RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

Vergelijkbare documenten
- KLAS 5. a) Bereken de hellingshoek met de horizontaal. (2p) Heb je bij a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met een hellingshoek van 15.

Krachten (4VWO)

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

NATUURKUNDE. Figuur 1

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Inleiding kracht en energie 3hv

Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 3 Vectoren en hefbomen ( ) Pagina 1 van 14

4. Maak een tekening:

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

BIOFYSICA: Toets I.4. Dynamica: Oplossing

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

jaar: 1990 nummer: 06

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Tentamen Mechanica ( )

Rekenmachine met grafische display voor functies

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

natuurkunde havo 2018-II

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

ATWOOD Blok A en blok B zijn verbonden door een koord dat over een katrol hangt. Er is geen wrijving in de katrol. Het stelsel gaat bewegen.

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

NATUURKUNDE. Bepaal de frequentie van deze toon. (En laat heel duidelijk in je berekening zien hoe je dat gedaan hebt, uiteraard!)

Welk van de onderstaande reeks vormt een stel van drie krachten die elkaar in evenwicht kunnen houden?

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd.

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

krachten kun je voorstellen door een vector (pijl) deze wordt op schaal getekend en heeft: Als de vector 5 cm is dan is de kracht hier 50 N

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

HOGESCHOOL ROTTERDAM:

Schuiven van een voertuig in een bocht met positieve verkanting

VAK: Mechanica - Sterkteleer HWTK

Stevin havo deel 1 Uitwerkingen hoofdstuk 4 Vectoren en hefbomen ( ) Pagina 1 van 16

Deel 4: Krachten. 4.1 De grootheid kracht Soorten krachten

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

m C Trillingen Harmonische trilling Wiskundig intermezzo

Hoofdstuk 8 Krachten in evenwicht. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Uitwerking examen e tijdvak

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

KLAS 5 EN BEWEGING. a) Bereken de snelheid waarmee de auto reed en leg uit of de auto te hard heeft gereden. (4p)

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

Opgave 2 Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt.

Studievoorbereiding. Vak: Natuurkunde voorbeeldexamen. Toegestane hulpmiddelen: Rekenmachine. Het examen bestaat uit: 32 meerkeuzevragen

We hebben 3 verschillende soorten van wrijving, geef bij elk een voorbeeld: - Rollende wrijving: - Glijdende wrijving: - Luchtweerstand:

Kracht en beweging (Mechanics Baseline Test)

Space Experience Curaçao

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

OEFENEN SNELHEID EN KRACHTEN VWO 3 Na Swa

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 3

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 7, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

3.1 Krachten en hun eigenschappen

Auteur(s): Harry Oonk Titel: In de afdaling Jaargang: 10 Jaartal: 1992 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 67-76

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Werkblad 1 - Thema 14 (NIVEAU GEVORDERD)

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Arbeid & Energie. Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be. Assistent: Erik Lambrechts

Examentraining Leerlingmateriaal

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren.

TENTAMEN NATUURKUNDE

Mechanica - Sterkteleer - HWTK PROEFTOETS versie C - OPGAVEN en UITWERKINGEN.doc 1/16

krachtenevenwicht Uitwerking:

eenvoudig rekenen met een krachtenschaal.

2. Bereken elk moment in de volgende drie tekeningen. Geef ook aan of het moment linksdraaiend of rechtsdraaiend is.

Dit tentamen bestaat uit vier opgaven. Iedere opgave bestaat uit meerdere onderdelen. Ieder onderdeel is zes punten waard.

Domeinspecifieke probleemoplosstrategieën

IJkingstoets Wiskunde-Informatica-Fysica 29 juni Nummer vragenreeks: 1

c. Bereken van welke hoogte Humpty kan vallen zonder dat hij breekt. {2p}

Pretpark als laboratorium. Opdrachtenboekje secundair onderwijs

TOELATINGSEXAMEN NATIN 2009

Kracht en Energie Inhoud

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

4 Krachten in de sport

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

TENTAMEN NATUURKUNDE

natuurkunde vwo 2017-I

Voortgangstoets NAT 5 VWO 45 min. Week 49 SUCCES!!!

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Opgave 2 Caravan. Havo Na1,2 Natuur(kunde) & techniek 2004-II.

5.1 De numerieke rekenmethode

UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN 5 HAVO. natuurkunde

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

Examen mechanica: oefeningen

Samenvatting Natuurkunde Natuurkunde Samenvatting NOVA 3 vwo

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

Natuurkunde havo Evenwicht Naam: Maximumscore 47. Inleiding

TENTAMEN NATUURKUNDE

Werkblad 2 Kracht is een vector -Thema 14 (NIVEAU BETA)

TENTAMEN DYNAMICA (140302) 29 januari 2010, 9:00-12:30

Tentamen Natuurkunde I Herkansing uur uur donderdag 7 juli 2005 Docent Drs.J.B. Vrijdaghs

HAVO. Wetten van Newton

Statica (WB) college 12 Friction Ch Guido Janssen

Transcriptie:

HOOFDSTUK OOFDSTUK 4: K NATUURKUNDE KLAS 4 4: KRACHT EN ARBEID RBEID 16/5/2011 Totaal te behalen: 33 punten. Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Opgave 0: Bereken op je rekenmachine de cosinus van 90. Komt hier 0 uit, ga dan naar opgave 1. Komt hier géén 0 uit, zet dan je rekenmachine via mode eerst op graden (degrees) in plaats van radialen (radians). Sluit af met Enter en Clear. (0p) Opgave 1: de Couberg (2+3+3+3+2p) Een wielrenner met een massa van 70 kg (inclusief de fiets) wil de Couberg in Zuid-Limburg beklimmen. Op een bepaald stuk van de beklimming met een lengte van 200 meter stijgt hij 41,6 meter. a. Bereken de hellingshoek α van dit traject. Als je bij (a) geen antwoord hebt gevonden, reken dan verder met α = 15. In figuur 1 in de bijlage is een helling getekend. Het blokje op de helling is een model voor de wielrenner. Het blokje moet in deze opgave beschouwd worden als een puntmassa, aangegeven door de punt in het midden van het blokje. Met een vector is de zwaartekracht getekend. b. Bepaal de schaal van de tekening in de bijlage. c. Teken alle andere krachten die worden uitgeoefend op de wielrenner, inclusief componenten evenwijdig aan en loodrecht op de helling. Bepaal de grootte van deze krachten. Let op: je hoeft hier geen wrijvingskracht te tekenen. Om naar boven te komen moet de wielrenner spierkracht uitoefenen. Door deze spierkracht, die wordt overgedragen op de wielen, krijgt de wielrenner een (constante) snelheid. Er is nu wel sprake van een totale wrijvingskracht van 70 N. d. Bereken de benodigde spierkracht. e. Bereken de arbeid die door de zwaartekracht wordt verricht als hij 50 van de 200 m omhoog gereden is. Opgave 2: hangend voorwerp (3p) Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2). Teken de krachten die op het voorwerp werken (gebruik de volgende schaal: 1 cm = 10 N).

Opgave 3: gewichtheffer (2+2+2p) Binnen het gewichtheffen bestaan verschillende disciplines. Een daarvan is het trekken. Hierbij wordt het gewicht in één vloeiende beweging boven het hoofd getild. Een gewichtheffer heft een gewicht d.m.v. trekken. In figuur 2 in de bijlage is een schematische weergave van de gewichtheffer gegeven (die je kunt gebruiken om een schets van de krachten te maken). Hierin houdt de gewichtheffer het gewicht stil boven zijn hoofd. Het gewicht oefent hierbij een kracht uit op beide armen. De kracht die het gewicht op één arm uitoefent bedraagt 1000 N. De kracht op beide armen is gelijk. De hoek tussen de stang van het gewicht en de arm bedraagt aan beide zijden 60. a. Bereken de y-component van de kracht die het gewicht uitoefent op één arm. b. Bereken de massa van het gewicht (in kg). Om het gewicht tegen de zwaartekracht in boven zijn hoofd te krijgen moet de gewichtheffer arbeid uitoefenen in de y-richting. c. Waarom is het in dit kader verstandig voor de gewichtheffer bij trekken zijn armen te spreiden en niet vlak naast elkaar op de stang te zetten?

Opgave 4: twee auto s (2+4+2+3p) Een auto (we noemen m auto 1) rijdt over een horizontale weg en ondervindt daarbij wrijvingskracht. De ondervonden wrijvingskracht hangt af van de snelheid van de auto, zoals blijkt uit onderstaande grafiek. De auto heeft een massa van 850 kg en wordt aangedreven door een motor die voortdurend een constante kracht van 210 N uitoefent. (Tip: maak voor jezelf even een schets van de situatie, met de krachten) a) Bereken de normaalkracht op de auto. Licht je antwoord duidelijk toe. b) Bepaal de versnelling die de auto ondervindt bij een snelheid van 90 km/h. c) Bepaal de maximale snelheid die de auto kan bereiken. Leg je antwoord uit. Een stukje verderop rijdt een andere auto, auto 2. Van auto 2 is het verloop van zijn snelheid in de tijd bijgehouden. Zie onderstaande grafiek. d) Bepaal de versnelling van deze auto op het traject waar deze aan het versnellen is.

BIJLAGE PW Hfdst. 4 (mei 2011) NAAM: Figuur 1 Figuur 1 (als reserve)

Figuur 2 Figuur 3

UITWERKING Opgave 1 (2+3+3+3+2p) a. sin α = 41,6 / 200 = 0,208 α = sin -1 0,208 = 12 b. F z = m g = 70 9,81 = 686,7 N 6,9 10 2 N Lengte vector F z = cm (max. afwijking: ± 1 mm) Schaal: 1 cm = 686,7 / = N c. Per juist getekende kracht: 3 x ½p F N = cm = N ½p F z,par = cm = N F z,loodrecht = cm = N ½p d. Snelheid is constant, dus F res,parallel = 0 N F z,parallel = F z sin α = 686,7 0,208 = 143 N F spier = F z,parallel + F wrijving = 143 + 70 = 213 N e. W = F z s cos α α = 90 + 12 = 102 W = 686,7 50 cos (102) = - 7139 Nm = -7,1 10 3 Nm ½p

Opgave 2 (3p) F z = 3,5 9,81 = 34,3 N vector = 3,4 cm F span,1 juist geconstrueerd F span,2 juist geconstrueerd Opgave 3 (2+2+2p) a. sin 60 = F arm,y / F arm F arm,y = F arm sin 60 = 1000 0,866 = 866 N 8,7 10 2 N b. Evenwicht F z = 2 F arm,y (= F spier,y ) = 2 866 = 1732 N 1,7 10 3 F z = mg m = F z / g = 1732 / 9,81 = 177 kg 1,8 10 2 kg c. W = F spier s y cos α s y = kleiner bij gespreide armen, dus arbeid in de y-richting kleiner Opgave 4 (2+4+2+3p) a. F z = m g = 850 9,81 = 8338,5 N F N = F z (expliciet melden!) = 8,34 10 3 N b. aflezen: F w = 116 (±1) N F res = 210 116 = 94 N F res = m a, dus 94 = 850 a a = 0,11 ms -2 c. Bij maximale snelheid is v constant, dus (a=0, F res = 0), F m = F w = 210 N Aflezen: 144(±1) km/h d.

v van 50 naar 86 km/h v = 36 km/h omrekenen: = 10 m/s a = v/ t = 10/4 = 2,5 m/s 2