Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Directie Openbaar Vervoer en Spoor Dhr. W.H.B. Aarnink - directeur Postbus EX Den Haag

Vergelijkbare documenten
Spoorbeeld altijd in ontwikkeling

Maak Plaats! Wie Hoorn binnenrijdt maakt kennis met de Poort van Hoorn. Het stationsgebied is het mobiliteitsknooppunt van Hoorn en de regio.

Mobiliteit, stedenbouw en duurzaamheid

Aan de lezer datum 14 mei telefoon (010) betreft* Brochure Hoekse Lijn, Lightrail langs de Nieuwe Waterweg. Geachte heer, mevrouw,

Liberalisering spoorvervoer

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Rondetafelgesprek Andere mobiliteit

Topstructuur. Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ter attentie van de Staatssecretaris Mevrouw W.J. Mansveld Postbus EX DEN HAAG

Openbaar vervoer concessie

Voordelen van samenwerking binnen een vervoerregio

Statenmededeling. 1. De provincie Noord-Brabant onderschrijft de doelen uit de notitie Contouren Toekomstbeeld OV 2040.

NS Poort en u. Stationsgebieden komen tot leven

Camiel Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat en Bas Verkerk, regiobestuurder van het Stadsgewest Haaglanden

wordt door Zuidasdok nog beter bereikbaar De feiten op een rijtje

Hengelo, Hart van Zuid

oktober 2009 Eindrapport corridor Den Haag Rotterdam Ruimtelijk economische effecten Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

NSP OV Terminal Breda. : Openbaar vervoer terminal Breda : Stationsplein, Breda, Nederland : ProRail, NS en de Gemeente Breda

BELEIDSKADER OPENBAAR VERVOER DAV IN VOGELVLUCHT

Vervoersknooppunt voor reizigers per dag

ProR&il. Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Mevrouw W.J. Mansveld Postbus EX Den Haag

Verstedelijkingsopgave Delft: We geven de stad een kwaliteitsimpuls :36

NOVI-perspectiefgebied Utrecht, Gezond Stedelijk Leven voor Iedereen

Aantal HSL-reizigers groeit fors: een succes en een uitdaging

Innovatie in efficiënt gebruik en organisatie van bewaakte (zelfservice) fietsenstallingen op stations. Houten 20 juni 2019

KRACHTEN BUNDELING SMART MOBILITY O K TO B E R

Rotterdam- Alexander. Bereikbaarheid in. Bereikbaarheid en verbetering leefomgeving! Samen aanpakken. Meedenken?

Meer regiosprinters, Minder file s. Rob Roskes Provincie Gelderland

Strategische Personeelsplanning. Basisdocument

DEN HAAG CENTRAAL STATION

Referentieprojecten Grontmij: stationslocaties

Spoorboekloos reizen in de Randstad - PHS. Vlot bewegen.veilig leven. Verkeer en Waterstaat.

Samenwerkingsovereenkomst BrabantStad NS Groep N.V.

DUURZAME INFRASTRUCTUUR

Helsinki. Gewestelijk mobilteitsplan -Dec be samen slim mobiel

Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden Bezoekadres

Ruimte delen. De impact van mobiliteit op de binnenstad. Sebastiaan de Wilde Directeur Ontwikkeling/Vastgoed & Ontwikkeling 7 oktober 2015

Echte integrale mobiliteit. 17 september 2013

Toiletten op regionale stations Uitwerking Motie 61 Provincie Gelderland

Verbinden gezondheid & ruimte

Wat is de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli)

NEXT Landscape. OmgevingslabXL. 15 mei 2017 Susanne Vleeshouwers (gemeente Tilburg)

Prognose fietsparkeerplekken station Overvecht Tuindorpzijde

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West

Regionaal OV Toekomstbeeld 2040 Noord-Holland en Flevoland

Zuidas(Dok) Martijn Overmulder Omgevingsmanager ZuidasDok en Dienst Zuidas. 10 jaar SilentRoads Symposium, WTC, 9 april

Maarten C.W. Janssen. Meer concurrentie op of om het spoor? 19 oktober 2018

Discussienotitie Haagse Mobiliteitsagenda

i ii Òiî i î >> i ÈÒî-Òi`i iî" Òä i Gebiedsvisie Hollands Spoor en omgeving

NS Stations Plug & Play. Jerry Lok 25 maart 2014

Hanzelijn Monitor De tweede staat van de Hanzelijn

Lange termijn spooragenda

Voorgenomen besluit IenM voor wijzigingen ten aanzien van prestatie-indicatoren in de vervoerconcessie

PROVINCIE FLEVOLAND. Mededeling. Besluit OV SAAL middellange termijn

Inhoud. Introductie p. 4 Station Alkmaar in 8 stappen p. 6 Conclusies p. 65 Vervolg... p. 66

Omgevingsvisie en m.e.r.

ADVIES OV-CHIPKAART. Den Haag, december Voorall Van Diemenstraat VH Den Haag

MIRT - Verkenning Antwerpen Rotterdam VISIE

Verstedelijking & Infrastructuur Ruimteconferentie 2013

2. Regio Midden-Holland, vertegenwoordigd door haar portefeuillehouders, de heer D. De Haas en de heer C. De Jong;

Spoorzones, of: driehoeken met vele zijden

Inspiratieboek Attractieve Mobipunten. Studiedag Basisbereikbaarheid 29 maart 2019 Brussel

Bijlage 3 Concept regionale ontwikkelingsstrategie knooppunten

Algemeen bestuur Veiligheidsregio Groningen

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland

31 oktober Stationsgebied Groningen De ideale verkeersmachine!

Stadskantoor Rotterdam

Perspectief op de nationale omgevingsvisie en grondbeleid. Jaar van de Ruimte VvG congres 12 november Nathalie Harrems

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

OEI, IK GROEI! Over de groei van OV in de zuidelijke Randstad

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum. Geachte Voorzitter,

OTL voor Zuidasdok Ronald Bergs. BIM-Loket Kennisdag 7 Oktober 2016

De gemeenteraad buitenspel na de invoering Omgevingswet? Gemeenteraden Hellendoorn en Raalte 28 maart 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwsbrief Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Geldermalsen en omgeving

De dynamiek van stationsomgevingen. Filosofie en concrete projecten Eurostation Euro-Immostar

GS brief aan Provinciale Staten

1. Onderwerp Geactualiseerde projectbladen Uitvoeringprogramma Regionaal Verkeer en VervoerPlan (UP RVVP) met bijlagen 2.

Brainport Eindhoven/ A2-zone (Brainport Avenue)

OEI, IK GROEI! Over de groei van OV in de zuidelijke Randstad. MRDH_Oei ik groei_wt5.indd :01

München. Gewestelijk mobilteitsplan -Dec. 2017

Sneak preview Masterclass Smart Mobility

betekent een voor de goederenvervoerders aanvaardbare gebruiksheffing voor de Betuweroute en het invoeren van een vergoeding voor het reserveren van

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 22 juni 2018 Betreft Openbaar vervoer in stedelijke gebieden

REGIO ROTTERDAM EN HAVEN: DUURZAAM BEREIKBAAR (MIRT-VERKENNING ROTTERDAM VOORUIT)

Parkeervraagstuk Stationsomgeving Maastricht. Raadscommissie Stadsbeheer, Milieu en Mobiliteit

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MANIFEST NOVI NAAR EEN NIEUW NEDER LAND

7) Kwaliteit van het openbaar bestuur

Knooppuntontwikkeling. als kans. Zjèf Budé, Mattie Busch en Anita de Zeeuw. Jg. 44 / Nr. 1 / 2011 Knooppuntontwikkeling als kans

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kennisnemen van Het overzicht met de programmering van projecten voor de portefeuille Mobiliteit.

Dag van de Light Rail. Willem Benschop, directeur Vervoersautoriteit MRDH 28 januari 2015

Samenwerkingsovereenkomst initiatiefgroep HST Cargo Schiphol

ONTWIKKEL EEN GEZAMENLIJKE VISIE OP HET DUURZAAM BODEMGEBRUIK. Bijeenkomst XXX dag-maand-jaar, Locatie

Factsheet Doelenboom. Factsheet Doelenboom

Overstappen op hoogwaardig OV. HOV-NET Zuid-Holland Noord

Datum: 7 september 2009 Onderwerp: uitvraag nieuwe regionale fietsverbindingen voor woon-werkverkeer

Bas Schoenmaker Maaike Koolmees Redouan Kajuj Lars Broer

Adviescommissies VA & EV MRDH

Masterplan Grote Markt en omgeving

Transcriptie:

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat Directie Openbaar Vervoer en Spoor Dhr. W.H.B. Aarnink - directeur Postbus 20901 2500 EX Den Haag datum bezoekadres 18 december 2018 De Inktpot Moreelsepark 3 3511 EP Utrecht kenmerk BSM-20181218-Advies ihkv de samenstelling van het Handelsperspectief voor de ontwikkeling van OV-knooppunten in Nederland postadres Postbus 2038 / G5 3500 GA Utrecht onderwerp advies in het kader van de samenstelling van het Handelingsperspectief voor de ontwikkeling van ov-knooppunten in Nederland web www.spoorbeeld.nl Zeer geachte heer Aarnink, bijlage(n) -n.v.t. Met enthousiasme ontvingen wij bij het Bureau Spoorbouwmeester (BSbm) uw verzoek om advies in het kader van de samenstelling van het Handelingsperspectief voor de ontwikkeling van ov-knooppunten in Nederland. We denken dat de ervaringen die wij de afgelopen decennia in het bureau hebben opgedaan van belang kunnen zijn voor de aanscherping en de implementatie van het Handelingsperspectief. Dat is ingegeven door het feit dat veel van de accenten bij de uitwerking van het Handelingsperspectief raakvlakken vertonen met wat BSbm tot zijn dagelijkse praktijk rekent: op veel verschillende abstractie- en schaalniveaus adviseren wij over de ruimtelijke opgaven, de vormgeving en de identiteit van het spoor, zowel vanuit het oogpunt van beheer, vervoer en exploitatie. In het Spoorbeeld hebben we de visies, kaders en richtlijnen daarvoor opgenomen en een mooie reeks inspiratiedocumenten gepubliceerd, waarin de ontwerpopgaven worden verkend en die onze adviezen schragen. e-mail eric.luiten@spoorbouwmee ster.nl telefoon 088 231 51 11 Op basis van een terugblik kunnen we de belangrijkste factoren schetsen die bij de voorgenomen ontwikkeling van integrale ov-knooppunten naar onze mening aandacht moeten krijgen. Die factoren betreffen de configuratie, inrichting en vormgeving van gebouwde openbaarvervoersvoorzieningen in de 21 ste eeuw. Nederland staat met de kwaliteit van zijn treinen, dienstregeling, stations en spoor aan de internationale top. Als we die positie de komende decennia willen bestendigen moeten de condities waaronder goede knooppunten kunnen ontstaan expliciet worden gemaakt. Voorliggend advies kwam tot stand na een oriënterend gesprek met Frits Warnar en Stina Larsson van het departement, na een interne brainstormsessie binnen BSbm en na een discussie waar ook vertegenwoordigers van ProRail en NS aan deelnamen, naar aanleiding van onze eerste gedachten. Het advies is drieledig: het omvat een korte inleiding over de recente ontwikkeling op en van het openbaar vervoer over het spoor, een selectie van lessen die wij in deze periode hebben geleerd en een aantal kernachtige aanbevelingen voor de nabije toekomst. Parallel aan de samenstelling van dit advies hebben medewerkers van BSbm deelgenomen aan werksessies van de ov-knooppuntpilot voor Station Schiedam en aan de werkgroep die bezig is met de definitie en concretisering van het Handelingsperspectief voor de knooppuntontwikkeling. Daardoor heeft dit advies ten opzichte van die andere bijdragen een wat globaler en strategischer karakter. 1/6

ONTWIKKELING: EEN NIEUW DYNAMIEK OP HET SPOOR In de afgelopen 25 jaar is het spoorlandschap ingrijpend veranderd. We onderscheiden vier structurele wijzigingen: Marktwerking Als gevolg van Europese regelgeving gericht op internationale marktwerking en efficiënt gebruik van nutsvoorzieningen worden de verantwoordelijkheden voor enerzijds bouw en beheer van het spoor en anderzijds voor vervoer van goederen en passagiers gescheiden. ProRail en NS ontwikkelen zich naast elkaar, maar de lijnen met de Rijksoverheid blijven relatief kort, door het garanderen van publiek eigendom in de vorm van aandelen en door het verlenen van vervoersconcessies op basis van prestatiecontracten. Later worden bedrijfsonderdelen verder gesplitst en/of geprivatiseerd. De verdeling van assets, bevoegdheden, initiatief en verantwoordelijkheid wordt zorgvuldig gedefinieerd en vastgelegd, maar door de aard van het beestje (spoor, station en trein) blijven de twee bedrijven op de werkvloer zeer sterk met elkaar vervlochten. Een van de meest zichtbare effecten van de marktwerking op het spoor is naast het toelaten van andere vervoerders de sterk toegenomen ruimte voor winkelnering in de stations. In het verdienmodel van NS speelt de exploitatie van de stations immers een grote rol. In vergelijking met pakweg 15 jaar geleden zijn grotere stations getransformeerd naar plekken waar de moderne haastige reiziger wordt bediend en verleid met een breed scala aan food- en non-foodwinkels, naast de gebruikelijke servicevoorzieningen. Door het verruimde aanbod ontwikkelt zich behalve transfer- ook verblijfskwaliteit. Opschaling De ontwikkeling van een Europees netwerk van hogesnelheidslijnen creëert een geweldige ov-impuls in ons land. Voor het eerst sinds de 19 de -eeuwse bouwgeschiedenis van de spoorwegen voegt de overheid daar een echt nieuw hoofdstuk aan toe. Om het reizen per trein concurrerend te maken ten opzichte van het vliegen over relatief korte afstanden takt Nederland aan op het Frans-Belgische en Duitse HSL-net. Er worden nieuwe sporen getraceerd, aangelegd en ingepast en voor een zestal stations die als HSL-stop zullen gaan fungeren wordt een ingrijpende verbouwing in het vooruitzicht gesteld. Dat sluit naadloos aan op het ABC-locatiebeleid, waarin de uitbouw van stationslocaties in direct verband wordt gebracht met de ontwikkeling van hoofdkantoren, congrescentra, rechtbanken, onderwijsinstellingen en andere bovenlokale voorzieningen die weinig of geen automobiliteit vergen. In dat licht krijgen de HSL-stations een bijzondere status (De Nieuwe Sleutelprojecten, NSP s). Ze worden met financiële middelen van de ministeries van V&W en VROM en op basis van gemeentelijke regie uitgewerkt, ontworpen en gebouwd met een scherp oog op de kans op stedelijke vernieuwing en centrumontwikkeling. Op het vlak van goederenvervoer heeft de HSL een pendant in de Betuwelijn. Ondersteund door het planologische, macro-economische concept Nederland-Distributieland neemt het Rijk in nauwe samenspraak met de Haven van Rotterdam het besluit tot de aanleg van een spoorlijn die Europoort en de Maasvlakte verbindt met het Duitse achterland. Het ontwerp en de aanleg van deze lijn hebben meer dan de gebruikelijke maatschappelijke onrust veroorzaakt. Het spoor in zijn algemeenheid boet met de bouw van de Betuwelijn een beetje in op zijn onschuld. 2/6

Differentiatie De afgelopen jaren zien we ook de effecten van decentralisatie van rijkstaken in het ov, in combinatie met de toegang van meer vervoerders op het spoor. Regionale concessieverleners, de vervoersregio s en meerdere vervoersbedrijven behartigen de regionale ov-structuur. Er ontstaat steeds duidelijkere differentiatie van internationaal (HSL), nationaal en regionaal reizigersvervoer. Provincies investeren mee in de ontwikkeling van regionale knooppunten. Grotere gemeenten zien het belang van een intensivering van de geïntegreerde aanpak van ov. De expressie van ov op het spoor krijgt meer en meer verschillende parallelle gedaanten. Digitalisering en beveiliging De digitalisering van de abonnementen en de kaartverkoop, de behoefte aan betere controle op stations en de actieve behartiging van veiligheid en welbevinden voor reizigers en personeel op stations en perrons en in treinen leidt tot de introductie van het OVCPsysteem. Inchecken en uitchecken wordt normaal gedrag op het spoor en de voorzieningen die daarvoor nodig zijn veroorzaken een nieuwe ruimtelijke orde in het gebruik en de beleving van de stations. Het creëren van een nieuwe fysieke grens tussen de positie binnen of buiten het vervoerssysteem leidt tot een scherper onderscheid tussen volledig en voorwaardelijk publiek domein in het station en in de stationsomgeving. LESSONS LEARNED: DE EVOLUTIE VAN DE SPOORSE ONTWERPOPGAVEN De NSP s als referentie voor samenhangende knooppuntontwikkeling Door een combinatie van een breed gedragen bestuurlijk ambitieniveau, integrale ruimtelijke regie door de lokale overheid en de mogelijkheden voor gebiedsontwikkeling is de bouw van de NSP s een succes geworden. Overheden, spoorse partners en marktpartijen stemden hun investeringen op elkaar af, op zoek naar elkaars toegevoegde waarde. Op Amsterdam-Zuid na, zijn de nieuwe HSL-stations gereed. Ze belichamen de erkenning van het spoor als hartlijn van de diensteneconomie en van het treinstation als epicentrum van stedelijke vitaliteit. Veel sleetse stedelijke achterkanten zijn door de bouw van nieuwe of sterk verbeterde stations weggewerkt, stadsdelen zijn met elkaar verbonden, ov-modaliteiten zijn in een hechter verband gebracht. De doorslaggevende succesfactor achter de bouw van spraakmakende nieuwe ov-knooppunten was de status van de NSP s als geïntegreerde publieke investering met het doel nieuwe Gesamtkunstwerken te realiseren. De programma s van eisen van Rijk, provincie en gemeente in samenspraak met NS als deeleigenaar en exploitant en met ProRail als deeleigenaar en beheerder zijn omgewerkt naar samenhangende uitvragen aan architectenbureaus en aannemers. Het Spoorbeeld als ruimtelijk kader voor separate uitvoeringsprogramma s Parallel aan de samenhangende en multidisciplinaire inzet bij de NSP s worden de benodigde maatregelen voor een verbeterd spoor uitgewerkt in zelfstandige programma s met elk hun eigen aanleiding, doel, scope, budget en tijdslimiet. Het grootste deel van de noodzakelijke aanpassingen aan spoor en stations is ingegeven door grote en kleinere afzonderlijke beleidsprogramma s, zoals de ontwikkeling van hoogfrequent spoor, de veiligheid op spoorwegovergangen, de bouw van fietsenstallingen, het garanderen van toegankelijkheid voor mindervaliden, de vernieuwing van reisinformatieschermen, de plaatsing van beveiligingscamera s, maatregelen voor energiebesparing, de vervanging van outillage, de invoering van OVCP-toegangspoortjes enzovoorts. Voortdurend worden de subsystemen van het spoor separaat vernieuwd, aangepast of toegevoegd. Omdat aan deze programma s altijd een opgave van inpasbaarheid, combineerbaarheid en vormgeving is verbonden, is bijna 20 jaar geleden een begin gemaakt met de samenstelling van het Spoorbeeld. Dat is te beschouwen als het Management by Design - 3/6

beleid voor alle partijen bij het spoor. Het Spoorbeeld is geformaliseerd en sinds 2004 vormgevingsbeleid van NS en ProRail, en uitgangspunt om de integrale ruimtelijke kwaliteit te borgen. Dit programma overstijgt de bedrijfstaakstellingen van de spoorse partijen en heeft als focus het belang van de reiziger. Zo wordt in de praktijk van stationsnieuwbouw en -verbouwing een integraal gestuurde ontwerpkwaliteit zichtbaar met familiekenmerken, hiërarchie in informatie, vaste zoneringen en vaste coderingen met behulp van beeld en kleur. Voordeel van zo n aanpak is dat het mogelijk is te sturen op gewenste identiteit van de spoorse omgeving waar veel verschillende partijen in opereren, met elk een eigen doelstelling en merkidentiteit. Het Spoorbeeld maakt het mogelijk non-discriminatoir en systematisch te ontwerpen met het oog op een eenduidig vormgeven ov-identiteit. Bureau Spoorbouwmeester draagt het Spoorbeeld uit in projecten en programma s, houdt het actueel, toegankelijk en vitaal. Het perspectief op de knooppuntontwikkeling betekent dat opnieuw de vraag op tafel ligt welke samenhangende, onderscheidende kwaliteit dit ruimtelijke fenomeen moet krijgen. Welke vorm van regie willen partijen voeren om samen meer te zijn dan de som der delen? Wordt het tijd voor een geïntegreerd ov-toekomstbeeld? Moet en kan het Spoorbeeld doorontwikkeld worden? De stationsdomeinen als richtinggevende en disciplinerende onderlegger Het traditionele treinstation bestond ooit uit een gebouw met een voorplein, een stationshal en een aantal perrons, meestal in het platte vlak georganiseerd. Dat beeld voldoet vrijwel nergens meer. De groeiende complexiteit die samenhangt met meerdere aanbieders en meerdere modaliteiten in het ov en met de toenemende belangstelling voor het station als magneet van stedelijke investeringen hebben geleid tot de ontwikkeling en lancering van het zogenaamde stationsconcept, een cruciale component van het Spoorbeeld. Het stationsconcept is te begrijpen als een update van de traditionele stationsplattegrond, samengesteld vanuit het perspectief van de reiziger. Het omvat een schematische zonering van vier stationsdomeinen die de lay-out van het eigentijdse station typeren: het omgevingsdomein, het ontvangstdomein, het verblijfdomein en het reisdomein. Het stationsconcept organiseert en disciplineert de activiteiten en ingrediënten van het station en vormt dus een soort onderlegger voor beslissingen over allerlei programmatische aanpassingen en toevoegingen. Het stationsconcept is het overkoepelende, neutrale vertrekpunt voor alle stationsopgaven: nieuwbouw, verbouw en beheer. De voorziene logistieke en ruimtelijke integratie van de aparte ov-modaliteiten tot geïntegreerde ov-mobiliteit maakt het aannemelijk dat het stationsconcept een actualisering ondergaat om de twee- en driedimensionale opgave van ov-knooppunten bouwkundig te kunnen blijven ondersteunen. Collectiestations als exponenten van cultuurhistorische betekenis Het spoor heeft een prachtige geschiedenis die met name is af te lezen aan het grote aantal historische gebouwen, vaak met een rijksmonumentale status. Met het oog op de impact van de verbouwingen van de stations gedurende de afgelopen decennia werd een bezinning noodzakelijk over de architectonische en maatschappelijke waarde van het spoorse erfgoed. In een paar jaar tijd is veel kennis over historische kenmerken en betekenis van stationsarchitectuur samengebracht in onderzoeken, waardestellingen en aanbevelingen. Er is een selectie gemaakt (de Collectie) van de 50 meest sprekende exemplaren van stationsarchitectuur. De verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige omgang met het gebouwde geheugen van NS en ProRail is daarmee bevestigd, ook nu de volgende bouwgolf zich aandient in het kader van de transitie naar ov-knooppunten. De borging van de cultuurhistorische essenties van stations vormt een steeds belangrijkere component van de ontwerpopgave. 4/6

KNOOPPUNTONTWIKKELING: AANBEVELINGEN BIJ DRIE TRANSITIES De ambitie om de nu nog autonoom functionerende ov-modaliteiten fysiek te koppelen en beter op elkaar af te stemmen leidt tot ruimtelijke opgaven op verschillende schaalniveaus. We onderscheiden er drie (de ov-terminal, stadsontwikkeling en corridorvorming) en plaatsen daar een aantal aanbevelingen bij. Agendeer integrale ruimtelijke kwaliteit Goed beschouwd is de vrijwel afgeronde nieuwbouw en grote verbouwingen van de zes HSL-stations een prachtige prelude geweest op de ontwikkeling van slimmere interactie tussen trein, tram, bus, fiets en taxi. In de NSP s kunnen we zien hoe multimodale terminals werken en hoe ze eruit zien maar ook hoe complex en specifiek de bouwkundige synthese elke keer is geweest. Het Handelingsperspectief biedt straks de gelegenheid de kansen en beperkingen van de huidige stationscomplexen kwalitatief en kwantitatief te analyseren te vergelijken en tot op zekere hoogte te objectiveren, maar de bouwkundige aanpak die daarop moet volgen is altijd maatwerk: een architectonisch ontwerpvraagstuk van de hoogste orde. Ons advies is om dit besef in de vertaling van het ovknooppuntenbeleid naar uitvoeringsinstrumenten expliciet te verankeren. Hoe eerder in de uitwerking van beleidsprogramma s de vraag op tafel ligt welke ruimtelijke en bouwkundige implicaties (kansen en beperkingen) het voornemen heeft, hoe beter. De belangrijkste kanttekening die we daarbij maken is dat een aantal basisvoorwaarden van goed openbaar vervoer, namelijk toegankelijkheid, overzichtelijkheid, vanzelfsprekendheid, veiligheid en comfort niet tussen de wal van de marktwerking en het schip van het multimodale aanbod bekneld raken. De reiziger staat centraal, luidt het adagium terecht. Bouw adaptieve knooppunten op basis van een ruime scope De benutting van het station als katalysator van stadsontwikkeling zal door de integratie van ov-mobiliteit en de voorziene doorgroei van aantallen reizigers en verplaatsingen alleen maar verder toenemen. De stad transformeert en intensiveert de komende jaren razendsnel rondom de vernieuwde terminals en naar alle waarschijnlijkheid bereiken diezelfde terminals na een jaar of tien alweer de grens van hun transfercapaciteit. De driedimensionale overstapmachines verkeren in een complexe, dynamische wederkerigheid met hun stedelijke omgeving. Dat roept de vraag op of er geen ruimtelijke concepten voor langjarig stabiele ov-terminals zijn te bedenken. Het is in onze ogen verstandig om bij de ontwikkeling van een verbeterd ov-terminalconcept invulling te geven aan het onderscheid tussen enerzijds de civieltechnische en architectonische hardware met een (re)organiserend effect op de stedelijke structuur, opgetrokken uit robuust materiaal, met overmaat gedimensioneerd en met een lange gebruiksadem, en anderzijds lichtere, herbruikbare, eenvoudig aanpasbare gebouwdelen met een hogere omloopsnelheid die sneller op verandering van reisgedrag, concessiehouders, exploitatie en beheer kunnen reageren. Het onderscheiden van stabiele casco s en eenvoudig aanpasbare ovvoorzieningen brengt ook het streven naar duurzaamheid dichterbij. Ons advies is de mogelijkheden van differentiatie van omloopsnelheid, materiaalgebruik en afschrijving binnen de nieuwe ov-terminals in het Handelingsperspectief te agenderen en bij de uitwerking daarvan te onderzoeken. De kanttekening die hier moet worden geplaatst is dat de dominante positie en betekenis van ov-knopen in de stad een echt gezamenlijke aanpak noodzakelijk maakt. Waar de geïntegreerde ov-mobiliteit de stadsontwikkeling treft moeten alle relevante ontwerp- en ontwikkeldisciplines met elkaar aan tafel en moeten alle maatschappelijke belangen en bestuurlijke verantwoordelijkheden aan bod kunnen komen. 5/6

Differentieer de knooppuntprogramma s Het uitbouwen en verder integreren van het hele ov-systeem zal niet alleen het reisgedrag van de samenleving beïnvloeden maar zal ook doorwerken in de besluiten over de vraag waar we willen wonen en werken, waar we winkelen, uitgaan en ontspanning zoeken. Goed ov is een erg belangrijke vestigingsfactor voor overheid, bedrijven, organisaties en particulieren. We krijgen steeds beter door hoe de interactie tussen de kenmerken van de regionale ov-structuur en de wijze van verstedelijking in elkaar zit, vooral in hoogdynamisch West-Nederland. De bouw van integrale ov-knooppunten in een regionaal perspectief van ruimtelijke ontwikkeling biedt kansen voor differentiatie. Het ene knooppunt is het andere niet. Het ene knooppunt bedient een onderwijsconcentratie, het andere ontsluit een woongebied. Een station in het stadscentrum kent een groot aandeel toeristen en dagjesmensen, een landelijk gelegen station is vertrekpunt voor een wandeling. Functies en bestemmingen kunnen vertrekpunt zijn voor de programmering van het station en stationsgebied. Daarbij is ook de modal split een belangrijk vertrekpunt: een intercitystation in Groningen vraagt om andere samenstelling en ordening van ketenvoorzieningen dan een intercitystation in een sterk verstedelijkte regio. De omgevingsfactoren beïnvloeden het potentieel en de kwaliteit van de knopen. De ontdekking van de Noord-Hollandse Buitenpoorten is daar een mooi voorbeeld van. In het handelingsperspectief voor knooppunten worden de specifieke kenmerken van een knooppunt geanalyseerd. Ons advies is verder te zoeken naar de differentiërende invloed die omgevingsfactoren spelen in de programmering van de knooppunten. Niet alleen op het niveau van de afzonderlijke knooppunten, maar ook op de effecten ervan op de benutting van de mobiliteitsnetwerken en de sturing op de ruimtelijke ordening op regionale en nationale schaal. Het Toekomstbeeld voor het openbaar vervoer in Nederland heeft in eerste instantie een verbindend en stimulerend effect op de infra-beheerders, vervoersautoriteiten, concessieverleners en vervoerders, maar in het licht van het voorgaande is het ook duidelijk dat de ambitie van het verder geïntegreerde ov een van de pijlers moet zijn van het nationale omgevingsbeleid. En laat dat nou net ook in de steigers staan We hopen u met dit advies niet alleen te hebben geattendeerd op een aantal kwalitatieve en ruimtelijke noties bij de samenstelling van het Handelingsperspectief voor Ketens en Knooppunten maar tegelijkertijd ook te hebben duidelijk gemaakt dat Bureau Spoorbouwmeester als adviseur van ProRail en NS graag betrokken blijft bij de uitwerking en toepassing van dat Handelingsperspectief. Te allen tijde bereid om de aanbevelingen nader aan u toe te lichten, verblijf ik, Hoogachtend en met een hartelijke groet, Eric Luiten Spoorbouwmeester 6/6