Expertmeeting. Urenbeperking: Hoe kunnen de perspectieven van zieke werknemer, verzekeringsarts en bedrijfsarts elkaar verrijken?



Vergelijkbare documenten
Expertmeeting. Bedrijfsarts, verzekeringsarts, zieke werknemer: drie perspectieven, één doel!? 18 november 2010

PERSBERICHT Groningen, Bunnik, Bussum, 11 april 2011

Het kiezen van het juiste re-integratie bureau

De langdurig zieke werknemer: rechten, plichten, tips en de rol van de bedrijfsarts

Hoe voorkom ik een loonsanctie WELKOM. Henriëtte Sterken Werkgeversrelaties UWV

Uitgangspunt: re-integratie is een zaak van werkgever en werknemer samen en dient in overleg plaats te vinden

Arbeidsongeschiktheid in het UMC. Wat nu?

Nierpatiënten Vereniging Nederland. Biedt perspectief!

Wet Verbetering Poortwachter

TIJDPAD RE-INTEGRATIEMODEL

Ik word ziek, en dan..

11 checkpunten om te beoordelen of het reïntegratie dossier UWV proof is.

Eerste ervaringen met de WIA in 2006 en 2007

Samenvatting. Samenvatting

Re-integratieverplichting zieke ex-werknemers

Periode Protocol Actie

Verzuim- en reïntegratietraject

Ik ben ziek Wat nu? Informatiebrochure voor werknemers November 2007

Sancties bij tekortschietende re-integratieverplichtingen

Nierpatiënten V ereniging Vereniging Nederland Margreet Gorter

UWV Werkgeverscongressen

Handreiking werknemer Aan het werk blijven met een chronische aandoening

Wet Verbetering poortwachter (WvP) uitgewerkt

VeReFi model Verzuimprotocol

De belangrijkste valkuilen bij de re-integratie

VERZUIMKAART. Dag 1 Aanvraag verzuimverlof

Als werkgever en werknemer hulp nodig hebben bij de re-integratie Een deskundigenoordeel van UWV

Privacy. Organisatie voor Vitaliteit, Activering en Loopbaan Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde

Op het juiste moment de juiste dingen doen!

Arbeidsrevalidatie. Huizen en Almere

Model verzuimprotocol

15 meest gestelde vragen 2 e spoor traject door werknemer

Ik ben ziek Wat nu? Informatie over ziekteverzuim en reïntegratie

De leden van de Eerste Kamer der Staten Generaal Postbus EA Den Haag

Disclosure belangen spreker

Ondernemen is risico s

Voorbeeld-reïntegratieprotocol

De zieke werknemer, de werkgever en. Vereniging voor Arbeidsrecht Den Haag

Als werkgever en werknemer hulp nodig hebben bij de reïntegratie Een deskundigenoordeel van UWV

Inzetbaarheidsprofiel

Als u arbeidsongeschikt bent

Detacheren: werken bij een andere werkgever

Richtlijnen aanpak verzuim om psychische redenen

fit for work AAN HET WERK BLIJVEN MET EEN CHRONISCHE AANDOENING HANDREIKING WERNEMER

Afdeling Interne Dienstverlening/Unit Personele Administratie van de Dienst Organisatie en Ondersteuning

Protocol Ziekteverzuim

Welkom bij de workshop Wet en Regelgeving. Maria van Nies Coach en Supervisor MS Coach voor MS Vereniging Nederland

SPELREGELS BIJ VERZUIM

3.8 RE-INTEGRATIEVERPLICHTINGEN VAN WERKGEVER EN WERKNEMER

Het voorkomen van loonsancties

De hogere kunst van Casemanagement, deel 2

Het stappenplan bij ziekte. Een checklist voor de terugkeer naar werk, stap voor stap

Arbeidsrecht en Hyperemesis Gravidarum

Dubbel U - Verzuimreglement

Verzuimprotocol Adopsa Payroll

Deskundigenoordeel van UWV

Verzuimprotocol Centrum Arbeid en Mobiliteit B.V.

De volgende partijen zijn betrokken bij de uitvoering van het ziekteverzuimbeleid.

WAT JE MOET WETEN OVER

Een onderzoek naar de uitvoering van een deskundigenoordeel door het. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over

Rapport. Rapport over een klacht over UWV te Nijmegen. Datum: 28 augustus Rapportnummer: 2013/108

Uitgangspunten beoordeling Poortwachtertoets Uittreksel uit de RIV-toets maart 2011

Verzekeringsgeneeskunde en Wetenschap

Ziekte en re-integratie

Deskundigenoordeel Een onderzoek naar de manier waarop het UWV. (de klacht over) een deskundigenoordeel heeft afgehandeld.

Arbeidsrevalidatie bij klachten aan houding- en bewegingsapparaat. Informatie voor de verwijzer

Richting Delta Lloyd: Arbodienstverlening 2016/2017

Werken met een nierziekte. Wat kunt u doen?

Werkwijzer Handelen van de bedrijfsarts op verzoek van eigenrisicodragers WGA

Beter Af Verzuim Risico Verzekering. Een verzuimverzekering op maat via Stichting VACI

Uitbreiding van het PGO-netwerk Arbeid

Webinar Zorg van de Zaak Wetgeving & Verzuim Tools waarmee u direct aan de slag kunt

Wat wordt van u verwacht als werknemer?

ADVIES VOOR ARBEID EN GEZONDHEID

Ziektewetplan. Een zorg uit handen genomen

Verzuimbegeleiding bij ERD-ZW. Aandachtspunten voor de bedrijfsarts

Agenda. Spoor 2 Casuïstiek Do s en don ts Herstel tekortkomingen Vragen?

Het antwoord op uw personele vraagstuk

Arbodienstverlening. Informatie voor werkgevers

Deskundigenoordeel van UWV. Informatie voor werkgever en werknemer

Verzuimprotocol: ziekteverlof aanvragen

Werknemer ziek. Wat Nu? Stappenplan bij ziekte.

Ziekteverzuimprotocol Pietje Puk BV

M MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers

Werknemer ziek. Wat Nu? Stappenplan bij ziekte.

Probleemanalyse WIA. Meer informatie U vindt meer informatie op uwv.nl. U kunt ook bellen met UWV Telefoon Werkgevers via (lokaal tarief).

Verzuimprotocol. 1. Inleiding. 2. Visie op verzuim

Het werk van de verzekeringsarts

Urenbeperking: een nieuw perspectief?

Verzuimprotocol. Aandacht. SHDH Verzuimbeleid in goede banen. voor verantwoordelijkheden

Ziekte en verzuim in de praktijk. Het kader. Wet Verbetering Poortwachter 1. Breda, 24 maart 2009

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Richtlijn depressie. Voor bedrijfsartsen en verzekeringsartsen

Ziekteverzuimprotocol Kerobei: Ik ben ziek, wat nu?

Het belang van begeleiding

Ziekteverzuimprotocol

Arbeidsrevalidatie bij klachten aan houding- en bewegingsapparaat. Informatie voor de verwijzer, werkgever en werknemer

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Verzuimwijzer voor de medewerker

Hoe voorkom ik een loonsanctie?

Transcriptie:

Expertmeeting 29 november 2011 Urenbeperking: Hoe kunnen de perspectieven van zieke werknemer, verzekeringsarts en bedrijfsarts elkaar verrijken? Georganiseerd door Whiplash Stichting Nederland en Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid in het kader van het project Kennis en kracht: samen naar een betere keuringspraktijk. Dit project wordt gesubsidieerd door het ministerie van VWS.

Inhoud Hoofdstuk pagina 1. Inleiding 4 2. Urenbeperking vanuit patiëntenperspectief 5 3. Een eerste veelbelovende optie: Multidisciplinaire besprekingen tijdens moeizaam lopende re-integratie 6 4. Een tweede veelbelovende optie: Een helder gedocumenteerd overzicht van de eerste twee ziektejaren 9 5. De belangrijkste conclusies en acties 13

1. Inleiding 4 haalbaar te benutten. Verzekeringsartsen zijn echter zeer terughoudend in het geven van een urenbeperking. De bedrijfsarts onderschrijft in het eerste ziektejaar vaak nog wel een urenbeperking, maar de druk om tot een hogere ureninvulling te komen neemt in het tweede ziektejaar toe 1. In deze tweede expertmeeting gingen betrokken partijen daarom opnieuw de dialoog aan, dit maal over mogelijkheden voor samenwerking en afstemming rond urenbeperking. Het zorgvuldig beoordelen en begeleiden van de zieke werknemer, in de beperkte tijd die daar doorgaans voor beschikbaar is, is een hele uitdaging. Zeker als het gaat om mensen met whiplash of ME/CVS. De visies van bedrijfsarts, verzekeringsarts en zieke werknemer over deze aandoeningen en over de gevolgen ervan voor de mogelijkheden om te werken lopen vaak behoorlijk uiteen. De Whiplash Stichting Nederland en Steungroep ME en Arbeidsongeschiktheid zetten zich daarom vanuit het project Kennis en kracht in voor een betere keuringspraktijk. Er lijkt vooral kwaliteitswinst te behalen bij de samenwerking en afstemming van bedrijfsarts, verzekeringsarts en zieke werknemer als het gaat om de vaststelling van de urenbeperking. Deze constatering volgde uit de expertmeeting van 18 november 2010 ( Bedrijfsarts, verzekeringsarts en zieke werknemer: drie perspectieven, één doel!?). Veel zieke werknemers met ME/CVS of whiplash ervaren de urenbeperking als één van de belangrijkste werkaanpassingen om arbeidsmogelijkheden zoveel als De inzet en opzet van de expertmeeting Deze expertmeeting vond plaats op 29 november 2011 met ruim dertig deelnemers, waaronder bedrijfsartsen, verzekeringsartsen, cliëntvertegenwoordigers, arbeidsdeskundigen, jobcoaches en psychologen. De middag werd geopend en geleid door Catrinus Egas 2, Hij nodigde alle deelnemers uit om werkelijk in dialoog te gaan, om samen tot zo concreet mogelijke oplossingen en acties te komen. In drie inleidingen werden vervolgens vanuit de verschillende perspectieven, inspirerende aanzetten gegeven om de expertise en ervaringen van verzekeringsarts, bedrijfsarts en zieke werknemer te benutten en samen te brengen. In twee groepen gingen de deelnemers vervolgens aan de slag met de gepresenteerde voorstellen door de bedrijfsarts en de verzekeringsarts. Het patiëntenperspectief werd in beide voorstellen meegenomen. Op het eind van de middag werd de oogst gezamenlijk binnen gehaald en voorzien van kritische kanttekeningen en mogelijke vervolgstappen. 1 De Wet Verbetering Poortwachter verwacht dat werkgever en werknemer er in de eerste twee ziektejaren alles aan doen de zieke werknemer te re-integreren. Bij onvoldoende inspanning van de werkgever kan een loonsanctie opgelegd worden, dat wil zeggen dat de werkgever ook het derde ziektejaar het loon moet doorbetalen. Vandaar dat de druk om tot een hogere ureninvulling toeneemt in het tweede jaar. 2 Catrinus Egas is zelfstandig adviseur voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie.

2. Urenbeperking vanuit patiëntenperspectief Ynske Jansen 3 presenteerde een optie om vanuit patiëntenperspectief bij te dragen aan een goede vaststelling van de urenbeperking. 5 Jansen maakt duidelijk dat mensen met ME/CVS te maken hebben met een abnormale reactie op inspanning, met vertraagd herstel en een verminderde duurbelasting tot gevolg. Ook mensen met whiplash hebben een verminderde duurbelastbaarheid. Werk is voor een deel van deze groepen wel haalbaar, zij het met de nodige aanpassingen zoals aangepaste werkuren en taken, meer rustmogelijkheden en thuiswerk. Deze aanpassingen worden ook ondersteund door de verschillende verzekeringsgeneeskundige protocollen. Probleem hierbij is echter dat in deze protocollen niet vermeld wordt op welke manier nut en noodzaak van deze aanpassingen - waaronder een urenbeperking - worden vastgesteld. Daarnaast schatten de meeste verzekeringsartsen de haalbare arbeidsduur vaak veel hoger in dan de betreffende zieke werknemers. Argumenten van bedrijfsen verzekeringsartsen dat een urenbeperking niet toegestaan of niet nodig is bij ME/CVS of whiplash worden veel gehoord. In de praktijk wordt er dan vaak geen urenbeperking toegekend of onvoldoende, terwijl de zieke werknemer dit juist ziet als belangrijke werkaanpassing. Ook loopt het oordeel van de bedrijfsarts en dat van de verzekeringsarts vaak uiteen. Een door de bedrijfsarts nodig geachte urenbeperking wordt dan door de verzekeringsarts niet overgenomen. Voor betrokken zieke werknemers is dit alles vaak niet te rijmen met eigen ervaring en inzicht. De vraag is dan ook hoe verschillen overbrugd kunnen worden en hoe alle informatie, kennis en ervaring van de zieke werknemer beter benut kan worden bij de begeleiding in de eerste twee ziektejaren en de WIA-beoordeling 4. Dit vraagt veel van de zieke werknemer, waarbij deze allereerst goed zicht moet krijgen op eigen mogelijkheden en beperkingen. Daarnaast moet de zieke werknemer dit duidelijk kunnen maken aan bedrijfs- en verzekeringsarts én de regie kunnen nemen om tijdens het re-integratietraject aanpassingen te kunnen uittesten om zo uiteindelijk de arbeidsmogelijkheden zoveel als haalbaar te benutten. Zonder hulp en begeleiding zal dit vaak niet goed gaan. Om de zieke werknemer hierbij te ondersteunen stelt Jansen de ontwikkeling van een werkboek voor met vragenlijsten en invulschema s, afgestemd op de aandachtspunten van zowel de bedrijfsarts als de verzekeringarts. Een instrument met de focus op beperkingen, aanpassingen en mogelijkheden dat ook de ontwikkeling in de tijd laat zien. 3 Drs. Ynske jansen is beleidsmedewerker en projectleider Patiëntenperspectief op mediprudentie bij de Steungroep ME & Arbeidsongeschiktheid. Zij is tevens projectleider Richtlijnen en protocollen Arbeid bij de CG-raad. 4 Om de WIA-beoordeling aan te duiden, wordt in de praktijk de term keuring vaak gebruikt. Omdat de beroepsgroep de voorkeur geeft aan de term beoordeling, wordt in dit verslag hiervan gebruik gemaakt.

3. Een eerste veelbelovende optie 6 Multidisciplinaire besprekingen tijdens moeizaam lopende re-integratie Bas Sorgdrager 5 gaf aan hoe de expertise van verzekeringsartsen beter te betrekken is bij het bepalen van een urenbeperking in de eerste twee ziektejaren. Sorgdrager legt uit dat de bedrijfsarts kijkt naar de taakeisen, het werkvermogen en de herstelbehoefte en herstelmogelijkheden van de zieke werknemer. Aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden geeft hij aan dat een forse herstelbehoefte voor hem leidend is bij advisering rond urenbeperking. Daarbij zijn belangrijke vragen of de geconstateerde beperkingen medisch verklaarbaar en behandelbaar zijn of het gevolg van het gedrag van de zieke werknemer, bijvoorbeeld omdat deze over zijn grenzen gaat. Waar nodig en mogelijk wordt begeleiding op gedrag ingezet. Het uiteindelijke doel is te komen tot een goede balans tussen een duurzame inzetbaarheid en een optimale kwaliteit van leven. Dat vraagt om keuzes. Sorgdrager plaats hierbij een kritische noot richting de zieke werknemers. Hij ervaart bij hen vaak een houding van wat kan er voor mij geregeld worden in plaats van een houding waarbij zij zelf de regie in handen nemen en het voor henzelf gaan regelen. Hij geeft aan dat vrijwillig kiezen voor minder uren werken, dus zonder compensatie door een uitkering, één van die keuzes kan zijn. Maar ook de verzekeringsarts moet wat hem betreft bij moeizaam lopende re-integratie eerder in beeld komen. Hij pleit in die gevallen voor multidisciplinaire besprekingen met de zieke werknemer, werkgever, bedrijfsarts, verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, waarbij men elkaar kritisch kan bevragen en met elkaar tot de beste oplossing komt. De bespreking van deze optie in twee groepen leverde de volgende reacties en kanttekeningen op: 3.1 Een brede aanpak is wenselijk De multidisciplinaire besprekingen waar Sorgdrager voor pleit, worden door de deelnemers als zeer wenselijk gezien. Ze zouden echter breder ingezet moeten worden dan alleen bij moeizaam lopende re-integratie. Een brede aanpak zou vanaf het begin het uitgangspunt moeten zijn. In de voordrachten wordt bijvoorbeeld de rol van de werkgever gemist. De houding van de werkgever naar de zieke werknemer is een belangrijke factor in het verhaal van re-integratie. Geeft de werkgever de zieke werknemer het vertrouwen er samen uit te komen en is deze bereid om samen te zoeken naar creatieve oplossingen, dan is er veel winst te behalen. 5 Dr. Bas Sorgdrager is bedrijfsarts bij NCvB/Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid, AMC/UvA Amsterdam

Een bredere aanpak vraagt ook een bredere blik. Betoogd wordt dat ondersteuning van de zieke werknemer in de eerste twee jaren niet alleen de taak moet zijn van de bedrijfsarts, werkgever en de werknemer. De bedrijfsarts zou vaker kunnen adviseren een externe deskundige in te schakelen. Het inzetten van meer onpartijdige professionals zoals jobcoaches kan mogelijkheden en beperkingen rond re-integratie bijvoorbeeld inzichtelijker maken. Hetzelfde geldt voor de inzet van een psycholoog. Wanneer reintegratie stagneert, kan deze samen met de werknemer onderzoeken wat het herstel belemmert. Punt van discussie was wie er binnen deze brede aanpak leidend moet zijn. Daar werd op een verschillende manier naar gekeken. Juridisch gezien stelt de wet Poortwachter dat werkgever en werknemer de eerste twee ziektejaren verantwoordelijk zijn voor de re-integratie. In de praktijk heeft de bedrijfsarts hier een coördinerende en adviserende rol in. Aangegeven wordt dat er volgens de wet Poortwachter een casemanager moet worden benoemd. Zou deze dan ook niet de leidende persoon moeten zijn? Hier worden verschillende vraagtekens bij gezet. Allereerst omdat deze casemanager vaak alleen het proces bewaakt en minder de inhoud. Omdat de meeste casemanagers personeelsfunctionarissen van het bedrijf zijn, is daarnaast de vraag of de zieke werknemer niet meer gebaat is bij een meer onafhankelijk persoon. Ondersteund door een onafhankelijke coach kan de zieke werknemer zelf ook meer leidend zijn. In de praktijk en ook uit de discussie blijkt dat de verschillende betrokkenen ieder hun eigen verantwoordelijkheid hebben. 3.2 De zieke werknemer ondersteunen in actieve rol Voor re-integratie is het nodig de optimale balans te vinden: de zieke werknemer moet niet overvraagd worden en tegelijkertijd wel zoveel mogelijk aan het werk gaan. Aangegeven wordt dat het bepalen van de belastbaarheid van de zieke werknemer voor alle partijen ingewikkeld is. De informatie hiervoor moet vooral van de zieke werknemer komen. Als de zieke werknemer hierin en in het gehele re-integratieproces een actieve rol moet innemen, is de vraag waar deze dan terecht kan voor ondersteuning hierbij? Het werkboek, zoals voorgesteld door Jansen, zou daarbij gebruikt kunnen worden. Een jobcoach zou kunnen begeleiden en helpen met het opstellen van een belastbaarheidsprofiel. Vanuit patiëntenperspectief wordt gesteld dat het belangrijk is dat de zieke werknemer de ruimte krijgt om ook door trial-and-error in de praktijk de grenzen van de belastbaarheid te kunnen bepalen. 3.3 Urenbeperking staat nooit op zichzelf Gesteld wordt dat urenbeperking nooit op zichzelf staat, dat het nooit alleen de oplossing is. Die urenbeperking is in eerste instantie vaak gericht op het eigen werk, met name in de eerste twee ziektejaren. Aanpassing van dat werk en van de werkomstandigheden zijn dan echter belangrijke andere opties. Dat betekent dat er samen met werkgever en collega s allereerst gezocht moet worden naar mogelijke aanpassingen op de werkvloer, bijvoorbeeld het afstoten van bepaalde taken, de mogelijkheid voor de zieke werknemer om zich even terug te trekken in een rustruimte of vaker pauze te houden. Er was discussie over de vraag of bij aanhoudende verlaagde duurbelastbaarheid een urenbeperking voor de huidige functie een betere optie zou zijn dan de mogelijkheid van ander werk. Over het algemeen was de mening dat het gedeeltelijk kunnen behouden van eigen werk vaak herstelbevorderend zou werken. Dat het beter is leuk werk korter te doen, dan langer te werken in een functie die niet leuk zou zijn, omdat dit laatste ziekmakend zou zijn. Niet iedereen zag dit zo: werknemers zouden met extra ondersteuning ook enthousiast gemaakt kunnen worden voor ander werk. En niet iedere werknemer vindt het werk in zijn huidige functie leuk. Bijkomende vraag is in hoeverre de argumenten voor een urenbeperking in de eigen functie bij WIA-beoordeling meewegen bij het bepalen van een urenbeperking voor 7

8 gangbaar werk. Vanuit de verzekeringsartsen werd aangegeven dat ervaring met urenbeperking in eigen werk belangrijke input kan geven, waarbij het wel een voorwaarde is dat de urenbeperking in de eigen functie goed beargumenteerd wordt. Voor veel deelnemers blijft het verschil tussen de focus van de bedrijfsarts op eigen werk en de focus van de verzekeringsarts op gangbaar werk echter wringen: het gevoel van meten met twee maten. Opgemerkt werd dat een urenbeperking ook averechts kan werken, dat dit het werk extra zwaar kan maken. Bijvoorbeeld omdat de werknemer dan minder geneigd is om pauzes te nemen, omdat deze de tijd zo goed mogelijk wil benutten. Maar tevens omdat gezamenlijke werkoverleggen ook plaats moeten vinden in deze beperkte uren. Dit kan de werkdruk uiteindelijk groter maken en verdere re-integratie belemmeren. Het is in ieder geval belangrijk om bij een verminderde duurbelastbaarheid ook te kijken hoe vaak een rustpauze nodig is en hoe lang deze moet duren. 3.4 Vrijwillig kiezen voor minder werk? Er worden kritische kanttekeningen gemaakt bij de opmerking van Sorgdrager dat zieke werknemers er ook vrijwillig voor kunnen kiezen minder uren te gaan werken en dus geen of minder beroep doen op de WIA. De WIA is immers toch juist de verzekering tegen inkomensterugval door arbeidsongeschiktheid. Mensen met een laag inkomen kunnen zich helemaal geen vrijwillig deeltijdontslag permitteren. Ook voor anderen brengt vrijwillig inleveren van uren de nodige risico s mee. Want wat als na het vrijwillig inleveren van uren blijkt dat ook dit aantal uren niet haalbaar is en er toch een beroep moet worden gedaan op de WIA? Daarbij wordt dan uitgegaan van het laatste contract, wat een lagere uitkering betekent. Bij het argument van diverse artsen dat elke werknemer hierin een eigen keuze kan maken, worden door verschillende partijen vraagtekens gezet: is de zieke werknemer daartoe echt in staat? Kan deze werkelijk overzien wat de gevolgen van zo n keuze zijn? Soms maken zieke werknemers vanuit hun kwetsbare positie een ondoordachte keuze. Wie wijst ze op de (financiële) gevolgen?

4. Een tweede veelbelovende optie Een helder gedocumenteerd overzicht van de eerste twee ziektejaren 9 Haije Wind 6 gaf aan hoe de kennis en expertise van bedrijfsartsen en zieke werknemers meer te betrekken is bij het vaststellen van de urenbeperking voor de WIA-beoordeling. Wind betoogt dat het ziekteproces en de terugkeer naar werk een continuüm is. Tegelijkertijd is de beoordeling van de arbeidsongeschiktheidsclaim een momentopname, een beoordeling van de situatie op dat moment. De vraag is dan ook hoe de expertise en ervaringen van zowel de werkgever als de werknemer, opgedaan in de eerste twee ziektejaren, beter betrokken kunnen worden bij de beoordeling door de verzekeringsarts. De verzekeringsarts toetst bij een claimbeoordeling aan de hand van het re-integratieverslag of zowel de werknemer als de werkgever maximale re-integratie-inspanning hebben geleverd en of er een beter resultaat had kunnen zijn (RIV-toets). Dit vraagt om een goed gedocumenteerd en beargumenteerd overzicht van die inspanningen. Wind geeft aan dat dit begint met een heldere probleemanalyse door de bedrijfsarts, die nu vaak nog gemist wordt in de dossiers. Op basis van deze analyse volgt een doelgericht en tijdcontingent plan van aanpak. Hierbij kunnen eventueel een snel en een langzaam scenario worden afgesproken. Wanneer stagnatie optreedt, is het belangrijk dat onderzocht én vastgelegd wordt waarom dit zo is en wat er gedaan gaat worden om de gestelde doelen alsnog te behalen. Een opschudmoment bij langdurig ziekteverzuim, waarbij er met een externe deskundige bijvoorbeeld van UWV kritisch gekeken wordt naar de uitgezette lijn, kan hierbij zinvol zijn. Wind geeft aan dat wanneer er na twee jaar een goed doortimmerd stuk van werknemer en werkgever bij de verzekeringsarts ligt, waarin helder uiteengezet is waarom urenbeperking een noodzakelijke aanpassing is, dat dit dan ook in de beoordeling door de verzekeringsarts tot uitdrukking zal komen. Reacties en kanttekeningen bij deze optie: 4.1 Het belang van een goed re-integratieverslag en waar dit aan moet voldoen Iedereen ziet het belang van een gedegen en goed beargumenteerd re-integratieverslag. De verzekeringsartsen geven aan dat zij op die manier de ervaringen van werknemer en bedrijfsarts uit de eerste twee ziektejaren optimaal mee kunnen wegen in hun beoordeling van nut en noodzaak van een urenbeperking. Ervaringen van de werknemer in eigen werk verschaffen aan de verzekeringsartsen ook belangrijke argumenten voor de beoordeling van mogelijkheden tot gangbare arbeid. Het toetsen van het re-integratieverslag (de RIV-toets) is dan ook een belangrijk onderdeel van de beoordeling door de verzekeringsarts. 6 Prof. Dr. Haije Wind is verzekeringsarts Kenniscentrum Verzekerings- geneeskunde, Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid AMC/ UvA

10 patiëntenperspectief wordt daarom voorgesteld te spreken van een procescontingente aanpak, omdat in het plan van aanpak de opbouw van werk dan gerelateerd wordt aan de situatie van de werknemer en de mogelijkheden die hij in de praktijk blijkt te hebben. Dit ondersteunt het dynamische karakter beter, biedt meer ruimte voor maatwerk en nodigt uit tot regelmatig evalueren. Verzekeringsartsen hechten ook veel waarde aan evaluatiemomenten en zien graag in het re-integratieverslag terug, dat de aandacht voor het verloop van de re-integratie niet verslapt. Een oplossing, aangedragen door verzekeringsartsen, die mogelijk voor alle partijen zou kunnen werken, is het opstellen van verschillende trajecten in het plan van aanpak: een snel, normaal en langzaam traject, zodat er meer flexibiliteit ontstaat. Verzekeringsartsen geven aan dat ze in de praktijk vaak reintegratieverslagen zien waarin onvoldoende is vastgelegd en onderzocht wat de mogelijkheden zijn. Hoe ziet een gedegen en goed beargumenteerd re-integratieverslag er dan uit? 4.1.1 Dynamisch Het re-integratieproces is dynamisch en dat moet ook in het verslag tot uitdrukking komen. Voor de verzekeringsarts is het essentieel dat gestart wordt met een heldere probleemanalyse en een plan van aanpak met een duidelijk omschreven einddoel. In het re-integratieverslag wordt vervolgens aangegeven hoe dit in de praktijk verloopt. Als de ingezette koers niet haalbaar blijkt, is dit aanleiding voor evaluatie en zo nodig bijstelling. Bijstellingen in het plan van aanpak moeten onderbouwd en systematisch gerapporteerd worden, zodat uit het verslag blijkt wat wel en niet werkt en waarom. Een tijdscontingente aanpak, zoals eerder benoemd door Haije Wind, kan de suggestie wekken dat er geen ruimte is om van de uitgezette lijn af te wijken. Vanuit Deze flexibiliteit en procesmatig werken worden in de discussie nog verder doorgetrokken: waarom ook niet procescontingent keuren? Waarom standaard na twee jaar? Er is immers weinig wetenschappelijk bewijs ( evidence ) dat de eindsituatie bij deze specifieke aandoeningen na twee jaar bereikt is. Bij sommige mensen is de situatie na een jaar al stabiel, bij anderen is na twee jaar de situatie nog volop in beweging en zijn er wellicht mogelijkheden die nog benut kunnen worden. Dit kan een argument zijn om de verzekeringsarts meer te betrekken in het proces en het keuren flexibeler in te richten. De vraag is echter hoe zich dit vertaalt naar de verantwoordelijkheden van de werkgever. Als het re-integratietraject bijvoorbeeld langer dan 2 jaar zou duren, wie betaalt dan de extra kosten voor participatiebevordering? De werkgever? UWV? Zorgverzekering? Dit zou dan verder uitgedacht moeten worden. Een andere mogelijkheid kan zijn om na de WIA-beoordeling de werknemer te blijven volgen: dan kunnen praktijkervaringen met de mogelijkheden tot gangbare arbeid ook meegewogen worden.

4.1.2 Een brede scoop Betoogd wordt dat het belangrijk is om niet alleen naar de medische aspecten te kijken, als het gaat om een goed beeld te krijgen van nut en noodzaak van een urenbeperking. De arbeidssituatie en de thuissituatie hebben ook invloed op het slagen van de re-integratie. Deze elementen zouden in de eerste twee ziektejaren meer aandacht moeten krijgen en, in het belang van de WIA- beoordeling, duidelijk opgenomen moeten worden in het re-integratieverslag. Het opstellen van een behapbare vragenlijst om het totaalplaatje van de zieke werknemer inzichtelijk te krijgen, wordt genoemd als extra instrument. Ook het door Ynske Jansen voorgestelde werkboek biedt hierin mogelijkheden. 4.2 Randvoorwaarden: werken vanuit gezamenlijkheid en veiligheid Omdat het re-integratieverslag met een zo breed mogelijke scoop zo belangrijk is voor het toekennen van een urenbeperking, is het voor de zieke werknemer belangrijk dat de inhoud hiervan overeen komt met zijn of haar ervaringen. Hier wordt echter een spanningsveld ervaren. Lang niet altijd wordt wat de zieke werknemer vertelt door de bedrijfsarts ook geïnterpreteerd en opgeschreven zoals het bedoeld is. Voor de zieke werknemer is het niet altijd eenvoudig om dit alsnog wél juist verwoord te krijgen 7. Het mondeling bespreken van de rapportage kan interpretatieverschillen voorkomen, net als het tijdens het gesprek bij elkaar afchecken of alles correct begrepen is. Ook in de communicatie met de verzekeringsarts is dit een belangrijk aandachtspunt. Goede communicatie en samenwerking is essentieel. 11 Vanwege de complexiteit van de aandoeningen wordt aanbevolen meerdere partijen te betrekken bij het omgaan met belemmeringen en het werken aan oplossingen. Bij voorkeur een multidisciplinaire aanpak, inclusief coach, psycholoog of casemanager. Praat daarbij zoveel mogelijk met elkaar, en niet over elkaar. Wat dit vaak in de weg staat, is het gevoel bij de zieke werknemer van steeds op je hoede moeten zijn bij wat je zegt. Als er bijvoorbeeld gevraagd wordt hoe het gaat en de zieke werknemer antwoord dat het goed gaat, wordt soms ten onrechte de conclusie getrokken dat deze dus wel meer kan werken. En als je aangeeft dat het in de privésfeer niet lekker loopt, kan de conclusie getrokken worden dat de oorzaak van het niet re-integreren niet op medisch terrein ligt, waardoor de zieke werknemer zijn of haar recht op uitkering kan verliezen. Omdat het voor de zieke werknemer ook niet altijd helder is, wat de rol is van de verschillende artsen en wat er gedaan wordt met de diverse rapportages, kan dit het gevoel van onveiligheid versterken. Ten slotte blijken er ook taboes te zijn: lastig te bespreken onderwerpen, die wel relevant zijn voor het slagen van re-integratie. Wat als je als zieke werknemer bijvoorbeeld vanwege een conflict of veranderd contact met collega s eigenlijk niet terug wilt naar het eigen werk? Hoe maak je dat op een goede manier bespreekbaar? 7 Het is belangrijk dat de visie en ervaring van de werknemer worden opgenomen in het verslag. Daar kan de bedrijfsarts natuurlijk beargumenteerd zijn of haar visie op geven.

12 Om dus gezamenlijk te komen tot een goed re-integratietraject, een goed re-integratieverslag en een WIA-beoordeling die recht doet aan de situatie, zijn een open communicatie en transparantie over werkwijze en rolverdeling belangrijke voorwaarden. Het zorgvuldig vormgeven van een re-integratietraject en re-integratieverslag staat in deze tijd onder druk. Steeds vaker wordt de begeleiding van de bedrijfsarts waar mogelijk vervangen door goedkopere arboprofessionals. En ook de werkgevers hebben het niet eenvoudig om (financiële) ruimte te vinden voor re-integratieinspanningen. De inbreng van de werknemer is dan ook van het grootste belang. Maar dat is voor de zieke werknemer niet altijd even eenvoudig. Dit pleit ervoor om de inbreng van cliënten meer te ondersteunen. Zeker bij dit soort complexe aandoeningen als ME/CVS en whiplash kan een multidisciplinaire aanpak ondersteunend zijn. Zo zou een psycholoog of jobcoach de inbreng van de werknemer kunnen ondersteunen, zoals in het bespreekbaar maken van gevoelige zaken of het inzichtelijk maken van de belastbaarheid en of een urenbeperking uitkomst kan bieden. Ook kan gedacht worden aan zelfmanagementtools, zoals het voorgestelde werkboek van Ynske Jansen. Een behandelend arts zou meer inzicht kunnen geven in het ziekteproces en de consequenties voor de belastbaarheid.

5. Belangrijkste conclusies en acties Na de enerverende uitwisseling in twee groepen werd in een gezamenlijk afsluiting de oogst van de middag binnen gehaald en voorzien van de laatste commentaren. De drie hoofdpunten op een rij: 5.1 Urenbeperking staat niet op zichzelf Urenbeperking staat nooit op zichzelf en zou ook geen doel op zich moeten zijn: het is altijd onderdeel van een groter plan van aanpak, waarbij alle factoren en mogelijke aanpassingen worden meegenomen. Toekenning van urenbeperking bij de WIA-beoordeling maakt goede kans als dit in het re-integratieverslag goed, stelselmatig en concreet onderbouwd wordt. Verzekeringsarts Wind vult aan: Urenbeperking is de enige aanpassing die direct invloed heeft op de hoogte van de uitkering en ligt daarom zo gevoelig. Als het bepalen van urenbeperking een proces is, dan kun je de WIA-uitslag zien als de uitkomst van dat proces. 5.2 Actievere inzet van alle partijen Van alle partijen werd een (nog) actievere inzet gevraagd. Ten eerste van de zieke werknemer. Omdat deze de constante factor in het hele traject is, zou deze op zijn minst een actieve rol moeten vervullen in het re-integratietraject. Vaak wil de zieke werknemer dit ook wel, maar is het zoeken hoe zijn of haar inbreng op een constructieve manier kan worden ingebracht. Bovendien kunnen de gevolgen van de ziekte die het werken belemmeren ook een actieve rol bij re-integratie moeilijk maken. Ynske Jansen geeft aan dat daarom ondersteuning van de zieke werknemer hierbij onontbeerlijk is. Bijvoorbeeld middels een onafhankelijke jobcoach en met behulp van het voorgestelde werkboek. De bedrijfsartsen werden er vooral op aangesproken om een goede probleemanalyse te maken en (te adviseren) meer verschillende deskundigen te betrekken bij het opstellen en uitvoeren van het plan van aanpak. Juist bij aandoeningen als whiplash en ME/CVS is een multidisciplinaire aanpak vanaf het beginstadium noodzakelijk. 13 Voor deze aanpak zou ook de rol van de verzekeringsarts opgerekt moeten worden. Deze zou al tijdens de eerste twee ziektejaren in beeld moeten zijn en deel moeten nemen aan de multidisciplinaire besprekingen, zeker bij moeizaam verlopende re-integratie. Dit zou ook de ervaren kloof tussen de aanpak door de bedrijfsarts en die van de verzekeringsarts (deels) kunnen overbruggen.

14 5.3 Brede benadering, breed ondersteund De algemene conclusie was dat er bij de re-integratie van mensen met ME/CVS en Whiplash winst te behalen is door een bredere aanpak. Breed in de zin van een multidisciplinaire benadering waarin werknemer, werkgever, bedrijfsarts, verzekeringsarts, behandelaar en externe deskundigen al in een vroeg stadium met elkaar in gesprek gaan om samen tot de beste oplossing te komen en waarbij de werknemer daarvoor voldoende ondersteuning krijgt. Breed in de zin van breder kijken dan alleen naar de medische aspecten. Breed ook in de zin van breder kijken naar het hele proces, dat meer dynamisch van aard zou moeten zijn. Niet alleen de re-integratie in de eerste twee ziektejaren, maar ook het moment van de WIA-beoordeling zou procescontingent moeten zijn. Een dergelijk brede aanpak is echter alleen mogelijk als daar extra geld voor beschikbaar is. De vraag is dan ook: wie gaat dat betalen? Een bredere aanpak vraagt daarom ook een bredere ondersteuning vanuit de zorgverzekeraars en politiek. Wanneer aantoonbaar is dat beter afstemming en samenwerking en het inzetten van meer disciplines niet alleen leidt tot kwaliteitsverbetering, maar mogelijk ook tot een kostenbesparing, wordt dit ook voor de politiek interessanter. Een gezamenlijke pilot met een dergelijke brede aanpak zou daarom een belangrijke vervolgstap kunnen zijn. Maar ook zonder extra middelen kan gewerkt worden aan een beter afstemming en samenwerking.

Whiplash Stichting Nederland Postbus 105 3980 CC Bunnik T. 030-6565000 E. info@whiplashstichting.nl I. www.whiplashstichting.nl Steungroep ME & Arbeidsongeschiktheid Bankastraat 42 C, 9715 CD Groningen T. 050-5492906 (werkdagen 9-13 uur) E. info@steungroep.nl I. www.steungroep.nl Advies- en meldpunt ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid Gezamenlijk initiatief van de WSN en de Steungroep T. 050-5492906 (werkdagen 9-13 uur) Verslaglegging: Karin Beentjes, www.inwoordengevat.nl Fotografie: Ton Koek Vormgeving: Carlos Niehof, www.wees.nu