Woordenlijst Het oog in de storm



Vergelijkbare documenten
Propositie: inhoud van een uitspraak (In welke taal dan ook, de inhoud blijft hetzelfde).

Ter inleiding (tot een inleiding)

Eindexamen filosofie vwo I

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3 Kennen en Weten

GELOOF EN WETENSCHAP. Modellen over de relatie tussen geloof en (natuur)wetenschap in historisch perspectief.

Hoofdstuk 2. Kennis en geloof

Eindexamen filosofie vwo I

Woordenlijst Het oog in de storm

Geloven en redeneren. Religie en filosofie

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

Filosofie VWO 4 periode 1 Dikgedrukt: betekent dat dit woord in de woordenlijst staat

INLEIDING Plato's grot Filosofie en ideologie De hermeneutische cirkel DEEL 1. DE LOTGEVALLEN VAN DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT

INLEIDING Over verwondering, contingentie en denken-als-ordenen 13

filosofie vwo 2016-II

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3: Wat is kennis?

DENKBEER, DE MENSELIJKE NATUUR, 2015 KRITIEK VAN DE ZUIVERE REDE KANT

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Vraag Antwoord Scores

Eindexamen filosofie vwo I

Samenvatting Filosofie Hoofdstuk 3, Wat is kennis?

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

Geloven en redeneren. Samenvatting

Wijsgerige Antropologie

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 5

Niet-feitelijke waarheden (2)

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 De (on)werkelijkheid in Goodbye, Lenin!

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April Emanuel Rutten

Eindexamen filosofie vwo II

Eindexamen filosofie vwo II

Leren Filosoferen. Tweede avond

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 4

Proeftentamen deel Wetenschapsfilosofie proef_deel_Wetenschapsfilosofie.pdf

Geloven is vertrouwen. Ik geloof het wel. de waarheid omtrent iets of iemand aannemen. Over het

DUALISME. René Descartes ( )

Pijn Inleiding tot de filosofische benadering

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Het begrip natuur in techniek, filosofie en religie. Deel I: Van voormodern naar modern denken

Samenvatting Filosofie Berkely, Hume, Kant

Woordenlijst Het oog in de storm

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur?

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 2

HEGEL S LOGICA. door Mr Drs A.Börger

Inhoud. 1. Protagoras Gorgias Thrasymachus, Callicles en Hippias 13

Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006

Denkgereedschap 2.0 EEN P R A K T I S C H E M A N I E R VA N K R I T I S C H D E N K E N A L C E D O C O E N E N, S O LV E N TA

een nieuwe methodologie vier basisprincipes principe van de evidentie principe van de probleemanalyse principe van de ordening

Materie en geest. Grenzen aan het fysische wereldbeeld. Gerard Nienhuis. Universiteit Leiden. Workshop Conferentie SCF, 20 januari 2018

Wonderen, Werk & Geld

Eindexamen Filosofie havo I

Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts

Transcendentale vrijheid tegenover natuurlijke kausaliteit bij Immanuel Kant

Vragen stellen 2. Vragenspel

Wijsgerige antropologie:

Het lichaam-geest probleem

Samenvatting. Bijlage B

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Samenvatting Filosofie Emoties

INFORMATIE LIFELONG OVER PERSPECTIEVEN +31 (0)

Ludwig Wittgenstein ( ) Filosofie in de twintigste eeuw (part II)

Spinoza s Visie. Dag 1. Wie is Spinoza en wat is ware kennis?

Plato s De Sofist en een daarop geïnspireerd Godsargument

Opgave 3 De gewapende overval

Autonoom als vak De zelf

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

Pijn. Een filosofische benadering. Periode 4,

Boekverslag Overigetaal De wereld van Sofie door Jostein Gaarder

Opgave 2 Doen wat je denkt

Waarom bestaat God? Emanuel Rutten

Eindexamen filosofie havo I

pagina 2 van 5 Laten we maar weer eens een willekeurige groep voorwerpen nemen. Er bestaan bijvoorbeeld -- om maar iets te noemen -- allerlei verschil

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Intussen in de wereld van de robots

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Aristoteles. empirist

Wat is Reiki? De bijbel en Reiki zijn het er allebei over eens dat de mens bestaat uit een GEEST een ZIEL en een LICHAAM.

Cursus raakbaarheid als fundament van de haptonomie: De ontwikkeling van het begeleidingsmodel

Spinoza s Visie. Dag 2. Over God en de Natuur

Leren Filosoferen. Zesde avond

Vraag Antwoord Scores

Wist Socrates iets wat wij niet weten? Inleiding door Karel van Haaften van Socratisch café Zwolle

Gottlob Frege, Der Gedanke, 1918.

Oosterse filosofie. Over de denktradities in India en China

Wat is Keuzeloos Gewaarzijn ofwel Meditatie?

Wat is er mis met Ruttens modaal-epistemische argument? Victor Gijsbers

filosofie vwo 2015-II

Wist Socrates iets..?

Eindexamen Filosofie havo I

WIJ DENKEN OVER KENNIS EN WETENSCHAP. Verwerkingsboek. Philippe Boekstal DAMON. WD kennis wetenschap 2601.indd :16

Opgave 2 Politiek en emoties

Bezoeker: Het is een dagelijkse ervaring dat de wereld plotseling verschijnt als we wakker worden. Waar komt die vandaan?

Transcriptie:

Woordenlijst Het oog in de storm Hoofdstuk 2 a priori Latijn voor van tevoren. Concepten die in onze geest aanwezig zijn, voorafgaand aan onze ervaringen. aanschouwingsvormen (ruimte tijd) Term van Kant. De schema s van ruimte en tijd waarmee we onze waarnemingen ordenen. Omdat ze van tevoren in onze geest aanwezig zijn, zijn ze >> a priori. absoluut weten de toestand van volledig inzicht; wat de aard van de dingen betreft en de aard van degene die kent. Het is het einddoel van de ontwikkeling van de geest langs >>fenomenologische weg, zoals Hegel die beschrijft in zijn Fenomenologie van de geest. accident iets bijkomstigs, een toevallige eigenschap. Staat in de filosofie van Aristoteles als >>categorie tegenover >>ousia. adaequatio Latijn voor overeenstemming. Het begrip speelt een rol in de scholastieke definitie van >>tekenwaarheid, namelijk adaequatio rei et intellectus, overeenstemming van het verstand met het ding. Een uitspraak of gedachte is volgens deze definitie waar als de betekenis ervan overeenkomt met de werkelijkheid. afbeeldingstheorie theorie waarmee Wittgenstein in zijn Tractatus de betekenis van zinnen verklaarde: dat zinnen betekenis hebben, is te verklaren uit het verband tussen woorden en de dingen die door de woorden worden afgebeeld. Later verwierp Wittgenstein deze theorie. algemeen particulier concrete objecten of begrippen (deze stoel hier, de kleur rood van mijn jas) kun je beschouwen als afspiegelingen van een algemeen begrip (het begrip stoel, het begrip de kleur rood ). De concrete gevallen noem je particulier, het omvattende begrip noem je algemeen. Plato noemde deze algemene begrippen >>Ideeën, en beschouwde ze als werkelijk bestaand. algemene ontologie tak van de >>ontologie die zich bezighoudt met wat woorden als zijn en bestaan precies betekenen. allegorie een vergelijking in verhaalvorm, waarin je iets verheldert wat anders veel moeilijker uit te leggen zou zijn. Plato maakte vaak gebruik van allegorieën om zijn theorieën uit te leggen.

analytische filosofie filosofische stroming die filosofische problemen reduceert tot problemen in ons taalgebruik. De analytische filosofie streeft ernaar om deze problemen te verhelderen door een grondige analyse van de taal. De stroming onderging grote invloed van Ludwig Wittgenstein. anamnese mnèmè begrippen van Plato. Mnèmè is het gebruikelijke Oudgriekse woord voor herinnering, en slaat op de herinnering aan dingen die we tijdens ons leven hebben meegemaakt. De anamnese gaat verder terug: anamnese is het weer ophalen van latente kennis van de >>Ideeën. Dat mensen dingen als iets kunnen herkennen, duidt erop dat ze nog intuïtieve kennis van de >>Ideeën bezitten, die hun ziel vóór hun geboorte moet hebben opgedaan. Als we bijvoorbeeld een paard zien, herkennen we het als een paard, omdat we ons diep in onze geest nog de Idee paard herinneren, die onze ziek aanschouwd heeft voordat deze in een lichaam terechtkwam. animal rationale >>Inleiding apophansis Griekse term, die door Heidegger wordt gebruikt als hij het over het spreken heeft. De term betekent letterlijk het tonen, onthulling, en deze betekenis komt terug in Heideggers opvatting van het spreken: het spreken is in zijn ogen apophantisch, omdat het het zijnde zelf laat zien. In deze interpretatie van de term verwijdert hij zich doelbewust van de gangbare betekenis ervan in de logica, daar betekent het de manier waarop in het spreken een >>propositie wordt verwoord. apperceptie term die Kant gebruikt voor opname in het bewustzijn. Hij onderscheidt twee soorten: (1) zuivere apperceptie als het denken over denken onafhankelijk van zintuiglijke indrukken (een reflectie op het Ik denk dat alle voorstellingen moet begeleiden) en (2) empirische of oorspronkelijke apperceptie als het verwerken van zintuiglijke indrukken in het bewustzijn. archè >>Inleiding atomaire zin de atomaire zin is volgens Wittgenstein de eenvoudigste betekenisvolle een elementaire propositie (>>Redeneren en overtuigen), ook wel een atomaire zin genoemd. attribuut in de filosofie van Spinoza is dit datgene wat door het verstand opvat wordt als iets wat bij de >>substantie hoort. aufheben >>Hoofdstuk 6 bedeuten term van Heidegger waarmee hij bedoelt dat je als je verwijst naar iets ook een duiding of uitleg geeft aan datgene waar je naar verwijst. Het is dus een bredere opvatting

van het woord dan de gangbare vertaling als betekenen en impliceert een relatie tussen degene die duidt en datgene wat geduid wordt, een verhouding waarin de zijnden pas een relatie krijgen met het zijn. bedriegerargument argument uit een gedachte-experiment waarin Descartes de mogelijkheid oppert dat alle voorstellingen die we hebben van de werkelijkheid onjuist kunnen zijn, omdat het mogelijk is dat God ons misleidt. In dat geval zou ook alle kennis die voortkomt uit het waarheidscriterium >>claire et distincte onjuist zijn. Descartes verwerpt het argument echter, omdat volgens hem bedrog onverzoenbaar is met een perfecte god. begrip (Hegel) Hegel bedoelde met het woord begrip niet als een verzamelnaam voor het algemene in het afzonderlijke, maar als de werkelijkheid zelf zoals die zich aan ons voordoet als we begrijpen. betekenis >>Inleiding beweging de beweging (een begrip dat, ruimer opgevat, ook ontstaan of verandering kan betekenen) vormt het centrale probleem in de filosofie van Aristoteles. Hoe komt het dat dingen ontstaan, bewegen, worden zoals ze zijn? Het probleem ligt aan de grondslag van Aristoteles leer van de >>oorzaken. bewustzijnsfilosofie andere benaming voor >>subjectfilosofie binnen buiten termen uit de >>subjectfilosofie. Binnen staat voor het >>subject, de cartesiaanse >>res cogitans. Buiten staat voor het >>object van het kennende subject, de cartesiaanse >>res extensa. cartesiaanse twijfel methodische twijfel. Aanpak van Descartes waarmee hij door aan alles te twijfelen wilde onderzoeken of er ook iets is waarop de twijfel geen vat heeft. categorie Bij Aristoteles is een categorie een verzameling >>predicaten. Bij Kant zijn de categorieën grondbegrippen waarmee we onze waarnemingen ordenen, die ervoor zorgen dat we over onze waarnemingen kennisoordelen kunnen vellen. Kant onderscheidt o.a. de categorieën kwaliteit, kwantiteit, relatie en modaliteit. De categorieën gaan aan de waarneming vooraf (ze zijn >> a priori), maar komen na de >>aanschouwingsvormen. causa efficiens Latijn voor >>werkoorzaak causa finalis Latijn voor >>doeloorzaak causa formalis Latijn voor >>vormoorzaak causa materialis Latijn voor >>materiële oorzaak

causaliteit het feit dat bepaalde verschijnselen de oorzaak zijn van andere verschijnselen, die we de gevolgen noemen. claire et distincte Franse term van Descartes. Als criterium voor waarheid buiten het denkende subject (>>res cogitans) gebruikte Descartes de vraag of hij iets claire et distincte, dus helder en welonderscheiden, kon inzien. Wiskundige kennis, en alle kennis die eenzelfde zekerheid bieden als wiskundige kennis konden behoren tot de ware kennis, omdat ze claire et distincte zijn. copernicaanse wending de omwenteling die Kant teweegbracht in de kenleer. Tot aan de copernicaanse wending ging men ervan uit dat de menselijke kennis zich naar de dingen richt. Volgens Kant richten de dingen zich juist naar de menselijke kennis, die het waargenomene ordent aan de hand van >>aanschouwingsvormen, >>categorieën en het >> ik denk. De wending is genoemd naar Nicolaus Copernicus, de astronoom die ontdekte dat niet de zon en de planeten om de aarde draaien, zoals tot dan toe werd gedacht, maar dat de aarde en de planeten om de zon draaien. Dasein >>Hoofdstuk 8 dat-zijn het zijnde in zoverre dat het is (term van Aristoteles). dialectiek >>Hoofdstuk 6 Ding an sich Duitse term van Kant, het ding op zichzelf. Volgens Kant bestond er wel zoiets als waarheid die onafhankelijk is van onze waarnemingen, een waarheid op zichzelf, maar kunnen wij die als mens niet kennen. Al onze kennis is immers afkomstig van onze waarnemingen. Kennis over hoe de dingen op zichzelf, dus los van onze waarnemingen, zijn is daarom onmogelijk. dingwaarheid een waarheidsbegrip uit de scholastiek. Volgens de dingwaarheid is iets waar omdat het is wat het is. Een ding is waar door zijn relatie met de idee in de geest van de scheppende god. De dingwaarheid is datgene wat wij begrijpen als we de >>essentie van een zijnde begrijpen. doeloorzaak de belangrijkste van de vier >>oorzaken bij Aristoteles. De doeloorzaak is hetgeen omwille waarvan iets is, het doel waarmee iets tot stand komt. Een tafel heeft bijvoorbeeld als doel: eraan zitten om te eten, schrijven, enz., en dit is de doeloorzaak van de tafel.

dogmatische sluimer term van Kant, waarmee hij de toestand van zijn denken beschrijft voordat hij, aangespoord door het lezen van Humes Het menselijk inzicht, zijn denken zou veranderen. doorsnee-verstaan de wijze van verstaan waarvan alle vanzelfsprekende omgang met wat dan ook stilzwijgend uitgaat. Verstaan dat alledaags of gewoon is. doxa Grieks voor mening, schijn. Plato gebruikt de term voor de kennis die voortkomt uit het aanschouwen van de direct waarneembare wereld. Ware kennis, die voortkomt uit kennis van de Ideeën, noemde Plato >>epistèmè. dualisme >>hoofdstuk 8 metafysisch de opvatting dat de gehele werkelijkheid bestaat uit een waarneembare wereld, en een >>transcendente ideeënwereld. kentheoretisch de opvatting dat de zintuigen en de geest in twee verschillende werelden verkeren. antropologisch >>Hoofdstuk 8, dualisme. Duits idealisme filosofische stroming die in antwoord op Kant probeerden aan te tonen dat kennis van het >>Ding an sich, de werkelijkheid op zichzelf, toch mogelijk is. De belangrijkste onder hen was Hegel. dynamis energeia >>Hoofdstuk 8 eerste filosofie naam die Aristoteles gaf aan de >>metafysica, omdat ze, als filosofie van het zijnde zelf, aan de basis ligt van alle andere filosofische disciplines. ego cogito Latijn voor ik denk. Voluit luidt de zin: cogito ergo sum, Ik denk, dus ik besta. Volgens Descartes kon aan alle kennis worden getwijfeld, behalve aan dat er een ik is dat twijfelt, een ik dat denkt (>>twijfelexperiment). eidos Grieks voor uiterlijk, vorm, gestalte. bij Plato is eidos synoniem met idea, het Griekse woord voor >>Idee. Bij Aristoteles is de eidos (ook wel: morphè) de >>vorm die mede maakt dat iets is wat het is. Deze >>vormoorzaak is een van de vier >>oorzaken die Aristoteles aan een voorwerp verbindt. empirisme de opvatting dat alleen onze zintuiglijke waarnemingen een bron van kennis kunnen zijn. Tegenover het empirisme staat het >>rationalisme. entiteit een uit het Latijn afgeleide term voor zijnde. Een concreet bestaand specifiek ding.

epistèmè Griekse term van Plato. De epistèmè is de ware kennis die voortkomt uit de innerlijke contemplatie van de >>Ideeën. eros >>Hoofdstuk 8 essentie het wezen van iets, datgene wat maakt dat iets is wat het is. feit gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat. Gerede onecht spreken, gebabbel. Heidegger duidde hier een soort spreken aan dat zich losgemaakt heeft van de samenhang waarin het zijnde is wat het is (het >>bedeuten). Het is een oneigenlijk spreken dat alleen maar herhaald wat er eerder is gezegd. gevormde materie volgens Aristoteles is ieder ding gevormde materie. De vorm (>>eidos, vorm, vormoorzaak) die aan de materie is gegeven bepaalt wat iets is. godsbewijs kosmologisch een godsbewijs dat het bestaan van God afleidt uit aard van de wereld om ons heen. Er bestaan meerdere varianten van het kosmologisch godsbewijs, waaronder: aangezien alles een oorzaak heeft, moet er een eerste oorzaak zijn die aan alle andere oorzaken vooraf gaat. Deze eerste oorzaak is wat wij God noemen. ontologisch het godsbewijs zoals Anselmus dat gaf in zijn Proslogium: God is het meest perfecte wat wij kunnen bedenken. Iets wat is, is beter dan iets wat niet is. Daarom bestaat God. psychologisch het godsbewijs dat het bestaan van God aantoont op grond van het bestaan van ons intellect en van waarheid. Augustinus stelde dat ons intellect in contact is met eeuwige, objectieve en absolute waarheid. Een dergelijke waarheid (bijvoorbeeld 2+2=4 ) is superieur aan de menselijke geest, die immers sterfelijk en feilbaar is. Het eeuwige is goddelijk, niet menselijk. Dus bestaat het goddelijke. goede de term het goede wordt in ontologische zin gebruikt door Thomas van Aquino. Het goede is datgene wat wenselijk of nastrevenswaardig is. Omdat elk wezen van nature streeft naar verwerkelijking, de actualisering van potenties, is die verwerkelijking het goede. De betekenis van goed valt hier dus niet samen met wat wij gewoonlijk onder goed verstaan, namelijk in de zin van moreel goed tegenover kwaad of fout. grammaticale vorm term van Wittgenstein waarmee hij de talige vorm aanduidt waarin de logische inhoud van een bewering of >>propositie gegoten is. Vaak werkt deze vorm misleidend, de logische inhoud wordt erdoor verhuld.

grond in de ontologie is de grond van al het zijnde, het grondbeginsel waar al het zijnde van afhangt. Bij Plato zijn bijvoorbeeld de >>Ideeën de grond van al het zijnde, terwijl in de filosofie van de Middeleeuwen God meestal die rol vervulde hylè Grieks voor materie, bij Aristoteles materie die geschikt is voor een bepaalde >>vorm. hylemorfisme De opvatting van Aristoteles dat de twee principes van stof (>>hylè) en vorm (>>morphè) samen de dingen bepalen. Idee bij Plato zijn de Ideeën de onzichtbare maar werkelijk bestaande algemene oervoorbeelden waaraan alle dingen en begrippen die in onze zichtbare wereld bestaan deelhebben, als het ware zijn afgeleid. Zo hebben alle in de zichtbare wereld bestaande tafels deel aan de Idee tafel, Ideeën worden ook wel Vormen genoemd. >>Ideeënleer. ideeënleer de filosofie van Plato, die leert dat er een transcendente wereld van >>Ideeën bestaat, waarvan de zichtbare wereld om ons heen slechts een afspiegeling is. identiteit term waarmee wordt aangeduid dat een term of entiteit ofwel met zichzelf samenvalt, ofwel met een andere term of entiteit. numeriek twee dingen zijn numeriek identiek, als ze één en hetzelfde voorwerp zijn, maar dan bijvoorbeeld op verschillende tijden. Bijvoorbeeld: als je ouder wordt ben je >>kwalitatief nogal veranderd ten opzichte van wie je bijvoorbeeld vijf jaar geleden was, maar je blijft numeriek identiek aan je vroegere zelf; je blijft die ene, unieke persoon. kwalitatief dingen zijn kwalitatief gelijk als ze precies dezelfde eigenschappen hebben. Numeriek kunnen ze echter wel verschillend zijn: twee spelden uit een speldendoosje kunnen precies aan elkaar gelijk zijn, maar het blijven twee verschillende spelden. ik denk benaming van Kant voor datgene in onze geest dat alle percepties, alle waarnemingen die we binnenkrijgen samenvoegt tot iets zinvols. Het is een soort zelfbewustzijn, dat door Kant >>transcendentaal werd voorgesteld. immanentie beslotenheid in zichzelf. In de ontologie en kenleer vormt de precieze aard van de verbinding tussen de immanente geest (het bewustzijn dat in zichzelf besloten is) en de buitenwereld een belangrijk probleem. immanentiefilosofie andere term voor >>subjectfilosofie in-de-wereld-zijn >>Hoofdstuk 8

intelligibiliteit een ander woord voor kenbaarheid. kritisch voorkritisch nakritisch sinds de >>copernicaanse wending spreekt men van voorkritische filosofie om de filosofie van voor Kant aan te duiden en van nakritische filosofie bij de filosofie van na Kant. Met kritische filosofie wordt in deze samenhang dus de filosofie van Kant bedoeld. kwaliteiten Een ander woord voor hoedanigheid. Kwaliteiten die je bijvoorbeeld aan een appel kunt toeschrijven zijn groen, sappig, rood, zacht en rot. secundaire term van Descartes. Volgens hem behoorden alleen primaire kwaliteiten toe aan de >>res extensa. hij bedoelde daarmee objectieve, meetbare kwaliteiten, zoals lengte, breedte, enzovoort. Andere kwaliteiten, zoals smaak, geur, schoonheid, enzovoort noemde hij secundair, omdat ze subjectief zijn en in onze geest ontstaan als wij de res extensa waarnemen. leren paideia paideia is het Oudgriekse woord voor onderwijs, leren. Bij Plato speelt het een rol bij het weer ophalen van latente kennis (>>anamnese) van de >>Ideeënwereld. levensbeginsel het beginsel dat >>levende wezens maakt tot levende wezens, datgene dat de levenloze materie bezielt. levensvorm term van Wittgenstein. Een levensvorm is een soort web van gemeenschappelijke overtuigingen, gewoonten en gebruiken dat een gemeenschap bij elkaar houdt, en dat de achtergrond vormt voor het menselijk taalgebruik linguistic turn Engels voor taalkundige omwenteling. De omwenteling die plaatsvond in de filosofische wereld onder de invloed van onder anderen Wittgenstein, die filosofische problemen probeerden op te lossen door ze te beschouwen als taalkundige problemen. logische inhoud de achterliggende logica, de echte betekenis van een zin, die wordt uitgedrukt in de grammatica van de taal, die soms verhullend is. logische waarheid een ander woord voor >>tekenwaarheid logos/rede >>Inleiding materiële oorzaak term uit Aristoteles oorzakenleer (>>oorzaak). De materiële oorzaak bestaat uit het materiaal waaruit iets kan ontstaan (bijvoorbeeld hout of metaal voor een tafel). Zie >> hylè. mathesis universalis term van Descartes. De mathesis universalis is de universele toepasbaarheid van taal van de wiskunde op andere terreinen van het weten, zoals de natuurkunde. De mathesis universalis veronderstelt dat we natuurprocessen kunnen herleiden

tot een aantal heldere en welonderscheiden begrippen van de materiële dingen. Descartes meende dat uitgebreidheid zo n basisbegrip is dat beantwoordt aan het criterium helder en welonderscheiden (>>claire et distincte) te zijn. Als uitgebreidheid het wezen van de natuurverschijnselen uitdrukt, dan zijn deze dus geheel en al te beschrijven in kwantificeerbare grootheden, in termen van meetbare vorm en grootte. Dat betekent volgens Descartes dat de natuurkunde volledig kan worden ontwikkeld zonder gebruik te maken van de ervaring. mechanistisch volgens een mechanisme. Descartes zag bijvoorbeeld de natuur als een mechanistisch geheel. De taak van de wetenschappen is volgens hem om het inwendige mechanisme te begrijpen. metafysica die tak van de filosofie die de achterliggende >>gronden onderzoekt van het zijn onderzoekt. metafysisch systeem geheel van onderling samenhangende begrippen dat als een kader een filosofie draagt een en een stevige bodem zou moeten bieden om alle mogelijke filosofische en wetenschappelijke vragen te stellen. metafysische fictie omdat volgens Hume alle kennis zijn oorsprong moest vinden in de ervaring, verwierp hij begrippen van metafysische oorsprong, zoals oorzaak, subject en zelf als ficties. Zulke begrippen zijn niet te herleiden tot ervaringen die door de zintuigen zijn opgedaan, en daarom volgens Hume waardeloos. methexis term afgeleid van het Griekse woord voor deelhebben. Het woord beschrijft de relatie tussen de particuliere objecten (>>algemeen particulier) in de waarneembare wereld en de >>Ideeën in de Ideeënwereld. Zo heeft een bepaalde stoel hier in deze wereld deel aan de Idee STOEL in de Ideeënwereld. methodos Grieks voor toegangsweg, weg ergens naartoe. Ons woord methode, een bepaalde handelswijze die leidt tot een bepaald doel, is ervan afgeleid. Ook in de filosofie komen methodes voor: filosofische leerwijzen die volgens hun bedenkers althans naar de waarheid leiden. moderniteit de periode waarin mensen zichzelf beschouwen als redelijke subjecten die het vermogen hebben om naar eigen inzicht hun leven in te richten, en die tot in deze tijd voortduurt. Descartes wordt beschouwd als grondlegger van de moderniteit in de filosofie.

mogelijkheid werkelijkheid termen uit de filosofie van Aristoteles, die in feite de Nederlandse vertaling zijn van het begrippenpaar dynamis en energeia (>>hoofdstuk 8, dynamis energeia). >>oorzaak, >>teleologie. monisme de opvatting dat de hele werkelijkheid uiteindelijk te begrijpen is vanuit één enkel grondbeginsel. Naast het monisme bestaat het dualisme (>>Hoofdstuk 8, dualisme). mythe >>Inleiding naam een woord waarmee we personen of zaken aanduiden. Bij Wittgenstein zijn namen de kleinste bouwstenen van de taal, waarbij iedere naam verwijst naar een bepaald ding in de werkelijkheid. negatie uit het Latijn ontleend woord voor ontkenning. Bij Hegel komt de term voor als een ander woord voor antithese (>>Hoofdstuk 6, these antithese synthese). object een ander woord voor voorwerp. Als filosofisch begrip staat het tegenover >>subject. >>Hoofdstuk 8, subject, subject-objectrelatie) oervorm in de filosofie van Plato een ander woord voorm >>Idee. onbewogen beweger de goddelijke instantie die Aristoteles opvoert als uiteindelijke verklaring van alle vormen van >>beweging in het heelal. De onbewogen beweger beweegt zelf niet, maar brengt al het andere in beweging. De onbewogen beweger is ook de uiteindelijke >>doeloorzaak van alles. >>teleologie, >>oorzaak. onsterfelijkheid iets wat onsterfelijk is, leeft voor altijd. Veel filosofische en religieuze stromingen beschouwen de mens, of althans een deel daarvan, de ziel (>>Hoofdstuk 8), als onsterfelijk. ontologie de leer die zich bezighoudt met filosofische problemen rondom het concept zijn. Ze kan worden onderverdeeld in de >>algemene ontologie, die de aard van het zijn op zich onderzoekt, en de >>toegepaste ontologie, die zich bezighoudt met het bestaan van specifieke entiteiten. ontslotenheid toestand waarmee Heidegger aanduidt dat we op voorhand al in een bepaalde betekenissamenhang zijn opgenomen, waarin we >>a priori weten wat betekenis draagt en wat niet. onzin term die door Wittgenstein wordt gebruikt. Volgens Wittgenstein I is de eenvoudigste betekenisvolle ordening van >>namen een propositie (>>Hoofdstuk 1). Een ordening van namen die geen propositie oplevert, is volgens Wittgenstein I onzinnig.

oorzaak iets wat noodzakelijk leidt tot een bepaald gevolg, of de oorpsrong van zaken zoals ze zijn. In de filosofie bestaan uiteenlopende ideeën over oorzaak en oorzakelijkheid. Bij Plato vormen de Ideeën de oorzaak van de waarneembare wereld. Bij Aristoteles is de oorzaak alles wat nodig is om te verklaren dat iets is en dat het is wat het is. Aristoteles benoemt 4 verschillende componenten van de oorzaak, namelijk de >>materiële oorzaak, de >>vormoorzaak, de >>werkoorzaak en de >>doeloorzaak. Ook speelt de oorzakelijkheid een rol in sommige >>godsbewijzen. Descartes beschouwt materie als enige oorzaak van al het zijnde. Voor Spinoza zijn de oorzaken het geheel aan condities waaronder een verschijnsel of gebeurtenis zich voordoet. Hume doet alle vormen van oorzaak af als >>metafysische ficties. ousia Grieks voor zijnde, substantie. Aristoteles beperkt het zijnde tot concrete dingen die een zekere zelfstandigheid hebben, en die hij ousiai (meervoud van ousia) noemde. De ousia vormde bij Aristoteles de voornaamste >>categorie. Een ander woord voor ousia is substantie. perfectie ander woord voor volmaaktheid. Het begrip speelt een belangrijke rol in sommige >>godsbewijzen. phainomenon Grieks voor verschijnsel platonisme filosofische stromingen in de traditie van Plato. Het platonisme heeft in zijn christelijke interpretatie eeuwenlang zijn invloed uitgeoefend op het westerse denken. postmodernisme >>Hoofdstuk 7 pragma term waarmee Heidegger datgene bedoelt waarmee iemand in zijn dagelijks handelen van doen heeft. In meervoud (ta pragmata) duidt de term het geheel aan van de betrekkingen tussen mensen en dingen. predicaat iets wat je over een ding kunt zeggen. Bijvoorbeeld als antwoord op de vraag wat is het, hoe groot is het, welke kleur heeft het, enzovoort. Predicaten spelen een rol in de filosofie van Aristoteles. Aristoteles deelt predicaten in in meerdere >>categorieën. substantieel een substantieel predicaat geeft antwoord op de vraag Wat is het?, Wat is de ousia?. Substantiële predicaten vormen de belangrijkste categorie van het zijn. Alle andere categorieën van predicaten, die >>accidenteel worden genoemd, zijn hiervan afhankelijk. Bijvoorbeeld: van twee rode stoelen is het substantiële predicaat het woord stoel. Twee en rood zijn >>accidentele predicaten. Als de

substantie stoel niet zou bestaan, zouden deze accidentele predicaten zinloos worden. accidenteel een accidenteel predicaat is een predicaat uit een andere categorie dan de substantiële. Accidenteel betekent bijkomstig, en dit geeft aan dat deze predicaten van een lagere orde zijn dan de >>substantiële. pre-existentie letterlijk voor-bestaan. Plato geloofde in de pre-existentie van de menselijke ziel. Dat wil zeggen dat de ziel van iemand al bestaat voordat hij of zijn geboren wordt. Een belangrijk argument dat Plato hiervoor geeft is de >>anamnese. principe ander woord voor beginsel (>>Inleiding, beginsel) principe van identiteit het >>principe dat twee dingen identiek zijn (>>identiteit) als wat van het ene gezegd kan worden ook waar is voor het andere, en omgekeerd. principe van non-contradictie een ander woord voor het >>principe van tegenspraak principe van tegenspraak het >>principe dat een zijnde en datgene wat erover kan worden gezegd niet tegelijkertijd kan zijn en niet-zijn. Bijvoorbeeld: van een rode stoel kan niet gelijkertijd worden gezegd dat het een stoel is én niet een stoel is, en dat hij rood en niet-rood is. propositie >>Hoofdstuk 1 rationalisme >>Inleiding redelijk met rede begaafd, rationeel, of in overeenstemming met logische redeneringen. reductionisme het terugbrengen van een complexe voorstelling van de werkelijkheid tot een versimpelde voorstelling. res cogitans Latijn voor denkend ding : de term die Descartes gebruikte om het denkende >>subject mee aan te duiden. res extensa Latijn voor uitgebreid ding, term van Descartes voor alles wat buiten de >>res cogitans valt, en het >>object van onze kennis is. schijn zijn Onder schijn valt alles wat op een bepaalde manier lijkt te zijn, maar in werkelijkheid niet zo is. Een stok die je in het water steekt lijkt gebogen te zijn, maar dit is slechts schijn. Door de geschiedenis van de ontologie heen worden schijnbare verschijnselen doorgaans wel onder de zijnden gerekend, maar worden dan wel beschouwd als lagere zijnden. scholastiek een middeleeuwse combinatie van filosofie en theologie. De voornaamste van alle scholastici was Thomas van Aquino.

socratisch gesprek een gesprek waarin gezamenlijk wordt nagedacht over een filosofisch onderwerp. Het uitgangspunt voor zo n gesprek is een filosofische vraag, waarop de gesprekspartners door middel van een filosofische analyse een antwoord proberen te vinden. Ook als er geen definitief antwoord wordt gevonden, leidt een socratisch gesprek in elk geval tot een beter begrip van het onderwerp dat ter discussie staat. Dit soort gesprekken zijn typerend voor Socrates, die in enkele werken van Plato ten tonele wordt gevoerd terwijl hij socratische gesprekken voert. sub specie aeternitatis Latijn voor vanuit het gezichtspunt van de eeuwigheid. De term komt voor in een gedachte-experiment van Spinoza. Wie alle >>oorzaken en gevolgen van alle gebeurtenissen in het hele universum in de gehele eeuwigheid (dus: vanuit het gezichtspunt van de eeuwigheid) zou kunnen overzien, zou zien hoe alles via de wetten van oorzaak en gevolg met elkaar samenhangt. Deze samenhang noemde Spinoza Natuur of God. subject >>Hoofdstuk 8 subjectfilosofie filosofische stroming die ervan uitgaat dat de mens als redelijk, autonoom >>subject de maatstaf is voor ware kennis. In de subjectfilosofie bestaat een absolute tweedeling tussen het kennende >>subject en het gekende >>object. Descartes kan worden beschouwd als grondlegger van de subjectfilosofie. substantie een zijnde, een bepaald iets wat is. Bij Aristoteles heeft het woord, als vertalign van het Griekse ousia, een specifiekere betekenis (>>ousia, >>predicaat). substantie accident als substantie (>>ousia) beschouwt Aristoteles bepaalde zijnden die een zekere zelfstandigheid hebben. Bepaalde eigenschappen (aangeduid met substantiële predicaten, >>predicaat substantieel) maken het zijnde tot wat het is. Accidenten zijn bijkomstige eigenschappen, die niet bepalend zijn voor de substantie. synthese uit het Grieks ontleend woord dat samenstelling betekent. Bij o.a. Kant is de synthese de verbinding door het verstand van alle losse zintuiglijke indrukken tot een begrijpelijk geheel. Bij Hegel vormt het de Aufhebung van een these en antithese in een nieuwe these (>>Hoofdstuk 6, aufheben, dialectiek, these antithese synthese). synthetisch oordeel term van Hume. Een oordeel is synthetisch als het kennis verschaft over de zintuiglijk waarneembare wereld, en er een beroep wordt gedaan op de onmidellijke ervaring (bijvoorbeeld: Er staat een fiets in de schuur ). De waarheid van een synthetisch oordeel is te toetsen aan de waarneembare wereld (je kijkt in de schuur of er een fiets staat).

Naast synthetische oordelen onderscheidde Hume analytische oordelen (>>Hoofdstuk 3, vork van Hume, analytisch synthetisch). taalspel een term van Wittgenstein. Een taalspel is een bepaalde manier waarop taal wordt gebruikt, met een eigen context. Taaluitingen waarmee we iets beloven horen bijvoorbeeld tot een heel ander taalspel dan taaluitingen waarmee we iets beweren. technische term vakterm In elke wetenschap worden termen gebruikt waarvan de betekenis zo strikt is vastgelegd dat misverstand vrijwel uitgesloten is. Deze termen worden technische termen of vaktermen genoemd. tekenwaarheid een van de 3 scholastieke begrippen van waarheid. Volgens de tekenwaarheid is de waarheid van een gedachte of uitspraak afhankelijk van de correctheid waarmee hij iets in de werkelijkheid betekent (namelijk dat wat deze gedachte of uitspraak representeert). De tekenwaarheid wordt gedefinieerd met de scholastieke definitie adaequatio rei et intellectus (>>adaequatio). De tekenwaarheid is afhankelijk van de menselijke geest, en daarom ondergeschikt aan de >>dingwaarheid. teleologie filosofische leer die ervan uitgaat dat alles wat plaatsvindt, gebeurt met het zicht op een bepaald doel. De filosofie van Aristoteles was sterk teleologisch. telos Grieks voor doel, einddoel. Het begrip wordt veel gebruikt in de >>teleologie. >>doeloorzaak. theologie wetenschap over God, die gebaseerd is op teksten van de openbaring. these antithese synthese >>Hoofdstuk 6 toegepaste ontologie tak van de >>ontologie die zich bezighoudt met het bestaan van specifieke >>entiteiten, zoals de geest of God. toeval datgene wat zich aan een oorzakelijke of motiverende verklaring onttrekt, en waaraan geen regelmaat en geen betekenisvolle samenhang met andere gegevens kan worden vastgesteld. transcendent datgene wat de ervaringswereld overstijgt. transcendentaal het soort onderzoek dat de ingrediënten opspoort die als noodzakelijke voorwaarden in elke ervaring van een object besloten liggen. tuig/gebruiksding dingen waarmee we in de praktijk van ons dagelijks handelen mee van doen hebben. tweewereldenleer leer die ervan uitgaat dat er achter de wereld van tastbare, waarneembare zaken nog een tweede wereld ligt: de werelde van de >>ideeën.

twijfelexperiment experiment van Descartes, waarin hij de mogelijkheid tot ware kennis in twijfel bleef trekken. Uiteindelijk kwam Descartes uit bij het >>ego cogito. uitgebreidheid materie, kwantiteit, >>res extensa. uitleg (Heidegger) wijze van >>verstaan waardoor iets (al dan niet nadrukkelijk gearticuleerd) als iets, als dit of dat, als een zijnde verstaanbaar wordt. verstaan term van Heidegger waarmee hij eerder een kunnen dan een weten op het oog heeft. Het gaat om een zien van het onoverzienbare geheel van >>verwijzingen dat in het spel is als we iets hanteren of bespreken. Eerder te begrijpen als hij verstaat zijn vak. verwijzing Heideggers term voor het feit dat een dagelijkse handeling altijd samenhangt met een andere handeling. verwijzingssamenhang Heideggers term voor het feit dat een dagelijkse handeling samenhangt met een geheel van andere handelingen. vieroorzakenleer Leer van Aristoteles die het zijnde verklaart vanuit vier oorzaken: (1) de >>materiële oorzaak, (2) de >>vormoorzaak, (3) de >>werkoorzaak en (4) de >>doeloorzaak. voorhanden term van Heidegger waarmee hij bedoelt dat je iets, een ding, een entiteit, behandelt los van de >>verwijzingssamenhang waarin ze zijn opgenomen. vorm (morphè, eidos) datgene wat materie tot een >>substantie maakt, dat bepaald wat het is. Met morphè en >>eidos duidt Aristoteles dit vormaspect aan, de termen zijn synoniemen. Hij bedoelt hier echter niet een ruimtelijke, driedimensionale vorm mee, maar eerder de >>Idee van iets. vorm (Plato) zie >>Idee. vormoorzaak de oorzaak die bepaalt waardoor iets is wat het is. Zie ook >>vorm, en >>causa finalis. waarheidscriterium datgene wat bepaald wat waarheid is. Bij Descartes is bijvoorbeeld iets waar als je het helder en welonderscheiden kunt inzien. waarheidsverlangen datgene wat maakt dat wij waarheid willen. wat-zijn het zijnde in zoverre als het is wat het is (term van Aristoteles). wereld (Heidegger) het geheel van >>verwijzingen waardoor we ons doorgaans bewegen. wereld (Wittgenstein) de verzameling van alle feiten, van alles wat het geval is. werkoorzaak de oorzaak die ervoor zorg dat het materiaal in >>vorm brengt. wezen >>ousia.

zelfbewustzijn bewustzijn van het eigen (menselijke) bestaan. zijnde dat wat is. zijnsbetrekking ook wel primaire zijnsbetrekking: het zijnde voor zover het deelheeft aan de >>apophansis. zijnsvergetelheid de toestand waarin de metafysica zich bevindt voor zover het zich uitsluitend richt op het >>zijnde en niet op de ta >>pragmata. zijnsverstaan de verhouding van zowel de mens als de >>zijnden tot het >>zijn (term van Heidegger). zijn datgene waarnaar je verwijst als je zegt dat iets is, maar dat zelf geen >>zijnde is. Volgens Heidegger kan het zijn niet op zichzelf worden onderzocht, alleen in relatie tot de zijnden.