Jaarverslag 2009 soa-polikliniek GGD Amsterdam



Vergelijkbare documenten
Jaarverslag 2008 soa-polikliniek GGD Amsterdam

Jaarverslag 2010 soa-polikliniek GGD Amsterdam

BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN

Jaarcijfers Regionaal Centrum voor Seksuele Gezondheid zuidelijk Zuid-Holland. GGD Hollands Midden GGD Rotterdam-Rijnmond GGD Zuid-Holland-Zuid

Een jaar Regionaal soa-centrum Den Haag

APRIL Pagina 1 van 9

Regionaal soa-centrum Den Haag

Jaarcijfers 2013 Regionaal Centrum voor Seksuele Gezondheid zuidelijk Zuid-Holland

O onbekend. Hulpvraag seksualiteit:

Jaarcijfers Regionaal Centrum voor Seksuele Gezondheid zuidelijk Zuid-Holland

SOAP 2018 Demografie

SEKSUELE GEZONDHEID JAARVERSLAG 2015 CASUS: SYFILIS CLUSTER WIE ZIJN WIJ?

Jaarverslag Regionaal soa centrum Den Haag

Locatie. O heteroseksueel O homoseksueel O biseksueel O onbekend. Hiv Hepatitis B

Toelichting aanvullende regeling Seksuele Gezondheidszorg

SoaSense. Thermometer 2010 GGD en Oost-Nederland

6 SOA en HIV in de regio Gelre-IJssel

Soa- poli Kennemerland

Seksuele Gezondheid. Thermometer 2014 Cijfers over soa s en seksualiteitsvragen van de GGD en Oost-Nederland

SEKSUELE GEZONDHEID JAARVERSLAG 2016

Jaarcijfers Regionaal Centrum voor Seksuele Gezondheid zuidelijk Zuid-Holland

Naar een meer doelmatig soa-testbeleid

Belangrijkste bevindingen uit 2017

Rapport nr M.J.W. van de Laar, J. Rijlaarsdam, T. Coenen 1

Jaarverslag 2013 Soa-polikliniek

Aanvullende seksualiteitshulpverlening: de cijfers over 2013

Seksueel overdraagbare aandoeningen in Den Haag

Juni Samenstelling: Met dank aan: Vormgeving: Editing:

RIVM rapport Registratie van SOA en HIV consulten bij GGD's en SOA-poliklinieken: Jaarverslag 1999

Kan gebeuren SOA QUIZ Een eigen SOA spreekuur Over Natjes en Watjes en de rol van de Praktijkassistent

Locatie. O heteroseksueel O homoseksueel O biseksueel O onbekend. Gonorroe Syfilis. Hiv Hepatitis B

Seksuele Gezondheid. Thermometer 2013 GGD en Oost-Nederland

RIVM report /2003 Registratie van soa en HIV consulten bij GGD-en en soa-poliklinieken Jaarverslag 2002

PATIËNTENINformATIE SoA-PoLI Werkwijze SoA-consult

De meerwaarde van regionale soa-surveillance op basis van laboratoriumdiagnostiek. Het opsporen van regionale hotspots en lacunes

Seksuele Gezondheid. Thermometer 2014 Cijfers over soa s en seksualiteitsvragen van de GGD en Oost-Nederland

Soa in Noord-Holland Noord. Risicogroepen en trends

Seksuele Gezondheid. Thermometer 2011 GGD en Oost-Nederland

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIË

Seksuele Gezondheid. Thermometer 2013 GGD en Oost-Nederland

Meer dan opsporen. Nationaal hepatitisplan: een strategie voor actie

Wat er gebeurde in 2018

Jaarcijfers Regionaal Centrum voor Seksuele Gezondheid zuidelijk Zuid-Holland

SOA-SURVEILLANCE IN AIDS REFERENTIECENTRA IN BELGIË

gezamenlijk jaarverslag 2009 SOA-bestrijding Utrecht

Werkinstructie benaderen intermediairs Sense

SOA-spreekuur. in de Academische Huisartsenpraktijk Groningen. Alie van der Heide, SOA-praktijkassistent

10Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) Rubriekhouder: Mw. dr. I. van den Broek, (RIVM)( )

nr. 126 van JORIS POSCHET datum: 17 november 2014 aan JO VANDEURZEN Preventiebeleid hiv en soa s - Stand van zaken

Outreach testen activiteiten binnen hiv en soa bestrijding in Amsterdam

Nationaal Actieplan. Soa, hiv en seksuele gezondheid. Doelstellingen

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Hiv in België, hiv-tests, HelpCenter Eerste bilan nieuwe hiv-patiënt

RIVM report /2002 Registratie van soa en HIV consulten bij GGDen en soa-poliklinieken Jaarverslag 2001

Regionaal Centrum voor Seksuele Gezondheid zuidelijk Zuid-Holland. GGD Hollands Midden GGD Rotterdam-Rijnmond GGD Zuid-Holland Zuid

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIE Resultaten van de vijfde registratieperiode Oktober 2004 Maart 2005

Monitoringrapport 2012

Juni 2015 SAMENVATTING SCREENINGSSCHEMA UIT LEIDRAAD VOOR MEDISCHE CONSULTATIES BIJ SEKSWERKERS. Pasop vzw

Jaarverslag 2013 Soa-polikliniek

Nieuwe behandelingsopties HCV. Wie willen we bereiken? Sophie Willemse Maag-Darm-Leverarts Academisch Medisch Centrum Amsterdam

BASISVRAGENLIJST HIV-POSITIEVE MAN

BASISVRAGENLIJST HIV-POSITIEVE VROUW

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Wat zijn soa s? Voor alle soa s geldt: hoe eerder je erbij bent, hoe beter. Laat je op tijd testen als je risico hebt gelopen!

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING

Wakker worden! Aandacht nodig voor toename HIV in Den Haag

Leerdoel. Huisje, boompje, testje Soa-testen in de huisartsenpraktijk Wie, wat, hoe en waarom? 19 april 2012

Onderwijsmateriaal voor toetsgroepen

De soa-kit. 1. Toelichting. 2. Doel, doelgroep en tijdsduur. 3. Uitvoering

Met betrekking tot afzonderlijke soa: Ziektelast: sommige soa hebben ernstiger consequenties en zijn belangrijker om op te sporen.

Samenvatting. Samenvatting 11

Recent seksueel geweld. Zorgcoördinatie in cijfers

Testen op HIV, ja of nee?

Conclusie: Zorg voor Seksuele Gezondheid. Opzet: Seksuele gezondheid in Ned. Seksuele gezondheid. Schuivende paradigma's

Seksueel overdraagbare infecties SOI. Artsen-microbioloog Kraan/van der Linden 29 mei 2018

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

MOSAIC studie Informatiebrief voor cases

BASISVRAGENLIJST - HIV-POSITIEVE VROUW

Seks begint met lullen. 14 april 2018 Monique de Graas Jan Semmekrot Team Seksuele Gezondheid

SOA s een bedreiging voor de seksuele integriteit van jongeren? Lieve Peremans

OPVOLGVRAGENLIJST HIV-POSITIEVE MAN

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIE Resultaten van de vierde registratieperiode Oktober 2003 Maart 2004

Hiv-poli. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Centrum Seksueel Geweld Amsterdam-Amstelland. Jaarcijfers 2017

Epidemiologie van HIV/HCV coinfectie. Moleculair epidemioloog, GGD Amsterdam

Hepatitis B-vaccinatie bij druggebruikers

BASELINE QUESTIONNAIRE - HIV NEGATIVE MAN

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN (050)

BASISVRAGENLIJST - HIV-NEGATIEVE MAN

Helpcenter kerncijfers Resources: 2. Aantal patiënten opgevolgd in 2016

jongens meisjes 18 jaar of ouder

Opsporing verzocht! Actief testbeleid op hiv en andere soa

OPVOLGVRAGENLIJST - HIV-POSITIEVE MAN

Rapport SOA-spreekuur. GGD Noord-Kennemerland 2005

Factsheets Schorer Monitor 2008

Deelrapportage met resultaten uit de gezondheidsenquête volwassenen/ouderen 2010

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Initiatiefvoorstel voor de raadsvergadering van Zorg en sport

1401 SOA Factsheet.indd :02

BASISVRAGENLIJST - HIV-POSITIEVE MAN

Transcriptie:

Jaarverslag 29 soa-polikliniek GGD Amsterdam Uitgave GGD Amsterdam, cluster Infectieziekten Tekst M.S. van Rooijen en A.P. van Leeuwen Vormgeving M.S. van Rooijen

Colofon Jaarverslag 29 Soa-polikliniek, GGD Amsterdam Samengesteld door en onder redactie van: - Martijn van Rooijen - Petra van Leeuwen Lay-out en tekstbewerking: - Martijn van Rooijen GGD Amsterdam, postbus 22, CE Amsterdam Telefoon: 2-555 563 Overname van de inhoud of gedeelten daarvan is - met bronvermelding - toegestaan Het jaarverslag van de soa-polikliniek van de GGD Amsterdam wordt onder andere verzonden aan de wethouders volksgezondheid van de gemeenten Amsterdam, Diemen, Aalsmeer, Amstelveen, Ouder-Amstel en Uithoorn, gemeenteraadsleden, artsen, sociaal verpleegkundigen, ziekenhuizen, poliklinieken, de Stichting Soa Aids Nederland, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Streeklaboratoria voor de Volksgezondheid in Nederland, Hoofdinspectie voor de gezondheidszorg, Inspectie voor de gezondheidszorg Noord-Holland en GGD-en in Nederland. Het jaarverslag wordt op aanvraag eveneens aan andere geïnteresseerden toegezonden. Verzoek hiertoe kan schriftelijk of telefonisch worden gericht aan het secretariaat van de soa-polikliniek. Het jaarverslag is ook te lezen en te downloaden op de website van de GGD Amsterdam (www.gezond.amsterdam.nl).

Jaarverslag 29 soa-polikliniek GGD Amsterdam Voorwoord ) Curatieve soa-bestrijding 3.) Nieuwe consulten 3.2) Syfilis 4.3) Gonorroe 5.4) Chlamydia 6.5) Lymfogranuloma venereum 7.6) Niet-specifieke genitale infecties 7.7) Complicaties van de bovenste tractus urogenitalis bij vrouwen 8.8) Ulceraties uitgezonderd syfilis 8.9) Vaginitiden en overige aandoeningen 8.) Seksueel overdraagbare aandoeningen bij intraveneuze druggebruikers 8.) Seksueel overdraagbare aandoeningen naar geslacht, seksuele gerichtheid en prostitutie 9.2) Infectierates van syfilis, gonorroe en chlamydia, naar geslacht, seksuele gerichtheid en prostitutie 9.3) MAN tot MAN (M2M).4) Het spreekuur voor hiv-positieve MSM.5) Soa screening in het homo-cohort van de Amsterdamse cohort studies 2.6) Hepatitis C 3 2) Niet-curatieve soa bestrijding 5 2.) Contactopsporing 5 2.2) Uitslagen via internet 5 2.3) Consult op afspraak 6 2.4) Training en voorlichting 6 2.5) Zedendelicten 7 2.6) Seksuele vorming in het Amsterdamse VMBO 7 2.7) Testresultaten van het vrijwillig onderzoek op hiv-antistoffen 7 2.8) Hiv-sneltesten 8 2.9) Anonieme vrijwillige hiv-surveillance bij bezoekers van de soa-polikliniek van de GGD Amsterdam, 29 9 2.) Landelijke Vaccinatiecampagne Hepatitis B risicogroepen 2 2.) Sense 2 3) Soa-spreekuur op buitenlocaties 23

3.) Penitentiaire Inrichting Havenstraat 23 3.2) Mannelijke Seks Werker 23 3.3) Gezondheidsvoorlichting, soa-controle en Hepatitis B vaccinatie bij prostituees 25 4) Kwaliteit 27 5) Tabellen 29 6) Figuren 47 7) Bijlage 55 7.) Medewerkers van de soa-polikliniek in 29 55 8) Bijlage 2 57 8.) Publicaties van de soa-polikliniek GGD Amsterdam in 29 57 8.2) Wetenschappelijk Onderzoek op de soa-polikliniek GGD Amsterdam in 29 59 8.3) Participatie van medewerkers in landelijke werkgroepen, commissies en overlegvormen 6 9) Bijlage 3 65 9.) Diagnoses en diagnostische criteria 65 ) Bijlage 4 69.) Lijst met afkortingen 69.2) Notities 7

Voorwoord In 29 werden 26. nieuwe consulten verricht op de soa-polikliniek van de GGD Amsterdam, een afname van 7% ten opzichte van 28. Oorzaak van deze daling is dat de polikliniek is overgegaan van een inloop- naar een afsprakenspreekuur met een verscherpt toelatingsbeleid. Door dit nieuwe beleid kan de kliniek zich steeds aanpassen aan de actuele ontwikkelingen en zich specifieker richten op mensen met een verhoogd risico. Door voortdurende analyse in welke groepen het soa probleem het grootst is, komen de juiste groepen binnen en is het percentage gevonden soa hoog (6%). Dit beleid gaf een verschuiving in de populatie die de soa-polkliniek heeft bezocht: van de nieuwe consulten was 32% heteroman, 29% mannen die seks hebben met mannen (MSM) en 39% vrouw (28: 35% vs 22% vs 43%). Bij mannen daalde het aantal consulten met 3%; In de groep mannen nam het aandeel mannen die seks hebben met mannen (MSM) toe tot 46%. Van de nieuwe consulten bij vrouwen was het percentage prostituees %. Syfilis De diagnose infectieuze syfilis werd 223 maal gesteld, een daling van 2% ten opzichte van 28. Hiermee lijkt syfilis weer terug op het niveau van ongeveer 23 infecties per jaar; zoals dat jaarlijks tussen 22 en 27 werd gezien. Van de gediagnosticeerde gevallen werd 9% gevonden bij MSM. De infectierate bij MSM is van 43 in 28 gedaald naar 28 per. consulten in 29. Gonorroe Opvallend is dat het aantal diagnosen gonorroe ten opzichte van 28 sterk is toegenomen met 27%. Vooral bij heteromannen steeg de infectie rate van gonorroe met 8% naar 27 infecties per consulten. Bij vrouwen was de stijging van de infectie rate 33% in tegenstelling tot MSM, waar de stijging slechts 7% bedroeg. Bij MSM komt gonorroe nog steeds bijna vijf keer zo vaak voor als bij heteromannen en vrouwen. Het is niet duidelijk wat de verklaring is van de stijging van gonorroe. Voor het medicijn waarmee gonorroe voorheen met voorkeur werd behandeld, ciprofloxacine, is inmiddels bijna 5% niet meer gevoelig. Uit onderzoek door de soapolikliniek bij MSM met gonorroe komt naar voren dat steeds vaker bacteriën worden gevonden waarbij ook verminderde gevoeligheid bestaat voor het huidige medicijn van eerste keuze, cephalosporine. Dit is een zorgelijke ontwikkeling. Chlamydia Chlamydia werd, net als in 28, in % van de consulten gevonden en was daarmee de meest gestelde diagnose. Voor chlamydia in de groep vrouwen en heteromannen is de prevalentie in de laatste vijf jaar nooit zo hoog geweest terwijl die bij MSM juist is gedaald. Het aantal diagnoses chlamydia per consulten was in 29 ten opzichte van 28 bij vrouwen met 4% toegenomen, bij heteroseksuele mannen met 6% toegenomen en bij MSM met 9% afgenomen. Hiv Het actieve hiv-testbeleid (opting out) werpt zijn vruchten af: 98% laat zich testen op hiv. Er werden 46 keer nieuwe hiv-infecties gevonden, een lichte daling ten opzichte van 28.

Stabilisatie soa onder MSM Onder MSM lijkt zich een stabilisatie / lichte daling van soa voor te doen. Dit kan mede verklaard worden door de speciale spreekuren die de soa-polikliniek heeft voor hiv-positieve homomannen die regelmatig op soa worden nagekeken. Door mannen vaker te testen, neemt het percentage positieve testen mogelijk af. In het kader van dit spreekuur werden bij 384 cliënten 778 consulten verricht. In 27% van de consulten werd een soa gevonden. Uitbreiding met Sense -spreekuren Uit de cijfers blijkt dat er nog steeds veel aandacht nodig is voor goede soabestrijding. Daarom is het belangrijk dat preventie sterk gekoppeld is aan de soazorg. De soa-polikliniek heeft inmiddels haar aanbod verbreed en speciale seksualiteit-spreekuren ( sense ) opgericht voor hulpvragen op het gebied van seksualiteit, anticonceptie, ongewenste zwangerschap en seksueel geweld. Speciaal spreekuur voor prostituees In het tweede jaar na opening van het P&G292 heeft dit multidisciplinaire prostitutie centrum de productie verder uitgebreid. In 29 zijn het aantal soa-consulten bijna verdubbeld ten opzichte van 28. Mede namens alle medewerkers van de soa-polikliniek wens ik u veel leesplezier. Petra van Leeuwen, arts hoofd soa-polikliniek 2

) Curatieve soa-bestrijding Verslag: M.S. van Rooijen en A.P. van Leeuwen.) Nieuwe consulten (zie tabel 5. 5.7 en figuur 6. 6.3) Het registratiesysteem van de soa-polikliniek is gebaseerd op nieuwe consulten. Het eerste bezoek aan de polikliniek van een nog niet bekende cliënt geldt daarbij als een nieuw consult. Indien een reeds bekende cliënt de polikliniek bezoekt met een klacht die niet met het vorige bezoek in verband gebracht kan worden, telt dit bezoek als een nieuw consult. Als een cliënt aangeeft sedert een eerder bezoek opnieuw seksueel contact te hebben gehad met een onbehandelde partner, dan wordt dit bezoek eveneens beschouwd als een nieuw consult. Binnen het jaarverslag kan één cliënt op deze wijze voor meerdere nieuwe consulten zorgen. Per consult kunnen meerdere diagnoses gesteld worden. Het totaal aantal nieuwe consulten bedroeg in 29 25.65, dit is een daling van 8% ten opzichte van 28 (28: 27.889; 27: 26.28; tabel 5. 5.2, tabel 5.6 5.7 en figuur 6.). Daarnaast zijn 72 (28: 58; 27: 3) extra consulten uitgevoerd in het kader van het MAN tot MAN project (www.mantotman.nl), welke in hoofdstuk.3 apart beschreven worden. Van de 25.65 nieuwe consulten werd 32,6% (28: 35,3%; 27: 36,7%) uitgevoerd bij heteromannen, 27,6% (28: 2,8%; 27: 8,4%) bij MSM en 39,5% (28: 42,9%; 27: 44,8%) bij vrouwen. Deze procentuele toename van consulten bij MSM en afname bij heteromannen en vrouwen is waarschijnlijk veroorzaakt door de overgang van inloop- naar afsprakenspreekuur (figuur 6.2). Vrouwen bezoeken, vergeleken met heteromannen en MSM, op een jongere leeftijd de polikliniek. In 29 was bijna 5 procent van alle vrouwen jonger dan 25 jaar (heteromannen: 27,8%; MSM: 7,8%, figuur 6.3). De drukste maand in 29 was september (2.36 consulten) en de rustigste maand mei (.83 consulten; tabel 5.7). Bij vrouwen vonden.24 nieuwe consulten plaats, 5% minder dan in het voorgaande jaar (28:.952). Van de nieuwe consulten bij vrouwen is het percentage prostituees % (28: 7%). Het totaal aantal consulten van vrouwelijke prostituees in 29 was.3; het totaal aantal vrouwelijke prostituees was 678 (28: 586; 27: 67). Bij mannen vonden 5.48 nieuwe consulten plaats (28: 5.937). Van de nieuwe consulten bij mannen vond 46% plaats bij MSM (28: 38%; 27: 33%). Het totaal aantal nieuwe consulten bij MSM was 7.2 (28: 6.88; 27: 4.829). Van 583 heteroseksuele mannen was bekend dat zij contact met een prostituee hadden gehad in de zes maanden voorafgaande aan het consult (28: 768; 27: 779). Hiervan hadden 8% de Nederlandse nationaliteit. Van 22 mannelijke bezoekers was bekend dat zij werkzaam waren in de prostitutie (28: 33; 27: 2). Het betrof hier 6 nieuwe consulten (28: 77; 27: 57). Van de mannelijke prostitués had 47% (28: 38%; 27: 36) een Nederlandse nationaliteit, 5% (28: %; 27: 7) een Zuid- of Midden-Amerikaanse nationaliteit, 27% (28: 4%; 27: 28%) een Oost-Europese / Russische nationaliteit, 9% (28: 9%; 27: 6%) een West-Europese (niet-nederlandse) nationaliteit en 2% (28: 3%; 27: 4%) een overige nationaliteit. 3

Het aantal verschillende bezoekers dat zich in 29 eenmaal of vaker op de polikliniek meldde, bedroeg 2.62. Dit is een afname van % ten opzichte van het aantal in het voorgaande jaar (28: 23.84; 27: 22.94). Van hen bezochten 7.867 (84%) de polikliniek één keer voor een nieuw consult (28: 87%; 27: 86%), 2.526 (2%) bezoekers 2 keer, 58 x 3 keer, 8 x 4 keer en 8 bezoekers 5 of meer keren. Van de 25.65 nieuwe consulten had 82,% de Nederlandse nationaliteit (28: 83,8%; 27: 84,8),,5% de Marokkaanse (28:,5%; 27:,4%),,5% de Turkse (28:,4%; 27:,4%),,8% een Zuid- of Midden-Amerikaanse (28:,9%; 27:,9%) en 4, een Oost-Europese nationaliteit (28: 3,5%; 27: 3,%; tabel 5.2). Bij,2% van de nieuwe consulten was de nationaliteit onbekend. Het aantal nieuwe consulten bij vrouwen met de Nederlandse nationaliteit bedroeg 8.366. Het aantal nieuwe consulten bij vrouwen met een niet-nederlandse nationaliteit was.737. Het aantal nieuwe consulten bij vrouwen met een onbekende nationaliteit was 2 (28: 9). Het aantal nieuwe consulten bij mannen met de Nederlandse nationaliteit was 2.635. Bij mannen met een niet-nederlandse nationaliteit zijn 2.88 nieuwe consulten uitgevoerd. Het aantal nieuwe consulten bij mannen waarvan de nationaliteit onbekend was, daalde licht van 42 in 28 naar 38 in 29. Van de bezoekers met een nieuw consult gaf 75% aan woonachtig te zijn in Amsterdam, 3% elders in de provincie Noord-Holland, 8% elders in Nederland en van 4% was de woonplaats onbekend of buiten Nederland. Aan alle bezoekers van de soa-polikliniek werd hun verzekeringsstatus gevraagd. Hiervan meldden.99 bezoekers (8%; 28: 7%; 27: 7%) onverzekerd te zijn en van,4% was de verzekeringsvorm onbekend. Van de onverzekerden was 9% afkomstig uit Zuid- of Midden-Amerika en het Caribische gebied (28: %; 27: %), 4% (28: 4%; 27: 3%) uit Noord-Afrika of Turkije, 32% (28: 28%; 27: 25%) uit Oost-Europa of Rusland, 5% (28: 6%; 27: 3%) uit West-Europa exclusief Nederland en 7% (28: 8%; 27: 23%) uit Nederland; 22% was van elders afkomstig en van,3% van de onverzekerden was de nationaliteit onbekend..2) Syfilis (zie tabel 5.6, 5.8, 5.2 5.6, 5.2 5.23) Het aantal gevallen van infectieuze syfilis (syfilis stadium, syfilis stadium 2, recent latente syfilis) in 29 bedroeg 29, dat is 2% minder dan in 28. Het totaal aantal gevallen van infectieuze syfilis was sinds 998 tot 29 bijna verachtvoudigd (998: 35). Met 29 gevallen van infectieuze syfilis lijkt syfilis weer terug op het niveau van ongeveer 23 infecties per jaar; zoals dat jaarlijks tussen 22 en 27 werd gezien. Bij heteroseksuele mannen werden 2 gevallen van infectieuze syfilis vastgesteld, dit is na jaren van afname een stijging (28: 7; 27: 5); hiervan waren 2 mannen prostituant. Van de 7 vrouwen met infectieuze syfilis (28: 7; 27: 2) was vrouw werkzaam in de prostitutie. Bij MSM werden 2 gevallen van infectieuze syfilis vastgesteld, dat is 94% van de mannen met infectieuze syfilis (28: 87%; 27: 93%). Na de explosieve stijging in de voorgaande jaren bleef bij MSM het aantal sinds 22 min of meer stabiel waarna deze in 28 weer toenam. In 29 was het aantal weer terug naar het stabiele niveau van ongeveer 2 infecties per jaar. Het totaal aantal gevallen van infectieuze syfilis bij MSM is sinds 998 ruim twintigvoudig gestegen (998: 9). De infectierate van syfilis bij 4

MSM is ten opzichte van 28 gedaald van 43 naar 28 per. consulten (28: 43; 27: 42). Het aantal gevallen van latente syfilis van onbepaalde duur en laat latente syfilis bedroeg 6 (28: 6; 27: 62). Hiervan had 53% de Nederlandse nationaliteit, 3% een Surinaamse, 7% een Zuid- of Midden-Amerikaanse, 7% een Oost-Europese, 5% een Afrikaanse, 5% een overige nationaliteit en % een onbekende nationaliteit..3) Gonorroe (zie tabel 5.6, 5.9, 5. 5.6, 5.2 5.23 en figuur 6.4 6.6, 6., 6.3) Het totaal aantal gonorroe diagnoses is ten opzichte van 28 met 26,6% gestegen. In 29 werd.362 maal de diagnose gonorroe gesteld (28:.76; 27:.). Het aantal gonorroe diagnoses bij MSM is ten opzichte van 28 met 25% toegenomen tot 935 (28: 75; 27: 6). De infectierate van gonorroe bij de groep MSM is 7% toegenomen en bedroeg in 29 3 infecties per. consulten (28: 23; 27: 26). Het aantal diagnoses van anorectale gonorroe bij MSM bedroeg 337, een stijging van 8% ten opzichte van 28 (28: 286; 27: 293). De infectierate van anorectale gonorroe was met 47 per. consulten gelijk aan het voorgaande jaar (28: 47; 27: 6). Bij mannelijke sekswerkers (MSW) werd 6 maal de diagnose anorectale gonorroe gesteld (infectierate 37 per.; 28: 34; 27: 38). Het totaal aantal gonorroe diagnoses bij MSW bedroeg 6 (28: 3; 27: 9). Bij heteroseksuele mannelijke polikliniekbezoekers nam ten opzichte van 28 het aantal gonorroe diagnoses in 29 toe met 5,3% tot 224 (28: 49; 27: 79). De infectierate bij heteromannen steeg met 8% van 5 in 28 naar 27 infecties per. consulten in 29. Bij vrouwen nam het aantal gonorroe diagnoses met 5,3% toe van 76 in 28 tot 23 in 29 (28: 76; 27: 22). De infectierate was bij vrouwen met 33% gestegen naar 2 infecties per. consulten. Het aantal anorectale gonorroe diagnoses bij vrouwen steeg tot 54 (28: 42; 27: 64). De man / vrouw ratio voor het aantal gonorroe diagnoses bedroeg 5,7 (28: 5,; 27: 3,7). Bij mannen lag de leeftijdspiek wat betreft het aantal gonorroe gevallen in de leeftijdscategorieën 25-29 jaar en 3-34 jaar (28: 25-29 en 35-39; 27: 25-29 en 35-39; tabel 5.3). Bij vrouwen werd de piek in 29 gezien in de leeftijdscategorie 2-24 jaar (28: 2-24; 27: 2-24). Na een daling in 28, nam het aantal gevallen van gonorroe bij jonge vrouwen in de leeftijdscategorie 5-9 jaar in 29 toe met 3% tot 36 (28: 32; 27: 4), hetgeen 25% uitmaakt van het totaal aantal gevallen met een gonorroe diagnoses bij vrouwelijke bezoekers in 29. Bij mannen werd in 29 bij 6% van de nieuwe consulten de diagnose gonorroe gesteld (28: 6%; 27: 5%). Bij vrouwen was dit % (28: %; 27: 2%), met een gelijk gebleven prevalentie van 4% bij vrouwen in de leeftijdscategorie 5-9 jaar (figuur 6.4). Bij heteroseksuele mannen was dit 3% (28: 2%; 27: 2%), met de hoogste prevalentie (7%) in de leeftijdscategorie 5-9 jaar (figuur 6.5). Bij MSM was dit % (28: %; 27: %), met de hoogste prevalentie (6%) in de leeftijdscategorie 5-9 jaar (28: 8%; 27: 25-29; figuur 6.6). De hoogste prevalenties van anorectale gonorroe bij MSM worden vastgesteld in de leeftijdscategorieën 2-24 jaar en 25-29 jaar (6,9%; 6,3%; figuur 6.). Bij prostituanten was de prevalentie van gonorroe 2% (28: %; 27: %), bij prostituerende mannen % (28: 7%; 27: 6%). Bij prostituerende vrouwen was dit 3% (28: 4%; 27: 3%), bij niet-prostituerende vrouwen 2% (28: %; 27: 2%). Bij cliënten met de Nederlandse nationaliteit stelde men in 5% van de consulten de diagnose gonorroe (28: 4%; 27: 4%), bij cliënten met een niet-nederlandse nationaliteit was dit 6% (28: 5%; 27: 5%). Van de mensen waar de nationaliteit onbekend was, werd geen diagnose gonorroe gesteld. 5

De toename in het aantal gevonden gonorroe infecties kunnen deels verklaard worden door de, sinds mei 28, veranderde keel gonorroe diagnostiek. Het percentage gonorroe diagnoses veroorzaakt door penicillinase producerende Neisseria gonorrhoeae (PPNG) bedroeg in 29 5% (28: 6%; 27: %). Bij vrouwelijke prostituees werd gonorroe-infecties door PPNG gevonden (3%; 28: 5%; 27: 8%). Bij mannelijke prostitués werd in 29 geen PPNG aangetoond (%; 28: 8%; 27: %). Bij heteroseksuele prostituanten werd geen gonorroe-infectie door PPNG geconstateerd (%; 28: 7%; 27: 25%) en bij overige heteroseksuele mannen was dit % (28: 3%; 27: 5%). Het aantal door PPNG veroorzaakte gonorroe-infecties bij MSM bedroeg in 29 37 (4%; 28: 32, 4%; 27: 46, 8%). Van 99 isolaten (28: 89; 27: 9) was de gevoeligheid voor verschillende antibiotica bekend. Verminderd gevoelig of resistent voor Tetracycline bleek 92% van de isolaten (28: 84%; 27: 84%). Verminderde gevoeligheid of resistentie voor Ciprofloxacine werd gevonden bij 42 isolaten (46%; 28: 48%; 27: 42%) en was bij MSM 57% (28: 58%; 27: 52%). Van 99 isolaten in 29 zijn 6 verminderd gevoelig of resistent voor Azithromycine (28: 5; 27: ). Alle 99 isolaten waren gevoelig voor ceftriaxon..4) Chlamydia (zie tabel 5.6, 5., 5.2 5.6, 5.2 5.23, figuur 6.7 6. en figuur 6.4 ) In 29 werden.22 chlamydia-infecties (2%; 28: 2%; 27: %) aangetoond bij.76 vrouwen. Dit is een daling van 2% ten opzichte van het aantal infecties in 28 (28:.38; 27:.22). Bij % van de nieuwe consulten bij vrouwen (28: %; 27: 9%) werd de diagnose chlamydia gesteld. Bij vrouwen werd de diagnose chlamydia 7 maal zo frequent gesteld als de diagnose gonorroe (28: 8; 27: 6). Voor vrouwen werd, evenals in voorgaande jaren, een piek gezien wat betreft het aantal gestelde chlamydia diagnoses in de leeftijdscategorie 2-24 jaar. De hoogste chlamydia-prevalentie bij vrouwen kwam voor in de leeftijdscategorie 5-9-jarigen (2 per consulten), gevolgd door 2-24-jarigen (4 per consulten; figuur 6.7 en tabel 5.3). Er werden.942 chlamydia-infecties (3%; 28: 3%; 27: %) aangetoond bij.845 mannen (97 dubbel infecties). Het percentage chlamydia-infecties bedroeg voor heteroseksuele mannen 3% (28: %; 27: 9%) en voor MSM 2% (28: 5; 27: %). Bij.388 bij mannen gestelde chlamydia diagnoses (28:.49; 27:.4) betrof het een infectie van de tractus urogenitalis. Er werden 538 anorectale chlamydia-infecties gediagnosticeerd bij MSM, 4% minder in vergelijking met 28 (28: 558; 27: 343). Alle anorectale chlamydia-infecties bij MSM zijn doorgetest op het serovar type. In totaal bleken 66 patiënten geïnfecteerd te zijn met het chlamydia serovar type L2b welke lymfogranuloma venereum (LGV) veroorzaakt. Om het aantal anorectale chlamydia-infecties te kunnen vergelijken met voorgaande jaren, bevat deze diagnose categorie het aantal LGV diagnoses. In de tabellen en figuren wordt LGV ook als aparte diagnose categorie vermeld. Bij vrouwen werden 76 anorectale chlamydia diagnoses gesteld (28: 66; 27: 66). Sinds 998 is het aantal anorectale chlamydia-infecties bij MSM met 352% gestegen (29: 538; 998: 9); bij vrouwen bedroeg deze toename 232% (29: 76; 998: 53). Bij heteroseksuele mannen werd een piek in het aantal gestelde chlamydia diagnoses gezien in de leeftijdscategorie 2-24 jaar (28: 2-24 jaar; 27: 2-24 jaar; figuur 6.8). De hoogste chlamydia prevalentie bij heteroseksuele mannen werd gezien in de 6

leeftijdscategorieën 5-9 jarigen (2 per consulten) gevolgd door 2-24 jarigen (7 per consulten). Bij MSM werd de piek in het aantal gestelde chlamydia diagnoses gezien in de leeftijdscategorie 35-39 jaar (prevalentie: 4 per consulten; figuur 6.9), voor anorectale chlamydia-infecties lag de piek in de leeftijdscategorie 25-29 (prevalentie: per consulten; figuur 6.). De infectierate van chlamydia was in 29 bij vrouwen met 4% toegenomen naar 2, bij heteroseksuele mannen met 6% toegenomen naar 26 en bij MSM met 9% afgenomen naar 23..5) Lymfogranuloma venereum Gegevens en verslag: H.J.C. de Vries (zie tabel 5.2 5.5 en figuur 6.2) Het aantal gevallen van lymfogranuloma venereum is in 29 gestabiliseerd ten opzichte van de voorgaande jaren (figuur 6.2). In 29 werden 66 LGV diagnoses gesteld (28: 8; 27: 5). Lymfogranuloma venereum wordt op wekelijkse basis gediagnosticeerd. Hiermee is er definitief sprake van een endemisch circulerende infectie en geen episodische uitbraak. Ook in 29 waren verreweg de meeste infecties anaal gelokaliseerd, slechts 2 betroffen de zgn. inguinale vorm (op basis van aan de penis gelocaliseerde ulcera). Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat de LGV epidemie zich in Nederland buiten de MSM populatie verspreid. Wel zijn er in 28 uit Spanje en Portugal 2 studies gepubliceerd die LGV infecties onder heteroseksuele patiënten rapporteren. Dit kan een indicatie zijn dat de LGV epidemie zich naar de algehele populatie verspreid. Het percentage hiv co-infecties onder patiënten met LGV was in 29 76% (N=5; 28: 88%) en het percentage hepatitis C dubbelinfecties bedroeg 8% (28: 5%). Dit wijkt niet significant af van eerder gevonden percentages dubbelinfecties bij LGV patiënten..6) Niet-specifieke genitale infecties (zie tabel 5.2 5.6, 5.2) Bij alle nieuwe consulten werd bij mannen materiaal voor chlamydia diagnostiek afgenomen. Mannen waarbij chlamydia werd aangetoond, werden getalsmatig ondergebracht bij de urogenitale chlamydia-infecties. De diagnose niet-specifieke urethritis (NSU) met onbekende oorzaak werd bij mannen.483 maal gesteld (28:.63; 27:.57). Bij 2 (28: 2; 27: 3) mannen werd een urethrale trichomonasinfectie aangetoond. 7

.7) Complicaties van de bovenste tractus urogenitalis bij vrouwen (zie tabel 5.2) In totaal werden 4 vrouwen behandeld op verdenking van een pelvic inflammatory disease (PID) (28: 47; 27: 44). Deze diagnose wordt gesteld op basis van de anamnese, de bevindingen bij lichamelijk onderzoek en meer dan leukocyten in het grampreparaat van de cervix. Onderzoek naar gonorroe en chlamydia-infecties bij deze patiënten leverde het volgende op: gonorroe: (28: 3; 27: 2), chlamydia: 9 (28: 8; 27: ). Een vrouw hiervan had zowel een gonorroe als een chlamydia-infectie. Bij de overige vrouwen (32) verdacht van PID werd noch een gonorroe noch een chlamydia-infectie aangetoond..8) Ulceraties uitgezonderd syfilis (zie tabel 5.2) In 29 werd 337 maal de diagnose herpes genitalis door middel van een typespecifieke PCR bevestigd (28: 32; 27: 348). Alleen indien van een cliënt nog geen eerdere positieve herpes PCR diagnostiek op de polikliniek bekend is, wordt materiaal voor PCR afgenomen. In 63% van de gevallen waarbij de PCR op herpes positief was, werd herpes simplex virus (HSV) type 2 aangetoond (28: 6%; 27: 6%). Er werden 2 gevallen (28: 44; 27: 39) van HSV proctitis aangetoond, waarvan 9 door type en 2 door type 2. In 76 gevallen (28: 44; 27: 27) van genitale ulceraties kon geen seksueel overdraagbare verwekker worden aangetoond..9) Vaginitiden en overige aandoeningen (zie tabel 5.2 5.6, 5.22) Trichomoniasis werd in 29 bij 53 vrouwen aangetoond (28: 73; 27: 73), symptomatische candidosis vaginalis 38 maal (28: 339; 27: 472) en symptomatische bacteriële vaginose 528 maal (28: 55; 27: 68). Het aantal gestelde diagnoses condylomata acuminata bij mannen en vrouwen bedroeg 88 (28: 952; 27: 835). Van de overige aandoeningen kwam scabiës 3 keer voor (28: 3; 27: 9), schaamluis 4 keer (28: 4; 27: 6), mollusca contagiosa 44 keer (28: 56; 27: 47) en balanitis met diverse oorzaken 28 keer (28: 253; 27: 7)..) Seksueel overdraagbare aandoeningen bij intraveneuze druggebruikers (zie tabel 5.6 en tabel 5.9) In 29 zijn 35 consulten (28: 6; 27: 6) uitgevoerd bij mensen die aangaven dat ze de laatste 6 maanden voorafgaande aan het consult intraveneus drugs hadden 8

gebruikt. Van deze 35 consulten was 66% (23; 28: 39, 65%) uitgevoerd bij mannen en 34% (2; 28: 2, 35%) bij vrouwen. Twee van de 8 MSM en 7 van de 2 vrouwen waren werkzaam in de prostitutie (28: vs ; 27: 3 vs 4). In de anamnese gaven 5 MSM (83%) aan dat ze reeds eerder hiv-positief waren getest. Tijdens het consult werd heteroman hiv-positief gediagnosticeerd. De diagnose hepatitis C werd bij niemand gesteld. Bij persoon werd dragerschap voor hepatitis B aangetoond..) Seksueel overdraagbare aandoeningen naar geslacht, seksuele gerichtheid en prostitutie (zie tabel 5.5, 5., 5.4, 5.22 5.23) Van de mannen waarbij de diagnose infectieuze syfilis werd gesteld had 94% (28: 97%; 27: 93%) MSM contacten, was,9% prostituant (28:,4%; 27:,9%) en was 2,8% prostitué (28:,7%; 27: 2,2%). Bij mannen met een gonorroe diagnose waren de percentages MSM, prostituanten en MSW respectievelijk 8% (28: 83%; 27: 77%),,9% (28:,7%; 27:,3%) en,4% (28:,4%; 27:,%). Van de vrouwen waarbij de diagnose infectieuze syfilis werd gesteld was 4% (28: 4%; 27: 7%) prostituee. Bij gonorroe was het percentage prostituees 7% (28: 9%; 27: 3%). Van gevallen van penicillinase producerende Neisseria gonorrhoeae (PPNG) bij vrouwen werd er (%; 28: 28%; 27: 7%) gediagnosticeerd bij prostituees. Het aandeel van MSM in het aantal PPNG bij mannen bedroeg 64% (28: 63%; 27: 62%), het aandeel prostituanten % (28: 2%; 27: 3%) en het aandeel van prostitués % (28: 2; 27: %). Bij chlamydia was het percentage prostituees 8% (28: 6%; 27: 6%). Van de.845 bij mannen gevonden chlamydia infecties werd 2% gevonden bij prostituanten (28: %; 27: 3%), % bij prostitués (28: %; 27: %) en 48% gevonden bij MSM (28: 46%; 27: 38%)..2) Infectierates van syfilis, gonorroe en chlamydia, naar geslacht, seksuele gerichtheid en prostitutie (zie figuur 6.5) De infectierates van infectieuze syfilis, gonorroe, PPNG en chlamydia per. consulten bij de verschillende bezoekersgroepen waren in 29 als volgt: de infectierate van infectieuze syfilis bij heteroseksuele mannen bedroeg (28: ; 27: 2), bij prostituanten 3 (28: ; 27: 2), bij mannelijke prostitués 37 (28: ; 27: 32), bij MSM 28 (28: 43; 27: 42), bij vrouwelijke prostituees (28: ; 27: 2) en bij niet-prostituerende vrouwen (28: ; 27: ). De infectierate van gonorroe per. consulten bij heteroseksuele mannen bedroeg 27 (28: 5; 27: 9), bij prostituanten 7 (28: 8; 27: 2), bij mannelijke prostitués 99 (28: 73; 27: 57), bij MSM 3 (28: 23; 27: 26), bij vrouwelijke prostituees 34 (28: 4; 27: 34) en bij niet-prostituerende vrouwen 8 (28: 3; 27: 7). 9

In geval van gonorroe door PPNG waren de infectierates per. consulten als volgt: heteroseksuele mannen 3 (28: 2; 27: 3), prostituanten (28: ; 27: 2), mannelijke prostitués (28: 6; 27: ), MSM 5 (28: 5; 27: ), vrouwelijke prostituees (28: 6; 27: 6) en niet-prostituerende vrouwen (28: ; 27: 2). De infectierate van chlamydia per. consulten bij heteroseksuele mannen bedroeg 26 (28: 9; 27: 94), bij prostituanten 53 (28: 32; 27: 49), bij mannelijke prostitués 8 (28: 9; 27: 96), bij MSM 25 (28: 5; 27: 5), bij vrouwelijke prostituees 82 (28: 95; 27: 92), bij niet-prostituerende vrouwen 9 (28: 7; 27: 3). Bij 36,6% van de nieuwe consulten (28: 34,2%; 27: 34,8%) werden een of meerdere diagnoses gesteld. Het percentage consulten waarbij een of meerdere diagnoses chlamydia, gonorroe, infectieuze syfilis, infectieuze hepatitis B en/of hiv gesteld werden, was 5,8%. Opgesplitst naar geslacht en seksuele gerichtheid was het vindpercentage voor heteromannen 5,% (28: 2,4%; 27:,7%), MSM 22,5% (28: 25,%; 27: 23,8%) en bij vrouwen,8% (28: 2,%; 27:,%, figuur 6.5)..3) MAN tot MAN (M2M) Verslag: R. Koekenbier, M.S. van Rooijen Het MantotMan project is een samenwerking van de GGD Amsterdam, de GGD Rotterdam-Rijnmond en Schorer. Het doel van dit project is de infrastructuur rondom soa- en hiv-preventie voor MSM te versterken zodat zij vaker en persoonlijker in aanraking komen met preventie programma s. Om dit te bereiken is een centrale website ontwikkeld welke moet functioneren als een one stop shop voor alle informatie en interventies op het gebied van seksuele gezondheid voor MSM, www.mantotman.nl. Eén van de hoofdfuncties van de website is het online aanbieden van een soa/hiv test. Via deze applicatie (Test Lab) kunnen mannen een verwijsbrief printen waarmee ze gratis en anoniem een bezoek kunnen brengen aan het ATAL laboratorium voor een soa/hiv test. De test resultaten worden opgestuurd naar de soa-polikliniek waar ze vervolgens door de arts online worden gebracht. Wanneer een cliënt een positieve test uitslag heeft, wordt hij verzocht naar de soa-polikliniek te komen voor verder onderzoek en behandeling. Binnen deze online test procedure wordt er getest op chlamydia, gonorroe, syfilis en hiv (opt-out). Na een positieve uitslag binnen M2M zijn in 29 72 MSM (28: 58) verwezen naar en onderzocht op de soa-polikliniek. Binnen deze groep hadden 55 mannen de Nederlandse nationaliteit (28: 53), 3 een Europese nationaliteit (28: 4), 2 een Noord-Amerikaanse/Canadese nationaliteit (28: ), 2 een Oceanische nationaliteit (28: ), de Aziatische nationaliteit (28: ), een Sub-Sahara Afrika nationaliteit (28: ) en een Zuid-,Midden-Amerikaanse nationaliteit (28: ). In deze groep zijn 6 anorectale gonorroe infecties (28: 2), 36 pharyngeale gonorroe infecties (28: ), 3 urogenitale gonorroe infecties (28: ), 6 urogenitale chlamydia infecties (28: ), 24 anorectale chlamydia infecties (28: 7), en 3 hivinfecties (28: ) gevonden. Vanaf 7 juni 29 zijn ook de negatieve M2M consulten toegevoegd aan de SOAPregistratie. In het kader hiervan zijn 244 consulten uitgevoerd.

.4) Het spreekuur voor hiv-positieve MSM Verslag: K. de Jong (zie tabel 5.2) Inleiding In september 27 is op de soa-polikliniek een pilot gestart met een afsprakenspreekuur voor mannen die seks hebben met mannen (MSM), hiv-positief zijn en wisselende seksuele contacten hebben. Het doel van dit spreekuur is deze cliënten op de polikliniek regelmatig te onderzoeken en eventueel te behandelen voor soa. In 28 en 29 heeft dit project doorgang gevonden. Het voordeel van dit spreekuur is dat MSM elke drie maanden een afspraak kunnen maken en door een vaste groep van verpleegkundigen worden gezien. Een ander deel wordt door hiv-consulenten uit Amsterdamse ziekenhuizen naar de polikliniek verwezen. Soa-consulten In 29 werden 778 consulten bij 384 cliënten uitgevoerd (28: 758, 395). Hiervan kwamen 88 cliënten keer op de polikliniek, 79 cliënten 2 keer, 57 cliënten 3 keer, 45 cliënten 4 keer en 5 cliënten 5 keer of vaker. Van de cliënten is 6% tussen de 35 en 39 jaar, 24% tussen de 4 en 44 jaar en 3% tussen de 45 en 54 jaar. Van de overige 29% is 7% jonger dan 35 en 2% 55 jaar en ouder. Bijna 86% van de cliënten heeft de Nederlandse nationaliteit. Daarnaast kwam 6,7% uit de rest van Europa, 2,8% uit Zuid- of Midden-Amerika, % uit Noord-Amerika/ Canada, % uit Azië,,5% uit het Midden-Oosten en % uit Oost-Europa. Bij,4% van de consulten werd aangeven de laatste 6 maanden betaald te zijn voor seksueel contact. In,% van de consulten werd gemeld dat iemand betaald had voor seksueel contact. De deelnemers aan dit spreekuur kwamen in 84,7% van de consulten uit Amsterdam. Seksueel overdraagbare aandoeningen De diagnose gonorroe werd in 29 8 keer gesteld (%; 28: 74, %), waarvan 22 urogenitaal, 43 anorectaal en 36 oraal gelokaliseerd. Chlamydia is 9 keer gediagnosticeerd (5%; 28: 29, 7%): 5 urogenitaal, 83 anorectaal. In 3 consulten (,4%; 28: 7,,9%) werd een infectieuze hepatitis B gediagnosticeerd. Infectieuze syfilis werd bij 3 (4%) mannen (28: 43, 6%) aangetoond. NSU is 6 (7,8%) keer (28: 99, 3%) en NSP 6 (7,7%) keer (28: 6, 8%) gediagnosticeerd. In 27% (28: 28%) van de consulten werd een infectie aangetoond met chlamydia, gonorroe, syfilis en/of infectieuze hepatitis B. Bij hiv-positieve MSM buiten het speciale afsprakenspreekuur lag dit percentage op 37% (28: 4%) en bij hiv negatieve MSM op 9% (28: 22%).

.5) Soa screening in het homo-cohort van de Amsterdamse cohort studies Verslag en gegevens: M.S. van Rooijen en I.G. Stolte In het homocohort van de Amsterdamse Cohort Studies (www.amsterdamcohortstudies.org) wordt sinds 984 onderzoek gedaan naar de epidemiologie, risicofactoren voor en gevolgen van hiv-infectie en soa onder MSM. Vanaf oktober 28 wordt iedere deelnemer bij zijn halfjaarlijks bezoek getest op antistoffen tegen syfilis, hiv, HCV en HBV. Ook wordt bij de deelnemers via een keelswab (afgenomen door verpleegkundige), anus-swab en urinesample (afgenomen door deelnemer zelf) getest op chlamydia en gonorroe (NAAT). In 29 werden 55 deelnemers van het homocohort gescreend op soa; 48 deelnemers werden eenmaal gescreend, 335 deelnemers twee maal, 9 deelnemers drie maal en 3 deelnemers vier maal. In totaal zijn 455 hiv-negatieve deelnemers (778 bezoeken), 35 hiv-positieve deelnemers (83 bezoeken) en 5 hiv-status onbekende deelnemers (26 bezoeken) van het cohort op soa getest in het kader van de cohort soa-screening (28: 8 hiv-negatieve en 2 hiv-positieve deelnemers). Van de 887 consulten (28: 22) werden in 7 gevallen (2%; 28: 2; %) klachten gerelateerd aan soa gerapporteerd. Van alle 55 deelnemers had 9,9% (5/55) een soa op het eerste consult in 29; 7,6% (29/382) had een soa op een volgend consult in 29. In totaal werd er tijdens 8,9% van alle consulten (79/887; 28: 2%) een positieve uitslag voor minstens één soa vastgesteld: - 3 met anale chlamydia (28: 9) - 7 met urethrale chlamydia (28: ) - 22 met anale gonorroe (28: 5) - 6 met urethrale gonorroe (28: ) - 6 met pharyngeale gonorroe (28: 2) - 6 hiv-infecties onder deelnemers die een laatste hiv-negatieve test rapporteerden (28: ) - met infectieuze hepatitis B (28: ) - 2 met infectieuze syfilis (28: 2) Er werden in deze periode geen deelnemers positief getest voor HCV antistoffen. De prevalentie van soa was bij de hiv-positieve deelnemers (22,9%, 9/83; 28: 39%, 8/2) significant hoger ten opzichte van de prevalentie bij de hiv-negatieve deelnemers (7,5%, 6/84; 28: 9%, 6/8). 2

.6) Hepatitis C Verslag: E.J.M. van Leent, A.T. Urbanus Hepatitis C (HCV) is een bloedoverdraagbaar virus dat vaak tientallen jaren na infectie kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen, zoals leverfalen, levercirrose of leverkanker. Wereldwijd zijn circa 7 miljoen mensen geïnfecteerd met het hepatitis C virus; voor Nederland wordt dit aantal geschat op 5. tot 6. waarvan een groot aantal niet op de hoogte is van hun infectie. De behandelmogelijkheden voor HCV infectie zijn sinds 2 sterk verbeterd. Als gevolg hiervan adviseerde de Gezondheidsraad in 24 om risicogroepen voor HCV infectie te informeren over de behandelingsmogelijkheden en epidemiologisch onderzoek te verrichten naar HCV (bron: www.heptest.nl). Voor HCV lang is aangenomen dat het niet seksueel overdraagbaar zou zijn. In Nederland, andere West-Europese landen en Australië zijn HCV-uitbraken waargenomen onder mannen die seksueel contact hebben met mannen (MSM) en hivpositief zijn. Aangezien deze MSM geïnfecteerd zijn met sterk verwante virusstammen en geen traditioneel bloed-bloed contact rapporteren, wordt seksuele transmissie aannemelijk. In de afgelopen jaren is een prevalentie onderzoek verricht onder MSM die de soapolikliniek bezochten en deelnamen aan de vrijwillige anonieme hiv-surveillance. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat de prevalentie van HCV onder hiv-positieve MSM op de soa-polikliniek snel toenam. Van de HCV geïnfecteerde MSM bleek 25% een acute HCV-infectie te hebben. Onder hiv-negatieve MSM werd slechts een zeer beperkt aantal HCV-infecties gevonden (Urbanus AT et al. Hepatitis C virus infections among HIV-infected men who have sex with men: an expanding epidemic. AIDS 23: F-F7, 29). Op basis van deze bevindingen, is gewerkt aan de ontwikkeling van een diagnostisch protocol om hiv-positieve MSM op de soa-polikliniek te screenen op HCV. Aan hiv-positieve MSM en MSM die een hiv-test weigeren wordt nu standaard een antistoftest op HCV aangeboden (opt-in). Van 2.88 consulten (28:.438) bij MSM die aan de criteria voldeden in 29, accepteerde 88% een HCV-antistoftest (28: 9%). Van de 2% bezoekers die een HCV test weigerden, rapporteerde 45% al bekend HCV positief te zijn (28: 44%). Onder de 88% die wel werden getest bleek bij 52 (circa 3%; 28: 66, circa 7%) MSM antistoffen tegen HCV aantoonbaar (Western blot bevestigd), van wie bij 2 (23%; 28: 8; 27%) mannen deze diagnose nog niet eerder was gesteld. Tevens werden er een aantal dubieuze blot uitslagen gevonden, die mogelijk wijzen op een acute HCVinfectie. Het is bekend dat het HCV-seroconversie interval bij immuungecompromitterdeen langer zijn dan de geschatte 6 dagen. De HCV bevestigingsblot kan hierdoor relatief lang negatief/dubieus blijven ook al is iemand wél al met HCV geïnfecteerd. In deze gevallen wordt een HCV-RNA test uitgevoerd om de HCV-infectie te bevestigen. Patiënten met een positieve of dubieuze HCV bevestingsblot werden naar hun huisarts of internist verwezen voor nader onderzoek en zo nodig behandeling. Alle HCV positieve patiënten werden door de microbiologen van het Streeklaboratorium gemeld bij de afdeling Infectieziekten van de GGD. 3

4

2) Niet-curatieve soa bestrijding Verslag: M.S. van Rooijen, A.P. van Leeuwen 2.) Contactopsporing Gegevens: F. van den Heuvel De sociaal verpleegkundige verricht partnerwaarschuwing bij patiënten met gonorroe-, chlamydia-, syfilis-, trichomonas- en hiv-infecties. Partnerwaarschuwing wordt bij het vinden van een soa besproken met elke patiënt van de soa-polikliniek, als onderdeel van het soa-consult. Daarbij worden met de indexpatiënt de te waarschuwen seksuele contacten geïdentificeerd en afspraken gemaakt over de methode van waarschuwing (door index zelf, met behulp van contactstroken, anoniem door de sociaal verpleegkundige of andere afspraken). Hiernaast wordt op verzoek van andere hulpverleners en met instemming van de patiënt de partnerwaarschuwing overgenomen. In 29 werd hiervoor contact onderhouden met enkele huisartsen, andere GGD en, het Academisch Medisch Centrum (AMC), het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG), het BovenIJ Ziekenhuis, het Slotervaartziekenhuis, het Amstelland Ziekenhuis en het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis. 2.2) Uitslagen via internet Verslag en gegevens: R. Koekenbier Om het mededelen van resultaten van het soa-onderzoek efficiënter en klantvriendelijker te maken is de soa-polikliniek in 27 gestart met het beschikbaar maken van de uitslagen via internet (uitslagen online). Naast het telefonisch consult en het ophalen van de uitslagen op de polikliniek, is het sinds september 27 voor cliënten ook mogelijk om met behulp van hun registratienummer, ordernummer en wachtwoord de uitslag online op te vragen. De definitieve diagnose, therapie en adviezen wordt automatisch omgezet naar voor de cliënt begrijpelijke informatie en vervolgens verzonden. De internetdienst is beschikbaar van maandagochtend t/m vrijdagmiddag 6: uur, zodat cliënten bij een positieve uitslag altijd direct contact kunnen opnemen met de polikliniek. In 29 zijn 25.65 nieuwe consulten verricht. In 8% van deze consulten (2.624/25.65) hebben bezoekers de uitslag opgevraagd via internet (28: 79%; 27: 73%); in 4% (3.495/25.65) van de consulten hebben bezoekers uitsluitend gebeld voor het vernemen van de uitslag (28: 6%; 27: 23%). In de eerste groep zitten waarschijnlijk ook mensen die naast het bekijken van de uitslag op internet ook gebeld hebben; deze contactmomenten worden in het polikliniek-epd niet apart geregistreerd. Van alle nieuwe consulten in deze periode is in 5,8% (.486/25.65) de uitslag op geen enkele wijze door de cliënt opgevraagd. (28: 5%; 27: 4,7%) 5

Mannen belden procentueel minder vaak voor hun uitslag dan vrouwen (3% vs 7%; 28: 7% vs 6%). De internetgroep is gemiddeld jonger (3, jaar, standaard deviatie (sd),2; 28: 3, jaar, sd=9,7) vergeleken met de belgroep (33,4 jaar, sd=,6 28: 32,9 jaar, sd=,4). De bezoekers uit de belgroep hadden percentueel vaker een soa, vergeleken met bezoekers uit de internetgroep: 22 % (763/3.495; 28: 2%) tegenover 5% (3.86/2.624; 28: 4%). 2.3) Consult op afspraak A. Hendriks, M.S. van Rooijen Per april 28 is de soa-polikliniek gestart met een gecombineerd inloop- en afsprakenspreekuur, als onderdeel van een herontwerp van de logistiek die in 27 is ingezet. Cliënten kunnen telefonisch een afspraak maken voor het spreekuur. In dit gesprek wordt een risicoschatting gemaakt aan de hand van drie vragen: Heeft u de laatste 6 maanden seks met mannen gehad?; heeft u soa gerelateerde klachten en/of bent u gewaarschuwd door een (ex-)partner voor een soa?. Naast deze drie vragen werd de reden van bezoek gevraagd. Prostituees en slachtoffers van zedendelicten konden zo ook in de hoog risicogroep terecht komen. Uitgangspunt hierbij is dat cliënten uit een hoog risicogroep binnen 24 uur gezien kunnen worden op de polikliniek. Voor de hoog risicogroep (urgent) werden verhoudingsgewijs meer plekken gereserveerd dan voor cliënten met een laag risicogroep. Gedurende het jaar werd de agenda verder aangepast. De ontwikkeling die reeds was ingezet werd verder uitgebouwd: van een inloopgestuurde soa-polikliniek naar een (bijna) volledig afspraakgestuurde soa-polikliniek waarbij risicogroepen zoals geformuleerd in het kwaliteitsprofiel voor soa-poliklinieken naar urgentie werden ingedeeld. Voorop stond (en staat) dat diegene die onze zorg het hardst nodig hebben als eerste in aanmerkingen komen voor onze deskundige en specialistische zorgverlening. 2.4) Training en voorlichting Gegevens: S. van Elst Door sociaal verpleegkundigen is er voorlichting gegeven en zijn diverse gastlessen verzorgd m.b.t. preventieve / curatieve soa-zorg en veilig vrijen. Doelgroepen hierbij waren o.a. studenten van het Vrije Universiteit Medisch Centrum (VUmc), maar ook medewerkers van Schorer. Tevens organiseert de soa-polikliniek van de GGD Amsterdam, in samenwerking met Soa Aids Nederland en de NSPOH, de module curatief proces in de praktijk, als onderdeel van de Verdiepende opleiding tot sociaal verpleegkundige soabestrijding. Daarnaast werden voor diverse internationale delegaties werkbezoeken aan de soapolikliniek georganiseerd. Ook vond er deelname plaats aan de Canal Parade, een jaarlijks terugkerende evenement tijdens de Amsterdam Gay Pride. 6

2.5) Zedendelicten In 29 meldden zich op de polikliniek 63 vrouwen (28: 64; 27: 63) en 6 mannen (28: 3; 27: 8) in verband met een seksueel delict. Van hen hadden 34 (28: 3; 27: 27) aangifte gedaan bij de politie. Sporenonderzoek door een forensisch arts werd bij 2 personen uitgevoerd (28: 2; 27: ). Binnen deze groep werden in totaal 4 anorectale (28: ; 27: 2) en 5 urogenitale (28: 8; 27: 9) chlamydia-infecties gevonden. Daarnaast werden de volgende diagnoses gesteld: keer anorectale gonorroe (28: ; 27: 2), keer urogenitale gonorroe (28: ; 27: ), 3 keer orale gonorroe (28: ; 27: ), 3 keer condyloma acuminata (28: ; 27: 2), 4 keer bacteriële vaginose (28: ; 27: 4), keer candidosis vaginalis (28: 3; 27: 5), keer hiv-positief (28: ; 27: ), keer infectieuze hepatitis B (28: ; 27: ) en keer trichomonas vaginalis (28: ; 27: ). De diagnose syfilis (zowel infectieus als laat latente syfilis / latente syfilis van onbepaalde duur) werd keer gesteld (28: ; 27: ). 2.6) Seksuele vorming in het Amsterdamse VMBO Gegevens: A. Casanovas Gordillo, W. Schilthuis Samen met het cluster EDG werd het project 'Lang Leve de Liefde' in het Amsterdamse onderwijs geïmplementeerd. In 29 zijn vanuit de soa-polikliniek geen activiteiten binnen dit project geweest. 2.7) Testresultaten van het vrijwillig onderzoek op hiv-antistoffen (zie tabel 5.7 5.9) Op de soa-polikliniek bestaat de mogelijkheid zich in het kader van een soaonderzoek op hiv te laten testen. Sinds 27 wordt de opting-out methode gebruikt. Dit houdt in dat in principe bij elk nieuw soa-consult standaard een hiv-test wordt uitgevoerd, tenzij iemand nadrukkelijk aangeeft geen hiv-test te willen ( optout ) of reeds bekend hiv-positief is. In 29 werden 23.24 hiv-testen verricht (9% van alle nieuwe consulten). Sinds de introductie, in 2, van het actiever aanbieden van hiv-testen op de polikliniek, is het aantal jaarlijks verrichtte hiv-testen met 42% toegenomen (2: 4.62). Voor de introductie van de opting-out methode werd in 26 63% van de MSM met een onbekende of (eerder) hiv-negatieve status getest op hiv. Na introductie was dit 88% in 27, 93% in 28 en 95% in 29. Bij heteroseksuelen met een onbekende of (eerder) hiv-negatieve status werd voor de invoering van de opting-out methode 74% getest op hiv. Vanaf de invoering was dit 96% in 27, 98% in zowel 28 en in 29. In tabel 5.7 is een verdeling gegeven van geteste bezoekers naar woonplaats, nationaliteit, leeftijdscategorie en geslacht. Afkomstig uit Amsterdam waren 7.26 bezoekers (74%; 28: 72%; 27: 72%) en de Nederlandse nationaliteit hadden 9.7 (82%; 28: 84%; 27: 85%) bezoekers. Bij mannen werden de meeste testen verricht in de leeftijdscategorie 2-29 jarigen (4%; 28: 45%; 27: 46%), bij de 7

vrouwelijke bezoekers was dit in dezelfde categorie 2-29 jarigen (67%; 28: 67%; 27: 67%). In tabel 5.8 zijn de geteste bezoekers onderverdeeld naar het risico op hivbesmetting dat zij gelopen hebben, naar testuitslag en geslacht. In de tabel staan mannen, die seksueel contact met mannen rapporteren, vermeld als MSM. In tabel 5.9 staan de op hiv-antistoffen geteste mannen en vrouwen weergegeven die de laatste 6 maanden voorafgaande het soa-consult intraveneus drugs hebben gespoten (IVDG). Deze IVDG zijn ook opgenomen in de cijfers van tabel 5.8. In totaal bleken 43 (28: 78; 27: 63) bezoekers seropositief voor hiv. In 29 bedroeg de hiv-prevalentie onder heteroseksuele mannen,2% (28:,2%; 27:,2%). De hiv-prevalentie onder heteroseksuele vrouwen in 29 was,% (28:,%; 27:,3%). De meeste hiv-infecties werden gevonden onder MSM: bij deze groep bedroeg in 29 de hiv-prevalentie 2,4% (28: 3,5; 27: 3,5%). In de groep intraveneuze druggebruikers werd bij heteroseksuele man een hiv-positieve diagnose gesteld (hiv-prevalentie 5,3%, 28: %; 27: 4,2%). 2.8) Hiv-sneltesten Verslag: E.J.M. van Leent, M.S. van Rooijen Sinds 24 worden hiv-sneltesten gebruikt op de soa-polikliniek. In het kader van het opting-out beleid voor hiv testen zijn er in 29, bij 25.65 nieuwe consulten, 23.24 hiv-testen uitgevoerd (9% van alle nieuwe consulten). Van de 23.24 hiv-testen, zijn er.983 (52%) uitgevoerd in de vorm van een sneltest. Van de.983 sneltesten bleken er 32 positief, bevestigd middels INNO-LIA hiv I/II Score (hiv-blot). Daarmee zijn 32 (92%) van de 43 hiv-infecties in eerste instantie vastgesteld met de hivsneltest en direct aan de patiënt medegedeeld. Daarnaast was er positieve hivsneltest die niet bevestigd konden worden middels hiv-blot: het deel vals positieven bedraagt daarmee,%. De positief voorspellende waarde van de hiv-sneltest zoals uitgevoerd op de soa-polikliniek is 99,%. De gebruikte hiv-sneltesten worden volgens een vast protocol uitgevoerd. Hierbij bestaat de mogelijkheid om bij mislukken van de sneltest (bijvoorbeeld door moeilijke afleesbaarheid van de test) geen uitslag aan de bezoeker mee te delen en de test af te geven als mislukt. In 29 kwam dit 88 keer voor (,7%). Bij deze patiënten is eveneens de gebruikelijke hiv-test (hiv Ab/Ag combotest) uitgevoerd, waarna alle 88 hiv seronegatief bleken te zijn. Bezoekers uit de hoog-risicogroepen krijgen nog tijdens het consult de uitslag van de hiv-sneltest. Voor de groepen met een laag risico op soa is de mogelijkheid gecreëerd om, indien de bezoeker dit wenst en er geen bezwaren zijn, de hiv-test uitslag telefonisch te verkrijgen of via een beveiligde internet verbinding, samen met de overige uitslagen van het soa-onderzoek. Alle bezoekers hebben de mogelijkheid terug te komen voor het persoonlijk in ontvangst nemen van de hiv-test uitslag. Voor een telefonische hiv-test uitslag wordt een afspraak gemaakt. Deze afspraken worden uitsluitend gepland op werkdagen in de ochtend, zodat indien nodig nog diezelfde dag opvang geboden kan worden op de polikliniek. Voor de beveiligde internetsite krijgen patiënten de benodigde 3 inlogcodes. De uitslagen zijn uitsluitend op werkdagen te bekijken zodat bij slecht nieuws dezelfde dag hulp kan worden geboden. Doordat 92% van de nieuwe infecties direct aan de patiënt kon worden verteld door het gebruik van hiv-sneltesten, kwam het zelden voor dat patiënten hun hiv-positieve uitslag op het internet lazen of via de telefoon te horen kregen. In alle gevallen was dit met patiënten van te voren besproken en hadden zij hiervoor ook zelf gekozen. 8

2.9) Anonieme vrijwillige hiv-surveillance bij bezoekers van de soa-polikliniek van de GGD Amsterdam, 29 Verslag: M.S. van Rooijen (Zie tabel 5.2) Introductie Sinds 99 wordt door de GGD Amsterdam onderzoek verricht naar het voorkomen van hiv-infecties bij bezoekers van de soa-polikliniek. Doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen in (trends) in de hiv-prevalentie bij verschillende groepen bezoekers, waaronder (jonge) mannen die seksueel contact hebben met mannen, heteroseksuelen met wisselende contacten en doorgaans moeilijker bereikbare populaties, waaronder personen uit verschillende etnische groepen. Jaarlijks wordt het onderzoek uitgevoerd in twee perioden, een in het voorjaar en een in het najaar. Het streven is om circa 2. personen per jaar in de hiv-surveillance op te nemen. Alle bezoekers die tijdens de onderzoeksperioden de polikliniek bezoeken voor een nieuw consult komen in principe voor deelname in aanmerking. Nadat schriftelijk en mondeling uitleg is gegeven over doel en opzet van het onderzoek, wordt bezoekers om hun medewerking gevraagd. Deelname is vrijwillig en het testen op hiv is anoniem, dat wil zeggen zonder registratie van naam of geboortedatum. Bloedmonsters voor het testen op hiv-antistoffen worden afgenomen en voorzien van een uniek onderzoeksnummer. Vervolgens worden ze opgestuurd naar het streeklaboratorium van de GGD in Amsterdam. Bezoekers kunnen bloedafname weigeren en uitsluitend de onderzoeksvragen beantwoorden. Van alle deelnemers worden socio-demografische gegevens geregistreerd. Daarbij worden ook enkele gegevens vastgelegd betreffende het risico dat gelopen is op een hiv-infectie, eventuele eerdere hiv-test resultaten en de mogelijke soa-diagnosen van het bijbehorende kliniek bezoek. Omdat het onderzoek anoniem is, wordt de uitslag van de hiv-test niet aan deelnemers gegeven. Resultaten In 29 werden 2.68 bezoekers geïncludeerd binnen het kader van de vrijwillige anonieme hiv surveillance. Van 27 personen zijn geen hiv-antistof uitslagen bekend. Van de 2.4 deelnemers met hiv-antistof bepalingen werden in totaal 43 (7,%) hiv positief bevonden. De hiv-prevalentie onder heteroseksuele deelnemers die nooit drugs gespoten hadden was bij de mannen,% (/67) en bij de vrouwen,% (/838). Onder 524 MSM die nooit drugs gespoten hadden, werden 39 (27%) hiv geïnfecteerden gevonden; onder de MSM jonger dan 3 jaar bleken 2 (2,2%) van de 98 seropositief. Onder de kleine groep van 8 injecterende druggebruikers werden 2 (25%) hiv-infecties vastgesteld. De 2 hiv geïnfecteerde heteroseksuelen in 29 ( man, vrouw) hadden de Nederlandse nationaliteit. Beide personen rapporteerden ooit eerder positief te zijn getest op hiv. Van de 39 hiv geïnfecteerde MSM kenden 27 (9%; 28: 9%; 27: 93%; 26: 8%; 25: 75%; 24: 72%; 23: 7%; 22: 62%; 2: 69%; 2: 63%; 999: 57%) de huidige hiv-serostatus; bij MSM jonger dan 3 jaar waren dit er 9 (75%; 28: 62%; 27:83%; 26: 4%; 25: 5%; 24: 6%; 23: 72%; 22: 5%; 2: 25%; 2: 25%; 999: 25%) van de 2. 9