DSM-BILISERING EN DISCIPLINERING PAUL VERHAEGHE



Vergelijkbare documenten
Psychiatrisering en de terreur van het perfecte kind. Prof. Dr. Stijn Vanheule Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Grensoverschrijdend gedrag. Les 2: inleiding in de psychopathologie

6 Forensische aspecten Aandachtspunten 134 Noten 134

Coaching, Counseling & DSM

Click to edit Master title style Congres FACT Couleur Locale

GIDS VOOR VOLWASSE N E N M E T A D H D HET T RA JECT VAN UW B E H A N D E L I N G

Inhoud. Voorwoord 9. Inleiding 13 De dilemma s van de psychiatrie 13 Omgaan met het verleden 17 Gebruikte terminologie 19 De indeling van het boek 20

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Psychologie als moreel bedrijf, psychotherapie als disciplinering? 1

Psychiatrie: ADHD. Dit thema gaat over ADHD als voorbeeld van een concentratie of aandachtsstoornis.

4. Wat zijn de consequenties voor het kind of jongere, die lijdt onder psychische klachten?

Samenvatting (summary in Dutch)

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

Tineke Vos, psychiater MCH-Bronovo Den Haag 21 september 2015

KWALITEITSONTWIKKELING GGZ

Zorgprogramma Angststoornissen

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol

Our brains are not logical computers, but feeling machines that think.

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Generalistische Basis GGZ en Specialistische GGZ

De muur. Maar nu, ik wil uitbreken. Ik kom in het nauw en wil d r uit. Het lukt echter niet. De muur is te hoog. De muur is te dik.

September 2009, te gast bij Wim Brands VPRO boeken, naar aanleiding van publicatie Het einde van de psychotherapie

Een niet biologisch verklarings- en behandelmodel voor hardnekkige psychiatrische klachten

Functionele diagnostiek bij langdurige eetstoornissen

Samenvatting. Samenvatting

Persoonlijkheidsstoornissen

Is een klas een veilige omgeving?

Ik wil dood suïcidaliteit

Congres 'Outreaching in Antwerpen: zorgzaam over grenzen. Grenzen patiënt-hulpverlenerrelatie. Jean-Louis Feys

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Achtergrondvragen voor studies op het gebied van seksuele en psychische gezondheid

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

De hooggevoelige ondernemer

Het einde van de psychotherapie : de nieuwe disciplinering

Psychiatrie voor juristen

Meer informatie MRS

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Stemmingsstoornissen. Van DSM-IV-TR naar DSM-5. Johan van Dijk, klinisch psycholoog-psychotherapeut Max Güldner, klinisch psycholoog-psychotherapeut

Wie is er eigenlijk (niet) gek?

Psychotraumatologie: eenheid en verscheidenheid in een veelstromenland. Prof. dr. Rolf Kleber Ede, 19 april 2012

DISRUPTIEVE GEDRAGSSTOORNISSEN

Paranormaal of psychisch gestoord? Wat te doen als er problemen zijn?

Je bent alleen maar verslaafd! Wim van Loon, Psychiater. 10 februari 2014

DSM-IV-TR: Aandachtstekortstoornissen en gedragsstoornissen

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is


Inhoud: Wat is trauma Cultuur aspecten Psychologische Fysieke aspecten Geestelijke aspecten Grenzen aangeven

Anders denken over drukke, dwarse en dromerige kinderen

Inhoud. Ten geleide 7. Woorden vooraf 9 Een overzicht van de inhoud 10

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor patiënten

ANGST in de PALLIATIEVE FASE, dilemma s rond de richtlijn. 11 april 2016 Tineke Vos psychiater HMC+ consulent palliatieve zorg

Reactieve hechtingsstoornis; een diagnose in beweging. Band Gedrag Interactie Relatie Stoornis Mentale representatie

Disclaimer. Deze presentatie kan off-label informatie bevatten. Raadpleeg altijd de SmPC alvorens enige medicatie voor te schrijven.

DSM-5: Nieuw, maar ook beter? Arq Herfstsymposium vrijdag 25 november 2016

Cognitieve gedragstherapie

Depressie. hoe, wat & hulp. Stef Linsen, psychiater. 12 oktober 2017 Amsterdam. Icarus Blender #2, Vitamine Z

Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen?

Wat heeft dit kind nodig?

Medisch/psychiatrische kijk: (Systeem)therapeutische kijk. expertpositie. consulentpositie. contingentie ( circulair ) causaliteit ( lineair )

Nederlandse Samenvatting

THEMA 3: EEN BIJBELSE MENSVISIE

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Organogram Werkgebied

Zorgen voor getraumatiseerde kinderen: een training voor opvoeders

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein

Patiënteninformatie. Psychiatrie- Obstetrie- Paediatrie (POP)-poli. Informatie voor patiënten over de POP-poli van Tergooi.

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

V O O R L I C H T I N G. Drs. Fernando Cunha Ontwikkelingspsycholoog Gezondheidspsycholoog (BIG) Kinder- en Jeugdpsycholoog (NIP) Onderwijsspecialist

100 fabels en feiten over psychose en schizofrenie

Rosalien Wilting Klinisch psycholoog en psychotherapeut bij GGZ Eindhoven. NVA Congres 2013

SAMEN LEVEN MET PSYCHOSE

AD(H)D bespreken. BEN/LO/ADHD/14/0003a April 2014

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID Datum Informant:

Psychische stoornissen en de beperkte houdbaarheid van diagnostische etiketten

Persoonlijkheidsstoornissen

Al in de jaren zeventig deed professor David Rosenhan

Verwijzen naar de GGZ. Wanneer verwijzen naar de Generalistische basis GGZ en Gespecialiseerde GGZ?

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Depressie tijdens de zwangerschap uit de taboesfeer

Waarom stigma rondom AD(H)D bestaat

Inhoud. Uitgebreide opgave

42 de psycholoog / mei 2014 de dsm is geen zorgbepalend instrument malou van hintum

INTER-PSY Lente Symposium


from Clinical Experience to an Evidence Based Guideline Frieda Matthys, MD PhD 20 november 2014

ADHD: voorzichtig met de diagnose! Laura Batstra Orthopedagogiek, RuG

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Ga de dialoog aan, Distelmans!

Achtergrondinformatie werkprocesonderzoek capaciteitsorgaan beroepen GG

EEN NETWERKBENADERING

Voorzichtig met ADHD! Geachte mevrouw Batstra,

P. de Beurs, psychiater en adviseur voor de IGZ

Met elkaar in gesprek over kwaliteitsverbetering en hoogspecialistische ggz. Door Ralph Kupka en Sebastiaan Baan

Bedoeling van dit werkcollege:

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

Transcriptie:

551 PAUL VERHAEGHE DSM-BILISERING EN DISCIPLINERING We noteren vandaag een toenemend protest tegen de dominante vorm van psychiatrische diagnostiek gebaseerd op het psychodiagnostische handboek Diagnostical and Statistical Manual for Mental Disorders. Kortweg, de DSM. Op hetzelfde ogenblik merken we een ruimer indignezvous op, gericht tegen het huidige politiek-economisch bestel. Ditzelfde gecombineerde protest hoorden we een halve eeuw geleden al bij de zogenaamde antipsychiatrie. Het hoogtepunt van het protest situeert zich in de jaren zestig van de twintigste eeuw en is, net als het protest vandaag, breed maatschappelijk gericht binnen velden zoals opvoeding (anti-autoritaire opvoeding), religie (bevrijdingstheologie) of seksualiteit (seksuele revolutie). Een van de sleutelwoorden bij dat protest in de vorige eeuw is aliënatie, met als leidinggevende gedachte dat een fnuikende opvoeding met daarin een op religie gebaseerde schuldinductie mensen vervreemdt van zichzelf én van de ander. Wordt die vervreemding te groot, dan staat de deur van de psychiatrie wagenwijd open. Daar ondergaat de gealiëneerde de ultieme aliënatie, met name de reductie tot een ziektelabel, zoals bijvoorbeeld schizofrenie. Dit volstaat om het vervreemde individu op te sluiten en onder dwang te behandelen. ONE FLEW OVER THE CUCKOO S NEST De aanklacht welt op in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw, zowel vanuit de schoot van de psychiatrie zelf (het merendeel van de antipsychiaters is psychiater) als vanuit de algemene cultuur. Films als One Flew over the Cuckoo s Nest of Family Life, en theaterstukken zoals Equus, dragen bij tot een bewustwording dat het zo niet verder kan. De toenmalige conclusie is duidelijk. De oude diagnostiek en de effecten ervan deugen niet langer. Het is dringend tijd voor een nieuwe psychiatrie.

552 S T R E V E N J U N I 2 0 1 3 Vanuit wetenschappelijk standpunt waren de vaststellingen inderdaad vernietigend: de toenmalige diagnostische labels waren niet betrouwbaar en niet valide. Betrouwbaarheid betekent dat eenzelfde patiënt bij verschillende artsen dezelfde diagnose zal krijgen. (Iemand die lijdt aan TBC, krijgt bij verschillende geneesheren dezelfde diagnose TBC.) De validiteit sluit daarbij aan: een diagnose moet iets aanduiden dat in de realiteit duidelijk aanwezig is en waarover er weinig tot geen discussie bestaat. (De verschijningsvorm van TBC in de realiteit is zeer herkenbaar en daardoor is de diagnose valide.) In de psychiatrische diagnostiek daarentegen bleken betrouwbaarheid en validiteit zo goed als onbestaande, zoals systematisch bleek uit een aantal geruchtmakende onderzoeken (Sandifer, Hordern and Green, 1970). Het toppunt kwam er toen bleek dat ervaren psychiaters zelfs niet in staat bleken een onderscheid te maken tussen normale mensen en gestoorde (Rosenhan, 1973). Een tweede kritiek ligt in dezelfde lijn: de dominante psychiatrische opvattingen lieten uitdrukkelijk blijken dat hun patiënten inderdaad patiënten waren die aan medische aandoeningen leden. Een psychiatrisch hospitaal had verpleegkundigen en artsen in witte jassen, de patiënten lagen in bedden en kregen medicijnen via pillen, injecties of een infuus. De overtuiging dat zij aan ziektes leden, maakte de zoektocht naar niet-organische oorzaken (opvoeding, trauma, gezinssituatie) overbodig. De vaak langdurige opnames in psychiatrische instellingen hebben een ziekmakend effect (zie Rosalie Niemand), waardoor men na verloop van tijd ook effectief patiënt werd, meestal ten gevolge van het langdurige medicatiegebruik. Bij de overgrote meerderheid van de toenmalige labels is er geen enkel wetenschappelijk bewijs voor medische oorzaken. Wat niet wegneemt dat er op grond van deze medicalisering een machtsverhouding optreedt: de arts beslist over de patiënt. In geval van de psychiatrie krijgt dit een heel bijzondere allure. De psychiatrie is de enige medische discipline waarbij dwangbehandelingen en verplichte opnames mogelijk zijn. In die zin heeft psychiatrie naast aliënatie ook nog een uitsluitingseffect. Op grond van een label en een bijbehorende maatregel, met collocatie als extreem voorbeeld, kan iemand verplicht verwijderd worden uit zijn normale omgeving. Dat dit in naam van zorg gebeurt, maakt het niet minder dwingend. DSM ALS WETENSCHAPPELIJK HEIL- OF GLIJMIDDEL Ondertussen zijn we een halve eeuw verder, en kunnen we de balans opmaken. Wat hebben de toenmalige, wetenschappelijk en ethisch gegronde kritieken opgeleverd? Het heeft in ieder geval niet ontbroken aan goede bedoelingen. Vanaf diezelfde periode zouden zowel de toon-

553 aangevende Amerikaanse psychiatrische vereniging (APA) als de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uitdrukkelijk een programma opzetten om tot een betrouwbare en valide diagnostiek te komen. Het belangrijkste product daarvan is de DSM, waarvan net de vijfde versie nu verschijnt, overigens na het ter perse gaan van dit artikel. De hamvraag is eenvoudig: in welke mate biedt deze aanpak een antwoord op de oorspronkelijke kritiek? Het belang van het antwoord weegt zwaarder door dan vijftig jaar geleden, omdat er minstens één belangrijk verschil is. In tegenstelling tot de vroegere, uiteenlopende diagnostische systemen zien we dat het DSM-handboek vandaag een wereldwijd gebruik kent. Nog belangrijker is dat de gezondheidszorg in veel landen georganiseerd is in functie van de DSM-diagnostiek. Een patiënt heeft een label nodig om toegang te krijgen tot zorg, en het label bepaalt vaak de aard en de omvang van die zorg. Zorgpaden en richtlijnen voor behandeling zijn eufemismen. De verborgen betekenis is dat zowel therapeut als patiënt verplichte trajecten krijgen opgelegd. Kortom, de DSM is een voorbeeldmodel dat verondersteld wordt tot een best practice te leiden. Op het eerste gezicht lijkt dit een mooie wetenschappelijke vooruitgang. Eindelijk een universeel, transparant diagnostisch systeem op grond waarvan voor elke aandoening de meest efficiënte behandeling gekozen kan worden! Op het tweede gezicht is dit helaas een droom en ondertussen zelfs een nachtmerrie. Ik som even op. De huidige DSMdiagnostiek heeft een zeer lage betrouwbaarheid en een nagenoeg onbestaande validiteit. Sterker nog: als systeem creëert het aandoeningen. Het aliënerende aspect mensen die zich moeten identificeren met een ziektelabel is nog nooit zo groot geweest. Er worden meer medicijnen geslikt dan ooit. De DSM heeft het aantal diagnoses spectaculair doen stijgen, waardoor de psychiatrische machtsuitoefening veel groter is dan weleer, met dien verstande dat die macht minder in de handen van een persoon (de psychiater) berust, en eerder geïnstitutionaliseerd is. Deze kritieken gelden voor de DSM-IV en ondertussen is het duidelijk dat de DSM 5.0 geen verbetering brengt. In het verdere verloop van deze tekst ga ik daar dieper op in. BRAVE NEW WORLD Bladeren we door studies over de betrouwbaarheid van DSM-IV, dan ontmoeten we een merkwaardige polemiek. Enerzijds is er een biomedische groep die de betrouwbaarheid bejubelt, anderzijds zijn er onafhankelijke studies die de betrouwbaarheid fel bekritiseren. Wat houden die kritieken nu in? En vooral, remedieert DSM 5.0 de pijnpunten van zijn voorganger?

554 S T R E V E N J U N I 2 0 1 3 Het eerste pijnpunt is dat geen enkel onderzoek erin slaagt een duidelijke grens tussen de verschillende stoornissen aan te tonen; zelfs de grens tussen normaliteit en pathologie blijft een schemerzone. DSM 5.0 vindt blijkbaar nog moeizamer de weg in deze schemerzone, aangezien nu ook normale menselijke gedragingen en affecten als afwijkingen worden aangeduid. Zo zijn driftbuien een Disruptive Mood Dysregulation Disorder, ouderdom wordt tot Minor Neurocognitive Disorder gepromoveerd, en verzameldrift krijgt het label Hoarding Disorder. Verwoede verzamelaars van glazen parafernalia en andere zijn bij deze gewaarschuwd. Het tweede pijnpunt sluit bij het vorige aan: in de eigenlijke klinische toepassing van de DSM-IV stuit men op een grootschalige overlap, waarbij één cliënt meerdere disorders vertoont angst en stemmingsstoornissen zijn nagenoeg steeds gemengd, en twee persoonlijkheidsstoornissen per patiënt zijn bepaald geen uitzondering. Dit is wat men genoegzaam als comorbiditeit bestempelt. Een dergelijke uitdrukking laat uitschijnen dat bepaalde stoornissen vaak gegroepeerd optreden een ongeluk komt zelden alleen, nietwaar. Epistemologisch kan men dit veel beter omgekeerd begrijpen: het feit dat een mens-in-moeilijkheden meerdere zogenaamde stoornissen vertoont, is een gevolg van een verregaande opsplitsing van menselijke problemen in afzonderlijk gedachte entiteiten. Als we in rekening brengen dat de DSM-IV 365 stoornissen telde en de volgende, vijfde versie om en nabij de 500, dan kunnen we redelijkerwijze aannemen dat overlap nog vaker zal voorkomen. Een derde pijnpunt is dat de toewijzing aan een categorie gebeurt op grond van arbitraire afbakeningen. In de DSM-IV moet iemand aan vijf van de negen beschreven kenmerken beantwoorden om het label borderline persoonlijkheidsstoornis te krijgen. Waarom geen zes? Of zeven? Het arbitraire karakter wordt nog duidelijker als men beseft dat met een dergelijk diagnostisch systeem twee mensen de diagnose borderline kunnen krijgen terwijl ze maar één van de negen beschreven kenmerken delen en voor de rest volledig verschillen. Welnu, de DSM 5.0 verlaagt de drempel nog, opnieuw zonder wetenschappelijke argumentatie. Volwassenen hebben ADHD 1 als ze vijf kenmerken afvinken, niet langer zes. Bij de Gegeneraliseerde Angststoornis wordt de noodzakelijke tijdsduur opdat de diagnose gesteld mag worden, ingekort. En bij depressie zijn de kenmerken van die aard dat ook rouw plots onder depressie valt, wat voorheen niet zo was. In al deze gevallen mogen we een ernstige toename verwachten van het aantal mensen dat dergelijke stoornissen opgespeld krijgt. EEN MERKWAARDIGE OMKERING: REÏFICATIE We weten nu al dat de betrouwbaarheid van de vijfde editie zeker niet

555 toeneemt. Inzake validiteit liggen de zaken nog vreemder. Validiteit verwijst naar de overeenstemming van de diagnostische benaming met iets in de tastbare realiteit. In geval van de DSM 5.0 zien we dat het diagnostische label iets creëert in die tastbare realiteit. Dit is een merkwaardige omkering. Om het met een duur maar treffend woord te zeggen: hier is sprake van reïficatie. Normale gedragingen en emoties worden gepromoveerd tot symptomen, en vervolgens gegroepeerd en benoemd als ziekte. En ziektes behandel je uiteraard met medicatie. Het gebruik van goed bekkende afkortingen camoufleert dat enigszins, en ondertussen zijn dergelijke verschuivingen zodanig ingeburgerd dat het enige moeite kost om te doorzien dat zij slechts schijnverklaringen opleveren. Even een vergelijking: iemand die last heeft van de symptomen hoge koorts (HK) en veel zweten (VZ) diagnosticeren we in dit model als iemand die aan de ziekte HKVZ lijdt. Vervolgens stellen we dat die arme man toch zoveel last heeft van koorts en zweten, omdat hij aan HKVZ lijdt. Net zoals iemand te weinig aandacht heeft (AD) en te druk is (HD) omdat hij ADHD heeft. Anders gesteld: het gebruik van de DSM leidt tot cirkelredeneringen die alleen een illusie van wetenschappelijke verklaring bieden. Uitdrukkingen zoals ADHD leidt tot aandachtstekort bij leerlingen in de les, of Een bipolaire stoornis leidt tot sterk wisselende stemmingen zijn daar voorbeelden van de beschrijving wordt voorgesteld als de oorzaak van wat er beschreven wordt, en het gebruik van afkortingen maakt dat quasi onzichtbaar. Markant is dat de opstellers van DSM 5.0 het merendeel van deze kritische bedenkingen zelf formuleren. Het overzichtsrapport ter voorbereiding van de DSM 5.0 stelt dat DSM-diagnoses géén homogene groepen aanduiden, dat er voor geen enkele stoornis biologische factoren gevonden zijn, en dat reïficatie, of de toenemende illusie dat DSM-beschrijvingen échte ziektes zouden aanduiden, een ernstig probleem vormt (Kupfer et al., 2002). Met andere woorden, de keizer sloft naakt rond, maar niemand schuift de stakker een schaamdoekje toe. De impact van Big Pharma, in de VS de grootste industriële speler na de wapenindustrie, is daar niet vreemd aan. BIG PHARMA De impact van de commerciële wereld op de geneeskunde in het algemeen en op de psychiatrie in het bijzonder is immens. Wat het eerste betreft, lees Ben Goldacre (2012), Bad Pharma; wat het laatste betreft is het onderzoek van Christopher Lane (2007) hallucinant. Hij kreeg als eerste toegang tot het volledige archief van de samenstellers van de DSM,

556 S T R E V E N J U N I 2 0 1 3 inclusief briefwisseling. Zijn onderzoek toont aan dat de vraag of een stoornis al dan niet in het handboek komt en in welke vorm, meer afhangt van belangengroepen dan van wetenschappelijk onderzoek. Meer dan de helft van de mensen die beslissen welk stoornis op welke manier in het handboek opgenomen wordt, staan op de loonlijst van Big Pharma. Bij de uitwerking van de DSM 5.0 blijkt deze situatie absoluut niet veranderd, eerder integendeel. De beïnvloeding van het diagnostisch systeem op zich, via commissieleden, kadert bovendien binnen een veel ruimere aanpak die opgelijst wordt door Batstra en Thoutenhoofd (2013). Even samenvatten: Big Pharma sponsort onderzoek, medisch onderwijs, patiëntenverenigingen, medische tijdschriften via advertenties, congressen; opinieleidende psychiaters worden betaald voor voordrachten, net zoals beroemde figuren (meestal uit de mediawereld) fikse sommen krijgen om uit de kast te komen met hun depressie en vooral hun genezing via medicijnen. En, last but not least: Big Pharma zet heuse mediacampagnes op om bepaalde stoornissen en hun behandeling rechtstreeks bij de consumenten te promoten. Binnen deze totaalstrategie vormt de DSM een belangrijk knooppunt, maar ook niet meer dan dat. L HOMME MACHINE ALS ACHTERLIGGEND MENSBEELD Dat dit alles tot een toenemende psychiatrisering leidt, betwijfelt niemand. Dat die psychiatrisering bovendien ook een medicalisering inhoudt, is eveneens duidelijk. Dit is ondertussen zo algemeen aanvaard dat we dreigen te vergeten dat er amper bewijs is voor organische oorzaken van de opgelijste stoornissen. In een officiële reactie op de voorpublicatie van de DSM 5.0 legt de British Psychological Society (juni 2011) de vinger op de wonde: De vermeende diagnoses gepresenteerd in DSM 5.0 zijn duidelijk hoofdzakelijk gebaseerd op sociale normen, met symptomen die berusten op subjectieve oordelen, met weinig bevestigende fysieke tekens of evidentie van biologische oorzaken. De criteria zijn niet waardenvrij, maar reflecteren veeleer de huidige normatieve sociale verwachtingen. [ ] We maken ons zorgen dat dit soort diagnostische systemen gebaseerd zijn op het identificeren van problemen bij individuen. Dit gaat voorbij aan de relationele context en de onvermijdelijke sociale oorzaken van veel van deze problemen. Dit roept fundamentele vragen op. Wat houden die normatieve sociale verwachtingen precies in? Wat is het onderliggende mensbeeld waaraan stoornissen afgewogen worden? En hoe gaat die afweging in zijn

557 werk? Een blik op de DSM leert snel dat ongeveer alle DSM-labels drie aspecten bevatten: een psychologisch, een sociaal en een medisch. Het psychologische aspect is de zichtbare buitenkant. Diagnostische criteria beschrijven mentale en gedragsmatige kenmerken zoals lijkt vaak niet te luisteren of affectief instabiel. Het sociale aspect is, ondanks de dominante aanwezigheid in het DSM-handboek, meer verborgen en laat zich moeilijk vangen in woorden. Nochtans valt het te detecteren in één van de meest gebruikte woordjes: het woord te in alle denkbare varianten. Zo bevat de omschrijving van de borderline persoonlijkheidsstoornis een tiental te s. Te veel kenmerk zus of te weinig gedrag zo. Te druk. Te weinig aandacht. Begrijp: te veel of te weinig in functie van een impliciete sociale norm. Het derde aspect, het medische, is niet veel meer dan een veronderstelling gebaseerd op het ziektemodel, ondanks het ontbreken van overtuigend wetenschappelijk bewijs. Kortom, de rationale van de DSM-diagnostiek luidt als volgt. Op basis van een stilzwijgende aanname dat de oorzaak ervan organisch is, komt een psychologisch of gedragsmatig kenmerk te veel of te weinig voor in functie van een niet nader genoemde sociale norm. Een dergelijke diagnostiek heeft dan ook een onmiskenbaar effect op het therapeutische doel. Het te veel moet weg. En het te weinig moet meer. Genezing betekent dat de patiënt opnieuw beantwoordt aan de sociale norm. Als behandeling die vorm aanneemt, dan moeten we de achterliggende diagnostiek heel erg zorgvuldig bekijken. Nog concreter: wat is het bijbehorende mensbeeld waaraan dat te veel of te weinig worden afgewogen? Omdat een mensbeeld steeds moreel beladen is, gaan we te rade bij een moraalfilosoof. In 1981 schrijft Alasdair MacIntyre dat de moderne mens afgewogen wordt aan een nieuwe morele norm: effectiviteit. En hij voegt er aan toe dat twee nieuwe hogepriesters deze morele norm bewaken: de manager en de psychotherapeut. Dit geeft ons meteen een belangrijke indicatie over het huidige mensbeeld. Het is een hername van een oude opvatting die van de mens als machine, die door Julien Offray de La Mettrie in zijn L homme machine in de achttiende eeuw werd voorgesteld. Vandaag is dat verbijzonderd tot de mens als productiemachine die zo efficiënt mogelijk een output moet leveren, en daarop voortdurend geëvalueerd en gecontroleerd wordt. En net, zoals elke machine, kan ook de mens kapotte onderdelen of functies hebben, die vervolgens elk afzonderlijk hersteld moeten worden. KATEGOREIN Bekijken we als voorbeeld de meest gestelde diagnoses bij kinderen. Dat zijn gedragsstoornis of Conduct Disorder, gemeenzaam afgekort tot CD, en oppositioneel-opstandige gedragsstoornis of Oppositional Defiant

558 S T R E V E N J U N I 2 0 1 3 Disorder (ODD). Dit alles vaak in combinatie met ADHD. De definitie van een gedragsstoornis luidt dan als volgt: Een zich herhalend en aanhoudend gedragspatroon waarbij de grondrechten van anderen of belangrijke bij de leeftijd horende sociale normen of regels worden overtreden, zoals blijkt uit de aanwezigheid gedurende de laatste twaalf maanden van drie (of meer) van de volgende criteria, met tenminste de laatste zes maanden één criterium aanwezig (volgt een beschrijving van agressie, leugenachtigheid, diefstal). Onderzoek wijst aan dat deze psychiatrische categorieën steeds vaker voorkomen dit is de voortschrijdende psychiatrisering. De psychodiagnostische DSM-classificatie doet überhaupt niets meer dan mensen categoriseren. Onschuldig is dit niet. Het klassiek Griekse kategorein, waar het woord categorie uit gegroeid is, betekent: publiek beschuldigen. De psychodiagnostische DSM-classificatie is een ordening waarmee mensen via labels beschuldigd en afgevoerd worden. Zelf voelen zij dat feilloos aan, getuige de manier waarop onze kinderen die labels als scheldwoorden gebruiken ( autist! ). En zelfs voor hulpverleners roept borderline bijna onmiddellijk het idee op van moeilijke, vervelende patiënt. Bijna niemand denkt in termen van complexe posttraumatische stress stoornis wat een veel juistere benaming is. We weten al dat de diagnostische rationale een strakke lijn volgt. Een psychologisch en/of gedragsmatig kenmerk is te veel of te weinig en wordt hetzij ingedijkt, hetzij aangevuld om tegemoet te komen aan een sociale norm. De psychotherapie blijft dan hangen op het niveau van normbeheersing: indijken en aanvullen. Daardoor wordt de behandeling binnen de kortste keren alleen maar een disciplinering, en dat is iets anders dan een psychotherapie. Concreet: als een kind dat gelabeld wordt met ADHD terug braaf in de klas zit en de les volgt, dan is het probleem opgelost. Anders gesteld: de stoornis is niet zozeer iets wat het kind ervaart, het is iets wat wij, als ouder, als leerkracht ervaren met dat kind. Diens behandeling helpt ons. DE GROTE OPSLUITING We hoeven geen schroom te hebben om dit te veralgemenen naar de overgrote meerderheid van de huidige diagnoses: in eerste instantie zijn ze sociaal normerend. Overigens is dit aspect van de DSM niet eens zo problematisch psychiatrische diagnoses zullen dat tot op zekere hoogte altijd zijn en blijven. De vraag is of een psychiatrische diagnostiek ook iets meer te bieden heeft dan alleen maar het sociaal normerende. Of er ook aandacht gaat naar de vragen en problemen van de patiënt op zich?

559 Bij de DSM is dit nauwelijks het geval. Het toenemende accent op dit sociaal normerende blijkt eveneens uit de perceptie van stoornissen door de buitenwereld: elke gestoorde wordt meer en meer als gevaarlijk beschouwd, met als prototype De Gelder die dan weer normaal verklaard moet worden ten einde hem te kunnen veroordelen. In de marge daarvan ontstaat er een hername van de aliënatie zoals in de oude diagnostiek, zij het gebaseerd op de huidige. Pijnlijk genoeg zijn die labels ondertussen gemeengoed en nestelen ze zich in het identificatieproces via trendy t-shirts en koffiemokken met leuzen als Borderline Personality Disorder of ADHD ( I have ADHD. What is your excuse? ). Daarmee kom ik bij mijn besluit. We kunnen vandaag niet anders dan vaststellen dat de psychodiagnostiek zich op een hellend vlak bevindt en afglijdt naar een praktijk waarin diagnoses een vrijgeleide zijn voor sociale controle. Michel Foucault gaf destijds al aan dat de huidige psychiatrie mede ontstaan is door een decreet uit 1656 van Louis XIV, die in Parijs het Hôpital Général oprichtte en daarmee het startsein gaf voor wat later bekend werd als le grand renfermement: de grote opsluiting. Alle marginalen (bedelaars, lepralijders, andersvaliden, psychiatrische patiënten) moesten uit het straatbeeld verdwijnen en werden opgesloten en verplicht tewerkgesteld. Vandaag zien we, met onze bedrukte koffiemok in de hand, nog altijd toe hoe le grand renfermement zich voltrekt, maar dan in de hedendaagse, farmacologische versie. Literatuur American Psychiatric Association, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4th Edition, Washington, DC, 1994. American Psychiatric Association, Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR, Swets & Zeitlinger, Lisse, 2001. Laura Batstra en Ernst Thoutenhoofd, Overleeft de psychiatrie de DSM-5?, in De Psycholoog, maart 2013, blz. 10-16, 2013. Ben Goldacre, Bad Pharma. How Drug Companies Mislead Doctors and Harm their Patients, Fourth Estate, 2012. D.J. Kupfer, M.B. First en E.A. Regier, A Research Agenda for DSM-5, American Psychiatric Association, Washington, 2002. Christopher Lane, Shyness. How Normal Behavior Became a Sickness, Yale University Press, New Haven en Londen, 2007. Alasdair MacIntyre, After Virtue. A Study in Moral Theory, Duckworth, Londen, 2007 (1981). David L. Rosenhan, On Being Sane in Insane Places, in Science, 179, 1973, blz. 250-258. M.S. Sandifer, A. Hordern, en L.M. Green, The Psychiatric Interview: The Impact of the first Three Minutes, in The American Journal of Psychiatry, nr. 126, 1970, blz. 968-973. [1] Attention Deficit Hyperactivity Disorder, ook wel aandachtstekort-hyperkinetische stoornis of aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornis genaamd.