Trendanalyse WSW 2015

Vergelijkbare documenten
WSW trendanalyse woningcorporaties

2 Trendanalyse Woningcorporaties

WSW Trendanalyse. Woningcorporaties

WSW ziet risico s in borgstelsel op termijn toenemen

gemeente Rotterdam Raadscommissie Bouwen, Wonen & Buitenruimte Postbus AN ROTTERDAM 3002an6575

Trends ontwikkeling financiële positie woningcorporaties

De woningcorporatiesector in beeld 2016

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Preview Sectorbeeld voornemens woningcorporaties. prognoseperiode

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

VERDIEPING FINANCIAL RISK - UITLEG EN BEREKENING FINANCIËLE RATIO S

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Woningmarkt landelijk 2018 (KW3)

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Leidraad economische parameters dpi 2018

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Gemeente Amersfoort BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN Reglement van Orde van de Raad 2011 Docs.nr

INVESTERINGSMONITOR WONINGCORPORATIES Stec Groep. Stec Groep B.V. oktober 2012

De woning(beleggings)markt in beeld 2016

Volkshuisvestelijke. voornemens. woningcorporaties

Activiteiten Beter Wonen in ALMELO

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Stichting Woontij L1560

Achtergrondinformatie Woonsymposium WONEN IN STAD.NL SESSIE BETAALBAAR- HEID

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Volkshuisvestelijke. voornemens. woningcorporaties

Wonen Noordwest Friesland L0003

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Stichting Portaal L0117

GEVOLGEN VERHUURDERSHEFFING investeringsmonitor corporaties Stec Groep B.V. 25 Februari 2013

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Verhuurderheffing en effecten investeringsfaciliteit

Stichting Woongoed Middelburg L0943

Corporatie in Perspectief

Woningbouwvereniging Vecht en Omstreken L1585

Woningbouwvereniging Bergopwaarts L1226

Bijlage 2: Financiële paragraaf. Het bod in aantallen

Stichting De Leeuw van Putten L1896

Volkshuisvestelijke. voornemens. woningcorporaties

Corporatie in Perspectief

Investeringen in de woningmarkt

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Notitie Ontwikkeling van de lokale woonlasten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Corporatie in Perspectief

Meer huur voor minder huis. Gereguleerde huren in de commerciële sector

Gevolgen Woonakkoord voor corporaties

Corporatie in Perspectief

Huur stijgt fors boven inflatie

Volkshuisvestelijke. voornemens. woningcorporaties, Op basis van dpi 2017

Wonen Noordwest Friesland L0003

Trendrapportage woningcorporaties : investeringen, kasstromen en financiering

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Corporatie in Perspectief

Huurinkomsten van corporaties, De gevolgen van het regeerakkoord

Activiteitenoverzicht Midden-Groningen 2019

Corporatie in Perspectief

Consultatiedocument Scheiding DAEB en niet-daeb Stichting Viveste

Knelpuntenanalyse Novelle en BTIV 2015

De woningcorporatiesector in beeld: 2018 Basis op orde, minder investeringsruimte

Activiteiten STJA in ALMELO. Bod onderdelen c.f. woningwet Beschikbaarheid woningen en woonvoorzieningen in Almelo:

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Woningstichting SWZ L0093

Corporatie in Perspectief

Corporatie in Perspectief

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Corporatie in Perspectief

Huur beleid Ru t te II. Een overzicht van de impact. van het huidige huurbeleid op huurders, woningzoekenden en de huursector.

Woonbeleid Woonstrategie Limburg

Woonstichting Centrada L1888

Transcriptie:

Trendanalyse WSW 2015

Inhoud 2 Samenvatting 3 1. Financiële positie corporaties 6 2. Beschikbaarheid van betaalbare woningen 10 3. Veroudering vastgoed 16 4. Risico s 18 5. Verantwoording 21 6. Bijlage 23 2

Samenvatting Samenvatting 3

Samenvatting Verwachte verbetering financiële positie corporaties is onzeker WSW constateert in zijn trendanalyse 2015 dat de financiële positie van corporaties verbetert. Dit lijkt positief. Wij twijfelen of realisering van deze financiële positie haalbaar is wanneer wij kijken naar externe ontwikkelingen. De verbetering is het gevolg van een verhoging van de huren, een verwachte toekomstig lage rentestand, aflossing van leningen en een investeringsniveau dat onvoldoende is om de jaarlijkse veroudering te compenseren. Als corporaties hun plannen niet kunnen realiseren, heeft dat een direct effect op het aantal corporaties dat borgbaar is. Door eerder genomen maatregelen (kosten verlaagd, huren verhoogd en investeringen beperkt) zijn corporaties in de loop der jaren minder flexibel geworden om eventuele financiële tegenvallers op te kunnen vangen. Mocht de verbetering in financiële positie wel realistisch zijn, lijkt het erop dat de corporaties te weinig middelen inzetten om de veroudering van het bezit te compenseren. Ook is het de vraag of de daling van het aantal betaalbare woningen aansluit op de behoefte daaraan in het woongebied. WSW besteedt aandacht aan deze risico s in zijn risicobeoordeling. Bij doorrekening van een veel bescheidener huurprijsstijging de komende jaren blijkt dat het aantal corporaties met een normoverschrijding op de ICR-ratio te stijgen van zeven in de huidige prognoses tot maar liefst 56, beiden in het prognosejaar 2019. WSW monitort ook dit risico actief in zijn risicobeoordeling van de individuele corporaties. Betaalbare huurwoningen worden schaarser WSW constateert in zijn trendanalyse 2015 verder dat de beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen in de categorieën goedkoop en betaalbaar afneemt. Dat is het effect van het huurprijsbeleid en van toenemende verkopen tezamen. Dit ondanks de maatregel van veel corporaties om de jaarlijkse huuraanpassing voor zittende huurders de komende vijf jaar - en met name in 2015 - minder sterk te verhogen dan is toegestaan. Per saldo neemt het totaal aantal goedkope en betaalbare huurwoningen tot 2019 af met 280.000. Dat is een daling van 11% op het totaal aantal huurwoningen in Nederland. Deze ontwikkeling is regionaal verschillend, waarbij de afname het grootst is in Noord-Holland, Utrecht, Drenthe en Limburg ( gemiddeld 18%). Ook tussen de grote steden zijn er verschillen. Amsterdam en Utrecht vertonen de grootste daling van dit aantal woningen met respectievelijk 24% en 18%. Huurprijs De gemiddelde huurprijs voor zittende huurders stijgt nog wel maar minder sterk dan vorig jaar voorzien: van 3,3% per jaar naar 2,3% per jaar. Tegelijkertijd verhogen corporaties hun huren wanneer zij nieuwe huurcontracten afsluiten. Ook na woningverbeteringen (bijvoorbeeld energiebesparing) stijgen de huren. Nieuwe huurwoningen hebben een hogere huur dan gemiddeld. Alles bij elkaar leidt dit ertoe dat de gemiddelde huur de komende vijf jaar stijgt met 86 per maand. In totaal stijgt de gemiddelde maandhuur ongeveer evenveel als vorig jaar voorzien: van gemiddeld 440 in 2012 naar 574 in 2019. Per saldo neemt hierdoor het risico toe dat het inkomen van meer mensen onvoldoende is om de komende jaren de huur te kunnen blijven betalen. Dat dit risico reëel is, blijkt ook uit de ruwweg 30%-stijging van het totale bedrag aan betaalachterstanden de afgelopen jaren. Verkopen De daling van het aantal goedkope en betaalbare huurwoningen is mede het gevolg van de toename van het aantal verkopen. We zien in 2014 en 2015 een toename van het aantal verkopen. Het gaat over beide 4

Samenvatting jaren in totaal over 54.200 woningen, mede als gevolg van de (voorgenomen) transacties door Vestia en WIF. Wat ook opvalt is een groei van verkopen aan (buitenlandse) institutionele beleggers, waarvan de transacties van Vestia en WIF 79% uitmaken. Werden er in 2012-2013 nog 3.250 woningen verkocht buiten de sector (institutionele beleggers), in 2014-2015 zijn dat er 16.200. Veroudering van corporatiewoningen zet door WSW ziet een toenemende focus van corporaties op kwaliteitsverbetering van hun totale woningbezit en een afname van de nieuwbouw. Wij constateren dat deze activiteiten onvoldoende zijn om de jaarlijkse veroudering van dit vastgoed te compenseren. Per saldo leiden veranderingen in het woningbezit van corporaties door kwaliteitsverbeteringen, sloop, nieuwbouw en verkoop tot een afname van de levensduur met 1,7 jaar over de komende vijf jaar. We zien hierin een risico omdat deze veroudering van het bezit negatieve gevolgen heeft voor de toekomstige kasstromen en daarmee ook voor de soliditeit van het bedrijfsmodel van de corporaties. We zien ook dat corporaties zich inspannen om de conditie van hun bestaande woningbezit objectief vast te stellen, zodat zij meerjarenplannen beter kunnen afstemmen op hun specifieke situatie. Wij verwachten als gevolg hiervan dat de onderhouds- en renovatieplannen de komende jaren beter aansluiten bij dat wat nodig is om het vastgoed duurzaam in stand te houden. We beoordelen beide aspecten inmiddels bijna twee jaar in onze risicobeoordeling. Op grond van deze ontwikkeling verwachten wij dat de effectiviteit en efficiency in onderhoud toenemen terwijl het risico op achterstallig onderhoud afneemt. Tot nu toe verdisconteerden corporaties dit risico nog niet in hun prognoses. 5

Samenvatting Financiële positie corporaties 6

Financiële positie corporaties Operationele kasstromen De corporaties verbeteren hun financiële positie de komende jaren. Dit betekent dat de financiële risico s in de borg afnemen en beter beheersbaar worden. De verbetering vindt plaats bij zowel de kasstroomratio s als de balansratio s. Het aantal corporaties met een overschrijding op de Interest Coverage Ratio (ICR) neemt af van 34 in 2014 tot 7 in 2019. De verbeterde financiële positie is een resultaat van besparingen op kosten voor eigen personeel (7%, ofwel 52 per woning) en voor de leefbaarheid van wijken (36%, ofwel 27 per woning). Ook de verminderde uitgaven aan onderhoud, de toegenomen verkopen om daarmee geborgde leningen af te lossen en de lage rentestand spelen een rol. Door eerder genomen maatregelen om de verhuurderheffing op te vangen (kosten verlaagd, huren verhoogd en investeringen beperkt) zijn corporaties in de loop der jaren minder flexibel geworden om eventuele financiële tegenvallers op te kunnen vangen. De huurverhogingen en de beperkte toename van de operationele uitgaven resulteren de komende jaren in een hoger netto operationeel resultaat en in toenemende operationele kasstromen. Dit betekent onder meer een verbetering van de Interest Coverage Ratio (ICR) in de periode 2014-2019 met gemiddeld 25%. Aanvullend resulteert de afname van de leningportefeuille in een verbeterde Loan to Value (LtV). Deze daalt de komende vijf jaar met gemiddeld 14%. Figuur 1 maakt deze ontwikkelingen zichtbaar. In 2014 hebben grote corporaties in de vier grote steden verhoudingsgewijs vaker een overschrijding van beide normen. In 2019 zijn dit naar verwachting met name een aantal kleinere corporaties buiten de grote gemeenten. Figuur 1: Ontwikkeling ICR en LTV 100% 2014 2019 % 75% LTV 50% 25% 0% 0 0,7 1,4 2,1 2,8 3,5 4,2 ICR 3:1 7

Financiële positie corporaties Operationele uitgaven De totale operationele uitgaven liggen in de nieuwste prognose jaarlijks zo n 200 per woning per jaar onder het niveau van de prognoses in dpi2013. Dit komt doordat de personeels- en rente-uitgaven in de prognose verder afnemen dan eerder gepland. Vergeleken met 2012 stijgen de operationele uitgaven wel licht dankzij het effect van de invoering van de verhuurderheffing. De afgelopen vijf jaar daalden de operationele uitgaven vooral door bezuinigingen op personeels- en leefbaarheidsuitgaven. De personeelsuitgaven namen in de periode 2010-2014 af met 52 per woning (7%) en de leefbaarheidsuitgaven namen in 2015 af met 27 per woning (36%). Figuur 2: Uitgaveposten woningcorporaties 1.600 80 Personeelsuitgaven Uitgaven per woning x 1 75 1.400 70 65 1.200 60 1.000 55 50 800 45 600 40 Leefbaarheidsuitgaven per woning x 1 Renteuitgaven Leefbaarheidsuitgaven Overige bedrijfsuitgaven Onderhoudsuitgaven 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Personeelsuitgaven In het afgelopen jaar voerden veel corporaties reorganisaties door wat leidde tot lagere operationele uitgaven. In de nieuwste prognoses is opnieuw sprake van lagere personeelsuitgaven. De gemiddelde uitgaven per woning per jaar nemen af van 720 in 2014 (in 2010 774) tot minder dan 700 in 2015 en 2016. Vanaf 2017 volgen de uitgaven de verhogingen gerelateerd aan de inflatie (1-3%). Figuur 3: Personeelsuitgaven per woning Uitgaven per woning x 1 800 780 760 740 720 700 680 Realisatie dpi2013 dpi2014 660 640 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 8

Financiële positie corporaties Rente-uitgaven De afname van de leningportefeuille en de huidige lage rentestand resulteren in een afname van de renteuitgaven van corporaties met ongeveer 29 per woning per jaar in de komende vijf jaar. Corporaties rekenen de komende jaren met lagere rente-uitgaven als gevolg van de lagere rentestand. Figuur 4: Rente-uitgaven Uitgaven per woning x 1 1.540 1.520 1.500 1.480 1.460 1.440 1.420 1.400 Realisatie dpi2013 dpi2014 1.380 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Geborgde leningportefeuille De geborgde leningportefeuille van corporaties neemt in de komende vijf jaar af met 4,1 miljard en met 0,9 miljard bij de ongeborgde leningportefeuille ( 1,3 miljard inclusief WIF). Verkopende corporaties lossen verhoudingsgewijs meer af op de leningen en zetten de opbrengsten gedeeltelijk in voor verbeteringen aan het bestaande vastgoed of voor nieuwbouw. Figuur 5: Kasstromen en veroudering vastgoedportefeuille 150 24,5 Bedrijfswaarde dpi2013 145 24 Bedrijfswaarde dpi2014 Bedrijfswaarde x 1 miljard 140 135 130 125 120 23,5 23 22,5 22 21,5 Restant levensduur in jaren Restant levensduur 2013 Restant levensduur 2014 115 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 21 9

Samenvatting Beschikbaarheid van betaalbare woningen 10

Beschikbaarheid van betaalbare woningen Ontwikkeling betaalbare huurwoningen De ontwikkelingen in de huurprijzen en de transitie in het totaal aantal woningen (nieuwbouw, verkoop en woningverbetering) zorgen voor een verschuiving in de prijsklassen. In de komende vijf jaar neemt hierdoor per saldo het aantal goedkope en betaalbare huurwoningen* af met 280.000 woningen. Dat is een daling van 11% op het totale aantal huurwoningen in Nederland. In de provincies Noord-Holland, Utrecht, Drenthe en Limburg is de afname van het goedkope en betaalbare bezit het grootst (gemiddeld 18%). In de provincies Friesland en Groningen is deze afname procentueel het kleinst (gemiddeld 8%). In de grote steden zijn het Amsterdam (24%) en Utrecht (18%) die de grootste afname kennen. Deze afname van goedkope en betaalbare huurwoningen speelt tegen de achtergrond van een afname van het totaal aantal huurwoningen van alle corporaties de komende vijf jaar met 34.500 woningen. Dat is het resultaat van verkopen, sloop en nieuwbouw. Deze afname vindt voornamelijk plaats in Noord- Holland (2,9%) en Friesland (4,3%) en (nog) niet zoals zou worden verwacht vanuit de ontwikkeling van het aantal huishoudens in Limburg en Groningen. Figuur 6: Ontwikkeling woningbezit naar huurprijsklassen in procenten 100% 5% 5% 6% 7% 8% 9% 80% 60% 40% 20% 62% 61% 60% 14% 16% 18% 19% 20% 21% Duur boven huurtoeslaggrens Duur tot huurtoeslaggrens Procentuele verdeling bezit 58% 57% 56% Betaalbaar Goedkoop 0% 19% 18% 16% 15% 14% 14% 2014 2015 2016 2017 2018 2019 * Goedkope woningen hadden in 2014 een huur van minder dan 389,05. Betaalbare woningen hadden in 2014 een huur tussen 389,05 en 596,75. De huurtoeslaggrens lag in 2014 op 699,48. Figuur 7: Afname voorraad goedkope en betaalbare woningen 2014-2019 Ontwikkeling goedkope en betaalbare woningen 15% - 20% afname 10% - 15% afname 5% - 10% afname 11

Beschikbaarheid van betaalbare woningen Ontwikkeling huren Hoewel de jaarlijkse huuraanpassing voor zittende huurders minder groot is dan eerder was gepland, stijgt de gemiddelde huur de komende vijf jaar nog steeds: van 488 naar 574. Een groei in vijf jaar van 86, ofwel 17,6%, waar de inflatie naar verwachting minder dan 10% is. In de vorige prognoses was deze stijging in vijf jaar nog 22,8%, met name door de sterke huurprijsstijging in 2013 en 2014. Naast de algemene huuraanpassing beïnvloeden ook huurprijsaanpassingen bij mutatie, woningverbetering en transitie (verkoop/nieuwbouw) de gemiddelde maandhuur. Per saldo stijgt de gemiddelde maandhuur net zoveel als eerder voorzien, alleen bereiken we dat niveau niet in 2018 maar in 2019: van 440 gemiddeld in 2012 naar 574 in 2019, waar dit in de vorige prognose 564 was in 2018. De prognose van de toekomstige jaarlijkse huurverhoging voor zittende huurders is minder dan een jaar eerder, met name in 2015. De geplande jaarlijkse huurverhoging daalt van gemiddeld 3,3% per jaar in 2014 naar 2,3 % gemiddeld per jaar in 2019. Andere oorzaken van de stijging van de gemiddelde huurprijs per maand zijn hogere huren bij nieuwe verhuringen en de verhoging als gevolg van kwaliteitsverbeteringen, waaronder energiemaatregelen. Huurprijzen voor zittende huurders nemen in de vijfjaarsprognose toe met 12,3%, in de vorige vijfjaarsprognose was dit 16,4%. In 2015 is voor deze huurder met 2,2% sprake van een lagere huurprijsaanpassing dan vorig jaar toen dat 3,3% was. Figuur 8: Ontwikkeling huurprijzen 600 5% Gemiddelde maandhuurprijs dpi2013 575 4,5% Gemiddelde maandhuurprijs dpi2014 Gemiddelde maandhuur x 1 550 525 500 475 450 4% 3,5% 3% 2,5% 2% Jaarlijkse huuraanpassing Jaarlijkse huuraanpassing dpi2013 Jaarlijkse huuraanpassing dpi2014 425 1,5% 400 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 1% 12

Beschikbaarheid van betaalbare woningen Verkopen De daling van het aantal betaalbare huurwoningen is mede het gevolg van de toename van het aantal verkopen per jaar van 16.000 naar 25.000 in de afgelopen vijf jaar. We zien in 2014 en 2015 een toename van het aantal verkopen. Het gaat over beide jaren in totaal over 54.200 woningen, mede als gevolg van de (voorgenomen) transacties door Vestia en WIF. De individueel verkochte woningen aan particulieren (zittende huurders) zijn lager dan in 2010. In 2014 werden 18.500 woningen verkocht aan particulieren. In 2015 verwachten de corporaties er met 19.500 weer meer te verkopen. In de jaren daarna neemt dit weer wat af. Figuur 9: Totale verkopen in aantallen per jaar 35.000 30.000 Realisatie dpi2013 Aantal verkopen 25.000 20.000 15.000 10.000 dpi2014: incl. Vestia en WIF dpi2014: excl. Vestia en WIF 5.000 0 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 De complexgewijze verkopen buiten de sector groeiden in 2014 tot 6.400 woningen. Dit is grotendeels het gevolg van omvangrijke transacties door Vestia (5.050 woningen). Ook in 2015 staan er grote transacties gepland met een omvang van in totaal 9.900 woningen. Deze verkopen vinden vooral plaats in de provincies Noord-Holland, Utrecht, Brabant en Friesland. In de grote steden (G4),vooral in Amsterdam en Rotterdam. Wat ook opvalt is een groei van verkopen aan (buitenlandse) institutionele beleggers, waarvan de transacties van Vestia en WIF 79% uitmaken. Werden er in 2012-2013 nog 3.250 woningen verkocht buiten de sector (institutionele beleggers), in 2014-2015 zijn dat er 16.200. Zie hiervoor figuur 9. Figuur 10: Aantal complexgewijze verkopen Aantal complexgewijze verkopen 12.500 10.000 7.500 5.000 2.500 0 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 Aantal individuele verkopen Complexgewijs binnen de sector Complexgewijs buiten de sector Waarvan Vestia en WIF Complexgewijs totaal Waarvan Vestia en WIF Individuele verkopen 13

Beschikbaarheid van betaalbare woningen Figuur 11: Percentage verkochte woningen 2015-2019 afgezet tegen totale bezit Verkoop 2015-2019 1% - 2% 2% - 3% 3% - 4% 4% - 5% Nieuwbouw De geplande nieuwbouw in de komende vijf jaar komt uit op 19.000 woningen ( 2,7 miljard uitgaven) per jaar. Hier staat in dezelfde periode een sloop van 11.000 woningen per jaar tegenover. In 2015 is sprake van beperkte nieuwbouw, terwijl deze in de periode 2016-2019 volgens de nieuwste plannen toeneemt. Ten opzichte van de vorige prognose is er door de beperkte nieuwbouw in 2015 een afname van nieuwbouw van gemiddeld 1.000 woningen per jaar over de komende vijf jaar. De prognose ligt nog steeds op een lager niveau dan de prognose van drie jaar geleden waar gemiddeld 29.000 woningen per jaar gebouwd zouden gaan worden. Deze beperktere nieuwbouw draagt bij aan de veroudering van het totale woningbezit van alle corporaties. Het aantal nieuwbouw niet-daeb woningen neemt af ten opzichte van drie jaar geleden. De prognoses over de periode 2012-2016 gingen uit van gemiddeld 2.800 nieuwbouw niet-daeb woningen per jaar. In de prognoses 2015-2019 is dit gemiddeld nog 1.200 woningen per jaar. Met name in de jaren 2018 en 2019 daalt het aantal nieuwbouw niet-daeb tot gemiddeld 700 woningen per jaar. Figuur 12: Aantal nieuwbouwwoningen Aantal nieuwbouwwoningen 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 Realisatie dpi2013 dpi2014 0 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 14

Beschikbaarheid van betaalbare woningen De nieuwbouw vindt voornamelijk plaats in de provincies Noord-Brabant en Drenthe. In de laatste provincie mede als gevolg van herstructurerering (saldo van sloop en nieuwbouw). Dit lijkt een gevolg van de keuze van corporaties om de kwaliteit van hun vastgoedportefeuille te verbeteren ter voorkoming van leegstand. De nieuwbouw in de grote steden ligt in de jaren tot en met 2016 onder het Nederlands gemiddelde met uitzondering van Utrecht. Figuur 13: Nieuwbouw 2015-2019 als percentage van bezit Nieuwbouw 2015-2019 2% - 3% 3% - 4% 4% - 5% 5% - 6% 15

Samenvatting Veroudering vastgoed 16

Veroudering vastgoed De combinatie van toenemende uitgaven van corporaties voor onderhoud en verbetering aan de bestaande woningen en de effecten van de transformatie van het bezit door sloop, nieuwbouw en verkoop zijn onvoldoende om de veroudering te compenseren. De resterende levensduur van het totale bezit van alle woningcorporaties in Nederland neemt de komende vijf jaar af met 1,7 jaar. Dat baart WSW zorgen: de waarde van het onderpand onder de borg daalt hierdoor en mogelijk ontstaan ook niet in het beleid opgenomen uitgaven om deze ouder wordende woningen verhuurbaar te houden. Kortom: een risico voor de WSW-borg. Corporaties plannen de komende vijf jaar 11% meer uitgaven aan onderhoud en verbetering (renovatie, achterstallig onderhoud en energie verbeterende maatregelen). Per woning per jaar stijgt dit bedrag de komende vijf jaar van 1.830 naar gemiddeld 2.027. Dit volgt op een daling van deze uitgaven in de afgelopen vijf jaar van 18 per woning per jaar als gevolg van prijsvoordelen, bezuinigingen en efficiënter onderhoud. Figuur 14: Onderhoud en woningverbetering per woning Uitgaven per woning x 1 2.400 2.300 2.200 2.100 2.000 1.900 1.800 1.700 Realisatie dpi2011 dpi2012 dpi2013 dpi2014 1.600 1.500 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Uit deze grafiek blijkt dat de geplande uitgaven voor bestaand bezit zoals gepland in 2011 nu ook in 2015 in de plannen zitten. De realisatie laat zien dat die plannen dus verschoven zijn. Omdat corporaties soms nog verschillend omgaan met uitgaven voor woningverbetering in relatie tot onderhoud, is de ontwikkeling voor de totale uitgaven aan bestaand vastgoed in beeld gebracht in figuur 12. De prognoses laten zien dat de corporaties de komende vijf jaar meer uitgeven aan onderhoud en verbetering van de bestaande woningen. Dit leidt tot een verminderde veroudering van het bezit, maar het geheel is nog onvoldoende om de jaarlijkse veroudering te compenseren. Anders gezegd: de resterende levensduur van de woningen neemt af en dat heeft negatieve gevolgen voor de toekomstige kasstromen. En daarmee ook voor de soliditeit op termijn van het duurzame bedrijfsmodel van de corporaties. Tot nu toe verdisconteerden corporaties dit risico nog niet in hun prognoses. Van de totale vastgoedportefeuille van alle corporaties in Nederland is 37,5% tenminste 45 jaar oud en ongeveer 75% is ouder dan 25 jaar. 17

Samenvatting Risico s 18

Risico s Het is onze inschatting dat corporaties hun plannen als gevolg van externe ontwikkelingen moeilijk kunnen realiseren. Dit betekent dat de voorziene financiële verbeteringen in de komende vijf jaar niet realistisch zijn. De verbetering van de financiële positie over de afgelopen jaren is het gevolg van een verhoging van de huren, een verwachte toekomstig lage rentestand en een investeringsniveau dat onvoldoende is om de jaarlijkse veroudering te compenseren. Als corporaties hun plannen niet kunnen realiseren, heeft dat een direct effect op het aantal corporaties dat borgbaar is. Door eerder genomen maatregelen (kosten verlaagd, huren verhoogd en investeringen beperkt) zijn corporaties in de loop der jaren minder flexibel geworden om eventuele financiële tegenvallers op te kunnen vangen. Mocht de verbetering in financiële positie wel realistisch zijn, lijkt het erop dat de corporaties te weinig middelen inzetten om de veroudering van het bezit te compenseren. Ook is het de vraag of de daling van het aantal betaalbare woningen aansluit op de behoefte daaraan in het woongebied. WSW besteedt aandacht aan deze risico s in zijn risicobeoordeling. Geplande verhoging huren De geplande stijging van de huren lijkt niet realistisch vanuit het perspectief van betaalbaarheid, en (mogelijke) overheidsmaatregelen waaronder de passendheidstoets* in de herziene Woningwet. Corporaties hebben de consequenties van deze overheidsmaatregel nog niet kunnen verwerken in hun beleid. Onze verwachting is dat deze maatregel de mogelijkheid beperkt de huren te verhogen, met als consequentie een verslechtering van de nu geplande financiële positie. De risico s die wij zien in de prognoses van corporaties komen tot uitdrukking in de doorrekening van een ander scenario. Hierin rekent WSW de financiële gezondheid van corporaties door bij een achterblijvende huurprijsstijging. In dit geval stijgen de huren slechts met het door het CPB voorspelde inflatiepercentage, is bij nieuwe verhuringen geen sprake van huurharmonisatie en blijft het bezit in de goedkope en betaalbare prijsklasse in stand. Het resultaat van de analyse is dat het aantal corporaties dat een normoverschrijding op de ICR-ratio heeft stijgt van 34 in 2014 tot 56 in 2019. Op basis van de huidige prognoses van corporaties zijn dat er slechts zeven in 2019. WSW monitort dit risico actief in zijn risicobeoordeling van de individuele corporaties. Figuur 15: Doorrekening ander huurprijsscenario Aantal corporaties 350 300 250 200 150 100 ICR groter dan 2,0 ICR tussen 1,4 en 2,0 ICR kleiner dan 1,4 50 0 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2014 2015 2016 2017 2018 2019 dpi2014 Scenario * De passendheidstoets zegt dat corporaties met ingang van 2016 95% van alle huurwoningen verplicht moeten toewijzen aan mensen die recht hebben op huurtoeslag. 19

Risico s Veroudering WSW ziet ook risico s in de constatering dat de uitgaven van corporaties voor onderhoud en verbetering aan de bestaande vastgoedportefeuille wel toenemen. Gecombineerd met de aantallen sloop, verkoop en nieuwbouw zijn deze inspanningen onvoldoende om de veroudering van hun vastgoed te compenseren. Deze veroudering betekent niet alleen een risico voor de toekomstige kasstromen. Veroudering van het vastgoed kan ook betekenen dat er mogelijk niet in het beleid opgenomen uitgaven ontstaan om deze ouder wordende woningen verhuurbaar te houden. Ten slotte vermindert de waarde van het onderpand bij een verouderd vastgoed en dit tast de soliditeit aan van het duurzame bedrijfsmodel van de corporaties. Corporaties zullen dus meer moeten gaan uitgeven aan vastgoed om de veroudering te compenseren en dat vinden we niet terug in hun huidige prognoses. 20

Samenvatting Verantwoording 21

Verantwoording Informatie In de analyse maakte WSW gebruik van de informatie die 350 deelnemende corporaties aan WSW beschikbaar stelden in hun prognoses over 2015-2019 (dpi2014). Vijf corporaties konden we niet meenemen in de onderzoeksdata onder meer vanwege een aanstaande of reeds gerealiseerde fusie. In de analyses beschrijven we onder meer welke inkomsten en uitgaven corporaties de komende jaren plannen, afgeleid uit de opgaven volgens het kasstroommodel. Woningen Daar waar we in deze analyse spreken over woningen bedoelen we in technische zin verhuureenheden. Voor deze analyse berekende WSW het aantal verhuureenheden in de prognosejaren voor de mutaties uit de opgegeven projecten. Daarnaast paste WSW een weging toe op de verhuureenheden om zodoende een zuiverder beeld te kunnen geven. Soort bezit Woningen Garages Bedrijfsruimten / winkels Overig bezit Maatschappelijk vastgoed Weging 1,0 0,2 1,0 0,2 2,0 Regionaal WSW deelde voor deze analyse corporaties in op basis van hun bezit (tenminste 50%) in provincies en waar mogelijk in de vier grote gemeenten. De resultaten uit de regionale vergelijkingen betreffen de kasstroomontwikkelingen en de transitie in de woningvoorraad van corporaties in de betreffende regio. 22

Samenvatting Bijlage Toelichting op ontwikkelingen in regio s en in vier grote steden (G4) 23

Bijlage Regio s Regionaal gezien is de komende vijf jaar de afname van het totaal aantal goedkope en betaalbare huurwoningen het grootst in Noord-Holland en Utrecht. In deze provincies zien wij ook een risico in de betaalbaarheid van woningen voor de doelgroep. Dit is het gevolg van de hogere huurstijging en meer verkopen dan in de rest van Nederland. De aanzienlijke afname van dit type huurwoningen in de provincies Drenthe en Limburg lijkt het gevolg te zijn van de keuzes van corporaties daar om kwalitatief betere woningen te bouwen (saldo van sloop en minder nieuwbouw). Door de hogere huren voor deze nieuwe woningen ontstaat een grotere afhankelijkheid van de huurtoeslag. Dit kan een noodzakelijke keuze zijn met oog op de krimp in deze regio s en de doelstelling van de corporaties (voldoende goede sociale huurwoningen bouwen voor de doelgroep). In de provincies Noord-Holland, Utrecht, Drenthe en Limburg is de afname van het goedkope en betaalbare bezit het grootst (gemiddeld 18%). In de provincies Friesland en Groningen is deze afname procentueel het kleinst (gemiddeld 8%). In de grote steden zijn het Amsterdam (24%) en Utrecht (18%) die de grootste afname kennen. Deze afname van goedkope en betaalbare sociale huurwoningen speelt tegen de achtergrond van een afname van de totale woningvoorraad van alle corporaties in Nederland de komende vijf jaar met 34.500 woningen. De afname van het aantal woningen vindt voornamelijk plaats in Noord-Holland (2,9%) en Friesland (4,3%) en (nog) niet zoals zou worden verwacht vanuit de ontwikkeling van het aantal huishoudens in Limburg en Groningen. De nieuwbouw vindt voornamelijk plaats in de provincies Noord-Brabant en Drenthe. Sloop vindt met name plaats in Friesland, Drenthe en Limburg. Grote steden (G4) In de vier grote steden (G4) zien we de komende vijf jaar opvallende verschillen per stad. Per saldo neemt ook hier overal het totaal aantal goedkope en betaalbare huurwoningen in de periode 2015-2019 af. In Amsterdam en Utrecht is de daling van dit aantal woningen het grootst met respectievelijk 24% en 18%. Amsterdam wijkt af van het landelijke beeld met een verdere voortzetting van huurprijsverhogingen en met voortgaande verkopen. In Utrecht is in de eerste jaren de bouwactiviteit hoog en stijgen de huren ook bovengemiddeld. In Rotterdam is als gevolg van verkopen en vervangende nieuwbouw sprake van een afnemend aantal woningen, maar minder dan in Amsterdam of Utrecht. In Den Haag gebeurt op alle vlakken minder dan in de andere grote steden. Daar neemt het aantal goedkope en betaalbare huurwoningen dan ook het minst af. Het aantal nieuw te bouwen huurwoningen niet-daeb ligt in de prognose over 2015-2019 57% lager dan in de prognoses over 2012-2016. Ook de ontwikkeling van nieuwbouwwoningen voor de verkoop (niet-daeb) ligt op een lager niveau dan eerder gepland, al is hier de komende jaren nog wel sprake van een kleine toename op grond van bestaande verplichtingen. Corporaties in de grote steden ontwikkelen de komende jaren gemiddeld meer niet-daeb dan het landelijke cijfer. Met name in Amsterdam en Rotterdam is dat het geval en betreft het zowel de nieuwbouw van koopwoningen als huurwoningen. De complexgewijze verkopen buiten de sector groeiden in 2014 tot 6.400 woningen. Dit is het gevolg van omvangrijke transacties door Vestia (5.050 woningen). Ook in 2015 staan grote transacties gepland met een omvang van in totaal 9.900 woningen. Deze verkopen vinden vooral plaats in de provincies Noord-Holland, Utrecht, Brabant en Friesland. In de Randstad met name in Amsterdam en Rotterdam. Amsterdam Amsterdam toont de komende vijf jaar een afwijkend beeld van de ontwikkelingen in het totaal aantal woningen. De algemene huurprijsverhoging is hoger dan de landelijke trend (gemiddeld 2,9%, tegen 2,3%). Het totaal aantal huurwoningen neemt in de periode 2014-2019 af met 4,6%. De afname van goedkope en betaalbare huurwoningen is met 24,0% sterker dan het Nederlands gemiddelde (14,7%). 24

Bijlage Utrecht Utrecht toont de komende vijf jaar een vergelijkbaar beeld met de rest van Nederland maar legt meer nadruk op nieuwbouw. De algemene huurprijsverhoging is iets hoger in 2015-2016 dan de landelijke trend (gemiddeld 2,6%, tegen 2,3%). Utrecht bouwt relatief veel, meer dan het Nederlands gemiddelde. Het totaal aantal huurwoningen blijft in de periode 2014-2019 vrijwel gelijk met een minieme stijging van 0,1% door bovengemiddelde verkopen. Ook in Utrecht ligt de afname van goedkope en betaalbare huurwoningen met 18,1% boven het landelijke gemiddelde. Rotterdam Rotterdam toont een vergelijkbaar beeld met Nederland. Wel is in de periode 2015-2016 sprake van verkopen en worden er in de komende vijf jaar meer woningen gesloopt dan nieuw gebouwd. De algemene huurprijsverhoging is iets hoger in 2015-2016 dan de landelijke trend (gemiddeld 2,6% tegen 2,3%). Het totaal aantal huurwoningen neemt in de periode 2014-2019 af met 1,3%. De afname van goedkope en betaalbare huurwoningen ligt hier vrijwel op het landelijke gemiddelde: 14,4%. Den Haag Den Haag kent de meest gematigde ontwikkeling, zowel in nieuwbouw als verkopen. Het totaal aantal huurwoningen neemt hier de komende vijf jaar af met 2,4%. De algemene huurprijsverhoging is iets hoger in 2015-2016 dan de landelijke trend (gemiddeld 2,6% tegen 2,3%). De afname van goedkope en betaalbare huurwoningen ligt hier met 11,4% onder het landelijk gemiddelde. Figuur 16: Aantal nieuwbouwwoningen G4 als percentage van het totale bezit 1,6% Gemeente Amsterdam Aantal woningen als % van het bezit 1,4% 1,2% 1,0% 0,8% 0,6% 0,4% 0,2% Gemeente Rotterdam Gemeente Utrecht Gemeente Den Haag Nederland 0,0% 2014 2015 2016 2017 2018 2019 25

Bijlage Aantal woningen als % van het bezit 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Figuur 17: Aantal woningverkopen G4 als percentage van het totale bezit Gemeente Amsterdam Gemeente Rotterdam Gemeente Utrecht Gemeente Den Haag Nederland 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Figuur 18: Ontwikkeling jaarlijkse huurprijsaanpassing G4 4,0% Gemeente Amsterdam Jaarlijkse huuraanpassing 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% Gemeente Rotterdam Gemeente Utrecht Gemeente Den Haag Nederland 1,0% 2014 2015 2016 2017 2018 2019 26

Samenvatting 2015 WSW Marathon 6 Postbus 1964 T (+31) (035) 528 64 00 Waarborgfonds Sociale Woningbouw 1213 PK Hilversum 1200 BZ Hilversum info@wsw.nl