in mechanisch geventileerde stallen, voor een optimale werking van het ventilatiesysteem; optimalisatie van de verlichting en gebruik maken van energiezuinige verlichting. 1.5 Toetsing aan BBT De processen werden eveneens geëvalueerd worden ten opzichte van de relevante passages uit de Lijst van Best Beschikbare technieken (BBT) en de BREF-documenten. Dit is ook een vereiste voor het verlenen van een vergunning aan een GPBV-bedrijf. Voor voorliggend bedrijf werd onderzocht of de BBT s op het bedrijf van toepassing zijn of mogelijkerwijs toegepast kunnen worden. Tabel 5 geeft een totaaloverzicht van de BBT s die beschikbaar zijn voor de veeteeltsector en Tabel 6 voor mestverwerking, of ze van 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 19

toepassing zijn voor nieuwe en/of bestaande installaties en of ze al dan niet gebruikt worden op het bedrijf. Tabel 5 Overzicht Best Beschikbare technieken voor de veeteeltsector discipline omschrijving wanneer BBT van toepassing? gebruikt? emissie van nutriënten naar water, bodem en lucht opstellen van een nutriëntenbalans nieuwe en bestaande installaties er is geen nutriëntebalans voorhanden toepassen van precisievoeding nieuwe en bestaande installaties, driefasenvoeding vloerbevuiling zoveel mogelijk voorkomen nieuwe en bestaande installaties, na iedere ronde natte reiniging toepassen van ammoniakemissiearme stalsystemen varkens/pluimvee BBT bij nieuwbouwstallen, volgens de specificaties gegeven in bijlage I van het Ministrieel Besluit van 19/03/2004 de stallen zijn en zullen ammoniakemissiearm uitgevoerd worden voldoende mestopslagcapaciteit voorzien nieuwe en bestaande installaties er wordt voldoende mestopslag voorzien afvloeiing van mest en/of mestsappen voorkomen bij externe mestopslag optimalisatie van de mestopslag nieuwe en bestaande installaties de mestopslag bij de mestverwerking zijn afgesloten opslagplaatsen, zodat insijpeling naar bodem niet mogelijk is mestaanwending afstemmen op de betrokken landbouwgrond, gewasbehoefte en klimatologische omstandigheden nieuwe en bestaande installaties neen alle mest wordt verwerkt in de mestverwerkingsinstallat ie mest emissiearm aanwenden, nauwkeurig doseren en gelijkmatig verspreiden nieuwe en bestaande installaties neen alle mest wordt verwerkt in de mestverwerkingsinstallat ie geur en stof optimaliseren van stallen en/of mestopslagplaatsen binnen de bedrijfslocatie BBT voor nieuwe stallen en/of nieuwe opslagplaatsen de nieuwe stal zal volgens de nieuwste regelgeving gebouwd worden en zal utgerust zijn met luchtwassystemen stallucht afzuigen en behandelen met een gaswasser BBT bij mechanisch geventileerde nieuwbouwstallen voor diercategorieën waarvoor nog geen AEA-stalsystemen in bijlage I van het Ministrieel Besluit van 19/03/2004 zijn opgenomen en indien naast de emissie vanuit de stal nog neen de nieuwe vleesvarkensstal wordt voorzien van biologische luchtwassystemen 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 20

discipline omschrijving wanneer BBT van toepassing? gebruikt? water bijkomende emissiebronnen aangepakt worden opstellen van een waterbalansschema nieuwe en bestaande installaties, zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. grof vuil verwijderen door droog reinigen nieuwe en bestaande installaties neen, want natte reiniging goed gebruik van de drinkwatervoorziening nieuwe en bestaande installaties gebruik maken van alternatieve waterbronnen nieuwe en bestaande installaties, hemelwater wordt gebruikt als reinigingswater en als waterbron voor de luchtwassystemen afvalwater afvalwater dat mestdeeltjes bevat opvangen en uitrijden op het land nieuwe en bestaande installaties neen reinigingswater wordt opgevangen in de onderliggende mestkelder mee verwerkt afvalwater dat geen mestdeeltjes bevat, lozen op riool BBT indien aansluiting op riool technisch haalbaar is en toegestaan is door de bevoegde overheid neen er wordt geen afvalwater geloosd verdunde fractie van de run-off van de kuilplaat en run-off van niet met mest bevuilde materialen beregenen op de weide nieuwe en bestaande installaties neen, run off van regenwater naar oppervlaktewater of omliggende weilanden verdunde fractie van de run-off van de kuilplaat en run-off van niet met mest bevuilde materialen vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater nieuwe en bestaande installaties neen, run off van regenwater naar oppervlaktewater of omliggende weilanden energie opstellen van een energiebalans/uitvoeren van een energieaudit nieuwe en bestaande installaties neen optimaliseren van het ontwerp van het ventilatiesysteem in mechanisch geventileerde stallen BBT bij alle veeteeltbedrijven met nieuwbouwstallen er is en zal een geoptimaliseerd ontwerp van het ventilatiesysteem aanwezig zijn regelmatige controle en reiniging van leidingen en ventilatoren in mechanisch geventileerde stallen nieuwe en bestaande installaties, gebeurt op regelmatige basis Tabel 6 Overzicht Best Beschikbare technieken voor mestverwerking 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 21

discipline omschrijving wanneer BBT van toepassing? gebruikt? laden en lossen biologische behandeling mechanische scheiding algemeen laden en lossen van mest in afgesloten ruimten ontvangstruimte, mestkelder en voorraadtank in gesloten uitvoering ammoniak en lachgasemissie minimaliseren kies systeem met minimale emissies (centrifuges, vijzelpers) maximale overkapping om efficiënte afzuiging mogelijk te maken behandelen van afgezogen ventilatielucht door filtratie over biobed en zure wassers (of alternatief) opslag van tussen- en eindprodukten zodat minimale luchtemissie optreedt opslag van tussen- en eindprodukten zodat minimale bodemverontreiniging optreedt altijd niet in een afgesloten ruimte, wel via een gesloten circuit (snelkoppelingen) altijd opslag van mest gebeurt in een afgesloten ruimte altijd de nitrificatie- en denitrificatiebekkens worden niet afgedekt; de emissie afkomstig van de bekkens is beperkt altijd er wordt gebruik gemaakt van een centrifuge altijd de nitrificatie- en denitrificatiebekkens worden niet afgedekt; de emissie afkomstig van de bekkens is beperkt altijd de emissie afkomstig van de bekkens van de mestverwerkingsinstallatie is beperkt altijd de dikke fractie wordt in een afgesloten ruimte opgeslagen, het effluent is stikstofarm en geurloos; het bekken wordt dan ook niet afgedekt altijd alle tussen- en eindproducten worden zodanig opgeslagen dat insijpeling naar bodem niet optreedt 07KEUS1_niet-technische samenvatting MER 22

Bijlage 2 Topografische kaart Schaal 1:25.000 N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: +32 265 74 06 Fax: +32 9 265 74 05 info@farmer.be

Bijlage 3 Stratenatlas N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: +32 265 74 06 Fax: +32 9 265 74 05 info@farmer.be

Bijlage 5 Orthofoto N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: +32 265 74 06 Fax: +32 9 265 74 05 info@farmer.be

II T Bijlage 6 Gewestplan Legende T N 0100- woongebied 0101- woongebied met cultureel, historisch en/of esthetische waarde 0102- woongebied met landelijk karakter 0105- woonuitbreidingsgebied 0200- gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut 0600- bufferzone 0701- natuurgebied 0900- agrarische gebieden 0901- landschappelijk waardevolle gebieden 1000- industriegebied 1100- ambachtelijke bedrijven en kmo's Schaal 1:25.000 N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: +32 265 74 06 Fax: +32 9 265 74 05 info@farmer.be

Bijlage 12 Quartaire bodemkaart N Matig natte licht zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: +32 265 74 06 Fax: +32 9 265 74 05 info@farmer.be

Bijlage 13 Vergunde grondwaterwinningen Legende ð Vergunde grondwaterwinning ð ð Schaal 1:15.000 N ð ð ð farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: +32 265 74 06 Fax: +32 9 265 74 05 info@farmer.be

Bijlage 14 Waterlopen Legende bevaarbare waterlopen niet geklasseerde waterloop categorie 1 waterloop categorie 2 waterloop categorie 3 waterloop Schaal 1:25.000 N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: +32 265 74 06 Fax: +32 9 265 74 05 info@farmer.be

Bijlage 17 Habitatrichtlijngebied N farmer bvba Industrieweg 114H 9032 Wondelgem Tel.: +32 265 74 06 Fax: +32 9 265 74 05 info@farmer.be