0 Samenvatting door C. 919 woorden keer beoordeeld 12 februari 2015 Vak Economie Methode Economie in context Hoofdstuk 15 Markt en Welvaart Paragraaf 1 Arbeidsmarkt bestaat uit de totale vraag naar en het totale aanbod van arbeid. De vraag zijn de bedrijven en het aanbod zijn werkenden en werkzoekenden. De arbeidsmarkt is een abstracte markt en het loon is de marktprijs. Werkloosheid ontstaat door een aanbodoverschot. Bij een hoger loon is er minder vraag en gaan bedrijven arbeidskrachten vervangen door kapitaalgoederen of ze verplaatsen de productie naar het buitenland. Arbeidsmarkt - niet volkomen want aanbod is niet homogeen: iedere arbeidsmarkt is anders en krijgt daardoor een andere beloning (hangt af van ervaring, opleiding en eigenschappen). - niet transparant: moeilijk om het loon met een andere werknemer te vergelijken. Hij krijgt bijvoorbeeld een leenauto, telefoon of extra vakantiedagen. - geen vrije markt: beperkingen zoals het minimumloon en ontslagrecht, maar ook afspraken met vakbonden. Loonstarheid: loon past zich niet automatisch aan bij een verandering van de vraag of het aanbod op de arbeidsmarkt. Economische teruggang>dalende vraag. Economische vooruitgang>stijgende vraag. Krappe arbeidsmarkt: vraag > aanbod Ruime arbeidsmarkt: vraag < aanbod > werkloosheid Paragraaf 2 Individuele arbeidsovereenkomst: een afspraak tussen werkgever en werknemer waarin de rechten en plichten van werkgever en werknemer zijn geregeld, zoals uurloon, werktijden en vakantiedagen. Pagina 1 van 5
- primaire arbeidsvoorwaarden: loon, werktijden, pensioen, vakantie, werk. - secundaire arbeidsvoorwaarden: auto van de zaak, reiskosten, bedrijfskleding. Arbeidsovereenkomsten: - bepaalde tijd: tijdelijke overeenkomst waarbij een einddatum wordt afgesproken. - onbepaalde tijd: vaste overeenkomst zonder afgesproken einddatum > opzegtermijn voor ontslagnemers is een maand > opzegtermijn voor ontslaggevers hangt af van aantal dienstjaren > binnen proeftijd mogen werkgever en werknemer de overeenkomst opzeggen. Maximale proeftijd voor tijdelijk contract van twee jaar is een maand en in andere gevallen twee maanden. ~ontslag is mogelijk binnen de proeftijd, bij goed vinden van werkgever en werknemer, bij ontslag op staande voet door bijvoorbeeld mishandeling, geweld etc. en bij belangrijke economische redenen zoals faillissement. Toelichten op arbeidsovereenkomst: - werknemer heeft recht op brutoloon en vakantietoeslag van 8% op jaarsalaris. - recht op 20 vakantiedagen bij volledige werkweek. - kunnen nadere afspraken worden gemaakt over bijv. onkostenvergoeding. Paragraaf 3 Taken werknemersorganisaties: - zo gunstig mogelijke arbeidsvoorwaarden door onderhandelen met werkgeversorganisaties - financiële en juridische ondersteuning bij arbeidsconflicten door stakingen, werkonderbrekingen, rechtshulp en individuele voorlichting - algemene taken zoals beïnvloeding belastingbeleid, sociaal beleid en arbeidsmarktbeleid van de overheid. Werknemers zijn verenigd in vakbonden. Dit zijn instanties die werknemers vertegenwoordigen en op die manier opkomen voor belangen van werknemers. Meeste vakbonden zijn onderdeel van vakcentrales (grootste is FNV en invloed neemt toe wanneer de organisatiegraad stijgt en bij krappe arbeidsmarkt). Organisatiegraad: geeft aan hoeveel % van de betrokken werknemers lid is van werknemersorganisaties. Taken werkgeversorganisaties: Pagina 2 van 5
- zo gunstig mogelijke arbeidsvoorwaarden - financiële en juridische ondersteuning bij arbeidsconflicten - beïnvloeding arbeidsvoorwaardenbeleid door beïnvloeding belastingbeleid, subsidiebeleid en sociaal beleid. Werkgevers zijn samengevoegd in brancheorganisaties zoals VNO-NCW, MKB en LTO. In de Stichting van de Arbeid voeren centrale vakcentrales en werkgeversorganisaties overleg over arbeidsvoorwaarden en andere sociaaleconomische vraagstukken zoals pensioen, scholing, werving en selectie van personeel, arbeidsverhoudingen, kinderopvang, omslagstelsel etc. - voorjaarsoverleg: sociaaleconomische situatie en vooruitzichten besproken - najaarsoverleg: discussies over nieuwe beleidsplannen van kabinet > werkgevers, werknemers en overheid proberen tot centraal akkoord (afspraken over loonontwikkeling en andere arbeidsvoorwaarden) te komen. CAO geldt meestal voor een hele bedrijfstak en wordt opgesteld door cao-onderhandelingen over lonen, arbeidstijden, vakantiedagen, scholing en arbeidsomstandigheden. cao: gemeenschappelijke afspraken tussen werknemers en werkgevers in een bepaalde bedrijfstak of een bepaalde onderneming>basis voor individuele arbeidsovereenkomst. Paragraaf 4 Brutoloon: tussen werkgevers en werknemers afgesproken beloning voor door voltijdwerknemers verrichte arbeid incl toeslagen en bijzondere beloningen zoals vakantietoeslag. Nettoloon: brutoloon incl vergoedingen min loonbelasting en premies Loonkosten: brutoloon en sociale lasten werkgevers (WW, WIA) die arbeidskosten verhogen. Loonkosten per product: loonkosten/productieomvang. WIG: loonkosten nettoloon; alle over het loon betaalde belastingen en premies. Incidentele loonstijging: niet in een cao overeengekomen loonstijging zoals bonussen, promotie, ervarings- of leeftijdstoeslagen. Reële loonstijging: koopkrachtstijging van loon. Prijscompensatie: contractloonstijging is gelijk aan stijging consumptieprijspeil. Initiële loonstijging: extra cao-contractloonstijging boven de prijscompensatie (stijging contractloon stijging prijspeil). Loonruimte: maximale stijging van lonen zonder dat winsten dalen; arbeidsproductiviteitxprijs/100 Pagina 3 van 5
Argumenten op cao-overleg: - prijscompensatie: meer loon om het effect van prijsstijging ongedaan te maken. - productiviteitsstijging: als arbeidsproductiviteit stijgt is een loonstijging mogelijk zonder dat winst van bedrijven in gevaar komt. - schaarste op arbeidsmarkt: het voorkomen van een tekort aan arbeidskrachten door het verhogen van lonen. - arbeidsduurverkorting of verlenging: verkorting of verlening van de werkweek. - overheidsbeleid: door verhoging van loonbelasting en sociale premies daalt het nettoloon en eisen vakbonden hogere lonen. Bij een cao is er sprake van zelfbinding door werknemers. Op lange termijn zorgt een vakbond voor de beste optie. Paragraaf 5 De overheid grijpt in om onaanvaardbare overeenkomsten te voorkomen, collectieve dwang. Invloed overheid op individuele arbeidsovereenkomsten: - wetgeving gelijke behandeling: geen verschil tussen mannen en vrouwen of verschillen in afkomst. - wet op het minimumloon: vanaf je 23ste recht op volledige minimumloon. Minimumloon is om laaggeschoolde arbeiders toch een redelijk inkomen te garanderen. Bedrag is lager dan bijstandsuitkering om mensen te stimuleren tot werk. - ouders kunnen een eind maken aan arbeidsovereenkomst bij een minderjarige. - leerplichtwet: volledige leerplicht, als je een diploma hebt tot het schooljaar waarin je 16 wordt. - arbeidstijdenwet: regels over maximale arbeidstijden en minimale rusttijden. Deze wet bevordert gezondheid, welzijn en veiligheid. - arbeidsomstandighedenwet: werkgevers moeten zich aan gezondheids- en veiligheidsvoorschriften. - ziektewet: eerste ziektejaar 70% en tweede ziektejaar maximaal 70%. Je kunt in deze periode niet ontslagen worden maar je moet wel meewerken aan je re-integratie. - deeltijd-ww: minder uur werken maar wel volledig betaald. Invloed overheid op collectieve arbeidsovereenkomsten: - centraal akkoord: richtlijnen voor cao-onderhandelingen - cao algemeen bindend verklaren: cao-afspraken voor hele bedrijfstak geldend Pagina 4 van 5
- cao onverbindend verklaren: cao wordt verboden - wet op loonvorming: loonstop/loonpauze waarbij de lonen niet stijgen - verhoging loonbelasting/sociale premies: dalende nettolonen waardoor vakbonden hogere lonen eisen Overheidssectoren: onderwijs, gezondheidszorg en welzijnswerk. Koppeling tussen lonen in collectieve en particuliere sector. Lonen in collectieve sector volgden gemiddelde caolonen in particuliere sector. Inmiddels aparte lonen voor politie, defensie, ambtenaren etc. Pagina 5 van 5