Evidence-based Education



Vergelijkbare documenten
Expertisenetwerk School of Education. Zomerschool Praktijkgericht Onderzoek voor lerarenopleiders. 5-7 september 2012 Leuven

Onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk: samen apart

Uitbouw van een digitaal platform ter ontsluiting van onderzoek voor lerarenopleiders

Onderwijsonderzoek: Vlaamse beleidsontwikkelingen voor de toekomst. Dirk Van Damme Kabinetschef onderwijs

Studiedag VELON. 11 november 2016

Een academische omgeving voor het basisonderwijs NRO-Congres 4 november 2015

Evidence-based werken in het onderwijs

Onderzoek in Onderwijs binnen de lerarenopleiding

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Het Vlaams Onderwijsonderzoek verkend. Jef C. Verhoeven Roland Vandenberghe Onderwijsonderzoek 1

Praktijkgebaseerd Onderzoek in de Bachelor opleidingen Sociaal Werk: visie en uitdagingen

AANBEVELINGen ONDERZOEK IN ONDERWIJS

PDA s gericht op praktijkonderzoek in de lerarenopleiding Themagroep Professionele Georgia, Ontwikkeling 36, bold van Leraren Opleiders voor en door

Congres VELOV Elementen voor de toespraak van Pascal Smet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel Mechelen, 26 maart 2014

VELOV-leergemeenschap Digitaal Leren

Actieonderzoek als stimulans voor een positieve leesattitude bij studenten uit de lerarenopleiding (HBO)

Evidence-Based Nursing. Bart Geurden, RN, MScN

perspectief voor professionele ontwikkeling

Overzicht. Onderzoekstaal. TOHBO Inholland. Taalbeleid Inholland

Plan onderzoek OS Boss po Bijlage 7. Kenniscentrum Talentontwikkeling

Verantwoordelijke opleidingsonderdeel

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding

Ontwikkelingen rondom onderzoek in de school

Disseminatie: artikels schrijven, presenteren en publiceren. Katrien Struyven

Geaccepteerd voorstel Onderwijs Research Dagen 28, 29 en 30 juni 2017 te Antwerpen

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

Toekomstige structuur Vlaams Hoger Onderwijs

HET WERK EN DE LEERBEHOEFTEN VAN LERARENOPLEIDERS

ONTWERP VAN DECREET. betreffende de kwalificatiestructuur AMENDEMENTEN

Advies over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in het basis- en secundair onderwijs

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November

Visie op Onderwijs en Onderzoek: Van strangers in the night naar een gelukkig huwelijk?

Bevorderende factoren voor samenwerking door onderwijsprofessionals

Onderwijs-pedagogische visies van mbo-docenten

ONDERZOEK ALS EFFECTIEVE INTERVENTIE OM DE PRAKTIJK TE VERSTERKEN MARCO SNOEK

Professionalisering van docenten. Gerda Geerdink Studiedag Facta 24 maart 2015 Amersfoort

Gaan we professionaliseren of aan onderzoek (mee)doen?

2. In functie van implementatie van onderzoekscompetenties in de lerarenopleiding

Vragen pas gepromoveerde

Overzicht curriculum VU

VERSLAG N.A.V. VIERDE CONSULTATIEFASE (JANUARI-MAART 2019) Ontwikkelteam Engels / Moderne Vreemde Talen

2 e Fontys Onderzoekscongres Onderzoek & Onderwijs :

Samen bouwen aan schoolontwikkeling

FORMATIEF TOETSEN IN DE KLAS: BEVORDERENDE EN BELEMMERENDE FACTOREN

JoTondeur (VUB), Koen Aesaert & Johan van Braak (UGent)

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

Onderzoekend werken van lerarenopleiders. Hilda Paalman Opleiding Leraar Basisonderwijs 16 maart 2017

Visietekst rond de samenwerking tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs

ONDERZOEK ALS MIDDEL VOOR ONDERWIJSONTWIKKELING?

Het beroep en de professionele identiteit van de lerarenopleider. Anja Swennen, Vrije Universiteit Amsterdam

(Samen)werken aan christelijk leraarschap

Vakdidactiek: inleiding

Standpunt over de hertekening van de lerarenopleidingen

De bijdrage van praktijkgerichte literatuurstudies onderwijsonderzoek (PGO-project Vlaamse Onderwijsraad)

NT2-docent, man/vrouw met missie

De professionele leergemeenschap met een onderzoekende cultuur. Masterclass 3

De HGW-bril toegepast in de cel leerlingenbegeleiding

Praktijkgericht onderzoek in de Vlaamse. geïntegreerde lerarenopleidingen: Een kwalitatieve. verkennende studie

ICT & Beginnende geletterdheid: Richtlijnen voor het pabo-curriculum

Bestek voor het maken van een praktijkgerichte literatuurstudie over de relatie neurowetenschap en onderwijs

Opleiding van leraren in de informaticawetenschappen

Format beoordelingsformulier FEM voor geschreven afstudeerwerk: de afstudeeropdracht Toelichting over het gebruik van het formulier:

ONDERZOEK IN DE LERARENOPLEIDING! Wat vinden lerarenopleiders en hun managers daar eigenlijk van?

VERBINDEN VAN ONDERZOEK EN ONDERWIJS

Betekenisvol Leren Onderwijzen in de werkplekleeromgeving

De kracht van evidence based werken Evidence based Practice implementeren

Samenwerking tussen docenten in onderwijsinnovaties in het hoger beroepsonderwijs: een case study

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masterprogramma van Onderwijskunde. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

WELKOM! Wil je op je A4 opschrijven wat je nu weet over Lesson Study? Evelien van Geffen 12 mei 2016

Omgaan met Bumpy Moments in de context van Technisch Beroepsonderwijs

P- REVIEW. Vakdidac'sche prak'jkgerichte reviews van onderzoek

HOE STEM OPTIMAAL INZETTEN IN DE LERARENOPLEIDING?

Leerdoelen en succescriteria in de wiskundelessen.

De VBSP en Kwantitatieve Onderzoeksmethodologie?

Evidence-based beleid maken?! Marja van Bon-Martens & Joyce de Goede Symposium Bouwen aan de Brug, 1 november 2007

MODULE Evidence Based Midwifery

1. Voorkennis 2. Recente inzichten en dilemma s 3. Begeleiding 4. Uitwisseling in groepjes 5. Slot: visie op ontwerpgericht onderzoek in de eigen

Samenvatting. Samenvatting 9

Lectoraat Vernieuwingsonderwijs

Bijlage 1 Uitwerking opdrachten 103. Bijlage 2 Vaktijdschriften Social Work 119. Literatuur 123. Begrippenlijst 125. Trefwoordenregister 131

Over nut en noodzaak van praktijkgericht onderzoek. Congres Focus op onderzoek - Oogsten en verbinden 1 en 2 december 2011, Galgenwaard, Utrecht

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

Wanneer is onderzoek goed: de kwaliteitscriteria

Praktijkgericht onderzoek en een onderzoekende houding: opleiding en lectoraat verbinden onderzoek en onderwijs voor praktijkontwikkeling

Evidence-based onderwijs in muziekeducatie: de relatie tussen onderwijsonderzoek. onderwijspraktijk

Een conceptueel kader voor de implementatie van praktijkgericht onderzoek in de opleiding van studenten farmaceutische wetenschappen aan de K.U.

Publicatie- en presentatiebeleid Kempelonderzoekscentrum

5,5. Betoog door S woorden 10 juli keer beoordeeld. Nederlands

Informatiebrochure. Verkorte opleiding: Professionele Bachelor in de Verpleegkunde (Brugopleiding)

PWO Elke leerling telt : de

kennisbasis vakdidactiek biologie auteurs Teresa Maria Dias Pedro Gomes, Stefan Bosmans en Marnix van Meer

De waarde van de AOS in beeld. Anje Ros Lector, Fontys HKE Janneke van der Steen Onderzoeker, HAN Miranda Timmermans Lector, Pabo Avans

Voeding en gezondheid anno 2016

Advies over de implementatie van ISCED 2011 in Vlaanderen

LERAAR ZIJN: EEN KWESTIE VAN COMPETENTIES? Isabel Rots

Samenvatting Rapport Nudging in de praktijk

De 10 basiscompetenties van de leraar

Associatie KU Leuven: Sterke partners voor beter hoger onderwijs

adviesnota de doelstelling m.b.t. de hogeronderwijsmobiliteit

Transcriptie:

Evidence-based Education Over onderzoek en/in onderwijs in Vlaanderen Wat is de plaats van onderwijsonderzoek in het onderwijs en hoe kunnen we daar als lerarenopleiders een rol in spelen? In deze bijdrage geven we een mogelijke richting aan om deze vragen te beantwoorden. Daarbij beargumenteren we dat het geen vruchtbaar spoor lijkt om ervan uit te gaan dat onderzoek het onderwijskundig handelen volledig zal kunnen sturen. Wel pleiten we voor een benadering waarin de leraar in zijn handelen onderwijsonderzoek als bron gebruikt naast andere bronnen. Daarmee sluiten we de essentiële rol van onderzoek niet uit. Integendeel: onderzoek dient zowel door practici als onderzoekers meer gewaardeerd te worden als belangrijke bron voor de praktijk. Dat brengt met zich mee dat inspanningen moeten worden geleverd om het bestaand onderzoek bruikbaar te maken voor de praktijk en om nieuw onderzoek te doen dat zowel praktijkrelevant als wetenschappelijk verantwoord is. We zien hierin een voortrekkersrol weggelegd voor de lerarenopleidingen. Deze bijdrage bestaat uit vijf delen: (1) een inleiding waarin de relatie tussen onderzoek en praktijk geschetst wordt, (2) een beschrijving van evidence-based education, (3) de implicaties van evidence-based education, (4) de rol van de lerarenopleidingen en (5) een algemene conclusie. Inleiding Wat is de plaats van onderwijsonderzoek in het onderwijs? Is onderwijsonderzoek van belang voor leraren? En wat zou de relatie tussen onderwijsonderzoek en onderwijs moeten zijn? Die vragen zijn niet eenvoudig te beantwoorden. Wel kan men zeggen dat de rol van onderwijsonderzoek gecontesteerd is: zowel vanuit het beleid, de praktijk als vanuit het onderzoek zelf wordt de impact van onderwijsonderzoek op de praktijk klein geacht. Tezelfdertijd blijft de vraag om de praktijk vanuit onderzoek te ondersteunen en om onderzoeksvragen of onderzoeksfocus aan te passen aan wat leeft in de praktijk groot en zijn er (beleids-)initiatieven om deze integratie te versterken (Bosker, 2008; McIntyre, 2005; Onderwijsraad 1, 2006; Vlaamse Onderwijsraad, 2009, 2010). In deze tekst willen we een mogelijke richting aangeven om vragen over de plaats van onderwijsonderzoek in het onderwijs te beantwoorden. Eerst schetsen we drie invalshoeken van waaruit de relatie tussen onderzoek en onderwijspraktijk naar voren komt. De moeilijke wisselwerking tussen onderwijspraktijk en onderwijsonderzoek Men spreekt doorgaans over een kloof tussen onderwijspraktijk en onderwijsonderzoek. De relatie tussen beide wordt dus als problematisch bestempeld: mensen uit het werkveld (leraren, lerarenopleiders, schoolbegeleiders) zijn slechts in beperkte mate op de hoogte van de resultaten van onderwijsonderzoek of, minstens even belangrijk, ze ervaren onderzoeksresultaten als weinig bruikbaar voor hun handelen. Verschillende auteurs sommen allerlei redenen op voor deze problematische relatie (zie onder andere Broekkamp, & van Hout-Wolters, 2006; Broekkamp, Vanderlinde, van Hout-Wolters, & van Braak, 2009; Op t Eynde, Verschaffel & De Corte, 2001; van Braak, Vanderlinde & Aelterman, 2008; Vanderlinde & Van Braak, 2007, 2010).: De onderzoekswereld richt zich vooral op fundamenteel onderzoek dat gepubliceerd kan worden in hoog gerangschikte, doorgaans Engelstalige, tijdschriften of op beleidsgericht onderzoek. Daarvoor zijn immers middelen te vinden. Voor praktijkonderzoek is het in Vlaanderen veel moeilijker financiering te vinden. Daarenboven geldt dat binnen het onderwijsonderzoek waarvoor wel financiering te vinden is, relatief weinig aandacht wordt gegeven aan de klaspraktijk en aan vakdidactisch onderzoek. Onderzoek levert weinig eenduidige, relevante of bruikbare resultaten op voor de praktijk. De kritiek luidt: (1) onderzoekers zijn het veelal onderling oneens over hoe bepaalde problemen aangepakt moeten worden. Ze geven tegenstrijdige antwoorden op vragen die in de praktijk leven. (2) Onderzoeksresultaten bieden geen relevante antwoorden (of ze worden als weinig relevant beschouwd door de practici) of (3) de antwoorden zijn niet pasklaar of praktisch toepasbaar. Onderzoekers gebruiken een technische en complexe taal. Practici hebben daardoor moeite om resultaten uit onderzoek te vertalen naar de klaspraktijk en worden daar ook niet in ondersteund. 12 AUTEUR(S) Frederik Maes (Expertisenetwerk 'School of Education') Geraldine Clarebout (K.U.Leuven) Bieke De Fraine (K.U.Leuven) Dirk Smits (HUBrussel) Johan L. Vanderhoeven (Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende)

Resultaten van onderzoek vertalen naar de praktijk vraagt tijd en middelen en deze ontbreken doorgaans. Onderzoekers halen weinig voordeel uit praktijkonderzoek (zie ook eerste punt). Omdat praktijkonderzoek erg contextspecifiek is, zijn internationale tijdschriften zelden geïnteresseerd in het publiceren van de resultaten. De middelen die beschikbaar gesteld worden voor onderwijsonderzoek zijn beperkt (Vlaamse Onderwijsraad, 2007). Her en der zijn er initiatieven om de kloof tussen onderzoek en praktijk te verkleinen. We denken bijvoorbeeld aan het Vlaamse tijdschrift Klasse voor leraren waarin onderzoeksresultaten vlot leesbaar beschreven worden (ondanks de soms moeilijke vertaalslag), de adviezen van de Vlaamse Onderwijsraad en hun inspanningen voor het genereren van praktijkgerichte reviews, de Academische scholen in Nederland (zie bv. Zwaneveld & Tillmans, 2010) of bijvoorbeeld het TIER in Nederland (Top Institute for Evidence-Based Education Research, zie www.tierweb.nl) dat een masteropleiding voor leraren organiseert (Master Evidence Based Innovation in Teaching). Desondanks blijft de kloof tussen onderwijsonderzoek en praktijk bestaan. Onderzoek in hogescholen Het hoger onderwijs in Vlaanderen kreeg van de overheid drie opdrachten mee: onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Onderzoek is dus één van de domeinen waarop instellingen voor hoger onderwijs actief moeten zijn. Voor de academiserende hogeschoolopleidingen voorziet de overheid in de academiseringsmiddelen. Doel is de onderzoekspoot van deze opleidingen versterken. Voor het professioneel hoger onderwijs voorziet de Vlaamse regering sinds 2004 in een beperktere specifieke subsidie om ook hier onderzoek mogelijk te maken (zie ook Vlaamse Hogescholenraad, 2009). Dit zijn de zogenaamde middelen voor Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek (PWO). Van professioneel hoger onderwijs wordt verwacht dat het gestoeld is op de toepassing van wetenschappelijke of artistieke kennis, creativiteit en praktijkkennis (Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, artikel 12, 2). Dit gestoeld zijn op wetenschappelijke en praktijkkennis kan enkel bereikt worden door een sterke band met de praktijk en met de wetenschappelijke wereld. Praktijkgericht onderzoek verrichten is een uitstekend middel om beide te bereiken: een goede band met de praktijk en een duidelijke link met de wetenschappelijke wereld. Naast het verrichten van onderzoek door docenten, komt elke student hoger onderwijs tijdens de opleiding in contact met onderzoek, en moet bij afstuderen in staat zijn onderzoeksgegevens te lezen en de implicaties ervan te vertalen naar de eigen beroepspraktijk. Een noodzakelijke verwevenheid tussen onderzoek en onderwijs is het gevolg. Ook in de hogescholen in Nederland zijn er gelijkaardige tendensen. Het Nederlandse hoger beroepsonderwijs (met inbegrip van de lerarenopleidingen) krijgt als kerntaak niet alleen onderwijs, maar ook onderzoek. Het hoger beroepsonderwijs moet onderzoekscompetente professionals afleveren die daarnaast beschikken over voldoende kennis van de beroepspraktijk (Geerdink, 2010). Dus zowel in Vlaanderen als in Nederland wordt onderzoek als een kerntaak van het hoger onderwijs beschouwd. Leraar als innovator, onderzoeker Eén van de basiscompetenties die nodig geacht worden voor een Vlaamse leraar is die van leraar als innovator en onderzoeker (zie Decreet van 7 december 2007). Deze wordt als volgt omschreven: De leraar kan: kennisnemen van de resultaten van onderwijsonderzoek; vernieuwende elementen aanbrengen door de eigen schoolcultuur en vormingconcepten constructief te bevragen, door reflectie over nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en over resultaten van onderwijsonderzoek; de eigen klaspraktijk vernieuwen op basis van nascholing, eigen ervaring en creativiteit; het eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen. Dit betekent dat deze competentie bij het opleiden van leraren de nodige aandacht verdient. Lerarenopleiders dienen te bekijken hoe onderzoeksresultaten en het onderzoeksproces een plaats krijgen in de opleiding. Dit heeft echter niet alleen gevolgen voor de kandidaat leraren, maar ook voor de lerarenopleiders zelf: deze laatste moeten het goede voorbeeld tonen en hun eigen onderwijs in overeenstemming brengen met deze doelstelling/competentie. Dit betekent: kennisnemen van onderwijsonderzoek, vernieuwende elementen aanbrengen en de eigen lespraktijk kunnen verantwoorden. Ook in het Nederlandse hoger beroepsonderwijs maakt de onderzoekscompetentie deel uit van het curriculum. Onderzoek kunnen uitvoeren is voor de hbo student zowel einddoel van de opleiding, als middel om die opleiding succesvol te doorlopen (Geerdink, 2010). Evidence-based Education als antwoord? In de meest eenvoudige omschrijving betekent Evidence-based Education (EBE) dat het onderwijs gebaseerd moet zijn op wetenschappelijke evidentie. Het kent dus een cruciale rol toe aan onderzoek voor het onderwijs (zie o.a. Davies, 1999; Onderwijsraad, 2006). Hoewel de omschrijving hierboven op het eerste zicht heel eenduidig lijkt, zijn toch enkele verduidelijkingen en kanttekeningen mogelijk: men kan immers verschillende invullingen geven aan dit begrip. We staan stil bij de verschillende elementen en bepalen waar nodig onze positie. Onderwijs De term evidence-based werd overgenomen uit de gezondheidszorg waar men van evidence-based medicine (EBM) spreekt. De lading die deze vlag dekt, is niet nieuw in het onderwijs. Het thema van TIJDSCHRIFT VOOR LERARENOPLEIDERS (VELON / VELOV), 33(1) 2012 13

Evidence-based Education. Over onderzoek en/in onderwijs in Vlaanderen 14 de wetenschappelijke onderbouwing van het onderwijs bestaat al langer maar herleeft mede door de aandacht voor EBM.. Het onderwijs (of het onderwijskundig handelen) kan zich op verschillende niveaus situeren: op het niveau van het onderwijsbeleid (het macroniveau), op het niveau van de scholen (mesoniveau), op het niveau van de klas, de lespraktijk (microniveau). Naargelang de focus die gelegd wordt spreekt men dan ook van evidence-based policy en evidencebased practice of evidence-based teaching. Het erkennen van de verschillende niveaus binnen het onderwijs is niet triviaal in de discussie over evidence-based education (EBE). De vragen die gesteld worden en de antwoorden die gegeven worden (vanuit onderzoek) kunnen immers verschillen naargelang het gaat over het onderwijsbeleid of over de onderwijspraktijk in de klas. Bij de verdere uitwerking gaat onze aandacht vooral uit naar het onderwijs op klasniveau (de les- of klaspraktijk) en het onderwijs in de lerarenopleiding, Dit onder meer omwille van het kader van waaruit deze tekst ontstaan is (een werkgroep binnen het expertisenetwerk School of Education van de Associatie K.U.Leuven). Gebaseerd op In de literatuur over EBE vindt men accentverschillen over hoe men het gebaseerd zijn op moet begrijpen. In de radicale invulling van de evidence-based gedachte wordt vertrokken van het primaat van wetenschappelijk onderzoek. De kennis die voortkomt uit onderzoek moet het onderwijskundig handelen sturen, bepalen. Een voorbeeld van een dergelijke invulling vindt men bijvoorbeeld bij Hargreaves (1997), Slavin (2004, 2008) en bij Moonen, van der Sluis, Visser en van der Weide (2007): Samengevat betekent evidence-based education dat professionals in de schoolpraktijk uitsluitend gebruik dienen te maken van programma s, meettaken en instructiepraktijken voor zover deze zijn getest en voor zover is bewezen dat ze effectief zijn. (p. 5). Mede omwille van het statuut (de geldigheid, de eenduidigheid en de relevantie) van de kennis die resulteert uit onderwijsonderzoek in het volgende punt gaan we daar dieper op in dringt de vraag zich op of deze radicale invulling haalbaar en wenselijk is. Het lijkt ons realistischer om een gematigdere benadering te hanteren. Deze houdt in dat onderwijs beïnvloed en geïnformeerd moet worden door onderwijsonderzoek, en dit meer dan nu het geval is. Onderwijs mag of kan echter niet blind en uitsluitend steunen op onderzoeksresultaten. Vooral de term uitsluitend uit de omschrijving van Moonen en collega s (2007) duidt op een verschil in benadering. Deze meer gematigde invulling wordt soms benoemd als evidence-informed education. Samen met Davies (1999) pleiten we ervoor om naast de kennis die resulteert uit onderwijsonderzoek ook de eigen praktijkkennis van de leraar te erkennen als essentiële bron voor het onderwijskundig handelen: so evidence-based education means integrating individual teaching and learning expertise with the best available external evidence from systematic research (Davies, 1999, p. 117). Wetenschappelijke evidentie Wetenschappelijk evidentie of evidence wordt opgevat als bewijs op basis van wetenschappelijk onderzoek. Concreet gaat het om evidentie; dat wat men doet of beweert (bijvoorbeeld in lessen/cursussen) gesteund is op wetenschappelijk onderzoek; dat bewezen is dat wat men doet of zegt, werkt en correct is. Belangrijke vragen hierbij zijn: What is evidence? (wat telt als bewijs?) en What evidence? (is er dan dergelijk bewijs?). Er zijn twee belangrijke kenmerken aan de kennis die resulteert uit onderwijsonderzoek die de stuurbaarheid van de praktijk belemmeren: het vereenvoudigend en veralgemenend karakter en het probleem van oorzakelijkheid. Eigen aan de kennis die wetenschappelijk onderzoek genereert, is dat het veelal vereenvoudigend en veralgemenend (los van specifieke contexten) is. Het onderwijsgebeuren is echter zeer complex en contextgebonden (cultureel en situatiespecifiek) en heeft bijgevolg net situatiespecifieke kennis nodig: There is no such thing as context-free evidence (Davies, 1999, p. 111). Bovendien is veel onderwijsonderzoek van beschrijvende aard, en dit type onderzoek biedt geen inzicht in de oorzakelijkheid. Daarom pleiten sterke voorstanders van evidence-based education voor meer interventie-onderzoek waarin de effecten van verschillende onderwijsbehandelingen vergeleken worden 2. Echter: de mogelijkheden om experimenteel onderzoek te doen binnen het onderwijs zijn vanuit ethisch perspectief beperkt. Experimenteel onderzoek naar zittenblijven bijvoorbeeld is onmogelijk. Daarom zijn er grenzen aan wat onderzoek kan bijbrengen aan het onderwijs. Om die redenen dient men de vraag te stellen of er voldoende kennis is, of die kennis van voldoende kwaliteit is en of die kennis voldoende praktijkrelevant is om te gelden als wetenschappelijke evidentie voor de onderwijspraktijk. Dit betekent echter niet dat onderzoek geen zeggenschap heeft, maar wel dat men voorzichtig moet zijn over wat onderzoek kan bijdragen (Hammersly, 1997, 2001). De rol van wetenschappelijke kennis moet kritisch gewaardeerd worden. Net zoals bij EBM lijkt het zinvol om gradaties van bewijs te onderscheiden. Implicaties Waarderen van de begrensde, maar essentiële rol van onderzoek voor de onderwijspraktijk De impact van onderzoek op het onderwijs is beperkt (Vanderlinde & Van Braak, 2007). Daarin ligt een beduidende opdracht zowel voor mensen uit het onderwijsveld als voor onderzoekers. De vraag of een bepaalde onderwijskundige handeling zin heeft - werkt -, is een legitieme vraag die onderzoek kan helpen beantwoorden. Belangrijk daarbij is dat we

wetenschappelijke kennis niet als enige of belangrijkste verantwoording zien voor het onderwijskundig handelen, maar als een motief naast andere motieven. Normen en waarden, affectieve elementen, politieke en micropolitieke factoren, opvattingen, de eigen praktijkkennis en vaardigheden hebben ook een invloed op het handelen in het onderwijs. Dat betekent dat de Evidence-based -benadering nooit het geheel van het onderwijsgebeuren zal kunnen omvatten. Zo spelen bijvoorbeeld bij het bepalen van onderwijsdoelen ook andere aspecten (ethische, maatschappelijke, politieke, ) een rol. Wetenschappelijke kennis moet een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de praktijkkennis van een leraar. Toch is de impact van wetenschappelijke kennis als bron voor het onderwijskundig handelen te beperkt, en dat lijkt nog meer het geval als het gaat om de concrete onderwijspraktijk in de klas. Het belang van onderzoek zou sterk kunnen toenemen door te focussen op de les- of klaspraktijk omdat het kan leiden tot meer toepasbare resultaten die elke leraar aanbelangen. Bij het waarderen en bevorderen van de rol van onderzoek is het daarom aangewezen om dit in de eerste plaats te richten op de praktijk van leraren: de les- of klaspraktijk, het (vak-)didactisch handelen in de klas met de leerling/student/cursist. Daarbij moeten we ons bewust zijn dat de aard van wetenschappelijke kennis op essentiële punten verschilt van de aard van de praktijkkennis van leraren (tabel 1; McIntyre, 2005). Praktijkkennis beschouwen we als een conglomeraat van overtuigingen en kennis, voor een belangrijk deel tot stand gekomen door opleiding, ervaringen en traditie, waarop de leraar zich baseert wanneer hij/zij onmiddellijk moet handelen of reageren op deze of gene manier (bijvoorbeeld nu verder uitleggen of later uitleggen, individueel of klassikaal) op een bepaald moment in een bepaalde Praktijkkennis is grotendeels Vervat in het handelen, praktisch, bruikbaar, nuttig Impliciet ( tacit ) Subjectief (onlosmakelijk verbonden met het subject) Snelle, parate, automatische kennis Contextafhankelijk, -specifiek, particulier (hier en nu) En leidt tot Ja of Nee beslissingen Tabel 1: Wetenschappelijke kennis is grotendeels Los van het handelen, theoretisch Expliciet Objectief 3 Trage kennis, goed doordacht Contextonafhankelijk, veralgemeenbaar Genuanceerd, gemiddeld Vergelijking kenmerken praktijkkennis en wetenschappelijke kennis (gebaseerd op McIntyre, 2005) klas met bepaalde leerlingen en een bepaalde schoolcontext. Wetenschappelijke kennis moet een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de praktijkkennis van een leraar. Dit als een beïnvloedende factor, naast andere factoren, op momenten waarop gereflecteerd wordt over het handelen, op momenten waarop het handelen beoordeeld en in vraag gesteld wordt (meestal in voorbereiding of als evaluatie van het handelen). Het herbekijken van het handelen en het experimenteren met verschillende wijzen van handelen is wat Hargreaves (1999) beschrijft in het proces van tinkering. In dit proces ligt een mogelijkheid om wetenschappelijke kennis in te schuiven, te integreren in de aanwezige praktijkkennis. Het kan de aanwezige referentiekaders, overtuigingen en ervaringen waaruit de praktijkkennis bestaat, bevestigen en versterken of ze in vraag stellen, uitdagen en wijzigen. In een ruimer perspectief is deze druppelsgewijze en wederzijdse beïnvloeding van de praktijkkennis en wetenschappelijke kennis te vergelijken met wat men onder acculturatie verstaat: Acculturation refers to those phenomena which result when groups of individuals having different cultures come into continuous first-hand contact, with subsequent changes in the original culture pattern of either or both groups (Redfield, Linton & Herskovits, 1936, p. 149). Ook in het geval van onderzoekers en practici is sprake van twee aparte culturen (zie tabel 1) met eigen normen en waarden, kennis en inzichten, gebruiken en verwachtingen. Het samenbrengen van praktijkmensen en onderzoekers in onderzoeksprojecten lijkt daarom een beloftevolle manier om aan onderzoek te doen. Ten slotte betekent het waarderen van de rol van onderwijsonderzoek voor de onderwijspraktijk ook dat het belangrijk is in te zien dat die rol niet louter een technische rol hoeft te zijn (zoals het suggereren van methodieken, uittesten van instructiepraktijken, evalueren van programma s, ), maar dat onderzoek ook een culturele rol kan hebben waarbij onderzoek aanleiding kan geven aan praktijkmensen om anders naar een sociale realiteit (onderwijssituaties) te kijken, andere betekenissen of interpretaties tot stand te brengen, problemen te herdefiniëren en andere oplossingen en inzichten teweeg te brengen (Biesta, 2007). Bestaand onderzoek gebruiken en nieuw onderzoek doen (Davies, 1999) Wil men het gebruik van wetenschappelijke kennis als ondersteuning voor de praktijk bevorderen, dan moet het toegankelijk en bruikbaar worden gemaakt. Een eerste mogelijkheid wat dat betreft is bestaand onderzoek meer en ruimer verspreiden, vertalen en hertalen. Onderzoek kan toegankelijker worden gemaakt door het op een overzichtelijke, eenvoudige en begrijpelijke manier TIJDSCHRIFT VOOR LERARENOPLEIDERS (VELON / VELOV), 33(1) 2012 15

Evidence-based Education. Over onderzoek en/in onderwijs in Vlaanderen 16 aan te bieden (bijvoorbeeld door het vermijden van jargon, onduidelijk en vaag taalgebruik, ingewikkelde grammatica,...). Een tweede mogelijkheid in het gebruik van wetenschappelijk onderzoek als kennisbasis voor de leraar zijn overzichtsstudies ( reviews ) (Davies, 2000). Goede overzichtsartikelen bieden immers een stand van zaken over een bepaald thema en dragen op die manier bij tot het bijeenhouden en vergroten van de kennis over een bepaald onderwerp. Om na te gaan of onderzoek ( evidence ) als evidentie kan gelden voor de onderwijspraktijk, lijkt het ons in navolging van Thomas (2004) zinvol om het op drie criteria te beoordelen: Praktijkrelevantie ( relevance ): gaat het om onderzoek dat daadwerkelijk van belang is voor de onderwijspraktijk? In het kader van het VLOR-project Praktijkgericht Onderzoek werd praktijkgericht onderzoek omschreven als onderzoek over, voor en met de onderwijspraktijk (Vlaamse Onderwijsraad, 2009, p. 83). Belangrijk daarbij is dat het dus niet enkel over de onderwijspraktijk moet gaan, maar ook voor de onderwijspraktijk. Het moet dus iets kunnen betekenen voor die praktijk. Dat praktijkgericht onderwijs met de praktijk moet uitgevoerd worden, lijkt ons geen (absolute) voorwaarde om te spreken over praktijk(gericht) onderzoek, maar het zal wel de kans verhogen dat het iets voor die praktijk kan betekenen. Toereikendheid ( sufficiency ): gaat het om eenmalige (particuliere) evidentie of vindt men voldoende onderzoek daarover dat deze evidentie bevestigt? Dit criterium verwijst ook naar de sociale dimensie van kennis. Is er sprake van gedeelde kennis; is er een draagvlak voor de bevindingen? Bewijskracht ( veracity ): gaat het om degelijk onderzoek? Namelijk onderzoek dat verzameld en geanalyseerd werd volgens de regels van de kunst, m.a.w. volgens wetenschappelijke criteria. Bij het hanteren van deze criteria is er geen voorkeur naar onderzoekstypes of -vormen (actie-onderzoek of experimenteel onderzoek; kwantitatief of kwalitatief; interventie-onderzoek of beschrijvend onderzoek). Recent zien we ook in Vlaanderen en in Nederland initiatieven die het maken van zulke overzichtsstudies bevorderen. Daarnaast zien we ook initiatieven om op websites onderzoek samen te brengen en beschikbaar te maken voor de praktijk. Maar ondanks deze initiatieven concludeert Cordingley (2004, p. 86): There is need, nonetheless, for much more funding and thought to be given to making original research usable by teachers. Zoals aangegeven bij de probleemstelling zijn de middelen voor onderzoek op het gebied van onderwijs beperkt (Vlaamse Onderwijsraad, 2007). Het stimuleren van wetenschappelijk onderwijsonderzoek blijft noodzakelijk. De praktijkrelevantie lijkt momenteel nog onvoldoende een criterium bij het opzetten van onderwijsonderzoek. Het betrekken van mensen uit de onderwijspraktijk bij het aanvragen, selecteren, uitvoeren en verspreiden van onderzoek zou een eerste stap in de goede richting zijn. Ook het oprichten van een apart fonds voor praktijkrelevant onderzoek en het verhogen van de PWO-middelen voor de hogescholen zijn initiatieven die kunnen bijdragen tot het realiseren van meer evidence-based onderwijs. Wanneer we oproepen om meer praktijkgericht onderzoek te doen, wensen we geen afbreuk te doen aan het wetenschappelijk karakter van dit onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek, door al zijn vormen en inhouden, is een term die best met de nodige omzichtigheid gehanteerd wordt. Het ontwikkelen of toepassen van nieuwe methodes, nieuw materiaal, of het optimaliseren en/of digitaliseren van deze methodes en materiaal, kan moeilijk onder de noemer van wetenschappelijke kennis geplaatst worden, omdat de werkzaamheid van het ontwikkelde materiaal zelden systematisch geëvalueerd wordt. Net zo min is het aangewezen om de onderzoekende houding of experimenterend onderzoeken van de leraar te bestempelen als wetenschappelijk onderzoek. Hoewel dit zeker een belangrijk en een essentieel aspect vormt van de professionele ontwikkeling van individuele leraren, wordt het doorgaans enkel opgezet om individuele vragen te beantwoorden. Kortom: ook lerarenopleiders dienen aangemoedigd te worden om onderzoek te gebruiken in zijn/haar handelen en in het gebruikte materiaal (bijvoorbeeld in cursussen) en, indien mogelijk, om zelf onderzoek uit te voeren. Uiteraard zal dit laatste het onderwijs niet ten goede komen wanneer dit als extra taak erbij komt, bovenop alle andere taken. Goed onderzoek kan slechts uitgevoerd worden als daarvoor middelen en tijd worden vrijgemaakt. In het waarderen van de plaats van onderzoek in de onderwijspraktijk en in het stimuleren van concrete initiatieven is een belangrijke rol weggelegd voor de lerarenopleidingen. Voortrekkersrol voor de lerarenopleidingen In het waarderen van de plaats van onderzoek in de onderwijspraktijk en in het stimuleren van concrete initiatieven is een belangrijke rol weggelegd voor de lerarenopleidingen. Deze leggen immers de basis voor de professionele ontwikkeling van leraren, horen vanuit hun opdracht toonaangevend te zijn op het gebied van onderwijs en vormen een belangrijke brug met de praktijk door middel van de stages en het aanbieden van nascholing. Daarom is het aangewezen dat de lerarenopleidingen het voortouw nemen. Dit zowel op het gebied van de ontwikkeling van een doelgerichte visie over onderzoek in de onderwijspraktijk als op het gebied van concrete initiatieven en acties op dat gebied. Een eerste focus daarbij is de eigen onderwijspraktijk (intern) van de lerarenopleidingen. Hoe wordt onderzoek in de eigen opleiding geïntegreerd? Is er sprake van gebruik van bestaand onderzoek (in lessen, in cursussen) en ontwikkeling van nieuw onderzoek? Zowel in Vlaanderen als in Nederland zien we initiatieven op dit gebied: zo is er in Vlaanderen het onderzoek over integratie van onderzoek en onderwijs (Elen, Schouteden, Verburgh, François, 2010) en in

Nederland vinden we onder meer een voorbeeld van het belang van onderzoek in het curriculum in de Nederlandse academische PABO s. Er is ook een duidelijke evolutie vast te stellen binnen de lerarenopleidingen in Vlaamse hogescholen en centra voor volwassenenonderwijs (CVO s): er is meer aandacht voor onderzoek, er zijn meer onderzoeksprojecten (en onderzoekers) aanwezig dan voorheen. Deze evolutie gaat echter gepaard met onbedoelde (en doorgaans onwenselijke) neveneffecten. Zo dreigt alles wat buiten de lesopdracht valt al snel onder de noemer onderzoek te vallen (zo bijvoorbeeld ontwikkelingsprojecten, nascholings- of vormingsprojecten, opdrachten voor studenten). Ook krijgt men soms signalen, te wijten aan de hoge werkdruk van docenten met uitsluitend les- en/of stageopdrachten, dat het uitvoeren van onderzoeksprojecten in hogescholen en CVO s een luxeopdracht is of zelfs ten koste gaat van de middelen voor lesopdrachten. We stellen ten slotte ook vast dat die, doorgaans deeltijdse, onderzoeksopdrachten als pasmunt gebruikt worden voor de verdeling van de lesopdrachten en dat de hoge werkbelasting die met een lesopdracht gepaard gaat soms ten koste gaat van de onderzoeksopdracht. Dit wijst erop dat het uitvoeren van onderzoek, ook in de lerarenopleiding, nog met een imagoprobleem kampt. Vier actiedomeinen voor de lerarenopleidingen Hoe kunnen lerarenopleidingen nu concreet de rol van voortrekker vervullen? We zien enkele mogelijkheden die we groeperen in vier actiedomeinen: Sensibiliseren voor onderzoek binnen de lerarenopleiding Dit houdt zowel bewustwording in van de mogelijkheden en de grenzen van onderzoek als het ontwikkelen van een visie op het niveau van de opleiding, departement en instelling. Daarbij dient men op zoek te gaan naar antwoorden op vragen zoals Is onderzoek in onze lerarenopleiding belangrijk? Waarom wel/niet?, Wat is de plaats van onderzoek in onze lerarenopleiding?, Welke soort(en) onderzoek zien wij haalbaar binnen onze opleiding. Het is ook de bedoeling van de voorliggende tekst om daartoe een aanzet te geven. Gebruik van bestaand onderzoek stimuleren Hoe kunnen we als opleiding stimuleren dat docenten en studenten meer op de hoogte zijn van bestaand (wetenschappelijk) onderzoek? Kan dit via de interne nieuwsbrief of mededelingen? Kan er binnen de instelling een platform of community opgericht worden waar onderzoek verzameld kan worden? Via welke kanalen kan men op de hoogte gesteld worden? (bv. abonneren op E-mail attenderingen van bepaalde tijdschriften, docenten en studenten leren zoeken wetenschappelijke bronnen, onder meer in elektronische databanken). Docenten en studenten beter informeren over bestaand onderzoek kan een meerwaarde geven aan de professionele ontwikkeling van die studenten en docenten, maar ook aan de ondersteuning van lessen, van studiemateriaal, cursussen, Ook op het niveau van de Vlaamse expertisenetwerken worden deze ideeën opgenomen en probeert men daar vorm aan te geven. Uitvoeren van nieuw onderzoek Het derde actiedomein is het uitvoeren van nieuw onderzoek. Dit kan op eigen houtje, maar gezien de beperkte middelen lijkt samenwerking binnen instellingen en tussen instellingen in onderzoeksprojecten meer kans op slagen te bieden en is het bovendien verrijkend. Het informeren van lerarenopleiders over de mogelijke financieringskanalen kan hen op weg helpen om een onderzoeksaanvraag in te dienen. Op het niveau van de opleiding of departement kan het zinvol zijn om met een onderzoeksagenda (of onderzoekslijn) te werken. Dat heeft als voordeel dat ook beperkte onderzoeken zinvolle bijdragen kunnen leveren aan een groter geheel, dat onderzoekers niet geïsoleerd werken en het is ook een vorm van kennismanagement omdat de opgedane kennis minder snel verloren dreigt te gaan, niet in het minst omwille van personeelswissels of verschuivingen in de opdrachten. Gezien de beperkte middelen van de lerarenopleidingen is het hierbij essentieel zich de vraag te stellen welk soort onderzoek zich best leent binnen lerarenopleidingen of meer algemeen binnen opleidingen tot professionele bachelors. Wat zijn de sterktes (bv. contacten met werkveld) en zwaktes (bv. beperkte financiële ruimte)? Deze vragen maken ook deel uit van de visie die men als opleiding ontwikkelt. Tot slot: is er financiële ruimte (of kan die gecreëerd worden) om tijd vrij te maken voor lerarenopleiders met een waardevol idee tijd om een onderzoeksaanvraag uit te werken/schrijven? (Toekomstige) leraren warm maken voor onderzoek Eén van de basiscompetenties voor leraar is de leraar als innovator en onderzoeker. De vraag stelt zich bijgevolg op welke manier studenten die competentie bijgebracht wordt. En hiermee bedoelen we zowel het op de hoogte zijn als het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Is er een bepaalde leerlijn en opbouw met betrekking tot onderzoeksvaardigheden doorheen het curriculum. In welke opleidingsonderdelen (binnen vakken, vakoverschrijdend, bachelorproeven, stageopdrachten) worden welke onderzoekvaardigheden ontwikkeld? Uiteraard ligt het betrekken van studenten in initiatieven uit de vorige actiedomeinen hier voor de hand. Ook het betrekken van leraren uit het werkveld als partners in onderzoeksprojecten creëert een win-win situatie. Conclusie De opzet van deze tekst was een verkenning van de positie van onderzoek in het onderwijs en op basis daarvan enkele sporen uit te tekenen voor de wijze waarop onderzoek een zinvolle rol kan vertolken voor de onderwijspraktijk. De belangrijkste sporen voor zinvol onderzoek voor onderwijs zijn voor ons de volgende: TIJDSCHRIFT VOOR LERARENOPLEIDERS (VELON / VELOV), 33(1) 2012 17

Evidence-based Education. Over onderzoek en/in onderwijs in Vlaanderen 18 Het lijkt geen vruchtbaar spoor om ervan uit te gaan dat onderzoek het onderwijskundig handelen volledig zal kunnen bepalen en sturen. Niet alleen laat de kennisbasis die onderzoek tot op heden genereerde dit nauwelijks toe, maar bovendien is het de vraag of dit gezien de typische kenmerken van onderwijsonderzoek en -praktijk principieel haalbaar is. Dit geldt in grotere mate voor de onderwijspraktijk dan voor het onderwijsbeleid. Anders dan een radicale invulling lijkt ons een meer gematigde benadering wel vruchtbaar. Dit is een benadering waarin de leraar in zijn handelen (het inschatten en beoordelen van onderwijssituaties en het daaropvolgend handelen) onderwijsonderzoek als bron gebruikt, naast de specifieke kenmerken van de leerlingen, de context, en de leraar zelf. Door deze benadering voorop te stellen, sluiten we de essentiële rol van onderzoek niet uit. Integendeel: onderzoek dient zowel door practici als onderzoekers meer gewaardeerd te worden als belangrijke bron voor de praktijk. Op basis hiervan zal de leraar zijn handelen kunnen bevragen en evalueren, de onderwijscontext (her-)inschatten en in concrete aspecten van de praktijk als beïnvloedende bron ervaren. Het waarderen van onderzoek als essentiële bron voor de praktijk brengt met zich mee dat inspanningen moeten worden geleverd enerzijds om het bestaand onderzoek bruikbaar te maken voor de praktijk (door het toegankelijker te maken maar ook door het overzichtelijker te maken) en anderzijds door nieuw onderzoek te doen dat zowel praktijkrelevant als wetenschappelijk verantwoord is. Hiervoor is een intensere samenwerking tussen praktijk en onderzoek primordiaal. We zien hierin een voortrekkersrol weggelegd voor de lerarenopleidingen. Lerarenopleidingen vormen een uniek platform waarbij onderzoekers en praktijkmensen elkaar kunnen ontmoeten en aan de wieg staan van generaties van nieuwe leraren. NOTEN 1 In het geval van Onderwijsraad bedoelen we altijd de Nederlandse Onderwijsraad. Wanneer we verwijzen naar de Vlaamse Onderwijsraad wordt altijd over Vlaamse Onderwijsraad of VLOR gesproken. 2 Zulke interventiestudies worden ook RCTs genoemd ( randomzed controlled trials ) wanneer leerlingen (of klassen) bij toeval worden toegewezen aan de experimentele groep of controlegroep. 3 Hier wordt gesteld dat wetenschappelijke kennis grotendeels objectief is, maar men zou kunnen opwerpen dat er geen waardenvrij onderzoek bestaat. Toch speelt de persoon van de onderzoeker een weinig prominente rol. LITERATUUR Biesta, G. (2007). Why 'what works' won't work: Evidencebased practice and the democratic deficit in educational research. Educational Theory, 57(1), 1-22. Bosker, R. J. (2008). Naar meer evidence based onderwijs! Pedagogische Studiën, 85(1), 49-51. Braak, J. van, Vanderlinde, R., & Aelterman, A. (2008). De wisselwerking tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk: de rol van de lerarenopleiding. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 29(4), 5-12. Broekkamp, H., & van Hout-Wolters, B.H.A.M. (2006). De kloof tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk. Amsterdam: Vossiuspers UvA. Broekkamp, H., Vanderlinde, R., van Hout-wolters, B.H.A.M., & van Braak, J. (2009). De relatie tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk verkend in Nederland en Vlaanderen. Pedagogische Studiën, 86(4), 313-320. Cordingley, P. (2004). Teachers using evidence: using what we know about teaching and learning to reconceptualize evidence-based practice. In G. Thomas, & R. Pring (Eds.), Evidence-based practice in education (pp. 77-87). Maidenhead: Open University Press. Davies, P. (1999). What is evidence-based education? British Journal of Educational Studies, 47(2), 108-121. Davies, P. (2000). The relevance of systematic reviews to educational practice in education. Oxford Review of Education, 26(3&4), 365-378. Elen, J., Schouteden, W., Verburgh, A., François, S. (2010). Integratie van onderzoek in onderwijs: ambities en realisaties binnen de Associatie K.U.Leuven (IOO-project). Inhoudelijk eindverslag van OOF-project 2006/03. Leuven: vzw Associatie K.U.Leuven - CIP&T Geerdink, G. (2010). Over de zin van praktijkgericht onderzoek voor hbo ers. HAN Business Publications, 5, 65-79. Hammersley, M. (1997). Educational research and teaching: A response to David Hargreaves' TTA lecture. British Educational Research Journal, 23(2), 141-162. Hammersley, M. (2001, September). Some questions about evidence-based practice in education. Paper presented at the Annual Conference of British Educational Research Association, Leeds (England). Hargreaves, D. H. (1997). In defense of research for evidence-based teaching: A rejoinder to Martyn Hammersley. British Educational Research Journal, 23(4), 405-421. Hargreaves, D. H. (1999). The knowledge-creating school. British Journal of Educational Studies, 47(2), 122-144. McIntyre, D. (2005). Bridging the gap between research and practice. Cambridge Journal of Education, 35(3), 357-382. Moonen, B., van der Sluijs, T., Visser, M., & van der Weide, J. (2007). Evidence Based Education. Een verkenning van de praktijk. Amersfoort: CPS onderwijsontwikkeling en advies. Onderwijsraad. (2006). Naar meer evidence based onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Op 't Eynde, P., Verschaffel, L., & De Corte, E. (2001). Onderwijsonderzoek: Wat hebben we eraan? Impuls, 31, 214-228. Redfield R., Linton R., & Herskovits M.J. (1936). Memorandum for the study of acculturation. American Anthropologist, 38(1), 149-152. Slavin, R. E. (2004). Education research can and must address "What works" questions. Educational Researcher, 33(1), 27-28. Slavin, R. E. (2008). Perspectives on evidence-based research in education. What works? Issues in synthesizing education program evaluations. Educational Researcher, 37(1), 5-14. Thomas, G. (2004). Introduction: evidence and practice. In G. Thomas, & R. Pring (Eds.), Evidence-based practice in education (pp. 1-18). Maidenhead: Open University Press. Vanderlinde, R., & van Braak, J. (2007). De relatie tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk in Vlaanderen. Studie in opdracht van het viwta. Brussel: viwta.

Vanderlinde, R., & van Braak, J. (2010). The gap between educational research and practice: views of teachers, school leaders, intermediaries and researchers. British Educational Research Journal, 36(2), 299-316. Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA). (2009). Verankering van praktijkgebaseerd onderzoek in de bacheloropleidingen met professionele gerichtheid. Visietekst, VLHORA. Vlaamse Onderwijsraad (VLOR). (2007). Advies ten gronde over onderwijsonderzoek. Brussel: Vlaamse Onderwijsraad. Vlaamse Onderwijsraad (VLOR). (2009). Project praktijkgericht onderzoek. Eindrapport. Brussel: Vlaamse Onderwijsraad. Vlaamse Onderwijsraad (VLOR). (2010). Kennisontwikkeling voor de onderwijspraktijk: bouwstenen voor praktijk en beleid (Advies van de Algemene raad van de VLOR). Brussel: Vlaamse Onderwijsraad. Zwaneveld, B., & Tillmans, L. (2010). Het praktijkonderzoek bij een academische school: kwaliteit en professionele ontwikkeling. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 31(4), 31-38. TIJDSCHRIFT VOOR LERARENOPLEIDERS (VELON / VELOV), 33(1) 2012 19