Weet wat je eet: Hoe maak je een gezonde voedingskeuze?

Vergelijkbare documenten
Geclaimde informatie als persuasieve boodschap

Consumenten zijn steeds meer bezig met gezonder eten (GfK, 2013). Het gebruik van voedingsclaims op verpakkingen van ongezonde producten is daarom een

Foodclaims: onder valse vlag varen?

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Is een betrouwbare bron echt belangrijk?

Gezondheidsclaims en gepercipieerde gezondheid op Facebook

Eerst zien dan geloven!

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse.

Bedenk goed hoe je jezelf met calorieën voedt

Maakt gezond leven ons beïnvloedbaar?

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem

Menu-engineering in restaurants

Zijn voedingsclaims een gezonde manier van adverteren?

Kies mij, ik ben gezond!

Hoe marketingcommunicatie werkt

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Alleen het aller sappigste fruit en niet gemaakt van geconcentreerd sap!

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Hoe weet ik waarom mijn interventies werken en voor wie?

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Energiedrankjes: een blikje overgewicht!

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

POSITION PAPER VOEDSELKEUZELOGO S

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Een onderzoek naar de invloed van voedings- en gezondheidsclaims via sociale media

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

G0N11a Statistiek en data-analyse: project Eerste zittijd Modeloplossing

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

OM JEZELF TE BLIJVEN, MOET JE VERANDEREN (J. BRANSEN) CONCEPTUEEL ONTWERP. X Methoden van Organisatieonderzoek. Voorbereiding op de masterthesis

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Natuur als reclamestrategie

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

Een gezond merkimago: het effect van gezondheidsclaims op een voedingsverpakking

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Dagelijkse consumptie van yoghurt helpt hartziekten te voorkomen

FACEBOOK. HYPE OF HEILIGE GRAAL?

Sponsoring van een golfevenement: Monsterlijke energydrank of high-class champagne?

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Hoe meer je ervan weet, hoe gezonder je eet?

Healthy food ads prevent whereas ads for unhealthy food promote: time for a change? Gudrun Roose Maggie Geuens Iris Vermeir

De persuasieve kracht van rode en groene traffic light labels op voedingsproducten

FORMATIEF TOETSEN IN DE KLAS: BEVORDERENDE EN BELEMMERENDE FACTOREN

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten

BLAME THE FRAME. Een onderzoek naar het effect van message framing in een online vitaminewater advertentie op de koopintentie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

De conclusies eerst. EMGO Institute - Care and Prevention 1. Naar gezond en/of duurzaam eetgedrag: grenzen aan de groei?

ARE HEALTH CLAIMS UNDERSTOOD?

Prevention of cognitive decline

Statistiek II. 1. Eenvoudig toetsen. Onderdeel toetsen binnen de cursus: Toetsen en schatten ivm één statistiek of steekproef

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

De Perceptie van Fair-Trade Producten door Mannen. Pascal van Vliet ANR: Bachelor thesis Psychologie en Maatschappij. Datum: 13 februari 2014

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

De Relatie tussen Autonomie, Pesten en Ervaren Gezondheid

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

VOORLICHTING = VEILIG?

De impact van nutritionele informatie op de aankoopintentie van levensmiddelen

Sociaaleconomische verschillen in gezondheidsgedrag: recente resultaten uit de GLOBE-studie

College 6 Eenweg Variantie-Analyse

Bachelorscriptie. Het uitdragen van duurzaamheid middels verbale en visuele cues op productverpakkingen

De leeftijd van een model in een advertentie voor 50-plussers

TV reclame creëert sterke en blijvende emotionele banden met het merk

College 3 Meervoudige Lineaire Regressie

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en

De effecten van creative media. advertising op advertentie-attitude en. de rol van persuasieve intentie

A. Business en Management Onderzoek

Koolhydraten en de preventie van welvaartsziekten

EIND TOETS TOEGEPASTE BIOSTATISTIEK I. 30 januari 2009

1 Conclusie en discussie 1

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

Het toepassen van theorieën: een stappenplan

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN. Bachelorscriptie. De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S

Taal en communicatie - profielwerkstuk

11. Multipele Regressie en Correlatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

De Rol van Sociale Identiteit in de Effectiviteit van Angstcommunicaties: Invloed op Kwetsbaarheid en Moderatie bij Roken en Alcoholgebruik

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Methode Wat is het? Bij welk type evaluatie bruikbaar? Waarvoor gebruiken? Benodigdheden Voordelen Beperkingen Uitvoering en analyse

De rol van zelfcontrole bij het effect van brand placement disclosures op merkevaluatie

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Gezond of ongezond? Het effect van visuele en tekstuele frames op de intentie om gezonder te eten

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

Transcriptie:

Weet wat je eet: Hoe maak je een gezonde voedingskeuze? De invloed van een nutrition-claim op de cognitieve en affectieve reacties van een consument Naam: Merel Oosterhof Studentnummer: 10575588 Begeleider: AP03: Sanne Kruikemeier Gezonde voeding Aantal woorden: 6448 Datum: 12 juni 2017

Abstract Deze studie onderzoekt de invloed van de aanwezigheid van een nutrition-claim op een product op de gezondheidsperceptie, productattitude en koopintentie van de consument, en bekijkt in hoeverre het type product en de mate van betrokkenheid dit effect beïnvloedt. Tevens wordt onderzocht of de productattitude de invloed van gezondheidsperceptie op de koopintentie verklaart. Een experiment (N = 138) toont aan dat een nutrition-claim geen invloed heeft op de cognitieve en affectieve reacties van een consument. De mate van betrokkenheid van de consument beïnvloedt deze relatie niet. Desalniettemin is gebleken dat ongezonde producten als minder gezond worden beoordeeld in vergelijking tot gezonde producten. De resultaten tonen aan dat productattitude de invloed van gezondheidsperceptie op koopintentie medieert. Dit betekent dat wanneer de consument wordt blootgesteld aan een product, de consument een attitude jegens het product vormt op basis van de gezondheidsperceptie. De productattitude van een consument heeft invloed op de intentie om een product te kopen. Om de volksgezondheid te verbeteren, wordt er aangeraden nader onderzoek te doen naar de gevolgen van een nutrition-claim voor het consumenten- en eetgedrag. 1

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding en theoretisch kader...3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Theoretisch kader... 6 1.2.1 Gezondheidsperceptie, productattitude en koopintentie... 6 1.2.2 Een gezond of ongezond product... 7 1.2.3 De mate van betrokkenheid bij gezonde voeding... 9 1.2.4 Theorie van gepland gedrag... 10 Hoofdstuk 2: Methode... 11 2.1 Design... 11 2.2 Steekproef... 12 2.3 Procedure... 12 2.4 Stimulusmateriaal en metingen... 12 2.5 Analyseplan... 14 Hoofdstuk 3: Resultaten... 15 3.1 Randomisatiecheck... 15 3.2 Hoofdanalyses... 15 3.3 Moderatie-effect: Producttype... 16 3.4 Moderatie-effect: Mate van betrokkenheid... 17 3.5 Mediatie-effect tussen de cognitieve en affectieve reacties... 18 Hoofdstuk 4: Conclusie en discussie... 19 Bijlagen... 23 Literatuurlijst... 23 Stimulusmateriaal... 27 Vragenlijst... 28 2

Hoofdstuk 1: Inleiding en theoretisch kader 1.1 Inleiding Meer dan de helft van de Nederlandse volwassen bevolking heeft overgewicht en onder deze mensen komt vaker een chronische ziekte voor (Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2012). Voeding is een van de belangrijkste oorzaken van de toename van deze chronische ziektes, zoals obesitas, diabetes of hartfalen (Kromhout, Menotti, Kesteloot, & Sans, 2002). Een verandering in de productkeuze van de consument en de mate waarin gezond wordt gegeten, is van belang om overgewicht tegen te gaan en de algemene volksgezondheid te verbeteren (Nicklas, Baranowski, Cullen, & Berenson, 2001). Dit is echter niet zo eenvoudig aangezien het aanbod van voedselproducten blijft toenemen. Hoe kan de consument onderscheid maken tussen gezonde en minder gezonde producten? Het is aangetoond dat consumenten gebruik maken van informatie over voedingswaarden op producten om tot een productkeuze te komen (Grunert, Wills, & Fernández-Celemín, 2010). Een vorm van informatievoorziening is de nutrition-claim. Een nutrition-claim is een label dat de consument informeert over de vermindering of verhoging van een bepaalde voedingsstof in het product en wordt gebruikt als argument om de mate van gezondheid van een product aan te tonen (Turner, Skubisz, Patel Pandya, Silverman, & Austin, 2014). Door de aanwezigheid van een nutrition-claim kan de consument achter de gezondheidsvoordelen van een product komen (Van Trijp & Van Der Lans, 2007). Tevens helpt de aanwezigheid van een nutritionclaim de consument bij het maken van een gezonde productkeuze (Leathwood, Richardson, Strater, Todd, & Van Trijp, 2007) en worden consumenten hierdoor gemotiveerd om gezonder te eten (Guthrie, Fox, Cleveland, & Welsh, 1995; Heimbach, 1987). Dit is te verklaren doordat consumenten liever gezonde producten met een hoge waarde in calcium, vezels en vitamine eten en ongezonde producten met een hoog vet-, zout- en suikerpercentage vermijden (Dutta-Bergman, 2005). Een producent mag niet zomaar een nutrition-claim plaatsen op een product. Er zijn enkele regels aan verbonden: de claim moet gebaseerd zijn op de werkelijke voedingswaarden en mag niet misleidend zijn (Bech-Larsen & Scholderer, 2007). Toch zijn deze regels niet waterdicht: een nutrition-claim kan 3

bijvoorbeeld informeren over de vermindering van suiker, maar de waarden van andere voedingsstoffen minder prominent benadrukken. Het kan bijvoorbeeld dat er wordt geclaimd dat het product minder suiker bevat, maar de informatie over de grote hoeveelheid aspartaam niet nadrukkelijk wordt belicht. De nutrition-claim heeft invloed op de cognitieve en affectieve reacties van een consument. In dit onderzoek wordt het effect van een nutrition-claim op de gezondheidsperceptie, de productattitude en de koopintentie onderzocht. De gezondheidsperceptie is de mate waarin een consument een product als gezond beoordeelt, de productattitude omschrijft de houding jegens een product en de koopintentie houdt de waarschijnlijkheid in dat een consument het product zal kopen. In de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991) wordt gesteld dat er een causaal verband bestaat tussen gezondheidsperceptie en attitude en dat deze de gedragsintentie voorspellen. In dit onderzoek wordt getoetst of attitude de invloed van gezondheidsperceptie op koopintentie verklaart. Tevens wordt gemeten of de invloed van een nutrition-claim samenhangt met het type product (gezond of ongezond) waarop een nutrition-claim wordt afgebeeld en met de mate van betrokkenheid bij gezonde voeding van een consument. De volgende onderzoeksvraag is opgesteld: Wat is de invloed van een nutrition-claim op de cognitieve en affectieve reacties van een consument en in welke mate bepalen de betrokkenheid en het producttype deze invloed? Het verkrijgen van meer informatie over de invloed van een nutrition-claim is maatschappelijk relevant voor voedingsproducenten en de overheid. Wanneer blijkt dat consumenten eerder geneigd zijn gezonde producten te kopen wanneer deze een nutrition-claim bevat, kan de producent hierop inspelen tijdens de vormgeving van de verpakking. Tegelijkertijd is ook een omgekeerd effect mogelijk: wanneer blijkt dat consumenten eerder geneigd zijn om ongezonde producten te kopen wanneer deze een nutrition-claim bevat, wordt de overheid geadviseerd om de wetgeving aan te scherpen, zodat de volksgezondheid verbeterd kan worden. Er is weinig onderzoek gedaan naar de invloed van een nutrition-claim op zowel gezonde als ongezonde producten. Dit onderzoek bouwt voort op eerder onderzoek (Choi en Springston, 2014) en vergelijkt de verschillende producttypes met elkaar. Tevens is er weinig onderzoek verricht naar het voorspellen van gedrag aan de hand van de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991). De bevindingen van dit onderzoek 4

kunnen bijdragen aan de wetenschappelijke kennis over cognitieve processen, het consumentengedrag en persuasieve theorieën en methodes. Mate van betrokkenheid Producttype (gezond/ongezond Nutrition-claim (wel/geen) Gezondheidsperceptie Cognitieve en affectieve reacties Productattitude Koopintentie Figuur 1: conceptueel model 5

1.2 Theoretisch kader In deze paragraaf worden de verschillende concepten toegelicht en worden hypotheses opgesteld op basis van eerder onderzoek. De bevindingen uit eerder onderzoeken worden beschreven in het licht van de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991). Volgens deze theorie is de gedragsintentie van de consument een voorspeller van het gedrag. Deze intentie kan verklaard worden door drie factoren: attitude, subjectieve normen en perceived behavorial control. Er wordt onderzocht hoe de productattitude van een consument wordt gevormd en wat dit betekent voor de koopintentie. Om deze reden worden de sociale normen en perceived behavorial control buiten beschouwing gelaten. 1.2.1 Gezondheidsperceptie, productattitude en koopintentie In dit onderzoek wordt getoetst wat de invloed is van een nutrition-claim op de cognitieve en affectieve reacties van een consument. De individuele effecten worden belicht, maar ook wordt onderzocht hoe consumentengedrag tot stand komt. De gezondheidsperceptie is een overtuiging die de consument vormt over de gezondheidswaarde van een product (Grunert & Wills, 2007). Deze overtuiging vormt de productattitude van een consument: een positieve of negatieve houding jegens het product. De koopintentie is de waarschijnlijkheid dat een consument een product zal kopen en wordt bepaald door de productattitude (Azjen, 1991). Gezondheidsperceptie. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de aanwezigheid van een nutrition-claim een positieve invloed heeft op de gezondheidsperceptie van de consument (Choi & Springston, 2014; Labiner-Wolfe, Lin, & Verrill, 2010; Orquin & Scholderer, 2015, Zank & Kemp, 2012). Dit effect kan verklaard worden door het health halo-effect (Chandon & Wansink, 2007). Dit houdt in dat de consument, door de aanwezigheid van informatie over voedingsstoffen en voedingswaarden in een product, verwacht dat het product gezond is. De gezondheidsperceptie die een consument heeft over een product wordt versterkt door de nutrition-claim. Hieruit kan de volgende hypothese worden opgesteld: H1: Indien een voedingsproduct (gezond of ongezond) een nutrition-claim bevat, leidt dit tot een sterkere invloed op gezondheidsperceptie dan wanneer er geen nutrition-claim aanwezig is. 6

Productattitude. In eerder onderzoek is er weinig aandacht besteed aan de invloed van een nutritionclaim op de productattitude. Naar vermoeden hebben veel onderzoekers deze variabele niet meegenomen omdat het concept dichtbij gezondheidsperceptie ligt. Het is waarschijnlijk dat een consument een positievere productattitude heeft wanneer het product gezond is dan wanneer het ongezond is. Dit is ook gebleken uit het onderzoek van Choi en Springston (2014). De overtuiging dat het consumeren van een product bijdraagt aan een gezonder leven, vormt de productattitude van een consument. Vanuit deze bevinding wordt de volgende hypothese opgesteld: H2: Indien een voedingsproduct (gezond of ongezond) een nutrition-claim bevat, leidt dit tot een positievere productattitude dan wanneer er geen nutrition-claim aanwezig is. Koopintentie. De aanwezigheid van een nutrition-claim op een product heeft een positieve invloed op de koopintentie van een consument (Asscheman-Witzel & Hamm, 2010; Keller et al., 1997; Kemp, Burton, Creyer, & Suer, 2007; Krystallis & Chrysochou, 2010). Dit is te verklaren vanuit het health-halo effect (Chandon & Wansink, 2007): de consument verwacht dat het product gezond is doordat het informatie bevat over de voedingsstoffen en voedingswaarden. Een gevolg van de verhoogde koopintentie is dat de consumptie stijgt. In het onderzoek van Wansink en Chandon (2006) is gevonden dat, wanneer een ongezond product een nutrition-claim bevat, de consumptie met vijftig procent toeneemt. Het health halo-effect verklaart de geobserveerde positieve invloed. Dit leidt tot de volgende hypothese: H3: Indien een product (gezond of ongezond) een nutrition-claim bevat, leidt dit tot een sterkere invloed op koopintentie dan wanneer een product geen nutrition-claim bevat. 1.2.2 Een gezond of ongezond product Het is waarschijnlijk dat een consument op een andere manier wordt beïnvloed wanneer een gezond of een ongezond product een nutrition-claim bevat. Om specifiekere uitspraken te kunnen doen over de invloed van een nutrition-claim, worden de effecten voor zowel gezonde als ongezonde producten onderzocht. In deze paragraaf worden er, op basis van eerder onderzoek, hypotheses opgesteld voor de verschillende producttypes. 7

Gezondheidsperceptie en productattitude. Eerdere onderzoeken toonden aan dat een nutrition-claim leidt tot een positief effect op gezondheidsperceptie (Choi & Springston, 2014; Labiner-Wolfe, Lin, & Verrill, 2010; Zank en Kemp,2012) en productattitude (Choi & Springston, 2014). Choi en Springston (2014) hebben zowel de effecten van een nutrition-claim op ongezonde als gezonde producten onderzocht. Het is gebleken dat wanneer een gezond product een nutrition-claim heeft, dit leidt tot een sterkere invloed op zowel de gezondheidsperceptie als de productattitude dan wanneer een ongezond product een nutrition-claim bevat. Dit effect is mogelijk te verklaren doordat consumenten al de verwachting hebben dat gezonde producten bijdragen aan een gezond leven (Raghunathan, Naylor, & Hoyer, 2006) en daarom hoger scoren op gezonde producten. Op basis van deze bevindingen, worden de volgende hypotheses opgesteld: H4: Indien een gezond voedingsproduct een nutrition-claim bevat, leidt dit tot een sterkere invloed op gezondheidsperceptie dan wanneer een ongezond product een nutrition-claim bevat. H5: Indien een gezond voedingsproduct een nutrition-claim bevat, leidt dit tot een sterkere invloed op productattitude dan wanneer een ongezond product een nutrition-claim bevat. Koopintentie. Er is een positief effect gebleken van een nutrition-claim op de koopintentie voor zowel gezonde producten (Asscheman-Witzel & Hamm, 2010; Krystallis & Chrysochou, 2010) als ongezonde producten (Keller et al., 1997; Kemp, Burton, Creyer, & Suer, 2007). Desalniettemin is in het onderzoek van Orquin en Scholderer (2015), waarbij consumenten zowel gezonde als ongezonde producten zagen, een negatief effect gevonden voor koopintentie onder gezonde producten met nutrition-claim. Een mogelijke verklaring voor dit effect kan het health-pleasure trade-off-effect zijn (Lähteenmaki et al., 2010; Raghunathan, Naylor, & Hoyer, 2006). Dit betekent dat consumenten gezonde producten als minder smaakvol ervaren dan ongezonde producten, en daarom toch geneigd zijn om ongezonde producten te kiezen. Gebaseerd op deze theorie wordt de volgende hypothese opgesteld: H6: Indien een ongezond product een nutrition-claim bevat, leidt dit tot een sterkere invloed op koopintentie dan wanneer een gezond product een nutrition-claim bevat. 8

1.2.3 De mate van betrokkenheid bij gezonde voeding Omdat er verschil kan zijn in de interesse in en kennis over gezonde voeding onder de consumenten, moet er rekening worden gehouden met de mate van betrokkenheid. Uit onderzoek van Moorman (1990) bleek dat de betrokkenheid van consumenten bij gezonde voeding invloed heeft op hoe consumenten uiteindelijk de informatie rondom voedingswaarden verwerken. Deze betrokkenheid wordt gevormd door de interesse van een consument in gezonde voeding. De betrokkenheid kan invloed uitoefenen op de causale relatie tussen de onafhankelijke variabele nutrition-claim en de afhankelijke variabelen gezondheidsperceptie, de productattitude en de koopintentie van een consument. Elaboration Likelihood Model. Aan de basis van deze gedachte ligt het Elaboration Likelihood Model (ELM) (Petty & Cacioppo, 1986). Wanneer een consument betrokken is, wordt er meer en beter nagedacht over de voedingsstoffen en voedingswaarden van een product. Wanneer iemand vooraf geïnteresseerd is in gezonde voedingsproducten, is de kans groter dat de consument kijkt naar de centrale argumenten van de nutrition-claim. Dit betekent dat de betrokken consument de inhoud van de nutrition-claim kritisch bestudeert. De consumenten die de centrale argumenten van een boodschap bestuderen, hebben vaak een sterkere en stabielere productattitude dan consumenten die op de perifere argumenten letten. Consumenten die eerder worden overtuigd door een perifere cue, zijn in mindere mate betrokken bij gezonde voeding. Deze groep doet naar waarschijnlijkheid minder moeite om de nutrition-claim te begrijpen dan consumenten die meer betrokken zijn. De minder betrokken consumenten zullen dus eerder worden beïnvloed door de aanwezigheid van een nutrition-claim omdat zij minder kritisch zijn en scoren hoger op gezondheidsperceptie, productattitude en koopintentie. Gezondheidsperceptie en productattitude. Keller et al. (1997) hebben een negatief effect gevonden voor de betrokkenheid op gezondheidsperceptie en productattitude onder consumenten die in hoge mate betrokken waren. De consumenten die in hoge mate betrokken waren, hebben meer kennis over voeding en stellen vermoedelijk meer vraagtekens bij de nutrition-claim. Op basis van het ELM en eerdere bevindingen is de volgende hypothese opgesteld: 9

H7: De aanwezigheid van een nutrition-claim op een product (gezond of ongezond) heeft een sterkere invloed op de gezondheidsperceptie onder consumenten die in lage mate betrokken zijn bij gezonde voeding dan onder consumenten die in hoge mate betrokken zijn bij gezonde voeding. H8: De aanwezigheid van een nutrition-claim op een product (gezond of ongezond) heeft een sterkere invloed op de productattitude onder consumenten die in lage mate betrokken zijn bij gezonde voeding dan op de productattitude van consumenten die in hoge mate betrokken zijn bij gezonde voeding. Koopintentie. Er is een positief effect gevonden voor consumenten met een lage mate van betrokkenheid op de koopintentie (Kemp, Burton, Creyer, & Suer, 2007; Keller et al., 1997). Dit betekent dat de consumenten met een lage mate van betrokkenheid hoger scoren op koopintentie dan consumenten met een hoge mate van betrokkenheid. Op basis van het ELM en eerdere bevindingen is de volgende hypothese opgesteld: H9: De aanwezigheid van een nutrition-claim op een product (gezond of ongezond) heeft een sterkere invloed op de koopintentie van consumenten die in lage mate betrokken zijn bij gezonde voeding dan op de koopintentie van consumenten die in hoge mate betrokken zijn bij gezonde voeding. 1.2.4 Theorie van gepland gedrag Er wordt onderzocht wat de invloed van een nutrition-claim op de gezondheidsperceptie, de productattitude en de koopintentie van een consument. Volgens de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991) voorspelt de gedragsintentie het daadwerkelijke gedrag. De gedragsintentie wordt bepaald door de attitude en deze wordt gevormd door de overtuiging van een consument. De mate waarin een consument een product als gezond beoordeelt, is van invloed op de productattitude. De productattitude bepaalt de koopintentie van een consument. Vanuit de theorie van gepland gedrag wordt de volgende hypothese opgesteld: H10: De productattitude medieert de invloed van de gezondheidsperceptie op de koopintentie van de consument om het product te kopen. 10

Hoofdstuk 2: Methode 2.1 Design In dit experiment wordt gebruik gemaakt van een 2x2 factorieel design met als tussen-participanten factoren nutrition-claim (wel versus geen) en producttype (gezond of ongezond). Er wordt gemeten of de aanwezigheid van een nutrition-claim op een product (gezond of ongezond) invloed heeft op de gezondheidsperceptie, de productattitude en de koopintentie van de consument. Tevens wordt gemeten wat de invloed is van het type product waarop een nutrition-claim aanwezig is, en wat de invloed is van de mate van betrokkenheid van de consument. Tot slot wordt gemeten of productattitude de mogelijke invloed van gezondheidsperceptie op koopintentie verklaart. Er is gekozen om data te verzamelen middels een experiment met een online vragenlijst. Er is gekozen voor een experiment omdat dit een geschikte methode is om causale verbanden te kunnen meten (Boeije, t Hart, & Hox, 2009). Tevens is er veel controle over de onafhankelijke variabele nutrition-claim en kunnen hierdoor verschillende condities met een andere blootstelling geconfronteerd worden. De data is verzameld middels een online vragenlijst. Dit is een geschikte manier om op goedkope wijze veel deelnemers te bereiken. Een ander voordeel is dat er weinig sociaal wenselijke antwoorden worden gegeven doordat de vragenlijst anoniem en in een eigen omgeving wordt ingevuld. Een risico van een online vragenlijst is dat de proefpersoon eerder afhaakt en vertekening kan optreden wanneer de proefpersoon onvoldoende aandacht heeft tijdens het invullen. Gezond product Ongezond product Nutrition-claim aanwezig Conditie 1 (N = 36) Conditie 2 (N = 35) Nutrition-claim afwezig Conditie 3 (N = 32) Conditie 4 (N = 35) Figuur 2: Experimenteel design 11

2.2 Steekproef Dit onderzoek werd gehouden onder Nederlandse consumenten ouder dan 18 jaar. Aan dit onderzoek hebben 138 proefpersonen deelgenomen, waarvan 98 vrouwen. De proefpersonen waren tussen de 18 en 64 jaar oud (M = 26,06, SD = 9,25). Er zijn twee proefpersonen uitgesloten omdat zij jonger waren dan 18 jaar. De proefpersonen zijn random toebedeeld in één van de vier condities en er is een minimum gesteld van 30 proefpersonen per conditie om de externe validiteit van het onderzoek te verbeteren. Er is gebruik gemaakt van een convenience sample, een effectieve methode om binnen korte tijd veel participanten te bereiken (Boeije, t Hart, & Hox, 2009). Een deel van de proefpersonen is benaderd op het werk van de onderzoeker. Hen is gevraagd de online vragenlijst in te vullen op een laptop. Het andere deel van de deelnemers is benaderd via sociale media. Het onderzoek is gedeeld via Facebook en e-mail. 2.3 Procedure Voordat het onderzoek van start ging, is ethische toestemming aangevraagd bij de Universiteit van Amsterdam. Deze toestemming is verkregen. Voorafgaand aan het onderzoek is de proefpersoon geïnformeerd middels een informatieblad en een informed consent. Indien de proefpersoon akkoord ging met het informed consent, kon de proefpersoon deelnemen aan het onderzoek. Er is medegedeeld dat het een onderzoek was waarin werd gevraagd naar de mening van de proefpersoon over nieuwe producten van de Albert Heijn. Dit is onderdeel van de coverstory: een verhaal om de proefpersoon af te leiden van het daadwerkelijke doel van het onderzoek, namelijk het onderzoeken van de invloed van een nutrition-claim. Na het lezen werd de proefpersoon random ingedeeld in één van de vier condities. Na afloop van het onderzoek kreeg de proefpersoon een debriefing waarin verteld werd dat het onderzoek daadwerkelijk draaide om de nutrition-claim op het product. 2.4 Stimulusmateriaal en metingen De proefpersonen zijn onderverdeeld in vier condities, waarvan twee condities een gezond product zagen met wel of geen nutrition-claim en twee condities een ongezond product zagen met wel of geen nutrition-claim. Het stimulusmateriaal gebruikt in het onderzoek is vergelijkbaar met stimulusmateriaal uit eerder onderzoek (Choi en Springston, 2014). In plaats van een mueslireep werd er in dit onderzoek 12

een dadel- en notenreep als gezond product gebruikt en, net zoals in het onderzoek van Choi en Springston (2014), werden er chocoladekoekjes gebruikt als ongezond product. Door het ongezonde en gezonde product beide van het merk Albert Heijn te kiezen, is er minder kans dat de resultaten vertekend worden door merkvoorkeuren en zijn de verschillende condities beter met elkaar te vergelijken. Dit draagt bij aan de externe validiteit van het onderzoek. De producten hebben het label nieuw, dit is onderdeel van de coverstory. De proefpersonen zijn in de veronderstelling dat ze meedoen met een onderzoek over een nieuw product van de Albert Heijn. Dit wordt gedaan om de proefpersonen af te leiden van de aanwezigheid van een nutrition-claim en om de externe validiteit van het onderzoek te verhogen. De nutrition-claim aanwezig op de dadel- en notenreep luidt: Rijk aan vezels, een claim die een gezond ingrediënt benadrukt van het product. De nutrition-claim aanwezig op de chocoladekoekjes luidt: Bevat minder suiker, een claim die een reductie van een ongezond ingrediënt benadrukt. De proefpersoon beantwoordde, na het tonen van het stimulusmateriaal, vragen die de gezondheidsperceptie, de productattitude en de koopintentie meten. Vervolgens werden er vragen gesteld die de mate van betrokkenheid meten. Als laatst werd gevraagd naar algemene kenmerken, zoals leeftijd en geslacht. De afhankelijke variabelen zijn gemeten door verschillende vragen en zijn beantwoord op 7-punts bipolaire schalen. Gezondheidsperceptie is de overtuiging die de consument vormt over de gezondheidswaarde van een product (Grunert & Wills, 2007). Om dit te meten is de volgende vraag gesteld: Hoe gezond denk je dat dit product is? (erg ongezond/erg gezond). Productattitude wordt gemeten door drie items (Azjen, 1991): Ik vind het product (erg vies/lekker), (erg slecht/erg goed), (erg negatief/erg positief). Deze drie items vormen samen een redelijk betrouwbare eendimensionale schaal (Ev = 2,07; verklaarde variantie 69,15%; α = 0,77). De items vormen samen de schaal productattitude: des te hoger de schaalscore, des te positiever is de attitude jegens het product. Het gemiddelde van de drie items is gebruikt als maat voor productattitude (M = 4,24, SD = 1,07). 13

Koopintentie is de waarschijnlijkheid dat een consument het product zal kopen. Dit is gemeten door de volgende vraag: Ik ga dit product kopen (erg onwaarschijnlijk/erg waarschijnlijk). Betrokkenheid is de mate waarin een consument interesse in en kennis heeft over gezonde voeding. Er zijn drie items gebruikt om deze variabele te meten: Hoe belangrijk vind je het om gezond te leven? (erg onbelangrijk/ erg belangrijk), Hoeveel kennis heb je over voedingswaarden- en stoffen? (weinig kennis/veel kennis), Hoe belangrijk vind je het om te weten welke ingrediënten een product bevat voordat je het eet? (erg onbelangrijk/erg belangrijk). Deze drie items vormen samen een redelijk betrouwbare eendimensionale schaal (Ev = 1,95, verklaarde variantie 64,86%, α = 0,72). Des te hoger de schaalscore, des te hoger de mate van betrokkenheid bij gezonde voeding. Het gemiddelde van de drie items is gebruikt als maat voor de mate van betrokkenheid (M = 5,10, SD = 1,04). Deze variabele is gecodeerd in lage betrokkenheid en hoge betrokkenheid. De proefpersonen die een 5 of hoger scoorden op betrokkenheid werden ingedeeld in de groep hoge betrokkenheid (N = 93) en die lager scoorden dan een 5 in de groep lage betrokkenheid (N = 45). 2.5 Analyseplan De hoofdrelaties zijn apart getoetst met T-toetsen op twee gemiddelden (H1, H2 & H3). Dit is mogelijk wanneer de afhankelijke variabelen op intervalniveau zijn gemeten en er één onafhankelijke, dichotome variabele is. De verwachting was dat de aanwezigheid van een nutrition-claim leidde tot een hogere score op de afhankelijke variabelen. De samenhang van producttype (H4, H5 & H6) en de samenhang van betrokkenheid (H7, H8 & H9) met de invloed van een nutrition-claim is getoetst met tweewegs variantie-analyses. Hier is voor gekozen omdat de afhankelijke variabelen op intervalniveau zijn gemeten en de onafhankelijke variabelen nutrition-claim, mate van betrokkenheid en producttype op categorisch niveau zijn gemeten. Om te toetsen of attitude de invloed van gezondheidsperceptie op koopintentie verklaart, zijn er enkelvoudige en meervoudige regressie-analyses uitgevoerd en is Sobel s Z gemeten. De verwachting was dat productattitude het effect van gezondheidsperceptie op koopintentie verklaart. 14

Hoofdstuk 3: Resultaten 3.1 Randomisatiecheck Er is een Fisher s Exact Test uitgevoerd om te controleren of het geslacht in de verschillende condities varieert. Met deze toets kan bepaald worden of de steekproef van dit onderzoek representatief is voor de populatie. Er is gekozen voor een Fisher s Exact Test omdat nutrition-claim en geslacht beide op een dichotome schaal zijn gemeten. Er is geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen in de verschillende condities (p = 0,578). De nulhypothese dat de variantie in de groepen wat betreft geslacht even groot zijn, wordt aangenomen. Vervolgens is er een T-toets op twee gemiddelden uitgevoerd om te controleren of de leeftijden in de verschillende condities variëren. De Levene s Test blijkt niet significant (F = 0,03, p = 0,862). Leeftijd verschilt niet significant tussen de groep die een product mét nutrition-claim zag (M = 26,04, SD = 9,50) en de groep die een product zonder nutrition-claim zag (M = 26,08, SD = 9,88), t(136) = 0,02, p = 0,984, 95 % CI [-3,23, 3,30]. Dit betekent dat zowel geslacht als leeftijd gelijk verdeeld is in de condities en dat er niet gecontroleerd hoeft te worden voor deze variabelen. 3.2 Hoofdanalyses H1, H2 en H3 zijn getoetst door een T-toets op twee gemiddelden uit te voeren met onafhankelijke variabele nutrition-claim en voor H1 afhankelijke variabele gezondheidsperceptie, voor H2 afhankelijke variabele productattitude en voor H3 afhankelijke variabele koopintentie. H1. Uit de Levene s Test blijkt dat er kan worden uitgegaan van gelijke populatievarianties, F = 1,90, p = 0,170. Er is geen verschil in gemiddelden van gezondheidsperceptie gemeten tussen proefpersonen die het product met nutrition-claim hebben gezien (M = 3,17, SD = 1,68) en proefpersonen die het product zonder nutrition-claim hebben gezien (M = 2,94, SD = 1,57), t (136) = -0,83, p = 0,410, 95% CI = [-0,77, 0,32]. Dit betekent dat H1 wordt verworpen. De blootstelling aan een product met nutrition-claim leidt niet tot een sterkere invloed op de gezondheidsperceptie van een consument dan een product zonder nutrition-claim. H2. Uit de Levene s Test blijkt dat er kan worden uitgegaan van gelijke populatievarianties, F = 0,20, p = 0,657. Er is geen verschil in gemiddelden van productattitude gemeten tussen proefpersonen die het 15

product met nutrition-claim hebben gezien (M = 4,24, SD = 1,04) en proefpersonen die het product zonder nutrition-claim hebben gezien (M = 4,23, SD = 1,12), t (136) = -0,08, p = 0,934, 95% CI = [-0,38, 0,35]. Dit betekent dat H2 wordt verworpen. De blootstelling aan een product met nutrition-claim leidt niet tot een positievere productattitude van een consument dan een product zonder nutrition-claim. H3. Uit de Levene s Test blijkt dat er kan worden uitgegaan van gelijke populatievarianties, F = 0,31, p = 0,576. Er is geen verschil in gemiddelden van koopintentie tussen proefpersonen die het product met nutrition-claim hebben gezien (M = 2,89, SD = 1,61) en proefpersonen die het product zonder nutritionclaim hebben gezien (M = 3,21, SD = 1,74), t (136) = 1,13, p = 0,261, 95% CI = [-0,24, 0,88]. Dit betekent dat H3 wordt verworpen. De blootstelling aan een product met nutrition-claim leidt niet tot een sterkere invloed op de koopintentie van een consument dan een product zonder nutrition-claim. 3.3 Moderatie-effect: Producttype H4, H5 en H6 zijn getoetst door een tweewegs variantieanalyse uit te voeren om de invloed van producttype op de causale relatie van de onafhankelijke variabele nutrition-claim op de afhankelijke variabelen gezondheidsperceptie, productattitude en koopintentie te toetsen. H4. De assumptie van gelijke varianties in de populatie is geschonden volgens de Levene s Test, F (3, 143) = 9,24, p < 0,001. Dit betekent dat we niet mogen uitgaan van gelijke populatievarianties en de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden. Er is een significant, groot effect van het type product dat de proefpersonen beoordeeld hebben op de gezondheidsperceptie van het product. F (1, 134) = 251,45, p = < 0,001, η 2 = 0,65. Proefpersonen scoren minder hoog op gezondheidsperceptie bij de blootstelling aan het ongezonde product (M = 1,77, SD = 0,12) dan bij blootstelling aan het gezonde product (M= 4,37, SD = 0,12). Er is geen significant interactie-effect gevonden voor de invloed van een nutrition-claim op gezondheidsperceptie in samenhang met het producttype, F (1, 134) = 1,68, p = 0,197. H4 wordt verworpen. Dit betekent dat het producttype geen invloed uitoefent op het causale verband tussen nutrition-claim en gezondheidsperceptie. 16

H5. Uit de Levene s Test blijkt dat er kan worden uitgegaan van gelijke populatievarianties F (3, 134) = 0,46, p = 0,721. Er is geen significant effect gevonden voor de invloed van het type product op de productattitude van een consument, F (1,134) = 5,71, p = 0,018. Tevens blijkt het interactie-effect voor de invloed van een nutrition-claim op de productattitude in samenhang met het producttype niet significant F (1, 134) = 0,02, p = 0,884. H5 wordt niet aangenomen. Het type product oefent geen invloed uit op de causale relatie tussen een nutrition-claim en productattitude. H6. Levene s Test is niet significant, wat betekent dat de varianties in de groepen gelijk zijn F (3, 134) = 0,27, p = 0,847. Het effect van het type product op de koopintentie van een consument is niet significant, F (1,134) = 3,63, p = 0,059. Ook is er geen interactie-effect voor nutrition-claim en producttype gevonden, F (1, 134) = 0,49, p = 0,486. H6 wordt verworpen. De invloed van een nutritionclaim op de koopintentie van een consument hangt niet samen met het producttype. 3.4 Moderatie-effect: Mate van betrokkenheid Er is een tweewegs variantieanalyse gebruikt om H7, H8 en H9 te toetsen. Er is getoetst of de mate van betrokkenheid bij gezonde voeding het effect van onafhankelijke variabele nutrition-claim op afhankelijke variabelen gezondheidsperceptie, productattitude en koopintentie modereert. H7. De varianties in de populatie zijn gelijk volgens de Levene s Test, F (3, 134) = 1,16, p = 0,327. Er is geen effect gevonden van de mate van betrokkenheid op de gezondheidsperceptie, F (1, 134) = 1,03, p = 0,313. Ook is er geen significant interactie-effect gevonden voor betrokkenheid en nutrition-claim, F (1, 134) = 0,04, p = 0,838. H8 wordt verworpen. De mate van betrokkenheid hangt niet samen met de invloed van een nutrition-claim op de gezondheidsperceptie. H8. De Levene s Test is niet significant, wat betekent dat de varianties in de groepen gelijk zijn, F (3, 134) = 0,84, p = 0,472. De mate van betrokkenheid van een consument heeft geen invloed op de productattitude, F (1, 134) = 2,32, p = 0,130. Ook is er geen significant interactie-effect gevonden voor de invloed van een nutrition-claim op de productattitude in samenhang met de betrokkenheid, F (1, 134) = 0,17, p = 0,679. H8 wordt verworpen. De mate van betrokkenheid hangt niet samen met de invloed van een nutrition-claim op de productattitude. 17

H9. De Levene s Test is niet significant, F (3, 134) = 0,10, p = 0,959. Dit betekent dat de varianties in de verschillende groepen gelijk zijn. De mate van betrokkenheid heeft geen invloed op de koopintentie om een product te kopen, F (1, 134) = 0,316, p = 0,575. Ook is het interactie-effect niet significant voor de mate van betrokkenheid en de aanwezigheid van een nutrition-claim, F (1, 134) = 0,85, p = 0,357. H9 wordt verworpen. Dit betekent dat de mate van betrokkenheid geen invloed heeft op het effect van een nutrition-claim op de koopintentie van een consument. 3.5 Mediatie-effect tussen de cognitieve en affectieve reacties Om te meten of de variabele productattitude de invloed van gezondheidsperceptie op koopintentie verklaart, zijn er verschillende regressie-analyses uitgevoerd. H10. Eerst is er een regressieanalyse uitgevoerd met onafhankelijke variabele gezondheidsperceptie en afhankelijke variabele koopintentie. Er blijkt een middelgroot, positief effect te zijn b* = 0,28, F, (1, 136) = 11,66, p = 0,001. Als de gezondheidsperceptie stijgt met 1, dan neemt de koopintentie toe met 0,29, t = 3,41, p = 0,001, 95% CI [0,12, 0,46]. Met gezondheidsperceptie kan ongeveer 7,9% procent in de verschillen van koopintentie voorspeld worden. De residuen wijzen op homoscedasticiteit: ze lijken normaal verdeeld te zijn. Dit betekent dat de variabele gezondheidsperceptie invloed heeft op de variabele koopintentie. Daarna is een regressieanalyse uitgevoerd met onafhankelijke variabele productattitude en afhankelijke variabele koopintentie. Er blijkt een significant, positief en sterk effect, b* = 0,61, F (1, 136) = 81,97, p = < 0,001. Als de productattitude toeneemt met 1, dan stijgt de koopintentie met 0,96, t = 9,05, p = < 0,001, 95% CI [0,75, 1,17]. Productattitude verklaart 37% van de variantie in de proporties. Hieruit blijkt dat de variabele productattitude invloed heeft op de variabele koopintentie. Vervolgens is er een regressie-analyse uitgevoerd met als onafhankelijke variabele gezondheidsperceptie en afhankelijke variabele productattitude. Er blijkt een significant positief, redelijk effect van productattitude op koopintentie, b* = 0,35, F (1, 136) = 18,73, p = < 0,001. Als de gezondheidsperceptie stijgt met 1, dan neemt de productattitude toe met 0,23, t = 4,33, p = < 0,001, 18

95% CI [0,13, 0,34]. Gezondheidsperceptie verklaart 12% van de variantie in productattitude. Dit betekent dat de variabele productattitude invloed heeft op de variabele productattitude. Om vast te kunnen stellen of de relatie tussen gezondheidsperceptie en koopintentie medieert, wordt een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd met onafhankelijke variabelen productattitude en gezondheidsperceptie en afhankelijke variabele koopintentie. Er is een significant effect gevonden, F (2, 1350) = 41,59, p < 0,001. Wanneer er wordt gecontroleerd voor productattitude is er geen significant effect gevonden voor gezondheidsperceptie, t = 1,07, p = 0,289, 95% CI [-0,7, 0,23]. Wel is er een significant sterk effect voor productattitude gevonden, b* = 0,59. t = 8,12, p = < 0,001, 95% CI [0,69, 1,14]. Beide variabelen verklaren 38% van de variantie in koopintentie. Doordat de invloed van gezondheidsperceptie in losse analyses significant is, maar wanneer er wordt gecontroleerd voor productattitude niet meer, blijkt dat productattitude de relatie tussen gezondheidsperceptie en koopintentie medieert: er vindt volledige mediatie plaats. Deze hypothese wordt getoetst door Sobel s Z. Uit de analyse blijkt dat de hypothese significant is (Sobel s Z = < 0,001). H10 wordt aangenomen: productattitude medieert de relatie tussen gezondheidsperceptie en koopintentie. Dit betekent dat de gezondheidsperceptie van een consument bepalend is voor de productattitude en deze invloed heeft op de koopintentie van een consument. Hoofdstuk 4: Conclusie en discussie Conclusie. Het doel van deze studie is om te bepalen of een nutrition-claim invloed heeft op de cognitieve en affectieve reacties van de consument, en in welke mate dit effect samenhangt met het producttype en de betrokkenheid van de consument. De cognitieve en affectieve reacties die worden gemeten zijn gezondheidsperceptie, productattitude en koopintentie van de consument. Tevens is onderzocht of productattitude een mediatie-effect heeft op de invloed van gezondheidsperceptie op koopintentie, zoals wordt gesteld in de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991). De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Wat is de invloed van een nutrition-claim op de cognitieve en affectieve reacties van een consument en in welke mate bepalen de betrokkenheid en het producttype deze invloed? 19

Uit de resultaten blijkt dat er geen causaal verband bestaat tussen een nutrition-claim en de cognitieve en affectieve reacties van een consument, ook wordt deze niet beïnvloed door de mate van betrokkenheid. Het is gebleken dat de deelnemers ongezonde producten als minder gezond beoordelen dan gezonde producten, ongeacht de aanwezigheid van een nutrition-claim. Het producttype heeft geen verdere invloed op het causale verband tussen een nutrition-claim en de cognitieve en affectieve reacties. Er is een significant mediatie-effect gevonden waarin productattitude de invloed van gezondheidsperceptie op koopintentie verklaart. Dit is in lijn met de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991), een model dat gedrag voorspelt op basis van de overtuigingen, de attitude en intentie. De consument heeft de overtuiging dat een product wel of niet gezond is, dit beïnvloedt de productattitude en deze bepaalt de mate van koopintentie. De theorie van gepland gedrag wordt bevestigd. Discussie. De resultaten van dit onderzoek verschillen met eerdere onderzoeken waar een effect van een nutrition-claim op de gezondheidsperceptie, productattitude en koopintentie is gevonden (Choi & Springston, 2014; Labiner-Wolfe, Lin, & Verrill, 2010; Orquin & Scholderer, 2015, Zank & Kemp, 2012). In dit onderzoek is geen significant effect gevonden. Ook blijkt er geen invloed te zijn van de mate van betrokkenheid op het causale verband tussen nutrition-claim en de cognitieve en affectieve reacties. Uit eerder onderzoek blijkt dat een consument met een lage mate van betrokkenheid eerder wordt beïnvloed door de nutrition-claim dan iemand die in hogere mate betrokken is bij gezonde voeding (Keller et al., 1997, Kozup, Creyer, & Burton, 2003). Dit onderzoek kent enkele beperkingen die het verschil in resultaten ten opzichte van eerdere studies kunnen verklaren. Er is geen rekening gehouden met de geloofwaardigheid van de nutrition-claim. Het is mogelijk dat de consument kritisch is met betrekking tot de inhoud van een nutrition-claim, vooral als deze zich op een ongezond product bevindt. Doordat de consument mogelijk niet gelooft in de boodschap van de nutrition-claim, zal de nutrition-claim niet zijn beoogde effect hebben. Een andere verklaring voor het ontbreken van significante hoofdeffecten is dat er geen rekening is gehouden met de gezondheidstoestand van de consument. Wanneer iemand minder gezond is, wordt de nutrition-claim relevanter en dit kan de productattitude beïnvloeden (van Kleef, van Trijp, & Luning, 2005). Voor vervolgonderzoek is het interessant rekening te houden met de persoonlijke relevantie van de consument. Een andere kritische noot is dat er geen manipulatiecheck is uitgevoerd. Er kan dus niet 20

worden gecontroleerd of de deelnemer de vragenlijst aandachtig heeft ingevuld en de nutrition-claim is opgevallen. De metingen van alle deelnemers aan het onderzoek zijn gebruikt om de data te analyseren. Toch is de waarschijnlijkheid groot dat de deelnemers over het algemeen de tijd hebben genomen om de vragenlijst in te vullen, zo blijkt uit het significante mediatie-effect. Het voordeel van dataverzameling via een online vragenlijst is tevens dat de waarschijnlijkheid klein is dat de deelnemer sociaal wenselijke antwoorden heeft gegeven. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid en de generaliseerbaarheid van het onderzoek. Een ander pluspunt van dit onderzoek is dat de blootgestelde producten beide van het merk Albert Heijn zijn en daadwerkelijk in de schappen liggen. Door deze producten te gebruiken, zijn de verschillende metingen beter met elkaar te vergelijken wat bijdraagt aan de externe validiteit. Vervolgonderzoek. Het is belangrijk meer kennis en inzicht te verkrijgen over de invloed van nutritionclaims. Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden om de geloofwaardigheid en de persoonlijke relevantie met betrekking tot gezonde voeding te meten. Er is weinig onderzoek uitgevoerd naar het verschil in het effect van een nutrition-claim op een gezond of een ongezond product. Het wordt aangeraden deze producten met elkaar te vergelijken, zodat er specifiekere uitspraken gedaan kunnen worden. Tot slot is het van belang om meer deelnemers te werven dan het minimum van dertig proefpersonen per conditie. Het gebruiken van grotere condities zal bijdragen aan de validiteit van het onderzoek. Implicaties. Dit onderzoek impliceert praktische maatregelen voor marketeers en de overheid. Ondanks de niet-significante hoofdeffecten is er meer kennis verkregen over de invloed van nutrition-claims. Het is gebleken dat de koopintentie wordt bepaald door de productattitude en de gezondheidsperceptie. Hieruit blijkt dat consumenten op een bepaalde manier worden gemanipuleerd en dat de invloed van een nutrition-claim verder onderzocht moet worden. Het is voor marketeers relevant om inzicht te krijgen over de effecten van een nutrition-claim op het gedrag van de consument, om gerichter doelgroepen te bereiken. Ook de overheid zal de ontwikkelingen rondom de kennis over de invloed van een nutrition-claim nauwlettend in de gaten moeten houden. Wanneer blijkt dat een nutrition-claim leidt tot ongezonder eten en misleiding van consumenten (Bech-Larse & Scholderer, 2007) zal de wetgeving rondom de nutrition-claims moeten worden aangescherpt om de volksgezondheid te verbeteren en het aantal chronische ziektes in Nederland te verminderen. 21

Er zijn geen significante effecten gevonden voor de invloed van een nutrition-claim op de cognitieve en affectieve reacties van een consument. Het is gebleken dat de gedragsintentie bepaald wordt door de productattitude en de gezondheidsperceptie van een consument. Dit onderzoek geeft meer inzicht in de totstandkoming van gedrag en bevestigt de theorie van gepland gedrag (Azjen, 1991). Het is duidelijk dat gedragsintentie wordt gevormd door gezondheidsperceptie en dat productattitude deze invloed medieert, maar welke rol speelt de nutrition-claim binnen dit proces? 22

Bijlagen Literatuurlijst Bech-Larsen, T., & Scholderer, J. (2007). Functional foods in Europe: Consumer research, market experiences and regulatory aspects, Trends in Food Science and Technology, 18, 231-234. doi: 10.1016/j.tifs.2006.12.006 Boeije, H., t Hart, H. & Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom Onderwijs. Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Gezondheidsmonitor 2012. Geraadpleegd op https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2013/37/uitkomsten-gezondheidsmonitor-2012 Chandon, P., & Wansink, B. (2007). The biasing health halos of fast-food restaurant health claims: Lower calorie estimates and higher side-dish consumption intentions, Journal of Consumer Research, 34(3), 301-312. doi: 10.1086/519499 Choi, H., & Springston, K. (2014). How to use health and nutrition-related claims correctly on food advertising: A comparison of benefit-seeking, risk-avoidance, and taste appeal in different food categories, Journal of Health Communication 19(9), 1047-1063. doi: 10.1080/10810730.2013.872723 Dutta-Bergman, J. (2005). Theory and practice in health communication campaigns: A critical interrogation, Health Communication, 18(2), 103-122. doi: 10.1207/s15327027hc1802_1 Grunert, K., & Wills, J. (2007). A review of European research on consumer response to nutrition information food labels, Journal of Public Health, 15(5), 385-339. doi: 10.1007/s10389-007-0101-9 23

Grunert, K., Wills, J., & Fernández-Celemín, L. (2010). Nutrition knowledge, and use and understanding of nutrition information on food labels among consumers in the UK, Appetite, 55(2), 177-189. doi: 0.1016/j.appet.2010.05.045 Guthrie, J., Fox, J., Cleveland, L., & Welsh, S. (1995). Who uses nutrition labelling and what effects does label use have on diet quality, Journal of Nutrition Education, 17, 163-172. doi: 10.1016/S0022-3182(12)80422-5 Heimbach, J. (1987). Risk avoidance in consumer approaches to diet and health, Journal of Clinical Nutrition, 6(4), 159-162. doi: 10.1080/10810730.2013.872723 Keller, S., Landry, M., Olson, J., Velliquette, A., Burton, S., & Andrews, J. (1997). The effects of nutrition package claims, nutrition facts panels, and motivation to process nutrition information on consumer product evaluations, Journal of Public Policy & Marketing, 16(2), 256-269. Verkregen via http://www.jstor.org.proxy.uba.uva.nl:2048/stable/30000449 Kemp, E., Burton, S., Creyer, E., & Suer, T. (2007). When do nutrient content and nutrient content claims matter? Assessing consumer tradeoffs between carbohydrates and fat, Journal of Consumer Affairs, 41(1), 47-73. doi: 0.1111/j.1745-6606.2006.00068.x van Kleef, E., van Trijp, H-C., & Luning, P. (2005). Functional foods: Health claim-food product compatibility and the impact of health framing on consumer evaluation, Appetite, 44(3), 299-308. doi: 10.1016/j.appet.2005.01.009 24

Kozup, J., Creyer, E., & Burton, S. (2003). Making healthful food choices: The influence of health claims and nutrition information on consumers evaluation of packaged food products and restaurant menu items, Journal of Marketing, 67(2), 19-34. doi: 10.1509/jmkg.67.2.19.18608 Kromhout, D., Menotti, A., Kesteloot, H., & Sans, S. (2002). Prevention of coronary heart disease by diet and lifestyle. Evidence from prospective cross-cultural, cohort and intervention studies, Circulation, 105, 893-898. doi: 10.1161/hc0702.103728 Krystallis, A., & Chrysochou, P. (2010). Health claims as communication tools that enhance brand loyalty: The case of low-fat claims within the dairy food category, 17(3), 213-228. doi: 10.1080/13527260903432836 Labiner-Wolfe, J., Lin, C., & Verrill, L. (2010). Effect of low-carbohydrate claims on consumer perceptions about food products healthfulness and helpfulness for weight management, Journal of Nutrition Education and Behavior, 42(5), 315-320. doi: 10.1016/j.jneb.2009.08.002 Lähteenmaki, L., Lampila, P., Grunert, K., Boztug, Y., Ueland, O., Aström, A., & Martinsdóttir, E. (2010). Impact of health-related claims on the perception of other product attributes, Food Policy, 35, 230-239. doi: 10.1016/j.foodpol.2009.12.00 Leathwood, P., Richardson, D., Strater, P., Todd, P., & Van Trijp, H. (2007). Consumer understanding of nutrition and health claims: sources of evidences, British Journal of Nutrition, 98, 1058-1069. doi: 10.1017/S000711450778697X Moorman, C. (1990). The effects of stimulus and consumer characteristics on the utilization of nutrition information, Journal of Consumer Research, 17, 362-74. doi: 10.1.1.431.7288 25

Nicklas, A., Baranowski, T., Cullen, K., & Berenson, G. (2002). Eating patterns, dietary quality and obesity, Journal of the American College of Nutrition, 20(6), 599-608. doi: 10.1080/07315724.2001.10719064 Orquin, J., & Scholderer, J. (2015). Consumer judgments of explicit and implied health claims on foods: Misguided but not misled, Food Policy, 51, 144-157. doi: 10.1016/j.foodpol.2015.01.001 Petty, R., & Cacioppo, J. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion, Advances in Experimental Social Psychology, 19, 123-205. doi: 10.1016/S0065-2601(08)60214-2 Raghunathan, R., Walker Naylor, R., & Hoyer, D. (2006). The unhealthy = tasty intuition and its effects on taste inferences, enjoyment, and choice of food products, Journal of Marketing, 70(4), 170-184. doi: 10.1509/jmkg.70.4.170 Turner, M., Skubisz, C., Patel Pandya, S., Austin, L. (2014). Predicting visual attention to nutrition information on food products: The influence of motivation and ability, Journal of Health Communication, 19(9), 1017-1029. doi: 10.1080/10810730.2013.864726 Van Trijp, H., & Van Der Lans (2007). Consumer perceptions of nutrition and health claims, Appetite, 48(3), 305-324. doi: 10.1016/j.appet.2006.09.011 Verbeke, W., Scholderer J., & Lähteenmaki, L. (2009). Consumer appeal of nutrition and health claims in three existing product concepts, Appetite, 52(3), 684-692. doi: 10.1016/j.appet.2009.03.007 26

Wansink, B., & Chandon, P. (2006). Can low-fat nutrition labels lead to obesity?, Journal of Marketing Research, 43(4), 605-617. doi: 10.1509/jmkr.43.4.605 Zank, G., & Kemp, E. (2012). Examining consumers perceptions of the health benefits of products with fiber claims, Journal of Consumer Affairs, 46(2), 333-344. doi: 10.1111/j.1745-6606.2011.01222.x Stimulusmateriaal Figuur 3: Gezond product zonder nutrition-claim Figuur 4: Gezond product met nutrition-claim 27

Figuur 5: Ongezond product zonder nutrition-claim Figuur 6: Ongezond product met nutrition-claim Vragenlijst Beste deelnemer, Hierbij wil ik je uitnodigen om deel te nemen aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Graduate School of Communication, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. In dit onderzoek zal je een product te zien krijgen die sinds kort op de markt is. Je wordt na het zien van het product gevraagd jouw mening te geven door enkele vragen te beantwoorden. Het onderzoek zal ongeveer 4 tot 7 minuten duren. De Graduate School of Communication garandeert dat, als deelnemer van dit onderzoek: - Je anonimiteit gewaarborgd wordt en uw persoonsgegevens nooit zonder toestemming aan derden worden verstrekt. 28