Portefeuillehouder Datum raadsvergadering drs A.J. Ditewig 26 maart 2009 Datum voorstel 17 februari 2009 Agendapunt Onderwerp Woningbouwplan Utrechtseweg 341 te De Bilt De raad wordt voorgesteld te besluiten: 1. met overname van van de reactie van het het college van burgemeester en wethouders op de ingediende zienswijzen, de verklaring van geen bezwaar aan te vragen bij Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht; 2. de beslissing omtrent het verlenen van de vrijstelling te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. Inleiding In uw vergadering van 25 september 2008 heeft u (door het starten van de vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening - hierna: WRO) besloten om medewerking te verlenen aan het woningbouwplan op de Utrechtseweg 341 te De Bilt. Bij de behandeling hebben wij u nader onderzoek toegezegd ten aanzien van de bescherming van de oevers van de Grift (zie hierna onder Argument 1.3) en het aspect inzake 'gated community' (zie hierna onder Argument 1.4). Vervolgens heeft het bouwplan van 9 oktober 2008 tot en met 20 november 2008 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn vijf zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn van zowel formele als inhoudelijke aard. De zienswijzen van formele aard richten zich met name op de verhouding van het bouwplan tot het in 2007 vastgestelde Masterplan. Inhoudelijk hebben de zienswijzen vooral betrekking op de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) en de geplande faunapassage, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Biltse Grift en de uitgangspunten voor de Stichtse Lustwarande. De zienswijzen en de uitkomsten van het bovengenoemde onderzoek geven naar onze mening geen aanleiding om de vrijstellingsprocedure te stoppen. Het enkele feit dat zienswijzen zijn ingediend, betekent, volgens uw delegatiebesluit van 1 juni 2006, dat de vervolgbeslissingen in deze vrijstellingsprocedure aan uw raad blijven. Om onnodige vertraging te voorkomen stellen wij voor om, naast het besluit tot het vervolgen van de vrijstellingsprocedure, de uiteindelijke beslissing tot het verlenen van de vrijstelling aan ons college te delegeren. Beoogd effect Het realiseren van het woningbouwplan. Argumenten 1.1 De verklaring van geen bezwaar is een vereiste om de benodigde vrijstelling te kunnen verlenen. Het verlenen van een vrijstelling op grond van artikel 19 lid 1 WRO is volgens de wet slechts mogelijk indien het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing én vooraf van Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. 1
1.2 De ingediende zienswijzen geven geen aanleiding om de verklaring van geen bezwaar niet aan te vragen. Er is een vijftal zienswijzen ingediend, waarvan één buiten de wettelijke termijn van zes weken. De buiten de termijn ontvangen zienswijze hebben wij niet inhoudelijk behandeld. De zienswijzen zijn zowel procedureel als inhoudelijk van aard. Voor onze uitgebreide reactie op de zienswijzen verwijzen wij u naar zienswijzenrapportage, die als bijlage is toegevoegd aan dit voorstel. De zienswijzen spitsen zich inhoudelijk grotendeels toe op de thema s Faunapassage, EHS, Biltse Grift/Oevers, Nieuwe Hollandse Waterlinie en Stichtse Lustwarande en Slagenlandschap. In de zienswijzenrapportage is onze reactie ten aanzien van de zienswijzen opgenomen in de algemene beschouwing van de desbetreffende thema s. Zoals blijkt uit de rapportage, bevatten de zienswijzen geen zwaarwegende argumenten om de vrijstellingsprocedure niet voort te zetten. Voor wat betreft de faunapassage merken wij het volgende op. De faunapassage onder de Utrechtseweg vormt een belangrijke verbinding in de EHS. Op dit moment is er geen faunapassage. De faunapassage dient ten westen van het plangebied te worden gerealiseerd. De corridor is ingetekend in het Ontwerp-Landinrichtingsplan (DLG 1998). Dit is ook zichtbaar op pagina 13 van de Ruimtelijke Onderbouwing. De pijlen lopen over de Utrechtseweg, evenwijdig aan de Werken van Griftenstein. De locatieaanduiding is indicatief. Het initiatief voor de realisatie van de faunapassage alsmede voor het onderzoek naar de precieze locatie en maatvoering van de faunapassage ligt volledig bij de provincie. Gebleken is dat het woningbouwplan de realisatie van de faunapassage niet in de weg staat. Bij de toetsing van bouwplannen aan provinciaal beleid is bestaand beleid uitgangspunt. In het provinciaal Streekplan is het bestaand en geldend beleid vastgelegd. Het bouwplan is in overeenstemming met het Streekplan. 1.3 De oevers van de Grift worden zowel privaatrechtelijk als bestuursrechtelijk beschermd. In uw vergadering van 25 september 2008 is aangegeven dat het wenselijk is de oevers van de Grift bebouwingsvrij te houden en het recreatief gebruik door aanwonende eigenaars te beperken. Wij hebben u toegezegd hierop terug te komen in het nu voorliggende voorstel. De verzoeker heeft een regeling voorgesteld, waarmee de oevers van de Grift kunnen worden beschermd. Zo zal bij de verkoop van de kavels een erfdienstbaarheid worden opgenomen ten behoeve van de gemeente en ten laste van de kopers. De gemeente wordt zodoende partij bij de koopakte. Op basis van de erfdienstbaarheid is het de kopers van de aan de Biltse Grift gelegen kavels verboden de Grift (al dan niet voor recreatieve doeleinden) te gebruiken en geldt een bouwverbod gelden voor de Grift de oevers daarvan. Door middel van een dergelijke erfdienstbaarheid heeft de gemeente een zelfstandige, privaatrechtelijke titel om bij overtreding nakoming te vorderen bij de rechter. Om tegelijk te kunnen beschikken over een bestuursrechtelijke titel voor maatregelen tegen ongewenst gebruik van of bouwen in de Grift, zullen wij een bestemmingsplanprocedure starten voor het Hessinterrein, waarbij voorschriften worden opgenomen ter voorkoming van het bouwen van steigers en andere mogelijke aantastingen van de Grift en haar oevers. Na de vaststelling van het bestemmingsplan bestaan dan voldoende waarborgen om, naast de privaatrechtelijke aanpak, ook bestuursrechtelijk te kunnen optreden. Voor een uitgebreide behandeling van het thema Grift en oevers, verwijzen wij u naar bijgevoegde zienswijzenrapportage. 2
1.4 Het plangebied krijgt een semi-openbaar karakter. In uw vergadering van 25 september 2008 riep de term 'gated community' bedenkingen op omdat het terrein omgeven leek te gaan worden met hekken. Van een door hekken omgeven gebied zal evenwel geen sprake zijn. Enkel is het de bedoeling om de toegangsbruggen af te schermen met een hek. De rest van het terrein is immers omgeven door water en in die zin 'natuurlijk' afgebakend. Feit is dat het terrein een particulier woonterrein is, dat niet zomaar voor iedereen toegankelijk is. Het gebied krijgt een semiopenbaar karakter hebben, toegankelijk voor bezoekers en leveranciers. De poort zal overdag gewoonlijk geopend zijn. s Nachts kunnen de toegangshekken gesloten worden en zal het hek bij het uitrijden automatisch openen. Een portier draagt bij aan het veiligheidsgevoel. De hulpdiensten - in ieder geval de brandweer - beschikken over een automatische sleutel en kunnen ongehinderd het terrein oprijden. Dit is vergelijkbaar met de toegankelijkheid van een bedrijventerrein, waarvoor eveneens procedures en voorzieningen gelden in geval van nood. 2.1 De bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling is gedelegeerd, tenzij tegen het voornemen tot verlening zienswijzen worden ingediend. Ingevolge het delegatiebesluit van 1 juni 2006, is uw raad bevoegd te besluiten omtrent het verlenen van de vrijstelling, indien tegen het voornemen daartoe zienswijzen zijn ingediend. Het uiteindelijke vrijstellingsbesluit is afhankelijk van de door Gedeputeerde Staten af te geven verklaring van geen bezwaar. Aangezien na afgifte van die verklaring geen zwaarwegende gronden meer bestaan om de medewerking aan de gevraagde vrijstelling alsnog om te zetten in een weigering, stellen wij u voor de slotbevoegdheid te delegeren aan ons college. Op deze manier kan kostbare proceduretijd worden bespaard. Ook is de voorgestelde delegatie vanuit een oogpunt van rechtsbescherming doelmatiger en transparanter voor belanghebbenden die tegen de met vrijstelling verleende bouwvergunning een bezwaarschrift willen indienen. In het kader van rechtsbescherming 'volgt' de vrijstelling immers de bouwvergunning. Dat wil zeggen dat in de bezwaarfase de vrijstelling en de bouwvergunning worden gezien als één besluit. In het geval de bouwvergunning en de uiteindelijke vrijstelling worden verleend door ons college, kan het bezwaarschrift ook bij één bestuursorgaan worden ingediend. Zou er sprake zijn van een vrijstellingsbesluit van uw raad en een bouwvergunning van ons college, dan zouden bezwaarden hun bezwaarschrift moeten indienen bij zowel uw raad als ons college. In dat laatste geval zouden ook de gronden van bezwaar strikt gescheiden moeten zijn, hetgeen tot onduidelijkheid en verwarring kan leiden. Kanttekeningen en alternatieven 1.1 Alternatief: Geen verklaring van geen bezwaar aan te vragen bij Gedeputeerde Staten. Indien u besluit dat de zienswijzen aanleiding geven om de verklaring van geen bezwaar niet aan te vragen, dan moet de vrijstelling worden geweigerd en moeten wij bijgevolg de bouwvergunning weigeren wegens strijd met het bestemmingsplan. De verklaring van geen bezwaar is immers een wettelijk vereiste voor het verlenen van vrijstelling. Omdat u eerder heeft besloten de vrijstellingsprocedure te starten en daarmee heeft aangegeven positief te staan tegenover het bouwplan en omdat de ingediende zienswijzen niet van dien aard zijn dat deze tot nieuwe inzichten leiden op basis waarvan de vrijstelling geweigerd zou moeten worden, is dit geen voor de hand liggend alternatief. 3
2.1 Alternatief: De bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling niet te delegeren aan het college. Indien u besluit de bevoegdheid tot het verlenen van de vrijstelling aan uw raad te houden, gaat kostbare tijd verloren. Na afgifte van de verklaring van geen bezwaar zullen voor uw raad immers geen zwaarwegende nieuwe gronden meer bestaan, op basis waarvan de vrijstelling alsnog geweigerd zou moeten worden. In dat licht zou het niet delegeren van de bevoegdheid aan ons college onnodige vertraging opleveren. Aanpak/ Uitvoering Uw besluit om de verklaring van geen bezwaar aan te vragen, zullen wij toezenden aan Gedeputeerde Staten. Zodra wij de verklaring hebben ontvangen, kunnen de vrijstelling en de gevraagde bouwvergunning worden verleend. Tegen zodanig besluit staan rechtsmiddelen open. Communicatie Na uw besluit worden de verzoeker en de indieners van de zienswijzen schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van de procedure. Zodra de vrijstelling uiteindelijk is verleend, kan ook de bouwvergunning worden verleend. De met vrijstelling verleende bouwvergunning wordt verzonden aan de aanvrager en gepubliceerd in de BC/Vierklank. De indieners van de zienswijzen ontvangen een afschrift van het besluit. Evaluatie Niet van toepassing. Kosten, baten en dekking De kosten voor het in behandeling nemen van de aanvraag om bouwvergunning en het volgen van de vrijstellingsprocedure worden overeenkomstig het bepaalde in de legesverordening bij de aanvrager in rekening gebracht. Burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, de secretaris, de burgemeester, drs R.A.K. Huijbregts A.J. Gerritsen 4
Onderwerp: Woningbouwplan Utrechtseweg 341 te De Bilt Bijlagen bij het raadsvoorstel Meegezonden bijlagen 1. Zienswijzenrapportage. Stukken ter inzage 1. Bouwaanvraag en tekeningen; 2. Ruimtelijke Onderbouwing; 3. Brieven inzake wooncommunity en oevers Grift; 4. Ingekomen zienswijzen; 5. Delegatiebesluit d.d. 1 juni 2006; 6. Raadsbesluit d.d. 25 september 2008; 7. Ontwerp-bouwvergunning en ontwerp-vrijstellingsbesluit. Geheime stukken ter inzage (conform art. 25 Gemeentewet) n.v.t. Contactambtenaar: de heer M.J.A.H. Kling, T (030) 228 95 26, E KlingR@DeBilt.NL 5
Besluit van de raad De raad van de gemeente De Bilt; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 februari 2009, met het onderwerp Woningbouwplan Utrechtseweg 341 te De Bilt; overwegende dat - het woningbouwplan voor de Utrechtseweg 341 te De Bilt, plaatselijk ook bekend als het Hessingterrein, in het kader van de vrijstellingsprocedure (als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) vanaf 9 oktober 2008 gedurende zes weken ter inzage heeft gelegen; - binnen die termijn van zes weken vier zienswijzen zijn binnengekomen, welke zijn samengevat en van een reactie zijn voorzien in de bij het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 februari 2009 gevoegde zienswijzerapportage; - buiten die termijn van zes weken één zienswijze is binnengekomen die vanwege te late ontvangst niet inhoudelijk is behandeld; - de ontvangen zienswijzen geen aanleiding geven om de verklaring van geen bezwaar niet aan te vragen; - het wenselijk is om de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling vanuit een oogpunt van efficiëntie te delegeren; gelet op het bepaalde in artikel 19 lid 1 en 19a de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het bepaalde in het delegatiebesluit van 1 juni 2006; BESLUIT: 1. met overname van van de reactie van het het college van burgemeester en wethouders op de ingediende zienswijzen, de verklaring van geen bezwaar aan te vragen bij Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht; 2. de beslissing omtrent het verlenen van de vrijstelling te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 maart 2009, de raad voornoemd, de griffier, de voorzitter, mr drs J.L. van Berkel A.J. Gerritsen