Draaiboek Boerderijmuseum De Bovenstreek Handleiding
Inhoudsopgave Inleiding 3 Bezoek aan Boerderijmuseum De Bovenstreek 4 2
Inleiding In de leerlijn erfgoededucatie brengt groep 5 een bezoek aan het boerderijmuseum De Bovenstreek in Oldebroek. Het programma dat De Bovenstreek aanbiedt, staat in het teken van het leven en werken op de boerderij van voor 1950. In een circuit met verschillende activiteiten maken de leerlingen kennis met aspecten van het leven en werken. Zo is er bijvoorbeeld aandacht voor het verbouwen, bereiden en bewaren van voedsel, het verzorgen van het vee en de kleding van de boer en boerin. In het programma wordt gebruik gemaakt van activerende didactiek waarbij de leerlingen in groepjes ontdekkend leren. De leerkracht kan bepalen op welk onderdeel de nadruk komt te liggen. Op deze manier kan het bezoek aan De Bovenstreek aangesloten worden op het binnenschoolse lesprogramma. Doelgroep Dit project is bestemd voor leerlingen van groep 5 van het basisonderwijs. Doel» De leerlingen maken kennis met het wonen en werken op een boerderij, 100 jaar geleden.» Aansluitend bij de leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld: De leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen. Leerlingen oriënteren zich ook op de wereld, dichtbij, veraf, toen en nu. Opbouw Het programma Wonen en werken op de boerderij bestaat uit twee lessen: Les 1 Les 2 Les 3» voorbereiding op school» bezoek aan De Bovenstreek» afsluiting Dit draaiboek richt zich op de tweede les, het bezoek aan De Bovenstreek. De eerste les vindt op school plaats en staat in het teken van inhoudelijke en logistieke voorbereiding op het bezoek. De logistieke voorbereiding houdt in dat de leerkracht de klas opdeelt in drietallen. Om de leerlingen inhoudelijk voor te bereiden op het bezoek, kan de leerkracht een van de in de lesbrief beschreven activiteiten uitvoeren. De eerste activiteit betreft het koppelen van het bezoek aan De Bovenstreek aan een les of een thema uit de methode. Het bezoek wordt op deze manier een onderdeel van het bestaande lesprogramma. De tweede activiteit is het voeren van een gesprek. In dit gesprek stelt de leerkracht vragen die de leerlingen aan het denken zetten over het wonen en werken op de boerderij, honderd jaar geleden. De onderwerpen die in dit gesprek aan de orde komen, komen tijdens het bezoek terug. Op deze manier kunnen de leerlingen hun gevormde gedachten en ideeën over het wonen en werken op de boerderij honderd jaar geleden tijdens het bezoek bijstellen of aanvullen. 3
Bezoek aan de Bovenstreek Doel De leerlingen maken kennis met het wonen en werken op een boerderij, 100 jaar geleden. Nodig Voor ieder drietal:» een opdrachtenboekje» een antwoordvel» een potlood Zet de volgende spullen klaar: Op de deel: de voelkist met de voorwerpen:» vak 1 speculaasplank» vak 2 scheerkwast» vak 3 zeepklopper» vak 4 schaatsen» vak 5 theepotje» vak 6 drinkerskruikje» vak 7 koffiemolen» vak 8 strekel Bij het washok:» een emmer om water in te pompen» een wasteil» een wasbord» vuile (thee)doeken (ongeveer 10 stuks)» wringer» rek om kleed op te kloppen» kleed» mattenklopper Op het erf:» de melkkoe» twee dorsstokken Afsluiting:» polsstokken 4
Vooraf De scholen in Elburg hebben een lesmap liggen. Controleer twee weken voor het bezoek of ze het materiaal in huis hebben. Scholen uit Oldebroek hebben een cd-rom met de lesbrief. Controleer twee weken voor het bezoek of ze het materiaal in huis hebben. Scholen buiten Elburg: zorg dat ze het materiaal in huis krijgen. De lesbrief is digitaal te vinden in de projectmap. Belangrijk Om het bezoek te begeleiden zijn twee vrijwilligers van De Bovenstreek nodig. De leerlingen voeren zowel binnen als buiten enkele opdrachten uit. Een van de begeleiders bevindt zich buiten en de ander is binnen. De leerlingen werken in drietallen zelfstandig aan de opdrachten. De begeleiders van het museum zijn ter ondersteuning aanwezig. In het opdrachtenboekje van de leerlingen staat twee keer de opdracht meld je bij de begeleider. Als de leerlingen zich bij een begeleider melden, worden de gemaakte opdrachten besproken. De punten die de begeleider met de leerlingen bespreekt, staan verderop in dit draaiboek beschreven. Opbouw van het bezoek Het bezoek duurt ongeveer 90 minuten en bestaat uit: Ontvangst: 15 minuten Kern (binnen- en buitenopdrachten): 60 minuten. De leerlingen krijgen op vier locaties een opdracht. Ze hebben ongeveer 15 minuten om de vragen en de activiteiten bij de opdracht te maken. Afsluiting: 15 minuten Ontvangst - 15 minuten Heet de leerlingen welkom en laat hen plaatsnemen op de deel. Vertel de leerlingen wat een museum is en waarom dit museum over de boerderij gaat. Laat de leerlingen het filmpje zien. Deel de leerlingenboekjes uit. Leg de opdracht aan de leerlingen uit: In dit opdrachtenboekje staat precies wat je straks moet doen. Dus: als je niet goed in het boekje leest, weet je straks niet wat je moet doen. Er staan vijf opdrachten in het boekje. Een opdracht bestaat uit meerdere vragen of opdrachten. Je maakt alle opdrachten. Iedere opdracht vindt op een andere plek in het museum plaats. De leerlingen zijn in drietallen verdeeld. Vraag de leerlingen met het drietal bij elkaar te gaan zitten. Geef ieder drietal één opdrachtenboekje, één antwoordvel en één potlood. Geef ieder drietal een nummer, van 1 tot en met 5. Als er meer dan 5 drietallen zijn, geeft u twee drietallen hetzelfde nummer. Vertel de drietallen te beginnen met de opdracht met hetzelfde nummer als het groepje. Als ze klaar zijn met de eerste opdracht, bladeren ze verder in het boekje totdat ze alle opdrachten hebben gemaakt. Zijn er vragen? Is alles duidelijk? Kern - totaal 60 minuten Alle drietallen gaan naar de locatie van hun eerste opdracht. Eén van de begeleiders blijft binnen. De andere begeleider gaat mee naar buiten. Iedere opdracht duurt ongeveer 15 minuten. Als een drietal te lang met dezelfde opdracht bezig is, stuurt de begeleider het drietal door naar de volgende opdracht. 5
De drietallen melden zich na het maken van de opdracht 1 (op de deel) bij de begeleider binnen. De begeleider bespreekt opdracht 1, 4 en 5 met de leerlingen (voor zover deze opdrachten zijn gemaakt). De drietallen melden zich na het maken van de opdracht 3 (bij het washok) bij de begeleider buiten. De begeleider bespreekt opdracht 2 en 3 met de leerlingen (voor zover deze opdrachten zijn gemaakt). Hieronder vindt u aanwijzingen bij het bespreken. Opdracht 1 de deel - werken op de boerderij - 15 minuten Opdracht voelkist In de vakken van de voelkist zitten de volgende voorwerpen:» vak 1 speculaasplank» vak 2 scheerkwast» vak 3 zeepklopper» vak 4 schaatsen» vak 5 theepotje» vak 6 drinkerskruikje» vak 7 koffiemolen» vak 8 strekel Opdracht voorwerpen In het opdrachtenboekje staan twaalf voorwerpen. De leerlingen voelen in de voelkist en proberen te raden welke voorwerp het juiste is. Het voorwerp in vak 1 is een speculaasplank. Waar denken de leerlingen dat de speculaasplank voor werd gebruikt? Vul aan als dat nodig is. Het voorwerp in vak 7 is een koffiemolen. Waar denken de leerlingen dat de koffiemolen voor werd gebruikt? Vul aan als dat nodig is. Welke voorwerpen uit de voelkist hebben de leerlingen thuis? Hebben de leerlingen een vraag over een of meerdere voorwerpen? De voorwerpen uit de voelkist staan ook in de omgeving van de kist. Laat de leerlingen rondkijken en zoeken naar de voorwerpen. Vraag ze waarom ze denken dat een voorwerp hetzelfde is als in de voelkist. Laat hen zelf bedenken waar het voorwerp voor werd gebruikt. Help hen als ze er niet uitkomen. 6
Opdracht 2 de heerd en de keuken - wonen op de boerderij - 15 minuten Controleer de antwoorden van de puzzel: 2 P E T R O L E U M S T E L 5 S N O T N E U S 7 K O F F I E M O L E N 8 S T O O F X B E D S T E E 9 V E R G I E T 10 K A K S T O E L 11 K E U L S E P O T T E N 12 K R A A N T J E S K A N 15 S T R IJ K IJ Z E R 16 P IJ P E N R E K Woord onder de pijl: Polsstokken Stel de leerlingen (enkele van) de volgende vragen over het wonen op de boerderij: De heerd is woonkamer, eetkamer en slaapkamer tegelijk. Het boerengezin woonde in één kamer. Stel je voor dat jij thuis met het hele gezin in één kamer woont. Zou dat leuk zijn? Waarom wel of niet? Wat doe jij het liefst alleen, op je eigen kamer? De boer en boerin hadden geen televisie of computer. Wat denk je dat ze s avonds deden? Wat heb jij gisteren gegeten? Denk je dat de boer en boerin dit ook aten? Wijs de leerlingen op de moestuin hier kweekte de boerin haar eigen groenten. Er waren geen koelkast en diepvries. Hoe kon de boerin het eten bewaren? Laat een weckfles zien en vertel hoe het werkt. Opdracht 3 het bakhuus en de hof - werk van de boerin - 15 minuten Wie maakt bij jullie thuis het huis schoon? Welke apparaten helpen daarbij? Help jij wel eens in het huishouden? Welke klussen doe je dan? Gebruik je daar apparaten bij? De boerin deed veel werk met de hand omdat de apparaten er niet waren. Het huishoudelijk werk duurde daardoor veel langer en was zwaarder. Welk apparaat zou jij het meest missen? Welk werk maakt dit apparaat makkelijker? 7
Opdracht 4 de kapschuur en het erf - werk van de boer - 15 minuten Terugkoppeling geven bij de vragen in de kapschuur. Toen de melkmachine werd uitgevonden, werden er meer koeien gehouden op de boerderij. Hoe denk je dat dat komt? Afsluiting - 15 minuten Als een drietal klaar is met alle opdrachten, mogen ze spelen met het oude speelgoed. Afhankelijk van het weer vindt dit spelen op de deel of op het erf plaats. Als alle drietallen klaar zijn en er nog tijd is, wordt de klas bijeen geroepen op het erf. Het bezoek wordt nabesproken en gaan de leerlingen polsstokspringen. Polsstokverspringen De uitkomst van de puzzel is polsstokspringen. Leg uit dat de boeren vroeger over de sloot sprongen met de polsstok. Zo konden ze zich snel van het ene weiland naar het andere te verplaatsen. De leerlingen gaan ook polsstokspringen. Vertel (doe voor) hoe ze een polsstok kunnen gebruiken. Vasthouden, naar voren duwen en tegelijk naar boven klimmen. Laat de kinderen uitproberen hoe het werkt. 8