Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 en 4

Vergelijkbare documenten
Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Democratie en ismen; begrippen blijven, hun inhoud verandert

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 1 t/m 9

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

5,4. Politiek. Wat is democratie? Aanvullende kenmerken van een parlementaire democratie. Samenvatting door een scholier 2462 woorden 1 april 2006

Samenvatting Geschiedenis H3

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Paragraaf 1: Het ontstaan van een industriële samenleving. Ontstaan industriële samenleving goederen in fabrieken gemaakt en mensen wonen in steden.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

Samenvatting Geschiedenis H6 -ismen en democratie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

7,3. Samenvatting door een scholier 4078 woorden 22 februari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Samenvatting Geschiedenis 51 een nieuw koninkrijk - 52 liberale revolutie gelijkheid voor iedereen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, par. 2 t/m 9

heel veel was er nodig.

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3.1 t/m

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting Begrippen

Samenvatting Geschiedenis Module 2: Staatsinrichting van Nederland

7,5. Samenvatting door Lisette 1239 woorden 18 april keer beoordeeld. Geschiedenis. Russische Revolutie

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

BASISVRAGEN TV 7-8 (KA 27-36)

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting van Nederland

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

7,2. 1 Wetenschappelijke revolutie. 2 Gevolgen van de wetenschappelijke revolutie. 3 Kenmerken van de verlichting

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

Theorie hoofdstuk 1 geschiedenis

Samenvatting Geschiedenis H5

Samenvatting door een scholier 2007 woorden 29 januari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Kenmerkend aspect 31: de Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor de industriële samenleving

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8 havo 4

Hoofdstuk 5 Sprekend Verleden 2e fase VWO

SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.

TIJD VAN PRUIKEN EN REVOLUTIES

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis Tijdvak 7, pruiken en revoluties

Tijdvak van burgers en stoommachines ( ) / 19 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 7

Proef Geschiedenis Hoofdstuk 5

Slaaf krijgt vrijheid (vanaf nu: ex-slaaf) en wordt loonarbeider bij zijn baas (vanaf nu: ex-slavenhouder)

3. Tussen idee en praktijk Nationalisme en Liberalisme p

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming Hoofdstuk 1 t/m 3

Tijdvakken en kenmerkende aspecten.

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Samenvatting geschiedenis H2 wetenschappelijke revolutie, verlichting en Franse Revolutie 2tm5 2 De verlichting De samenleving wetenschappelijk

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

3,2. Verslag door Lotte 1992 woorden 19 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Tijdvak: Tijd van burgers en stoommachines. Periode:

Naam:.. Fotokopie begrippen

Samenvatting Geschiedenis Rechtstaat en Democratie

Samenvatting Economie H 6

Tijd van jagers en boeren? 3000 v. Chr. Prehistorie. Kenmerkende aspecten. Begrippen

Samenvatting Geschiedenis Staatsinrichting in Nederland

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Politieke stromingen hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

Tijd van pruiken en revoluties

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

In 1813 werden de Fransen verjaagd en de zoon van de laatste stadhouder werd koning

Samenvatting Geschiedenis HST 5 - De Industrialisatie van het Westen

Samenvatting Maatschappijleer Politiek

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 (Politieke Besluitvorming)

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

4. De politieke en sociale ontvoogding. marxisme, socialisme, arbeidersbeweging en christendemocratie Pionier 5 p p.111

De sociale kwestie, d.w.z. het vraagstuk van de slechte leef- woon- en werkomstandigheden van de (fabrieks)arbeiders en hun gezinnen.

Historische context. Verlich/ngsideeën en de democra/sche revolu/es

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Examenopgaven VMBO-KB 2003

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

Werk in de eerste fabrieken In de nieuwe fabrieken moesten de arbeiders onder moeilijke omstandigheden werken:

Samenvatting Geschiedenis Module 1: Industriele revolutie

De Tien Tijdvakken. Tijd van de jagers en boeren, tot 3000 v.c.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2, Wetenschappelijke revolutie, Verlichting en Franse Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Staatsinrichting hoofdstuk 1 VMBO

Arbeiders organiseert u! CNV Senioren 29 maart 2017

Samenvatting Geschiedenis De Verlichting Historische Context

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Het Congres van Wenen hertekent Europa (1815) (les 03 5des) Geschiedenis 5MEVO-5EM-5EI-5IW VTI Kontich

2 keer beoordeeld 20 februari 2016

Antwoordkernen bij Eureka 4HAVO Staatsinrichting H. 9 t/m 14

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 en 6

Een democratie is een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

Hoofdstuk 5: Koude Oorlog en Dekolonisatie

A. Kuyper

Een nieuwe manier van onderzoeken: observeren, experimenteren en redeneren

Antwoorden Maatschappijleer Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 de industri?le samenleving

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

S.O. 2 Tijdvak I AVONDMAVO

Renaissance-onderzoekers: empirisme (waarneming, ervaring, experiment), In Oudheid ook al, maar in Renaissance systematischer.

Transcriptie:

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 en 4 Samenvatting door een scholier 3179 woorden 4 april 2010 4 29 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Sprekend verleden Hoofdstuk 3 Paragraaf 6: veranderingen in de gelaagdheid en het bezit van de mensen. In 1800 bestond de bevolking van west Europa uit 3 standen: - Kleine zeer rijke bovenlaag: rijke kooplieden, fabrikanten à gegoede burgerij of bourgeoisie ook waren hier de edelen en hoge geestelijken bij betrokken. - kleine middenlaag met enig bezit: kleine burgerij, handelaars, winkeliers, ambachtslieden, boeren met groot stuk grond - grote arme benedenlaag: arme boeren, landarbeiders en arbeiders in steden Ontstaan van de industriële kapitalisme zorgde voor veranderingen in de standen: - ontstaan van nieuwe groep zeer rijke kapitalisten: fabrikanten, bankiers en groothandelaars - fabrieken hadden meer arbeiders nodig door de opkomst van industrie. Het werd de grootste bevolkingsgroep. Deze arbeiders hadden geen bezit en leverden arbeid in ruil voor loon, kwamen uit de landbouw. - Voor fabrikanten niet meer mogelijk om zelf de administratie te doen, hiervoor namen zij mensen in dienst. - Mensen in de dienstensector groeide sterk, maar produceren geen voorwerpen maar diensten à politie, doktor, advocaten, leraren, ambtenaren Voor de industriële revolutie was er duidelijk onderscheid tussen de bevolkingslagen. Door de veranderingen (ontstaan nieuwe beroepen) werd de samenleving in bevolkingslagen tijden industriële revolutie steeds onduidelijker. Werd dus ook makkelijker om per laag te veranderen. Paragraaf 7: snelle groei van de bevolkingen van de steden. * Productie in de landbouw neemt sterk toe* Vanaf de tweede helft in de 18e eeuw nam de Europese bevolking sterk toe. Dit kan door de verbeteringen in de landbouw komen. Hierdoor was er meer en gevarieerd voedsel. Er ontstond in 1845-1848 een aardappelziekte in 1880 werd het voedsel probleem volledig opgelost door mechanisering in de landbouw. Deze veranderingen waren spectaculairà agrarische revolutie *Grote vooruitgang in de geneeskunde* In de 19e eeuw was er een grote vooruitgang: het ontdekken van ziekteverwekkers en hoe deze konden worden bestreden: - Engelse geneesheer Jenner in 1796 inenting tegen de pokken Pagina 1 van 8

- fransman Louis pasteur in 1864 kwam hij erachter dat bacteriën ziekte veroorzaakten à pasteuriseren Ook meer belang bij hygiëne à ziektehuizen werden uitgebreider er ontstonden verdovende middelen en ontsmettingsmiddelen. *de invloed van de bevolkingsgroei op de industrialisatie* Hogere landbouw + verbetering in gezondheid leidde tot groei van de bevolking, dit was belangrijk bij de industrialisatie. Ruimere afzetmogelijkheid en meer vraag na producten à snellere productie methoden ook wel mechanisatie. * Snelle groei van steden* Omdat arbeiders geen vervoer middelen hadden gingen ze dicht bij de fabriek wonen. In 1750 leefde in Engeland ongeveer 15% van de bevolking in steden 100 jaar later ruim 50%. Het leven van fabrieksarbeiders was zwaar en leefomstandigheden waren slecht. Water haalde ze uit putten, rivieren en beken. In de loop van de 19e eeuw verbeterde het stadsleven: - straatverlichting, OVV - bescherming à politie - ondergrondse riolen - waterleidingen - extra scholen, ziekenhuizen, bibliotheken - elkaar helpen - uitgaansmogelijkheden Paragraaf 8: discussie over de sociale kwestie Met de sociale kwestie word bedoeld: hoe een einde moest worden gemaakt aan de armoede van een groot deel van de bevolking. * Sociale kwestie leidt tot sociale wetgeving* - liberalen waren overtuigd dat de overheid weinig invloed moest hebben. Radicalen liberalen veranderde aan eind van de 19e eeuw van gedachte, zij vonden dat de overheid een actievere rol moest gaan spelen om de situatie te verbeteren. De conservatieven (ook wel de oud liberalen) vonden dat de burgers zelf initiatief moesten nemen. - eind 19e eeuw ontstaan confessionelen (protestanten en katholieken). Zij zagen in dat de liefdadigheid namens de kerken niet voldoende waren à ontstaan socialistische partijen à nog verder als radicalen liberalen. In meest west Europese landen kwamen er aan het eind van de 19e eeuw wedden zoals die kinderarbeid + werktijden beperkten. Vanaf de 19e eeuw kwamen er maatregelen in verbeteringen gezondheidszorg, onderwijs van de jeugd, ziekte geld, betaalde vakanties/uitkering. In de loop van de 20e eeuw verbeterde dit nog steeds verder uit. *Arbeiders organiseren zich in vakverenigingen en politieke partijen* Sommige wetten werden lang niet opgelost. Sommige arbeiders en ander besloten daarom zelf voor de belangen van de arbeiders op te komen. Zij richten vakverenigingen op om het lot van de arbeiders te verbeteren. De regeringen verboden deze vak verengingen eerst, aan het eind van 19e eeuw werd in enkele staten dit opgeheven. Ook mochten de arbeiders staken. In het begin weigerde de werkgevers met vak verengingen te onderhandleen dit veroorzaakte conflicten. Zo werd het op den duur normaal dat vakverenigingen en werkgevers met elkaar onderhandelen over lonen werktijden en werkomstandigheden. Sommige waren het niet met de politiek eens en richtte ene Pagina 2 van 8

politieke partij op. Hoofdstuk 4 Paragraaf 2: conservatisme en radicalisme * Ontstaan van het conservatisme* De idealen van de Franse revolutie hadden een grote weerklank gevonden. Tijdens de revolutie waren duizenden mensen terechtgesteld en was het bezit van de adel en van de kerk onteigend. De geestelijkheid was vervolgd en had men het christendom proberen te vervangen door een eredienst van de vrijheid en de rede à nieuwe kalender, waar de zondag verdwenen was. De aanhangers van de vorsten werden conservatieven genoemd. Het woord komt uit het Latijn conserveren; behouden. Onder conservatisme wordt het streven verstaan veranderingen uiterst langzaam en voorzichtig door te voeren en daarbij alles wat van waarde is te behouden. Conservatieven die iedere verandering afwijzen en alleen maar terug willen naar het verleden worden meetal ultra conservatieven of reactionairen genoemd. Een van de bekendste conservatieven uit de tijd was de oostenrijkste minister van buitenlandse zaken metternich: mensen kunnen eigenlijk geen grondwet maken, dat kan alleen de tijd. Alleen Engeland heeft zo n grondwet, de Magna charta. Zij geloven niet dat de mens van nature goed is en dat er een ideale samenleving zal onttaan als de mens van vrijheid heeft of gelijkheid./ de conservatieven gaan van het volgende uit: - de mens is geneigd tot het kwade: eigen belang nastreven ten koste van andere. - De mens zijn van nature ongelijk: goed verschillende bevolkingslagen. Zwakken tegen sterken bescherm, in harmonie met elkaar leven. - Het is belangrijk met het verleden rekening te houden: tradities hebben grote waarde houden een volk bijeen. een volk zonder tradities lijkt op een zwerm vliegen citaat van de Engelse conservatief burke. - Verandering moet geleidelijk gaan: grote en snelle veranderingen zijn tot mislukken gedoemd en brengen veel ellende Conservatieven in de 19e eeuw* In eerste helft 19e eeuw werden in veel Europese landen de vraag gesteld: moet de macht in handen zijn van de vorst of in handen van het parlement? De conservatieven verdedigden de macht van de vorst, de liberalen die van het parlement. In tweede helft 19e eeuw werden 2 nieuwe kwesties belangrijk: uitbreiding van het kiesrecht en de sociale kwestie. Liberalen en socialisten waren voor uitbreiding van het kiesrecht, maar de conservatieven waren tegen. Volgens de liberalen en socialisten ontleende de overheid haar macht aan de wil van het volk à voorstander volkssoevereiniteit volk. In de sociale kwestie stonden de conservatieven eveneens tegenover de liberalen en socialisten. Door de industriële revolutie ontstond de beroepsbevolking: de fabrieksarbeiders. De conservatieven vonden dat de overheid de arbeiders in bescherming moest nemen, maar niet door hun rechten te geven maar om als goede vader voor hen te zorgen (paternalisme). In 1847 werd in Nederland deinvoer op aardappels afgeschaft om de landbouwers te helpen. Ook ging de overheid als particuliere liefdadigheid voor de armen werken. Aan het eind van de 19e eeuw ontstonden de politieke partijen, daarvoor waren er losse groeperingen van conservatieven, liberalen en confessionelen. De conservatieven kregen vaak steun van de confessionelen. Zij vonden dat god alle gezag had, en waren voor de volkssoevereiniteit, tegen revoluties, voorstanders van het paternalisme. Pagina 3 van 8

*Conservatieven in onze tijd* In sommige landen (Nederland) heeft nooit een officiële conservatieve partij bestaan. Er tonstond een toestroom van conservatieven naar christelijke partijen maar ook naar de liberale partijen (verschil was steeds kleiner geworden). Conservatief werd in verband gebracht met gekant zijn tegen vele vooruitgang met ouderwets of zelfs met achterlijk. In Frankrijk noemden zij zich monarchisten in Duitsland noemden zij zich nationale. In Engeland en de Scandinavische landen bleven ze de conservatieven. Ten aanzien van verschillende ontwikkelingen in de samenleving hebben conservatieven hun opvattingen in de 20e eeuw gewijzigd: - parlementaire democratie is waardevol, hier moet de mach zijn - voorstanders van algemeen kiesrecht - erkennen de rechten van de arbeiders. In het Europees parlement bestaan wel socialistische, christendemocratische en liberale fracties maar er is geen conservatieve fractie. Britse en Deense conservatieven zitten bij de christendemocratische fractie in 1992. *Radicalisme* Tegenover het conservatisme kan het radicalisme worden geplaatst. Radicalisme wordt het streven verstaan snel en grondig veranderingen aan te brengen als ontwikkelingen in de samenleving daartoe aanleiding geven, het heeft twee zijden: ontwikkelingen in de samenleving stimuleren of zich er fel tegen keren. Hier bij kun je denken aan: bevorderen abortus. Het radicalisme komt voor uit een sterk ongenoegen over wat er in de samenleving gaande is à weinig compromissen. Radicalen kan men evenals conservatieven en democraten zowel afzonderlijk als in alle stromingen aantreffen. Er zijn ook ultra radicalen, geloven niet in de democratie en zijn in staat geweld te gebruiken. Bekendste groep was de Duitse Rote armee fraktion (RAF). Paragraaf 3 liberalisme. *Het ontstaan van het liberalisme* Ontstaan in de eerste helft van de 19e eeuw, kwam voor uit ideeën van montesquieu, rousseau en adam Smith. John Stuart mill: On liberty in 1859. als alle mensen op 1 na dezelfde mening hadden en slechts 1 persoon een andere mening dan zouden de mensen evenmin hun mening aan die ene persoon mogen opleggen als die ene persoon zijn mening aan al die andere zou mogen opleggen, indien hij daartoe de macht had. Liberalisme wil vrijheid voor het individu(economisch, politiek, godsdienst et.) Op economisch gebied was het liberalisme een reactie op het mercantilisme in de 17e en 18e eeuw. Het mercantilisme was overheidsbemoeiing met het economische leven à verkrijgen gunstige handelsbalans met buitenland. Het liberalisme stelde vrijheid van handel, productie en arbeid op. Ondernemers en kooplieden moesten het recht hebben om zonder beperkingen te produceren of te handdelen terwijl de arbeiders het recht moesten hebben zelf te bepalen waar en voor wie ze wilden werken. Adam Smith: ieder individu moet de vrijheid hebben zijn eigenbelang na te streven. In de praktijk probeerden de liberalen dit principe te verwezenlijken door te streven naar een grondwet, een parlement en uitbreiding van het kiesrecht. In de grondwet (constitutie) moeten de staatsinrichtingen en de vrijheden, rechten en plichten van de burgers vastgelegd worden. In de staatsinrichting is het parlement het belangrijkste. Het parlement moet de wetgevende macht hebben en het recht de regering te controleren en eventueel tot aftreden dwingenà gekozen door bevolking. De staat moest zich volgens Pagina 4 van 8

de liberalen beperken tot 3 taken: - burgers beschermen tegen het buitenland - de binnenlandse rechtsorde handhaven - openbar werken uitvoeren (bruggen bouwen en wegen aanleggen) Ze mochten wel belasting heffen maar alleen om de driebovenstaande taken te verrichten; nachtwakersstaat. Een nachtwaker beschermt de burgers tegen gevaren maar laat hen verder met rust. Liberalen spanden zich in voor: - vrijheid van godsdienst en scheiding van kerk en staat - vrijheid van meningsuiting en drukpers en dus voor afschaffing van de censuur - vrijheid voor wetenschap en kunst - afschaffing van de slavernij. *Liberalisme valt na 1870 uiteen in conservatief en radicaal liberalisme* Na 1870 ging een deel van de liberalen zich aanpassen zij werden de radicale liberalen genoemd, als ze zich aan de oude gewoontes hielden werden ze conservatieve liberalen genoemd. - Meningsverschillen over staatstaken: Loop 19e eeuw was er in de maatschappij van Europa veel verandering door de industriële revolutie. Het liberale principe van vrijheid op economisch gebied bleek te leiden tot uitbuiting en armoede van de arbeiders. Omdat de maatschappij zo ingewikkeld was moest de overheid meer taken opzich nemen: onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg. - Meningsverschillen over het kiesrecht: Liberalen waren voorstanders van indirecte democratie, volk moest recht hebben op vertegenwoordigers die zij zelf kozen. Voor 1870 hadden alleen de mannen kiesrecht. Thormecke schreef hierover in 1844 dat; in het oog der wet van onze dagen is men zonder bezit niet zelfstandig, die niets heeft of in zijn onderhoud nauwelijks kan voorzien hangt van anderen af. Zijn blik gebonden aan de eigen dagelijkse behoefte kan zich tot de algemene zaak niet heffen. De conservatieve liberalen bleven eraan vasthouden het kiesrecht niet sterk uit te breiden, kiesrecht voor vrouwen vonden de radicale liberalen. *Conservatieve en radicale liberalen in onze tijd* Ook de conservatieve liberalen vinden nu net als de radicale dat de overheid een zekere verantwoordelijk heeft ten opzichte van de zwakkere groepen in de samenleving. De conservatieve liberalen vonden dat de verantwoordelijkheid meer in handen van de burgers moest liggen. De radicale liberalen vrezen dat die ten koste van de zwakke groep zou gaan, en hebben meer oog voor milieu en verantwoordelijkheid van de rijke landen voor de arme landen. Twee Nederlandse partijen zijn aangesloten bij de liberale fractie in het Europarlement - de VVD: 1948: conservatieve kant - D66: 1966: radicale liberale partij. Paragraaf 4 socialisme *Wat is socialisme* Tijdens de industrialisatie ontstond er grote ongelijkheid. Het bestaande kapitalistische stelsel kon het probleem niet op lossen, het zou vervangen worden door het socialisme: het ideaal dat de gemeenschap alle of tenminste de belangrijkste productiemiddelen (landbouwgrond, grondstoffen, vervoermiddelen) bezit en beheerd. Het socialisme had vele soorten 1 hiervan was het marxisme: door de Duitse Karl marx Pagina 5 van 8

*Uitgangspunten van het marxisme* Volgens het marxisme bepaald de economische verhouding de gehele samenleving. Ze gaan ervan ut dat de bevolking twee standen heeft: rijke bovenlaag kapitalisten en de onderdrukte benedenlaag proletariërs. Ook wel de klasse en iedere samenleving heeft een klassenmaatschappij. Als de bovenlaag steeds kleiner en rijker word en de benedenlaag steeds groter en armer word het een vereldung de klassenstrijd *Herziening van het marxisme* - het revisionisme Een groot deel van het marxisme wachtte niet meer op de revolutie toen in de 2e helft van de 19e eeuw het steeds beter werd voor de arbeiders. Er ontstond kiesrecht. Eind 19e eeuw kozen west Europese marxistische partijen een parlementaire democratie. - het marxisme-lenisme In Rusland werd de parlementaire weg afgewezen. Hun leider was lenin op zijn voorstel werden een aantal onderdelen van het marxisme gewijzigd dit werd het marxisme-lenisme genoemd kenmerken: Revolutie moet gemaakt worden Geen massa partij maar een kleine, goed georganiseerde partij lenin bood imperialisme de kapitalisten uitstel: koloniën konden worden gebruikt om producten af te zetten. Marxisten-lenisten maakten een eind aan kapitalisme Wisselende betekenissen van de termen marxisme, socialisme en communisme 19e eeuw marxist + socialist waren hetzelfde. De marxistische partijen werden socialisten of sociaal democraten genoemd, wat dit niet werd werden communisten genoemd * de 20e eeuw liep anders dan socialisten verwachtten* - de armen werden steeds rijker - de middengroep groeide: ambtenaren leraren ect. - Regering in handen van kapitalisten, eind 19e eeuw nam de regering initiatief om sociale wetten te verbeteren + fouten rechtzetten - Revoluties braken uit in staten die agrarisch aren: rustland en China - Economie speelt niet altijd zo n overheersende rol - Geen rekening gehouden met misbruik (stalin en mao) - Communisten slaagden er niet in een succesvol regime op te bouwen. Paragraaf 5 Confessionalisme *Ontstaan van confessionele partijen* In de eerste helft van de 19e eeuw hadden de Kerken nauwelijks behoefte aan een eigen politiek. De conservatieven zorgden ervoor dat de belangen van de confessionelen werden verdedigd. In de tweede helft van de 19e eeuw kreeg het conservatisme minder aanhangers. Daarentegen kwam steeg de aanhang van het liberalisme en socialisme. Als reactie daarop ontstonden tegen het eind van de 19e eeuw in een aantal landen confessionele partijen. Ze werden zo genoemd omdat ze zich baseerden op een bepaalde geloofsovertuiging (confessie). *Confessionalisme vóór de Tweede Wereldoorlog* De pausen van de Katholieke Kerk veroordeelden het liberalisme als een 'dwaling'. In de encycliek (pauselijke rondzendbrief) Rerum Novarum van Paus Leo XIII stelde hij dat de rijken en armen niet elkaars vijanden waren. Men had elkaar nodig. De paus drong aan op het oprichten van katholieke Pagina 6 van 8

vakverenigingen. De staat moest zich altijd schikken naar de belangen van de bevolking. De pauselijke richtlijnen bevatten echter ook onderdelen die niet overeenkwamen met democratische kenmerken in onze tijd. Tot die richtlijnen behoorden: - De overheid ontleende haar macht niet aan het volk, maar aan God. Daarmee werd de volkssoevereiniteit verworpen; - De hele maatschappij moest doortrokken worden van christelijke opvattingen. Een belangrijk middel daartoe was het onderwijs. Dat leidde tot de schoolstrijd in Nederland. Men eiste het recht op eigen scholen te stichten op kosten van de staat; - De pauselijke opvattingen over de maatschappij werden nader uitgewerkt door Paus Pius XI in zijn encycliek Quadragesimo Anno ( 'Na veertig jaar") de maatschappij moest bestaan uit 'organische gemeenschappen' die in solidariteit (saamhorigheid) met elkaar samenleefden. In een corporatistische structuur van werknemers en werkgevers. Dus geen klassenstrijd. Iedereen had zijn vaste plaats in de gemeenschap, met vaste rechten en plichten, maar geen gelijke rechten en plichten. Dus geen stemrecht voor vrouwen. *Confessionalisme / christen-democratie na de Tweede Wereldoorlog* Er vonden een aantal belangrijke veranderingen plaats: Katholieke partijen maakten zich geleidelijk los van het kerkelijk gezag; Katholieken en protestanten versmolten tot één algemeen christelijke partij in Duitsland en Nederland; De benaming christen-democraten werd veel meer gebruikt. Dat gaf aan dat men nu wel principieel voorstander van de democratie was; In de dagelijkse politieke praktijk nemen de christen-democratische partijen gewoonlijk een middenpositie in tussen liberalen en socialisten. Paragraaf 6 feminisme en andere emancipatiebewegingen. De drie emancipatiebewegingen zijn: socialisme, confessionalisme en feminisme. Emancipatie: gelijke rechten en achterstand inhalen. *Feminisme* Wanneer een deel van de mannen kiesrecht kreeg spraken ze in de 19e eeuw van een democratie (blanke mannen). In de westerse landen kwam aan het eind van de 19e eeuw gelijke rechten voor de vrouwen: feminisme, uit het Latijn: femina. In Nederland waren de bekendste strijders: Alette Jacobs en Wilhelmina Drucker. Ook waren er verschillende organisaties: - vrije vrouwenvereniging door Wilhelmina in 1889. - Vereniging voor vrouwen kiesrecht door Aletta in 1894. In de loop van de 20e eeuw waren de meeste westerse mannen bereid hun bevoorrechte positie op te geven. Het feminisme ijverde vanaf het eind 19e eeuw niet allen meer voor het vrouwenkiesrecht maar er viel meer dan dit te doen. *Abolitionisme* Het abolitionisten was eind 18e eeuw in Engeland ontstaan als een beweging die wou dat de slavenhandel stopte à breide zich in de 19eeeuw in de Europese landen uit. Na het verbod op slavenhandel richtte zei zich op de slavernij. *Socialisme en confessionalisme emancipatie bewegingen* De socialisten wilden emancipatie voor de arbeiders, zij streefden na: Pagina 7 van 8

- algemeen kiesrecht - hogere lonen - betere levens en arbeidsomstandigheden voor arbeiders De confessionelen (protestanten en katholieken) voelde zich door de liberalen achtergesteld. In Nederland voelde de katholieke zich door de protestanten achter gezet. Hierdoor ontstonden in Nederland aparte protestantse en katholieke partijen en andere organisaties. De socialisten en confessionelen probeerden hun doel te bereiken door het oprichten van politieke partijen, vak vereniging, kranten en tijdschriften Pagina 8 van 8