Winkelnota 2.0 van paalonline, de denktank en Paalse Ondernemers. 1. Een sector in transitie. De sector van kleinhandel, retail en grotere kleinhandelszaken gaan door een ingrijpende transitieperiode waarbij het fysieke winkelaanbod daalt. Het is niet zozeer de economische neergang die deze evolutie veroorzaakt, dan wel het nieuwe koopgedrag van de consument: Vooraan staat ongetwijfeld de sterke groei van de internetaankopen. Bovendien gedraagt de consument zich meer en meer als een windhaan. Doordat vrije tijd voor vele jonge gezinnen een schaarse grondstof werd, gaat de voorkeur van de runshoppers meer en meer naar winkels op vlot bereikbare plaatsen, liefst dichtbij huis en naar winkelconcentraties. Veel senioren geven er ook de voorkeur aan zo dicht mogelijk bij huis te kunnen winkelen. Een aantal van deze evoluties zijn vooral nadelig voor de kernwinkelgebieden. Volgens de Vlaamse Overheid zou de opgang van internetaankopen de retailers en de baanwinkels minder parten spelen dan de kleinhandelszaken van de kernwinkelgebieden. Door de toenemende vergrijzing wint de buurtwinkel terug aan belang, ten nadele van de kernwinkelgebieden in de steden. Een rooskleurig beeld ophangen van de toekomstkansen van de klein- en groothandel op nieuwe locaties, zeker in kernwinkelgebieden, past niet in deze context. We moeten de realiteit durven onder ogen zien en vooral oplossingen bedenken om zoveel mogelijk winkels te redden. Aangezien het gros van de winkels van Beringen (76%) zich buiten Beringen-Centrum bevindt, moeten door positieve maatregelen het behoud en de ontwikkeling van de handel in alle kernen aangemoedigd worden. 2. Wat met de winkels in Beringen? Binnen de kernen van Beringen zijn de verschillen op vlak van handel- en dienstenontwikkeling significant. Bijvoorbeeld is de verhouding tussen het aantal winkels in het centrum van het dorp en daarbuiten erg verschillend. Eenheidsworstoplossingen, zoals het afbakenen van winkelgebieden op een loopafstand van 400m, zijn niet efficiënt en bovendien contraproductief voor het overleven van zoveel mogelijk handelszaken. De techniek van negatieve afbakening van handelsruimte is enkel relevant in echte kernwinkelgebieden, vooral gericht op funshoppers. In de diverse studies die de gemeente Beringen de voorbije 10 jaar liet uitvoeren, werden ondanks de voorspelde uiterst moeilijke economische omgeving van de kleinhandel, alleen allerlei groeiscenario s voor Beringen-Centrum vooropgesteld. De verwachte handelsgroei in heel Beringen 1
moet, volgens deze studiebureaus, zoveel mogelijk opgevangen worden in het kernwinkelgebied Beringen-Centrum. In een van de rapporten over het detailhandelsbeleid wordt zelfs uitdrukkelijk gesteld dat de uitbouw van de handel in Beringen-Centrum maar kan lukken, indien de bestaande handel van Beverlo, Koersel en Paal zich verplaatst naar Beringen-Centrum. Daarom kunnen er, volgens dit bureau, op korte, op middellange en op lange termijn geen ontwikkelingen meer gebeuren op vlak van handel en retail in Beverlo, Koersel en Paal. (Eindrapport WES, augustus 2013 p.36) Paalonline, de denktank en Paalse Ondernemers zijn het grondig oneens met dit beleidsadvies. Dit centralistisch winkelconcept van Beringen houdt immers geen rekening met een aantal belangrijke maatschappelijke evoluties zoals de vastgelopen mobiliteitskwestie en de jongste inzichten in de klimaatproblematiek, de vergrijzing van de bevolking en de leefbaarheid van de dorpen. Al deze kwesties zijn nochtans bepalend voor het uittekenen van een toekomstgericht winkelvestigingsbeleid voor heel de gemeente Beringen. De visie op het winkelbeleid van Beringen die thans summier voorgesteld wordt, is in wezen gebaseerd op adviezen die niet meer in overeenstemming zijn met de nieuwe beleidsinzichten op vlak van ruimtelijk beleid, vastgelegd in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Overgangsmaatregelen die in de winkelvisie Beringen voorgesteld worden zouden weliswaar de zittende handelaars op korte termijn moeten gerust stellen. Op langere termijn echter wordt aan de dorpen Beverlo, Koersel en Paal, een tweederangs rol toebedeeld op vlak van handel, commerciële dienstverlening en voorzieningen allerhande. Hierdoor wordt de levenskracht van deze dorpen die op sommige plaatsen nu al is aangetast, op termijn overal beknot. Voor de handelaars dreigt in de toekomst politieke willekeur en voor sommigen onder hen nu al onzekerheid rond toekomstige aanpassingen aan het handelsconcept of het onroerend goed. Het gevaar op investeringsverlies is reëel. Sommigen ervaren het als een aantasting van hun opgebouwd pensioenkapitaal. Voor de gemeente Beringen in haar geheel heeft deze evolutie, door de beperkingen die opgelegd worden, een negatief effect op vlak van toekomstige handelsontwikkelingen, omdat niet alle handelstroeven over heel het grondgebied worden benut en vooral gefocust wordt op de twijfelachtige kansen voor de uitbouw van een echt kernwinkelgebied in Beringen-centrum. 3. Geen kernwinkelgebied in Beverlo, Koersel en Paal Het voorbije jaar was een scharnierjaar op vlak van de reglementering ruimtelijke ordening en handelsvestigingsbeleid. Enerzijds werd het nieuw decreet op het Integraal Handelsbeleid goedgekeurd (6 juli 2016), waarin o.a. resoluut wordt gekozen voor duurzame mobiliteit, voor het bevorderen van de leefbaarheid van de kernen en voor het vermijden van verdere verlinting of van wegen vol baanwinkels. Anderzijds werd op 30 november jl. het Witboek goedgekeurd door de Vlaamse Overheid dat de contouren van het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen vastlegt. 2
In het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen is de tweedeling tussen landelijke en stedelijke regio s weggevallen. Het hiërarchisch stedelijk ontwikkelingsmodel dat men thans nog in Beringen wil implementeren, zoals voorzien in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, heeft in wezen afgedaan. Voortaan wordt er gefocust op de knooppuntwaarde van de woonkernen, zowel van dorpen als steden. De Vlaamse Overheid wil enerzijds nieuwe lintbebouwing en solitaire kleinhandelsontwikkelingen tegengaan, maar vindt anderzijds dat de verschillende doelgroepen verzekerd moeten zijn en blijven van een voorzieningenniveau dat strookt met hun behoeften. Het is dus de bedoeling dat in Vlaanderen binnen de kernen met een bepaalde knooppuntwaarde, iedereen op een redelijke afstand winkelaankopen kan doen en daarbij kan genieten van een breed en gevarieerd aanbod. Bovendien wordt in beleidsdocumenten allerhande en in de literatuur i.v.m. handelsvestigingsbeleid in de toekomst gesteld dat winkels aan de rand waar klanten snel hun inkopen willen doen, betere kansen hebben om te overleven dan de kleinhandelszaken in de kernwinkelgebieden. Paal heeft geen kernwinkelgebied, Beverlo, Koersel en Beringen-Mijn al evenmin. Voor Beringen-Centrum wordt de ambitie geformuleerd om, mits afbouw van de handel in de dorpen, op termijn een kernwinkelgebied uit te bouwen. Een rigide, cordon sanitair-achtige afbakening van een handelszone met allerlei beperkingen is dan ook niet nodig in de dorpen. De vraag rijst bovendien of in deze transitieperiode voor de klein- en groothandel het uitbouwen van een nieuw kernwinkelgebied in Beringen-Centrum nog realistisch en wenselijk is. Paal heeft een dynamische mix van winkels, woningen, groen, appartementen, horeca en zorgverstrekking, gedeeltelijk in de dorpskern maar ook langs de N29 vanaf het afrittencomplex tot een heel eind op de Diestersesteenweg. Een verdere groei van deze mix in de toekomst is mogelijk o.a. door een verdere bevolkingsgroei van Paal. Het kleinhandelslint dat zich ontwikkelde langs de N29 is niet nieuw en kwam er op plaatsen waar al bebouwing aanwezig was. Een belangrijk gedeelte van het dorp ligt van oudsher langs en in de buurt van deze drukke verkeersader. Deze handels- en dienstenontwikkeling is dus geen nieuw verkeerslint, zoals bedoeld in het decreet van 6 juli 2016 op het Integraal Handelsvestigingenbeleid. Het moet wel gezien worden als een spontane ontwikkeling van handel en diensten aan de rand van kernen en stedelijke gebieden, vlot bereikbaar en getolereerd in de nieuwe reglementering. Paal moet vooreerst de kans krijgen om het aanbod van kleinhandelszaken en dienstenbedrijven in de ruime dorpskom maximaal te behouden en, als zich opportuniteiten voordoen, uit te breiden. Ook langs de N29 moeten de bestaande kansen voor handel- en dienstenontwikkeling behouden blijven. Het behoud van deze handelsontwikkelingen is belangrijk omdat deze panden gelegen zijn in en vlakbij belangrijke woongebieden. Ook de zorgcampus van Beukenveld ligt langs deze weg. Een winkelaanbod in de buurt bevordert de zelfredzaamheid van deze mensen met een beperking. Dit geldt evenzeer voor de senioren die wonen in de Klitsbergwijk, in het Dienstencentrum De Klitsberg, in het zorghome De Fakkel enz. 3
De handelszaken en dienstenbedrijven langs de N29 zijn echter niet alleen interessant voor de plaatselijke bevolking, maar creëren kansen om een ruimer cliënteel aan te trekken door hun vlotte bereikbaarheid en hun bijzonder interessante ligging. Paal is door zijn industriële ruggengraat maar ook door zijn ligging vlakbij twee snelwegen een economisch knooppunt geworden, een bereikbare groeipool. Alleen al voor een geheel van winkels die lokaal verzorgend zijn is het dorpscentrum als locatie te klein, zodat zich spontaan ook buiten het dorpscentrum allerlei handelszaken hebben ontwikkeld. Deze troef van het dorp Paal kan en mag niet opgeofferd worden aan het niet-bewezen succes van nieuwe handelsruimtes in Beringen-Centrum en Beringen-Mijn binnen een nog te ontwikkelen kernwinkelgebied. 4. De knooppuntwaarde van Paal moet verder versterkt worden. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1997) organiseerde van bovenaf geïnitieerde gebiedsontwikkeling via afbakeningsprocessen. In het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) wordt de knooppuntwaarde van een plek bepalend voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen op vlak van bewoning, van handel en nijverheid. Deze waarde kan evolueren met de tijd. De knooppuntwaarde wordt grotendeels bepaald door de mate waarin een kern is geïntegreerd in het systeem van collectief vervoer van personen 1. De ligging van Paal vlakbij twee snelwegen voor auto s telt dus niet mee om de knooppuntwaarde van Paal in de toekomst te bepalen. In de studie van de Stedenstructuur Vlaanderen 2 werd het knooppuntgehalte van 101 gemeenten becijferd. Hieruit blijkt dat Diest als een verzorgende stad van niveau 1 wordt gecatalogeerd, daar waar Beringen-Centrum slechts een verzorgingsniveau 2 heeft. Dit verschil zit hoofdzakelijk in het aantal treinen dat er vertrekt: in Diest op 24 uur 114 treinen, in Beringen 34. Paalonline en de denktank stellen voor om een fietsostrade aan te leggen die Beringen met Diest verbindt. De knooppuntwaarde van West-Limburg wordt zo vergroot en de kansen op toekomstige ontwikkeling worden ook veilig gesteld. Indien we de auto als vervoermiddel wel nog zouden meetellen verhoogt uiteraard de knooppuntwaarde van Paal. In dat geval is de groothandelscluster aan het op en afrittencomplex (Vatana-site) ook een locatie met een niet onbelangrijk groeipotentieel. Het is onbegrijpelijk dat de provincie Limburg en de gemeente Beringen dit interessant handelspotentieel niet eerder hebben gevaloriseerd. 1 De Knooppuntwaarde hangt af van de mate waarin een kern is geïntegreerd in het systeem van collectief vervoer van personen. Ze bepaalt samen met het voorzieningenniveau, de ontwikkelingsmogelijkheden van een kern of plek. Zoals de streefwaarden voor ruimtelijk rendement, het type en de mix van activiteiten of de afstand van ontwikkelingen tot het vervoerknooppunt. De knooppuntwaarde wordt o.a. bepaald door de transportmodus (trein, tram, metro, bus), de frequentie van het vervoeraanbod, de vervoerscapaciteit, aansluitings- en (multimodale) overstapmogelijkheden en aansluiting op het fiets- en wandelnetwerk. Hoe gemakkelijker en directer iemand zich vanuit de kern naar en andere kern kan verplaatsen, hoe hoger de knooppuntwaarde. (Uit: Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningensyntheserapport-studie VITO in opdracht departement Ruimte Vlaanderen 29/02/2016.) 2 Zie Sum Research 2013. 4
Omdat de VITO-studie die zopas werd bekendgemaakt aan Paal een relatief lage knooppuntwaarde toekent, zal de denktank de basisgegevens van deze studie opvragen, analyseren en voorstellen doen om de knooppuntwaarde van het dorp Paal te vergroten. Nu al is duidelijk dat de huidige knooppuntwaarde van Paal niet zozeer beïnvloed wordt door het voorzieningenniveau maar veeleer door het gebrekkige aanbod op vlak van openbaar vervoer. De verdere opwaardering van de knooppuntwaarde van Paal kan de handelsontwikkelingen in Paal zowel voor de kleinhandel, voor de dienstenbedrijven als voor de retailers bevorderen, wat ten slotte heel de gemeente Beringen ten goede komt. 5. Conclusies: - In Paal moet het aanbod van kleinhandelszaken en dienstenbedrijven in de ruime dorpskom behouden blijven en door positieve maatregelen verder ontwikkeld worden. Deze kernontwikkeling van handel, diensten, voorzieningen en appartementen, in het dorpscentrum kan alleen aangemoedigd worden door positieve, stimulerende maatregelen, niet door de afbakening van verboden zones voor verdere handelsontwikkeling. Ook langs de N29 moeten de bestaande kansen voor handel- en dienstenontwikkeling behouden blijven. - Paal heeft een dynamische mix van winkels, woningen, groen, appartementen, horeca en zorgverstrekkers, gedeeltelijk gelegen in de dorpskom maar ook langs de N29. Verdere ontwikkelingskansen mogen niet bevroren worden door een arbitraire, cordon sanitaireachtige afbakening van de kleinhandelszone. Het zonevreemd karakter van de interessante en vlot bereikbare handelscluster aan het afrittencomplex moet eindelijk genormaliseerd worden. - Paal heeft nu al een behoorlijke score op vlak van basisvoorzieningen in een ruimere Vlaamse context. De knooppuntwaarde (ontsluiting met openbaar vervoer en voorzieningen allerhande) wordt op dit ogenblik o.i. te laag ingeschat en moet alleszins verbeterd worden. Onderzoek moet uitwijzen hoe dit kan gebeuren. De aanleg van een fietsostrade tussen Beringen en Diest kan in de toekomst een belangrijke toegevoegde waarde creëren voor heel Beringen. - De visienota over het winkelbeleid in Beringen die nu voorligt, is onvoldragen. Ze houdt onvoldoende rekening met de specifieke ontwikkelingskansen van de verschillende kernen. De mogelijke handelsontwikkelingen in Beringen-Centrum worden nu al aangemoedigd door positieve maatregelen, naast de verwachte organische groei gevolg van een geplande snelle bevolkingsevolutie. Gelijkaardige positieve maatregelen moeten ook in de dorpen van Beringen, de handel binnen een afgebakende maar ruim bemeten zone aanmoedigen om zich, meer dan nu, te clusteren in de centra. 5
De zogenaamde visietekst op het winkelbeleid gaat ten slotte volledig voorbij aan de principes en de beleidslijnen van het einde vorig jaar goedgekeurde Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). - Een grondige hertekening van het winkelbeleid van de toekomst voor alle kernen van de gemeente Beringen is noodzakelijk op basis van de nieuwe principes van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en van het decreet Integraal Handelsbeleid. Daarom is het noodzakelijk om te wachten met het concreet uittekenen van een visie op het winkelbeleid tot de wettelijke inhoud van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen concreet gekend is en de uitvoeringsbesluiten van het nieuwe decreet op het integraal handelsbeleid zijn goedgekeurd. Nu al is duidelijk dat de visie op afbakening die nu voorgesteld wordt en die een aantal beperkingen oplegt aan de verdere handelsontwikkeling in de verschillende kernen, grondig moet herzien worden. Zij moet vervangen worden door een toekomstgerichte visie op basis van de nieuwe beleidslijnen die thans worden uitgezet. Deze visie moet de ontwikkeling van de handel in heel de gemeente Beringen, in het belang ook van heel de bevolking, faciliteren en bevorderen. De creatie van een ruime zone in de centra waarbinnen stimulerende maatregelen worden getroffen om de handel aan te moedigen dient grondig voorbereid en overlegd te worden met alle betrokkenen. 6