Osteopathische geneeskunde. De elleboog, de pols en de hand. Grégoire Lason & Luc Peeters



Vergelijkbare documenten
Osteopathische geneeskunde. De schoudergordel. Luc Peeters & Grégoire Lason

Inleiding. Anatomie. Humerus

Skillslab handleiding

Demo. De osteopathische encyclopedie. The International Academy of Osteopathy I.A.O. Geachte mevrouw, mijnheer,

Osteopathische Geneeskunde. De thoracale wervelkolom en de ribben. Luc Peeters & Grégoire Lason

Maatschap Orthopedie Zaans Medisch Centrum

Osteopathische geneeskunde. De milt. Luc Peeters & Grégoire Lason

Osteopathische Geneeskunde. Het iliosacrale gewricht. Grégoire Lason & Luc Peeters

Skillslab handleiding

Osteopathische Geneeskunde. Integratie en toegepaste principes in de osteopathie. Luc Peeters & Grégoire Lason

** Flexie van de pols wordt ook wel palmairflexie genoemd, extensie van de pols wordt ook dorsaal flexie of dorsaal extensie genoemd.

Osteopathische geneeskunde. De enkel en de voet. Luc Peeters & Grégoire Lason

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.

Osteopathische Geneeskunde. De knie. Grégoire Lason & Luc Peeters

Nascholing Traumachirurgie 2015 Workshop Onderzoek van de pols en hand. Donderdag 22 januari 2015

Registratie-richtlijnen D001 WERKGERELATEERDE AANDOENINGEN VAN DE BOVENSTE EXTREMITEIT

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm

Luxaties van schouder elleboog en vingers. Compagnonscursus 2012

Osteopathische geneeskunde. Het sacroiliacale gewricht. Luc Peeters & Grégoire Lason

CARPALE INSTABILITEIT

Posterolaterale hoek letsels

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea

Afdeling Handchirurgie

De hand en pols Sport en peesletsels Gertjan Schmitz

Osteopathische Geneeskunde. De heup. Luc Peeters & Grégoire Lason

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit

Osteopathische geneeskunde. De lumbale wervelkolom. Grégoire Lason & Luc Peeters

Osteopathische geneeskunde. De cervicale wervelkolom. Grégoire Lason & Luc Peeters

De biceps en elleboogfunctie. Functie. Functie: flexie. Functie: flexie. Functie: flexie 15/11/ elleboog buigers?

Zin en onzin van manueel onderzoek en behandeling bij cervicobrachialgie. Dr. G. VYNCKE

HAND EN POLS. CFM Welters Regiomaatschap Plastische Reconstructieve en Handchirugie

Is het wel een carpaal tunnel syndroom? Cathelijne Gorter de Vries Neuroloog

VGN immobilisatieprotocollen

Heup- en kniepathologie: 1ste lijnsaanpak. Dr Mike Tengrootenhuysen

Fracturen en luxaties hand

ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

De Pijnlijke Pols Het Onderzoek van de Pols

Lijst van auteurs 1. Inleiding 5 Koos van Nugteren


Gesloten vragen Functionele Anatomie II

Tennis en elleboog. Babette Pluim, sportarts Samen de elleboog omarmen

Bijlagen. Bijlage 1 De tenniselleboog: oefenprogramma 135. Verwijzingen naar eerder verschenen Orthopedische casuïstiek 139.

Afdeling Handchirurgie

DE INTRINSIEKE MUSCULATUUR VAN DE HAND: ANATOMIE EN FUNCTIE

Demo. De osteopathische encyclopedie. The International Academy of Osteopathy I.A.O. Geachte mevrouw, mijnheer,

Behandeling van osteoporotische polsfracturen

Bewegingsleer DeelIDebovensteextremiteit

Osteopathische geneeskunde. De blaas en de prostaat. Luc Peeters & Grégoire Lason

Bijlage I. Bijlage I Functieonderzoek van de pols

Lichamelijk onderzoek

Bijlage I. Functieonderzoek van de elleboog

De Schouder. Schouderartroscopie en de rotator-cuff. Artrose en breuken. Eenmalige of recidiverende luxatie. Schouder artroscopie.

SNT KLINISCHE TESTS. Dia 1 / 64

ORTHOPEDISCH CENTRUM TURNHOUT

Post-Op braces S t a b i l i s e r e n e n i m m o b i l i s e r e n p r o d u c t i n f o r m a t i e

Handchirurgische technieken

Afdeling Handchirurgie

C u r r i c u l u m m o d u l a i r e o p l e i d i n g

WERKAFSPRAAK CARPALE-TUNNEL-SYNDROOM

Elleboog, onderarm en hand

Afdeling Handchirurgie

Hypermobiliteitssyndroom. Lentesymposium, 24 maart 2012 Dr. Katrien Van Rie Fysische geneeskunde & revalidatie

Orthopedische casuïstiek

Aanpak van acute knieletsels in de eerste lijn. Dr. Bex Steven Huisarts/sportarts KSTVV Lotto-Belisol

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg)

Opleidingsprogramma. Percutaneous Needle Electrolysis (PNE)

Tricky pricks. Lenie Jacobs. 7 april Infiltratietechnieken voor de huisarts

WORKSHOP INJECTIES IN DE POLS EN HAND DOOR DE PLASTISCH CHIRURGEN VAN HET MARTINI ZIEKENHUIS

Spiergroep Spier (onderdeel) Origo Insertie Innervatie Functie Ventrale spieren van de bovenarm (flexoren onderarm)

Overbelastingsblessures van de knie. Beleid bij topsporters

Frozen Shoulder. Ook wel adhesieve capsulitis genoemd. Wat is het?

Fase 1: Verwijzing, aanmelding en initiële hypothese. Screening. Hypothese: Er is mogelijk sprake van liespijn als gevolg van rode vlaggen.

Inhoud. Lijst van auteurs 1. Verwijzingen naar eerder verschenen Orthopedische. Inleiding 5 Koos van Nugteren

Injectietechnieken bovenste ledematen. Philippe Van Elsen 30/03/2018

Basis en veelvoorkomende MSK echografie

Inspectie, anatomische structuren en palpatie liggend

MANUELE THERAPIE. Onderzoek Patiënt

m 2 POls Hand elleboog p O ls Han D elleb OO g Aqtor! 40 > Health Supplies

De casus is bedoeld voor medisch studenten in de doctoraalfase van de opleiding.

Hand en Polscentrum Delft

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg

Klinisch Onderzoek Heup bij jonge volwassene

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

3D reconstructie van fracturen na elleboogfractuurluxaties

Diagnostiek aan de schoudergordel. Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel)

C u r r i c u l u m m o d u l a i r e o p l e i d i n g

De bedrijfs- verzekerings arts en de HAGA Handen Kliniek

C u r r i c u l u m m o d u l a i r e o p l e i d i n g A c a d e m i e j a a r

Verdere investigatie van het bovenste lidmaat: MRI, CT en arthrografie Dr Dirk Ghysen Dienst Medische Beeldvorming Heilig Hart Ziekenhuis Lier

Tabel 1. Gemiddelde periode vanaf het vaststellen van de diagnose tot de operatie met RegJoint in klinische onderzoeken

Bijscholing BorgInsole 1

Functieonderzoek van middenhand en vingers

Afdeling Handchirurgie

Posttraumatische pijn pols. Maatschap plastische chirurgie JBZ Pascal Brouha Ewald Dumont Ralph Franken Roland Hermens Brigitte van der Heijden

Maatschap plastische chirurgie JBZ Pascal Brouha Ewald Dumont Ralph Franken Roland Hermens Brigitte van der Heijden

Bouw van een skeletspier

Fracturen van de hand. Mark de Vries Kim Wilhelm

Onderzoek en behandeling van middenhand en vingers

Transcriptie:

Osteopathische geneeskunde De elleboog, de pols en de hand Grégoire Lason & Luc Peeters

De elleboog, de pols en de hand Grégoire Lason & Luc Peeters Copyright door Osteo 2000 bvba 2014. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Contact: Osteo 2000, Kleindokkaai 3-5, B 9000 Gent, België Mail: info@osteopathie.eu Web: http://osteopedia.iao.be en www.osteopathie.eu Tel: +32 9 233 04 03 - Fax: +32 55 70 00 74 ISBN: 9789074400817 The International Academy of Osteopathy I.A.O. 2

Inhoud 1. Introductie... 8 2. Biomechanica en belangrijkste anatomische gegevens... 9 2.1. Verschillende regio s... 9 2.1.1. De elleboog (articulus cubiti)... 9 2.1.1.1. De gewrichten... 10 2.1.1.2. De ligamenten... 11 2.1.1.3. Het bewegingsamplitudo (Range of Motion ROM)... 13 2.1.2. De pols en de hand... 15 2.1.2.1. De beenderen... 15 2.1.2.2. Het distale radioulnaire gewricht... 16 2.1.2.3. Het radiocarpale gewricht... 18 2.1.2.4. Het ulnocarpale gewricht... 22 2.1.2.5. Het mid-carpale gewricht... 22 2.1.2.6. De interfalangeale gewrichten... 26 2.1.2.7. De retinacula van pols en hand... 27 2.1.2.8. De opvang en transmissie van axiale druk... 27 2.1.2.9. Het carpometacarpale gewricht... 28 2.1.2.10. De bogen van de hand... 28 2.1.2.11. De functionele positie van de hand... 29 2.2. Ontwikkeling van de handgreep bij kinderen... 30 2.3. Spieren van de elleboog, pols en hand... 31 2.4. Bursae van de elleboog... 46 2.5. Zenuwen... 47 2.5.1. Plexus brachialis... 47 2.5.2. Musculaire innervatie van de bovenste extremiteit... 47 2.5.3. Segmenten... 50 2.5.4. Sensorisch... 52 2.5.5. Dermatomen... 53 2.6. Vascularisatie... 54 2.6.1. Arterieel... 54 2.6.2. Veneus... 55 2.6.3. Lymfatisch... 55 3. Elleboog, pols en hand pijn... 56 3.1. Algemeen... 56 3.2. Mechanische problemen... 56 3.2.1. Laterale epicondylitis (tenniselleboog)... 56 3.2.2. Mediale epicondylitis of golferselleboog... 59 3.2.3. Scheur of overrek van het ulnaire collaterale ligament... 62 3.2.4. Posterolaterale rotatie instabiliteit... 62 3

3.2.5. Ontwrichting van de elleboog... 63 3.2.6. Terrible triad van de elleboog... 64 3.2.7. Radiuskop luxatie of Nursemaid s Elbow... 64 3.2.8. Bursitis... 65 3.2.9. De stijve elleboog... 66 3.2.10. Tenosynovitis... 67 3.2.11. Triggervinger... 67 3.2.12. Ziekte van De Quervain... 67 3.2.13. Scapholunatum subluxatie... 68 3.2.14. Mallet vinger... 69 3.2.15. Boutonniere vinger... 70 3.2.16. Jersey vinger... 71 3.2.17. Scaphoideum fractuur... 72 3.2.18. Distale radius fractuur (Colles fractuur)... 73 3.2.19. Scheur van de volaire plaat... 74 3.2.20. Avulsie van de centrale slip... 75 3.2.21. Scheur van het collaterale ligament... 76 3.2.22. Doelwachtersduim... 76 3.2.23. Avulsie van een flexoren pees... 77 3.2.24. Roeierspols of intersectie syndroom... 77 3.3. Vasculaire problemen... 79 3.3.1. Vena cava superior syndroom... 79 3.3.2. Suclavian-Steal-Syndrome SSS... 79 3.3.3. Ziekte van Raynaud... 80 3.3.4. Osteochondritis dissecans van de elleboog... 82 3.3.5. Ziekte van Kienböck... 83 3.4. Neurologische problemen... 84 3.4.1. Cervicale stenose... 84 3.4.2. Overrek of compressie van de plexus brachialis... 86 3.4.3. Cervicobrachiale neuralgie... 87 3.4.4. Segmentale syndromen... 87 3.4.5. Referred pain patronen (sclerotoom)... 88 3.4.6. Carpaal tunnel syndroom... 90 3.4.7. Entrapment van de n. ulnaris of het syndroom van Guyon... 93 3.4.8. Radiaal tunnel syndroom... 95 3.4.9. Pronator syndroom... 97 3.4.10. N. interosseus posterior syndroom... 98 3.4.11. Cubitaal tunnel syndroom... 99 3.4.12. N. interosseus anterior syndroom... 100 3.5. Metabole problemen... 101 3.5.1. Complex Regional Pijn Syndroom (CRPS)... 101 3.5.2. Ganglion cyste... 103 3.5.3. Dupuytren contractuur... 104 3.5.4. Paronychia of nagelriemontsteking... 105 4

3.6. Degeneratieve problemen... 106 3.6.1. Artrose... 106 3.6.2. Carpometacarpale artritis... 108 3.7. Reumatische problemen... 109 3.7.1. Reumatoïde artritis - RA... 109 3.8. Infectieuze problemen... 111 3.8.1. Septische artritis... 111 4. Onderzoek... 113 4.1. Anamnese... 113 4.2. Observatie... 114 4.2.1. Algemeen... 114 4.2.2. Observatie van de verkorte structuren... 114 4.2.3. Observatie van de lichaamshouding en de bovenste thoracale regio... 116 4.3. Provocatietesten... 120 4.3.1. Algemeen... 120 4.3.2. Palpatie van de posterieure driehoek van de elleboog... 120 4.3.3. Provocatie van het humeroradiale gewricht... 121 4.3.4. Tractietest van het humeroradiale gewricht... 121 4.3.5. Tractietest van het humeroulnaire gewricht... 122 4.3.6. Provocatietest voor epicondylitis lateralis... 123 4.3.7. Provocatietest voor epicondylitis medialis... 123 4.3.8. Tractie provocatie van de pols... 124 4.3.9. Compressie provocatie van de pols... 124 4.3.10. Compressie provocatie van de pols... 125 4.3.11. Provocatie van de ziekte van De Quervain... 125 4.3.12. Provocatie van het eerste carpometacarpale gewricht... 126 4.3.13. Provocatie van de carpalen en intercarpale gewrichten... 126 4.4. Voorbeelden van spiertesten... 127 4.4.1. Test op spierkracht van de extensoren van de elleboog... 127 4.4.2. Test op spierkracht van de flexoren van de elleboog... 127 4.4.3. Test op spierkracht van de supinatoren... 128 4.4.4. Test op spierkracht van de pronatoren... 128 4.5. Mobiliteitstesten... 129 4.5.1. Actieve testen... 129 4.5.2. Passieve testen... 129 4.5.2.1. Mobiliteitstest van de elleboog in flexie en extensie... 129 4.5.2.2. Mobiliteitstest van de elleboog in ad- en abductie... 130 4.5.2.3. Elasticiteitstest van het laterale kapsel... 131 4.5.2.4. Elasticiteitstest van het mediale kapsel... 131 4.5.2.5. Mobiliteitstest van de radiuskop in anterior en posterior rotatie (translatie)... 132 4.5.2.6. Mobiliteitstest van de radiuskop in anterior en posterior translatie... 133 5

4.5.2.7. Mobiliteitstest van de radius in craniale en caudale translatie... 133 4.5.2.8. Mobiliteitstest van het distale radioulnaire gewricht... 134 4.5.2.9. Mobiliteitstest van de pols in palmaire, dorsale, ulnaire en radiale translatie... 134 4.5.2.10. Mobiliteitstest van de radiocarpale en de intercarpale gewrichten... 135 4.5.2.11. Elasticiteitstest van het transversale ligament... 135 4.5.2.12. Dwarse elasticiteitstest van het transversale ligament... 136 5. Technieken... 137 5.1. Manipulaties... 137 5.1.1. Algemeen... 137 5.1.2. Manipulatie van een posterior letsel van de radiuskop... 140 5.1.3. Manipulatie van een posterior letsel van de radiuskop... 141 5.1.4. Manipulatie van een posterior letsel van de radiuskop... 142 5.1.5. Manipulatie van een inferior letsel van de radiuskop... 143 5.1.6. Manipulatie van de mediale collaterale ligamenten... 144 5.1.7. Manipulatie van de laterale collaterale ligamenten... 145 5.1.8. Manipulatie van een lestsel os lunatum in palmaire translatie... 146 5.2. Mobilisaties... 146 5.2.1. Algemeen... 146 5.2.2. Mobilisatie van de elleboog naar flexie... 148 5.2.3. Mobilisatie van de radiuskop in anterior en posterior translatie... 148 5.2.4. Mobilisatie van de radiuskop naar distaal... 149 5.2.5. Mobilisatie van de radiuskop naar proximaal... 149 5.2.6. Mobilisatie van de pols in palmaire, dorsale, ulnaire en radiale translatie... 150 5.2.7. Mobilisatie van het radiolunaire gewricht in circumductie... 150 5.2.8. Mobilisatie van het radioulnaire gewricht in translatie... 151 5.2.9. Mobilisatie van de radiale gewrichtslijnen... 151 5.2.10. Mobilisatie van de ulnaire gewrichtslijnen... 152 5.2.11. Algemene mobilisatie van de carpale gewrichten... 152 5.2.12. Algemene mobilisatie van de metacarpofalangeale gewrichten... 153 5.3. Muscle Energy Techniques MET... 154 5.3.1. Algemeen... 154 5.3.2. Rek van de flexoren van de elleboog... 156 5.3.3. Rek van de extensoren van de elleboog... 157 5.3.4. Rek van de supinatoren van de elleboog... 158 5.3.5. Rek van de pronatoren van de elleboog... 159 5.3.6. Rek van de flexoren van de pols... 160 5.3.7. Rek van de extensoren van de pols... 161 5.3.8. Rek van de abductoren van de pols... 162 5.3.9. Rek van de adductoren van de pols... 163 5.4. Strain and Counterstrain Techniques SCT... 164 6

5.4.1. Algemeen... 164 5.4.2. Spontaneous Release Technique voor een flexieletsel van de elleboog... 164 5.4.3. Spontaneous Release Technique voor een extensieletsel van de elleboog... 165 5.4.4. Spontaneous Release Technique voor radiuskop disfunctie... 165 5.4.5. Spontaneous Release Technique voor flexieletsels van de pols... 166 5.4.6. Spontaneous Release Technique voor extensieletsels van de pols... 166 5.4.7. Spontaneous Release Technique voor disfunctie van het eerste carpometacarpaal gewricht... 167 5.4.8. Spontaneous Release Technique voor flexieletsels van de vingers... 167 6. Bibliografie... 168 7. Over de auteurs... 172 8. Dankwoord... 173 9. Osteopathische terminologie... 174 9.1. De drie anatomische assen... 174 9.2. De drie anatomische vlakken... 175 9.3. Spinale mechanica... 176 9.4. Afkortingen... 178 9.5. Specifieke terminologie... 179 10. Alle video s... 180 7

1. Introductie De elleboog en het radioulnaire gewricht zijn betrokken bij de meeste bewegingen van de bovenste extremiteit. De elleboog is van vitaal belang voor het positioneren van de hand voor alle mogelijke functionele activiteiten. De elleboog is ook van vitaal belang als link tussen de krachtige bewegingen van de schouder en de fijne motoriek van de hand en vingers. De pols is het distale gewricht van het bovenste ledemaat en bezorgt de hand, die het effector orgaan is de optimale positie voor alle mogelijke functies. De hand bestaat uit een reeks complexe, delicaat uitgebalanceerde gewrichten. Ze is het meest actieve deel van de bovenste extremiteit. De handgewrichten zijn echter minder beschermd dan andere gewrichten. Dit is een van de redenen waarom handletsels vaak voorkomen. Ten opzichte van andere primaten is de menselijke hand veel functioneler vooral wat betreft het precieze en gecontroleerde gebruik ervan. De coördinatie met de beide hersenhelften (gekruist) is cruciaal voor alle mogelijke manipulatie van de omgeving en een rijke bron van tactiele feedback. Voor diegenen die niet met de typische osteopathische terminologie vertrouwd zijn, verwijzen we naar hoofdstuk 9 op het einde van dit e-book. 8

2. Biomechanica en belangrijkste anatomische gegevens (Alcid et al 2004, Bryce & Armstrong 2008, Callaway et al 1997, Floris et al 1998, Fuss 1991, Grant & Boileau 2004, Gray 1995, 2000, Levangie & Norkin 2005, Lockard 2006, Moore & Dalley 1999, Netter 2003, Miyasaka 1999, Modi & Shah, Morrey 1981, 1983, 1997, 2005, Schneck & Bronzino 2002, Sobotta 2001, Ward 2003) 2.1. Verschillende regio s 2.1.1. De elleboog (articulus cubiti) De bewegingen van de elleboog kunnen duidelijk onderscheiden worden van de bewegingen van de radioulnaire gewrichten en van de pols. De elleboog heeft twee gerelateerde gewrichten: Het humeroulnaire gewricht (articulatio humeroulnaris). Het humeroradiale gewricht (articulatio humeroradialis). De bewegingen van de elleboog vinden vooral plaats tussen humerus en ulna. Bij volledige extensie van de elleboog ontvangt de fossa olecrani de processus olecrani (olecranon). Dit betekent dat de elleboog in extensie erg stabiel is. Bij flexie van 20 of meer verliest de elleboog echter deze beenderige stabiliteit. Er is dan meer laterolaterale laxiteit aanwezig. In flexie wordt de stabiliteit niet meer beenderig voorzien maar wel ligamentair. Het zijn de laterale en mediale collaterale ligamenten die de stabiliteit beheersen. De elleboog is een erg congruent gewricht en inherent erg stabiel. In flexie haakt de processus coronoideus in de fossa coronoidea en de mediale rand van de radiuskop in de trochleocapitellaire groeve. In extensie wordt het olecranon vastgehouden in de fossa olecrani. De stabiliteit van de elleboog wordt versterkt door de perfecte congruentie tussen de radiuskop en de radiale inkeping (incisura radialis) van de ulna. Algemeen kan men stellen dat de beenderige mediolaterale stabiliteit van de elleboog voor 50% beenderig voorzien wordt en voor 50% ligamentair. De rol van de botten en ligamenten in de stabiliteit van de elleboog varieert met de flexiegraad in de elleboog. 9

2.1.1.1. De gewrichten Articulaire oppervlakken van de elleboog: De distale humerus. De proximale ulna. De proximale radius. De elleboog of het humeroulnaire gewricht is een ginglymus of scharniergewricht dat enkel flexie en extensie toelaat. Het radioulnaire gewricht is een trochloid of pivot gewricht waarin pronatie en supinatie plaats vindt. De radiuskop roteert rond het proximale deel van de ulna en de distale radius roteert rond de distale ulna. De articulaire of beenderige stabiliteit wordt enkel voorzien in extensie. De concave oppervlak van de radiuskop articuleert met het capitulum (humeroradiale gewricht) en fungeert als secundaire stabilisator van de elleboog. Humerus Epicondylus lateralis Capitullum Sagittale rand Fossa conoidea Epicondylus medialis Trochlea Olecranon Radiuskop Nek van de radius Tuberositas radialis Radius Ulna Processus coronoideus Tuberositas ulnaris Afbeelding 1 - De elleboog 10

Humerus Gewrichtskapsel Synoviale membraan Radius Synoviale membraan Trochlea Ulna Bursa olecrani Olecranon Processus coronoideus Afbeelding 2 - De elleboog De intra-articulaire druk in de elleboog is het laagst bij 70 tot 80 flexie. Bij 80 flexie is de capaciteit van het gewricht 30 ml. In extensie is de elleboog beenderig stabiel en het elleboog kapsel ondersteunt deze stabiliteit. Ongeveer 60% van de axiale krachten op de elleboog zullen overgedragen worden door het humeroradiale gewricht en slechts 40% door het humeroulnaire gewricht. 78% van de valgus stabiliteit van de elleboog wordt gedragen door het mediale collaterale ligament. De beenderige oppervlakken, het humeroradiale gewricht inbegrepen, hebben slechts een bijkomende functie in het weerstaan van valgus stress op de elleboog. 2.1.1.2. De ligamenten Ligamentum collaterale ulnare: dit ligament is belangrijk als een mediale steun voor de elleboog. Het voorkomt dat de elleboog te veel abduceert bij fysische stress. De oorsprong van het ligament is aan de anteroinferieure oppervlak van de mediale epicondyl. Dit ligament heeft 3 componenten: De anterieure bundel: beste weerstand tegen valgus krachten. De posterieure bundel: horizontale vezels, duidelijk onderscheiden van het kapsel. Het transversale ligament. 11

3. Elleboog, pols en hand pijn (Calliet 1977, Downing 1988, Hertling & Kessler 1996, Kaufmann et al 2010, Nunley & Urbaniak 1996, O Driscoll et al 2001, Pienimäki et al 2002, Starkey & Ryan 2002, Randip & Bindra 2004) 3.1. Algemeen De klachten ter hoogte van de elleboog, pols en hand worden weergegeven in de volgende categorieën: Mechanisch. Vasculair. Neurologisch. Metabool. Degeneratief. Reumatisch. Infectieus. 3.2. Mechanische problemen Note: het is niet de bedoeling om hier alle mogelijke fracturen van de regio te beschrijven. Enkel heel vaak voorkomende fracturen en fracturen die over het hoofd zouden gezien kunnen worden zijn in dit hoofdstuk opgenomen. 3.2.1. Laterale epicondylitis (tenniselleboog) Laterale epicondylitis is een chronische aandoening van de oorsprongspees van m. extensor carpi radialis brevis. Het is de meest voorkomende klacht ter hoogte van de elleboog. Laterale epicondylitis treft meestal de m. extensor carpi radialis brevis en in sommige gevallen de m. extensor communis, de m. extensor radialis longus of zelden de oorsprong van de m. extensor carpi ulnaris. Het letsel kan tenoperiostaal, tendineus of musculotendineus zijn. De aandoening komt het meest voor tussen 30 en 50 jaar. Mogelijke oorzaken Repetitieve microtraumata of overdreven gebruik, vooral krachtige pols- en vingerbewegingen. Klinische bevindingen Pijn ter hoogte van de oorsprong van de gemeenschappelijke extensoren pees. Vaak pijn 5 mm distaal en anterior van de laterale humerale epicondyl. 56

Pijn bij weerstand aan de pols- en vinger extensie. De temperatuur kan licht verhoogd zijn t.h.v. de epicondyl. Pathofysiologie Micro scheurtjes t.h.v. de pees van de m. extensor carpi radialis brevis. Onvolledige genezing na een trauma. Vorming van littekenweefsel. Ontwikkeling van angiofibroblastische hyperplasie. De extensor carpi radialis brevis pees wordt gerekt over de radiuskop bij een elleboog in extensie en volledige pronatie. Dit fulcrum effect verklaart deels het ontstaan van chronische ontsteking van de pees of de spier. Calcificatie in de pees is mogelijk. Afbeelding 75 - Calcificatie Nirschl classificatie bij laterale epicondylitis Fase 0: geen pijn. Fase 1: stijfheid en lichte pijn na activiteit. De pijn verdwijnt meestal binnen de 24 uur. Fase 2: milde stijfheid en pijn voor de activiteit die verdwijnt bij opwarming. Geen pijn tijdens de activiteit maar een milde pijn na de activiteit die verdwijnt na de 24 uur. Fase 3: idem aan fase 2 maar met milde pijn tijdens de activiteit. De activiteit kan worden verder gezet. De pijn verdwijnt tussen de 24 en 48 uur. Fase 4: milde tot matige pijn voor, tijdens en na activiteit. De activiteit wordt erdoor gestoord. Fase 4 is indicatief voor een zekere peesbeschadiging. Fase 5: matige of ergere pijn voor, tijdens en na activiteit. De patiënt moet de activiteit staken. Dit staat voor permanente schade aan de pees. 57

Fase 6: fase 5 pijn die blijft aanhouden bij rust. De pijn is erg belastend en activiteit kan niet worden opgenomen. Fase 7: fase 6 pijn met verstoring van de slaap. De pijn is erg en verergert nog bij activiteit. Pijn in de fases 5, 6, en 7 geven een verhoogd percentage schade van de pees aan. Lokale osteopathische bevindingen: in vele gevallen van epicondylitis lateralis, vindt de osteopaat een radiuskop letsel in posterieure rotatie gefixeerd achter de ulna. Dit letsel veroorzaakt een grote hefboom op de spierpees. Behandeling De behandeling van laterale epicondylitis moet zowel lokaal als algemeen gezien worden. Behandeling van de inflammatie en eventuele schade of littekenweefsel moet lokaal gebeuren en het algemene osteopathische concept moet gerespecteerd worden. Het osteopathische concept betekent het optimaliseren van de mechanische, neurologische, vasculaire en metabole stress op de regio. Alleen op die manier kan de regio herstellen. Lokale behandeling: Rust en/of tijdelijke vermindering van de pees tractie: o Counter-force brace : ook genoemd armband of epicondylaire splint. Dit is een niet elastische gepolsterde rubber band. Deze band vermindert de musculaire tractie en contractie. Afbeelding 76 - Counter-force brace o Gips gedurende 10 dagen tot 3 weken. o Aanpassen van eventueel foutief gebruik van de spieren en elleboog. o IJs, cortisone injecties door arts. o Diepe dwarse fricties op de pees bij chroniciteit. o Chirurgisch. 58

4. Onderzoek (Good et al 1984, Hoppenfeld 1976, Kuchera 1994, 1996, Peeters & Lason 2005) Disfuncties van de elleboog, pols en hand kunnen klachten geven. Disfunctie kan zowel hyper- als hypomobiliteit betekenen. Het onderzoek van de elleboog, voorarm, pols en hand vraagt een goede kennis van de differentiaaldiagnostiek. Ook de ganse kinematische keten in het bovenste lidmaat, bovenste thoracale regio, cervicale wervelkolom en thoracic outlet moet onderzocht worden in dalende en stijgende richting. De betreffende ketens worden beschreven en onderzocht in het e-book De schouder van dezelfde auteurs. 4.1. Anamnese Het onderzoek van de elleboog, voorarm, pols, en hand begint bij een gerichte anamnese. Alle relevante informatie wordt vergaard: anatomische locatie van de klacht, aard van de pijn, begin van de klacht en huidige symptomen. Ook informatie betreffende beroep, leeftijd, geslacht, hand dominantie is belangrijk. Tijdens de anamnese probeert de osteopaat de locatie en de aard van de pijn te bepalen: Zeurende pijn duidt vaak op een ligament of kapsel, vooral als dit optreedt in combinatie met stramheid. Ook wanneer dit optreedt na langere immobilisatie. Scherpe pijn die optreedt bij specifieke bewegingen komen meer in aanmerking voor spier gerelateerde pijn of inflammatie. Uitstralingspijn wordt geassocieerd met het neurologische systeem, deze kan radiculair van aard zijn of pseudo-radiculair. Voosheid of spierzwakte duiden vaak op zenuwinflammatie, meestal in combinatie met compressie van de zenuwwortel. Vage uitstralende pijn in de arm, voorarm en hand tijdens oefenen kan op ischemische neuralgie duiden. Zijn er viscerale symptomen in combinatie met de armpijn? Nachtelijke pijn is vaak voorkomend bij kankerprocessen. Het type patiënt (kind, volwassene, zwangere vrouw, premenopauzale vrouw) kan extra informatie leveren aan de osteopaat. Hoe de elleboog, pols of hand pijn tot stand is gekomen is ook van groot belang. Betreft het een trauma? Is de klacht acuut ontstaan of progressief opgekomen? Zijn er recent doorgemaakte infecties? 113

Worden de symptomen erger voorgedaan dan ze werkelijk zijn? Is er een psychoemotionele component aan verbonden? (oppervlakkige klachten of niet-anatomisch gerelateerde klachten die dan bijvoorbeeld ook niet overeenstemmen met het klinisch onderzoek, bijvoorbeeld een inconsistente neurologische test, overdreven uiting van de pijn, enz.) 80% van de diagnosis kan gemaakt worden door een goede anamnese. 4.2. Observatie 4.2.1. Algemeen De algemene observatie tracht volgende zaken te herkennen: Beenderige, anatomische vervormingen. Musculaire contouren (asymmetrie). Musculaire atrofie. Zwelling en/of erytheem. De bogen van de handen. Littekens, knobbels, gelokaliseerde zwellingen. Andere vervormingen en wijzigingen in de huid. Bilateraal vergelijken is belangrijk. Waar zijn er somatische disfuncties? (meer details in het e-book Integratie en toegepaste principes in de osteopathie van dezelfde auteurs) 4.2.2. Observatie van de verkorte structuren Het doel van deze observatie (verkorte structuren) is te kijken waar lokaal moet behandeld worden. Lokale behandeling kan enkel gedaan worden op verkorte structuren (manipulatie, mobilisatie). De klachten van de patiënt kunnen echter zowel aan de verkorte als aan de overrekte zijde optreden. 114

Afbeelding 132 - Verkorte structuren van een afysiologische gewrichtsas Het is belangrijk om te begrijpen dat de osteopaat er niet op uit is om het bewegingsamplitudo in een gewricht te vergroten. Veel belangrijker is de normale biomechanica in een gewricht. In dit voorbeeld (afbeelding 132) blijft de rotatie tussen de twee gewrichtsdelen mogelijk. De beweging gebeurt echter niet meer rond de meest efficiënte as maar rond een as door de verkorte weke delen. Hierdoor zal de zijde van de verkorte structuren het minst bewegen en de doorbloeding zal er verminderen. Aan de tegenovergestelde zijde is er overbeweeglijkheid en overrek. De retractieve weefsels hebben een afysiologische as geproduceerd. Dit concept is een belangrijk verschil met andere manuele therapieën waar amplitudovergroting het voornaamste objectief blijft. 115

5. Technieken (Cooperstein & Gleberzon 2004, Crow 2010, Danto 2005, Fryette 1954, Haldeman & Dagenais 2004, Johnston et al 2005, Peeters & Lason 2005, Savarese et al 2003, Wyatt 2004) 5.1. Manipulaties 5.1.1. Algemeen Een manipulatie of HVLAT (High Velocity Low Amplitude Thrust) is een korte, specifieke en snelle thrust (stoot) in een gewricht. Het doel van een manipulatie verschilt naargelang het letsel en het type gewricht dat aangedaan is. Doelen van manipulatie kunnen zijn: Repositionering van een gesubluxeerd gewricht. Oplossen van musculaire spasmen bij verkorte spieren (minder van toepassing bij de elleboog, pols en hand). Rekken van verkorte kapsuloligamentaire structuren (correctie van de afysiologische as). Manipulaties zijn vaak noodzakelijk bij articulaire blokkades of bij subluxaties. Toch is het moeilijk een blokkade te differentiëren van een restrictie. In het laatste geval zal er meestal nog een elastisch eindgevoel aanwezig zijn. In sommige gevallen kunnen manipulaties zelfs effectiever zijn voor het behandelen van restricties. Wanneer er een elastisch eindgevoel aanwezig is, kan er gemobiliseerd worden maar mag er ook gemanipuleerd worden als er geen contraindicatie bestaat. Het voordeel van een manipulatie is dat er dan crosslinks verbroken worden. Voor de leeftijd van 20 jaar zijn articulaire blokkades zeldzaam. 137

Contra-indicaties Alvorens te manipuleren moet de osteopaat er zich van verzekeren dat er geen contra-indicaties aanwezig zijn om te manipuleren. Mogelijke contra-indicaties: Medicatie o De osteopaat mag niet manipuleren als de patiënt anti-coagulantia of corticosteroïden inneemt. Ook niet als de patiënt een medische voorgeschiedenis vertoont van steroïdengebruik (7,5 mg langer als 6 maand). Trauma o De osteopaat mag niet manipuleren nadat de patiënt een recent trauma heeft doorgemaakt waarbij de osteopaat de integriteit van het bot niet kan verzekeren zonder radiologische controle. o Postoperatief moet er lang genoeg gewacht geworden om te manipuleren, dit omdat er een verhoogde kans bestaat op bloedingen. Hefboom o Als de patiënt pijn heeft of neurologische symptomen vertoont terwijl de osteopaat de hefboom opbouwt, mag er niet gemanipuleerd worden. Osteoporose o Er wordt niet gemanipuleerd in geval van een duidelijk osteoporotisch ziektebeeld zoals dit het geval is bij bijvoorbeeld Sudeck s dystrofie. Kinderen o Op jonge leeftijd bestaan er geen reële blokkades. Manipulaties zijn dus niet nodig. Zwangerschap o Het manipuleren van letsels tijdens de zwagerschap is geen absolute contra-indicatie maar toch moet de osteopaat hier extra voorzichtig zijn. Hypermobiliteit tijdens de zwangerschap is niet abnormaal waardoor de manipulaties met grote voorzichtigheid en specificiteit moeten worden uitgevoerd. Ouderen o Op oudere leeftijd zullen gewrichten dikwijls artrose vertonen waardoor de congruentie van de oppervlakten van de botextremiteiten de neiging hebben om te veranderen. Manipulaties zijn hier geen absolute contraindicatie maar moeten met de nodige voorzichtigheid uitgevoerd worden. o Bij artrotische gewrichten is het niet de bedoeling om het amplitudo te vergroten. Dan zal er immers hypermobiliteit optreden. Het is zelfs zo dat het bewegingsverlies dat optreedt bij artrose een verdedigingsmechanisme is van het lichaam waardoor dit best met rust gelaten wordt. Het doel is wel om de afysiologische as van beweging te corrigeren en de doorbloeding te stimuleren. 138

Hartpatiënten o Manipulaties die potentieel een neurovegetatief effect kunnen uitlokken ter hoogte van het hart moeten vermeden worden. Hartpatiënten zijn niet ideaal voor een osteopathische behandeling aangezien een osteopathische behandeling de circulatie bevordert. Omdat deze patiënten een slecht functionerend hart hebben, zou een verhoging van de bloedcirculatie voor een overload kunnen zorgen ter hoogte van het hart. Kankerpatiënten o Manipulaties bij kankerpatiënten zijn ten strengste verboden. Osseuse metastasen kunnen aanwezig zijn. o Deze patiënten zijn niet ideaal voor een osteopathische behandeling aangezien osteopathie de doorbloeding stimuleert waardoor metastasering misschien gestimuleerd kan worden. Postoperatieve behandeling in geval van een specifieke klacht is mogelijk mits goedkeuring van de chirurg. Dit moet casus per casus beoordeeld worden. Psychiatrische patiënten o Manipulaties kunnen hier voor een emotionele reactie zorgen, waardoor het voor de osteopaat niet altijd even evident is om om te gaan met de reactie van de patiënt. Prothesen o Prothesen worden uiteraard nooit gemanipuleerd. 139

5.1.2. Manipulatie van een posterior letsel van de radiuskop Een posterior letsel van de radiuskop is vaak de lokaal mechanische oorzaak van een tenniselleboog. Dit is omdat dit letsel een sterke hefboom creëert op de pees van de extensor carpi radialis brevis. De patiënt is in ruglig. De osteopaat fixeert de schouder van de patiënt tegen de tafel met zijn elleboog. Met de duim contacteert hij de posterieure zijde van de radiuskop en brengt deze over de ulna. Met zijn andere hand contacteert hij de radius tussen vingers en duim en gebruikt deze als hefboom in distale tractie. De thrust is zowel direct (duim drukt de radiuskop naar anterior) als indirect (met de hefboom: supinatie, abductie en radiale tractie). Een knappend geluid geeft het effect van de correctie aan. Nota: gebruik geen volledige extensie van de elleboog. Video 29 - Manipulatie van een posterior letsel van de radiuskop 140

5.1.3. Manipulatie van een posterior letsel van de radiuskop De patiënt is in ruglig. De osteopaat fixeert de hand van de patiënt tussen lichaam en arm. Hij contacteert de elleboog met beide handen, de externe hand heeft de indexvinger posterior op de radiuskop. Terwijl hij de elleboog in extensie brengt, manipuleert hij de radiuskop naar anterior. Video 30 - Manipulatie van een posterior letsel van de radiuskop 141

7. Over de auteurs Grégoire Lason Luc Peeters Gent (B), 21.11.54 Terhagen (B), 18.07.55 Beide auteurs zijn houder van het universitair diploma Master of Science in Osteopathie University of Applied Sciences en zijn actief in de verspreiding en de academisering van de osteopathie in Europa. In 1987 richtten zij The International Academy of Osteopathy (IAO) op, waarvan zij de directeurs zijn. De IAO is al jaren het grootste opleidingsinstituut voor osteopathie in Europa. Beide osteopaten zijn lid van diverse organisaties die streven naar de verdere ontwikkeling van de osteopathie zoals The American Academy of Osteopathy (AAO), The International Osteopathische Alliance (IOA), The World Osteopathische Health Organisation (WOHO), etc. Met deze osteopathische encyclopedie willen zij onder meer aantonen dat het osteopathische onderzoek en de osteopathische behandeling van iedere patiënt gebaseerd is op de integratie van alle lichaamssystemen. 172

Dit e-book is een realisatie van Osteo 2000 bvba. Indien u interesse heeft in het publiceren van een e-book of indien u vragen of suggesties heeft, kan u ons steeds contacteren. Mail: ebooks@osteopathie.eu Fax: +32 55 70 00 74 Tel: +32 9 233 04 03 Web Osteopedia: http://osteopedia.iao.be Web The International Academy of Osteopathy IAO: http://www.osteopathie.eu 182