Hogeschool Rotterdam. Opleiding: Vrijetijdsmanagement, hbo bachelor Croho: 34438 Varianten: voltijd. Visitatiedatum: 4 juni 2007



Vergelijkbare documenten
Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Hogeschool Rotterdam. Opleiding: Small Business and Retail Management Niveau: HBO-bachelor Croho: Varianten: voltijd en duaal

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

Besluit. College van Bestuur van de Christelijke Hogeschool Windesheim Postbus GB ZWOLLE

Hogeschool Rotterdam. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, hbo-bachelor; Visitatiedatum: 10 oktober 2006

Hogeschool Rotterdam Willem de Kooning Academie

De NVAO beoordeelt het onderwerp doelstellingen opleiding derhalve voldoende.

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

Hogeschool INHOLLAND, School of Agriculture and Technology

Fontys Hogeschool, Venlo

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

OPSTELLEN EINDKWALIFICATIES OPLEIDING

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Naam/Datum/Versie document advies/verbeterpunten. Avans documenten

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Communicatie van de NHL Hogeschool

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool Rotterdam. HBO-Bachelor Logistiek en Economie Logistiek en Technische Vervoerskunde

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA

Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg

Hogeschool Rotterdam. Verpleegkunde, hbo bachelor; Visitatiedatum: 20 september 2006

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

AVANS Hogeschool, Tilburg

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement van de NHL Hogeschool

Hogeschool HBO Nederland

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Hanzehogeschool Groningen, Groningen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Financial Services Management HBO bachelor, locatie Arnhem Croho: Varianten: voltijd & deeltijd

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Hogeschool Arnhem en Nijmegen

Christelijke Hogeschool Windesheim

Fontys Hogescholen, locatie Eindhoven Opleiding: Fiscale Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd/deeltijd

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

Besluit. College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen Postbus RM GRONINGEN

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Hogeschool INHOLLAND Opleiding: Sociaal Juridische Dienstverlening, hbo bachelor; Varianten: voltijd/deeltijd/duaal Locaties: Rotterdam/Den Haag

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november

esluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Creatieve Therapie van de Stenden Hogeschool

Besluit. Raad van bestuur. Saxion Hogescholen Enschede. Postbus KB ENSCHEDE

luit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Human Resource Management van de Saxion Hogeschool

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Hogeschool Rotterdam. Bedrijfseconomie en Final Services Management, hbo-bachelor; voltijd en deeltijd (BE), voltijd (FSM) (BE), (FSM)

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Advies van het visitatiepanel Samenvatting bevindingen en overwegingen van het panel.

HBO Bedrijfskunde Bachelor of Business Administration (BBA)

REGELING EN BEOORDELINGSKADER ACCREDITATIE BIJSCHOLINGSPROGRAMMA S GGZ AGOOG

Advies van het visitatiepanel Samenvatting bevindingen en overwegingen van het panel.

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master

Hogeschool Utrecht. Huidtherapie, hbo-bachelor. Farmakunde, hbo-bachelor. Visitatiedatum: 16 maart 2006

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Physician Assistant van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Christelijke Hogeschool Nederland

Fontys Hogescholen, Eindhoven

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Fontys Hogescholen Opleiding: Hogere Kaderopleiding Pedagogiek (HKP) RAPPORTAGE

Hogeschool Zuyd, Sittard. Opleiding: Commerciële Economie Niveau: hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw Associate-degreeprogramma Logistiek Management van de Hogeschool Rotterdam

AVANS Hogeschool, Breda

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool Zeeland. Postbus AJ VLISSINGEN

AVANS Hogeschool, s-hertogenbosch

Hogeschool INHOLLAND. Opleidingen: Voedingsmiddelentechnologie, bachelor Varianten: voltijd/duaal. Visitatiedata: 2 en 3 juni 2005

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool Rotterdam. Postbus HA ROTTERDAM

Hogeschool Utrecht. Opleidingen: HBO-V, bachelor Varianten: voltijd/deeltijd/duaal. Visitatiedata: 25 april 2006

es Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Hogeschool Rotterdam. Opleiding: Werktuigbouwkunde, hbo bachelor Varianten: voltijd/deeltijd/duaal. Visitatiedata: 28 september 2005

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar. Visitatiedata: 16 en 17 maart 2005

Avans Hogeschool, Tilburg

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Bouwkunde van de Haagse Hogeschool

Hogeschool Rotterdam Cluster Paramedisch Opleidingen: Ergotherapie, Fysiotherapie en Logopedie; hbo-bachelor Variant: voltijd

Hogeschool INHOLLAND, Delft

Christelijke Hogeschool Windesheim

Hogeschool Zuyd, Sittard Opleiding: International Business & Management Studies, hbo bachelor Varianten: voltijd

Ontwerpkaders: Onderwijs. Versie 1.0/november 2016

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Commerciële Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd, deeltijd

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Business IT & Management van de Hogeschool Rotterdam

Hogeschool Rotterdam Instituut voor EAS, Rotterdam

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

Hogeschool Zuyd, Sitard

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Hanzehogeschool Groningen, Leeuwarden

Hogeschool Zeeland, Vlissingen

Transcriptie:

Hogeschool Rotterdam Opleiding: Vrijetijdsmanagement, hbo bachelor Croho: 34438 Varianten: voltijd Visitatiedatum: 4 juni 2007 Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, november 2007

2/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

Inhoud Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 7 1.3 Werkwijze 8 1.4 Oordeelsvorming 10 1.5 Oordelen per onderwerp 10 1.6 Schematisch overzicht oordelen op onderwerp- en facetniveau 11 1.7 Totaaloordeel 11 Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 18 Onderwerp 3 Inzet van personeel 27 Onderwerp 4 Voorzieningen 30 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 34 Onderwerp 6 Resultaten 38 Deel C: Bijlagen 41 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 42 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 47 Bijlage 3: Bezoekprogramma 50 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 53 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 3/54

4/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

Deel A: Onderwerpen NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 5/54

6/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

1.1 Voorwoord Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Vrijetijdsmanagement (VTM) van de Hogeschool Rotterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in mei 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 4 juni 2007. Het panel bestond uit: De heer drs. M.J. Kosters (voorzitter, domeinpanellid); De heer H.A.B.G. van Haren (domeinpanellid); Mevrouw C.W. Vergeer (studentpanellid); Mevrouw drs. P. Göbel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding De Hogeschool Rotterdam is in 1988 ontstaan uit een fusie van 19 hbo-instellingen. In 2002 heeft een fusie plaatsgevonden met de Hogeschool voor Economische Studies (HES). Bij de school staan ruim 25.000 studenten ingeschreven. Er werken circa 2.532 personen, die samen 1.623 fte s bezetten. De hogeschool biedt op vier locaties, verspreid over de stad Rotterdam, onderdak aan ruim 80 opleidingen op de gebieden economie, onderwijs, art, media & design, gezondheidszorg, gedrag & maatschappij en techniek. De hogeschool heeft 11 kenniskringen, waarin lectoren, onderzoekers, docenten en studenten zich gezamenlijk buigen over probleemstellingen die een interdisciplinaire aanpak nodig hebben. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 7/54

De Hogeschool Rotterdam kent twee sturingslagen: de raad van bestuur en de directeuren van de 17 clusters/instituten. De raad van bestuur stuurt op hoofdlijnen, de directeuren dragen integrale managementverantwoordelijkheid. Het management sluit jaarlijks een managementcontract af met de raad van bestuur. Minimaal drie keer per jaar legt het management verantwoording af over de feitelijk behaalde resultaten en de voortgang. De Hogeschool Rotterdam profileert zich als een praktijkgericht kennisinstituut met een verbinding naar de stad Rotterdam en de regio. De hogeschool streeft ernaar de hogeschoolpopulatie een afspiegeling te laten zijn van de bevolking van Rotterdam. Samenwerken en het uitwisselen van kennis met bedrijven en instellingen in de stad is een belangrijk speerpunt van de hogeschool. Het strategisch beleid is door de hogeschool vastgelegd in een Positionpaper 2003-2007 (2003). Hierin wordt voor de periode 2003-2007 beschreven wat de ambities van de hogeschool zijn. Deze hebben betrekking op onder andere een heldere profilering en positionering, een duidelijk onderwijsconcept, flexibel onderwijs dat inspeelt op de diversiteit van aspirant-studenten, doelmatig onderwijs dat studenten optimale mogelijkheden geeft zicht te ontwikkelen en een duidelijke positie in de regionale kennisinfrastructuur. De opleiding Vrijetijdsmanagement maakt deel uit van het Instituut voor Service Management (ISM) van de hogeschool en bestaat vijf jaar. Naast de opleiding Vrijetijdsmanagement maken ook de opleidingen Facility Management, Technische Bedrijfskunde, Logistiek en Economie, Logistiek Techniek en Vervoerskunde deel uit van het ISM. De vijf opleidingen werken op diverse gebieden samen en voeren waar relevant een gezamenlijk beleid. De opleiding stelt zich ten doel binnen vier jaar startbekwame beroepsbeoefenaren op te leiden. Het motto van de opleiding is: Als je het in Rotterdam kan, kan je het overal. Kenmerkend voor de afgestudeerde vrijetijdsmanager is de klantgerichte benadering met economisch inzicht en doortastend handelen. In september 2007 vindt op hogeschoolniveau een reorganisatie plaats. De 17 clusters/instituten worden vervangen door 11 instituten met gemiddeld 2500 studenten. In deze instituten worden ook de lectoraten, kenniskringen, masteropleidingen en contractactiviteiten ondergebracht. 1.3 Werkwijze De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. 8/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek (4 juni 2007). Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde schakelmomenten ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in augustus 2007 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in september 2007 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in november 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 9/54

1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5 Oordelen per onderwerp 1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten van onderwerp 1 zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma Aan de facetten Eisen HBO en Studielast is het oordeel voldoende toegekend. De facetten Relatie doelstellingen en inhoud programma, Samenhang in opleidingsprogramma, Instroom, Afstemming vormgeving en inhoud en Beoordeling en toetsing zijn gewaardeerd met het oordeel goed. Het facet Duur is met een voldaan beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De facetten Eisen HBO en Kwantiteit personeel zijn beoordeeld als goed. Het facet Kwaliteit personeel is beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen De facetten van onderwerp 4 zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Het facet Maatregelen tot verbetering is beoordeeld als voldoende, de beide andere facetten zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten De facetten van onderwerp 6 zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 10/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

1.6 Schematisch overzicht oordelen op onderwerp- en facetniveau Onderwerp/Facet HBO-bacheloropleiding Vrijetijdsmanagement (vt) Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed 1.2 Niveau bachelor Goed 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO Voldoende 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Voldoende 2.5 Instroom Goed 2.6 Duur Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Voldoende 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Totaaloordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau Voldoende 6.2 Onderwijsrendement Voldoende Totaaloordeel Positief 1.7 Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema waaruit blijkt dat de opleiding Vrijetijdsmanagement van de Hogeschool Rotterdam op de zes onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 11/54

12/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

Deel B: Facetten NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 13/54

14/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het curriculum van de opleiding is gebaseerd op het competentieprofiel van het Landelijk Opleidingenoverleg Leisure en Tourism Management (LO L&TM) en dateert uit 2004. De notities Competentieprofiel Vrijetijdsmanager (2004) en Verantwoording competentieprofiel Vrijetijdsmanager (2004) van het LO L&TM geven inzicht in de competenties en de totstandkoming ervan. In totaal worden 21 competenties onderscheiden, welke worden toebedeeld aan drie competentiegebieden: werken met klanten, werken aan/vanuit de organisatie en werken aan de eigen professionaliteit. Voor alle 21 competenties geldt dat deze op concrete en bruikbare wijze zijn beschreven en handvatten bieden voor competentiegericht leren. Het landelijk profiel is tot stand gekomen op basis van brancheonderzoek en in samenwerking met opleiding-, branche- en beroepsgroepvertegenwoordigers. In de notitie Competentieprofiel Vrijetijdsmanager (2004) wordt een overzicht gegeven van de betrokken vertegenwoordigers. Hiermee is de aansluiting aan de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk geborgd. Het competentieprofiel Vrijetijdsmanager wordt iedere vier jaar door eerdergenoemde vertegenwoordigers herijkt, de eerstvolgende keer vindt plaats in 2008. Het landelijk vastgestelde competentieprofiel Vrijetijdsmanager is door het LO L&TM getoetst aan de algemene domeincompetenties van de, voor de opleiding relevante bachelortitel, Bachelor of Business Administration. Gebleken is dat het competentieprofiel Vrijetijdsmanager aansluit op deze algemene domeincompetenties. De opleiding heeft in overleg met de werkveldcommissie in 2004 een Rotterdams Beroepsprofiel opgesteld. Dit profiel is, enerzijds, afgeleid van het beroepsprofiel en de eindkwalificaties zoals die zijn neergelegd in het landelijk beroepsprofiel en, anderzijds, van het rapport Rotterdam, poort tot een wereldbelevenis. De opleiding onderscheidt zich hiermee van andere opleidingen door de sterke binding met de regio Rotterdam waar, ook internationaal, veel gebeurt in het vrijetijdswerkveld en heeft meer aandacht voor de harde kant van het beroep, zoals bedrijfskundige en economische vaardigheden. Door de opleiding is op grond van de belangrijkste beroepsproducten die een startbekwame vrijetijdsmanager moet kunnen afleveren, een beroepsproductenmatrix opgesteld (zie document ISM VTM Opleidingsprofiel 2007). Door de opleiding en een aantal leden van de werkveldcommissie is aan de hand van deze matrix een nadere uitwerking gemaakt van het competentieprofiel van de Vrijetijdsmanager. Het competentieprofiel is in maart 2007 door de werkveldcommissie geaccordeerd. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 15/54

De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport (ZER) dat internationale bedrijven, die stageplekken bieden aan VTM-studenten, de competenties die de opleiding nastreeft ook vanuit internationaal oogpunt relevant vinden. Het panel beoordeelt het facet op grond van voorgaande als goed. Facet 1.2 Niveau bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding neemt de Dublin descriptoren en de nadere uitwerking hiervan ten behoeve van de opleidingen van de HR als uitgangspunt voor het bachelorniveau. In het document Dublin descriptoren vertaald naar opleidingsvereisten van de Hogeschool Rotterdam. Kwalificaties van de Bachelor (2003) is door de HR een uitwerking gemaakt van de Dublin descriptoren. In de uitwerking zijn de 10 generieke hbo-kwalificaties en de 7 competenties van de Algemene beroepsvaardigheden voor de afgestudeerde hbo er gekoppeld aan de Dublin descriptoren. De opleiding maakt de samenhang tussen de Dublin descriptoren, het landelijk vastgestelde competentieprofiel Vrijetijdsmanager en de generieke hbo-kwalificaties inzichtelijk door een competentiematrix op te stellen (zie document ISM VTM Opleidingsprofiel 2007, Van Dublin descriptoren tot beroepsspecifieke competenties vrijetijdsmanagement). In de matrix maakt de opleiding bijvoorbeeld inzichtelijk dat de Dublin descriptor Kennis en inzicht door de opleiding is gekoppeld aan analyseren, adviseren en realiseren. Tevens is in de matrix de samenhang weergegeven met de beroepskwalificaties die zijn geformuleerd in het kader van de Bachelor Business Administration. De matrix van de opleiding VTM bestaat uit 12 competenties, variërend van probleemanalyse tot omgevingsbewustzijn. Het panel stelt vast dat de kernkwalificaties worden afgedekt, zodat kan worden geconcludeerd dat de eindkwalificaties van de opleiding goed aansluiten bij algemeen geaccepteerde beschrijvingen van een bachelor. De opleiding heeft verschillende organen en instrumenten tot haar beschikking om de samenhang tussen de Dublin descriptoren en de eindkwalificaties van de opleiding te borgen. Zo spreken de curriculumcommissie, de werkveldcommissie, gecommitteerden bij afstudeeropdrachten, werkgevers en stageverleners zich uit over de competenties van de opleiding in relatie tot de Dublin descriptoren. Daarnaast geven het jaarlijks onderzoek onder alumni en werkgevers en de beoordelingen van externe afstudeerbegeleiders de opleiding inzicht in het bereikte bachelorniveau. Het panel beoordeelt het facet op grond van voorgaande als goed. 16/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

Facet 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De eindkwalificaties van de opleiding zijn ontleend aan het landelijk vastgestelde competentieprofiel van de Vrijetijdsmanager en zijn in samenspraak met een groot aantal vertegenwoordigers uit het werkveld en de beroepsgroep opgesteld. Betrokken zijn onder meer diverse reisorganisaties, gemeenten en organisaties met als aandachtsgebied kunst en cultuur, evenementen en sport. Voor een gedetailleerd overzicht van de betrokken vertegenwoordigers wordt verwezen naar de notitie Competentieprofiel Vrijetijdsmanager (2004). In het document ISM VTM Opleidingsprofiel (2007) is door de opleiding de eigen visie op het beroep en het onderwijs verwoord. Het profiel is afgeleid van het landelijk vastgestelde beroepsprofiel en legt, vanuit het Rotterdamse georiënteerde onderwijsconcept van de HR (zie facet 2.7), een sterke verbinding met de regio en de stad Rotterdam. Het opleidingsprofiel is in samenspraak met het werkveld tot standgekomen. Het beroepsgerichte karakter van het onderwijs van de HR komt tot uitdrukking in de sterke contacten met het beroepenveld op het niveau van de hogeschool, de clusters/instituten en de opleidingen in de Bureaus Externe Betrekkingen. Ook voor de opleiding VTM geldt dat de beroepspraktijk een centrale plaats vervult binnen de opleiding. Een voorbeeld hiervan is het grote aantal vertegenwoordigers (afkomstig uit de profit en non-profit sector) dat sinds 2003 zitting heeft in de werkveldcommissie. De opleiding streeft ernaar de commissie twee tot driemaal per jaar bijeen te laten komen met als taak de beoordeling van de inhoud en het niveau van de opleiding, maar drukke agenda s blijken dit soms lastig te maken. De werkveldcommissie oordeelt desondanks zeer positief over de opleiding VTM. Studenten VTM worden door de opleiding opgeleid voor een functie in het brede werkveld van de VTM-afgestudeerde. In het document ISM VTM Opleidingsprofiel (2007) geeft de opleiding aan dat het beroep vrijetijdsmanager als zodanig niet in een functienaam is terug te vinden, maar een overkoepelende term is voor een breed scala aan functies. De vrijetijdsmanager functioneert in zowel een Business to Consumer als in een Business to Business omgeving. Het panel constateert op basis van het ZER dat de eerste lichting afgestudeerden van de opleiding binnen ondernemingen terecht is gekomen op verschillende posities. Deze variëren van assistent marketing manager en reisadviseur tot beursorganisator, sales representive en hospitality coördinator. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 17/54

De opleiding heeft verschillende organen en instrumenten tot haar beschikking om de beoogde eindkwalificaties, het landelijk vastgestelde beroepsprofiel en de eigen visie op het beroep te borgen. Voorbeelden hiervan zijn de werkveldcommissie, de curriculumcommissie, het studentenoverleg, de minorteams en de modulehouders. In al deze gremia wordt het onderwijs (opbouw, samenhang en niveau) geëvalueerd. Uit gesprekken met afgestudeerden blijkt dat de eindkwalificaties van de opleiding als relevant voor de beroepspraktijk worden ervaren. Dit beeld komt ook naar voren uit het in 2005-2006 gehouden onderzoek onder stagebedrijven en alumni en in de gesprekken die het panel voerde met de werkveldcommissie. Het panel beoordeelt het facet op grond van voorgaande als goed. Onderwerp 2 Programma Facet 2.1 Eisen HBO Voldoende Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR streeft er naar de praktijk een centrale plaats te gegeven in het curriculum door de beroepspraktijk in de school te halen (Outside in- Inside out). Dit houdt in dat studenten vanaf het begin van de studie wordt geleerd om vraagstukken aan te pakken die zij in hun beroepspraktijk tegenkomen. Het betreft zoveel mogelijk échte vraagstukken met een échte opdrachtgever. Zoveel mogelijk samen met andere studenten, ook met studenten van andere opleidingen. In lijn met bovenstaand HR beleid geeft de opleiding VTM in het ZER aan dat de indringendste manier van leren plaatsvindt in direct contact met de beroepspraktijk. Het programma van de opleiding is voor minimaal 102 EC praktijkgestuurd. In het curriculum komt dit onder meer tot uitdrukking door externe projectopdrachten, stages, het leerbedrijf (LEF), colleges van gastdocenten, het tijdens colleges behandelen van casuïstiek uit de beroepspraktijk en de afstudeeropdracht. Alle leveren een bijdrage aan de ontwikkeling van het onderwijs, het verwerven van een adequaat beroepbeeld, het actueel houden van het curriculum en de professionalisering van de staf. Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats aan de hand van adequaat studiemateriaal. In het basiscurriculum van de opleiding worden voornamelijk basisboeken en standaardwerken gebruikt. Naast deze verplichte literatuur wordt ook 18/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

gebruik gemaakt van aanvullende literatuur, zoals artikelen en readers. Het panel heeft een aantal readers ingezien en constateert dat deze voldoen, maar niet onderscheidend zijn. In het derde en vierde jaar en in de minors ligt de nadruk op actuele artikelen en onderzoeksartikelen. Het panel vindt de kwaliteit van de gebruikte vakliteratuur over het algemeen voldoende. Het zijn voor de opleiding VTM relevante titels. Studenten komen vanaf het begin van de opleiding in aanraking met de beroepspraktijk. Het eerste jaar is gericht op de oriëntatie op het beroep en het werkveld en het leren van algemene en beroepsgerichte competenties en vaardigheden. Studenten lopen in het eerste jaar twee weken een oriënterende stage. In de daaropvolgende jaren passen studenten theorie en geleerde methoden en technieken toe in de praktijk. Zo lopen studenten in het tweede jaar van de opleiding een stage van 10 weken (vier dagen per week stage, 1 dag per week onderwijs) en in het derde jaar een stage van 20 weken (vier dagen per week stage, 1 dag per week onderwijs). Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat deze combinatie goed werkt: leren en werken tegelijk. Tot slot komt de student in het vierde jaar van de opleiding in aanraking met de praktijk door de afstudeeropdracht en de minor. Zoals eerder aangegeven komen studenten naast de stages en afstudeeropdracht met de beroepspraktijk in aanraking door middel van gastcolleges en werkcolleges waarin casuïstiek uit de beroepspraktijk door docenten wordt behandeld. Uit gesprekken met studenten komt naar voren dat zij de stages, praktijkopdrachten en gastcolleges zeer waarderen. Studenten geven onder meer aan dat alle opdrachten afkomstig zijn uit het bedrijfsleven en dat in het merendeel van projecten een actuele vraag uit de praktijk centraal staat. Gastcolleges en de tijdens de werkcolleges behandelde casuïstiek worden door de studenten als nuttig en leerzaam ervaren, omdat voorbeelden uit de praktijk worden aangehaald. Uit het ZER en gesprekken met het management blijkt dat de opleiding structurele contacten heeft met de beroepspraktijk. Voorbeelden hiervan zijn de participatie van docenten in de beroepsverenigingen Vereniging voor Vrijetijdsstudies (VVS) en Hospitality Sales and Marketing Association International (Hsmai), de redactieraad van branchespecifieke tijdschriften en specifieke Rotterdamse overlegorganen in de branche. Daarnaast werkt de opleiding met gastdocenten en komt zij door middel van stages en afstudeeropdrachten van studenten in contact met beroepsfunctionarissen van verschillende organisaties. Docenten blijven hierdoor op de hoogte van de actuele ontwikkelingen binnen de branche, zoals de focus op individualiteit (bijvoorbeeld door tijdens een evenement als Danceparade te kiezen voor verschillende kleinere en intiemere podia i.p.v. één groot podium) en het aanbrengen van meer en nieuwe diversiteit binnen doelgroepen (bijvoorbeeld aandacht voor de doelgroep 50+). Het management geeft in het gesprek met het panel aan dat studenten deelnemen aan verschillende projecten in Rotterdamse wijken. Door middel van deze projecten maken studenten kennis met de multiculturele samenleving en worden zij zich bewust van wat de verschillende doelgroepen op het gebied van vrije tijd willen. De opleiding wil niet op een kunstmatige wijze in het lesprogramma aandacht aan deze groepen geven, maar geïntegreerd door studenten rechtstreeks te betrekken bij projecten. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 19/54

Het management geeft aan dat het aantal internationale contacten beperkt is. Zo is er slechts een beperkt aantal contacten met buitenlandse zusteropleidingen. Men heeft eerst prioriteit willen geven aan de opleiding zelf, maar zal zich vanaf nu meer internationaal gaan oriënteren onder meer door internationale excursies te organiseren. Het panel is het oordeel toegedaan dat het curriculum voorziet in relevante projecten en opdrachten, waarin actuele ontwikkelingen in het werkveld aan de orde komen. Het panel constateert echter wel dat internationalisering de aandacht van de opleiding behoeft en dat het aantal contacten met buitenlandse opleidingen beperkt is. Het panel beoordeelt het facet om die reden met voldoende. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het vierjarige programma van de opleiding bestaat uit een propedeusefase (1 e jaar) en een hoofdfase (2 e, 3 e en 4 e jaar). De propedeuse heeft een oriënterende functie, waarin de student een goed beeld moet krijgen van het werkveld en de beroepsmogelijkheden. Voor de hoofdfase geldt een verdieping en specialisatie op het gebied van kennis en beroepsvaardigheden. Het programma van de opleiding wordt aangeboden in voltijd. Het curriculum van de opleiding heeft een geïntegreerd karakter, wat wil zeggen dat de leerdoelen, de inhoud en de toetsing systematisch worden aangestuurd door de opleidingskwalificaties. Het onderwijs van de opleiding is competentiegericht en concentrisch van opbouw. Het maken van een (deel van een ) beroepsproduct staat centraal. Voor de opbouw van het curriculum geldt dat de inhoud van het binnen-en buitenschools curriculum op elkaar zijn afgestemd en dat theorie en praktijk elkaar afwisselen. Dit blijkt, zo stelt het panel vast, ook uit de Vrijetijdsmanagement Studiegids (2006) waarin per studiejaar een inhoudelijk overzicht is gegeven van het onderwijsprogramma. Het curriculum is opgebouwd volgens het Rotterdams Onderwijs Model (ROM) van de Hogeschool Rotterdam en gaat uit van drie leerlijnen: kennisgestuurd, praktijkgestuurd en studentgestuurd (zie facet 2.7). De opleiding heeft deze ROM-leerlijnen vertaald in opleidingsspecifieke leerlijnen (11 in totaal). Op grond van het beroeps-en competentieprofiel zijn de leerlijnen verder ingevuld met modulen. De opleiding heeft voor iedere module leerdoelen geformuleerd en heeft per module aangegeven aan welke competenties door de student gewerkt wordt. De leerdoelen zijn een vertaling van de landelijk vastgestelde eindkwalificaties. Het panel heeft 20/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

kennisgenomen van de leerdoelen welke zijn vastgelegd in de modulehandleidingen en heeft vastgesteld dat de leerinhouden en studieactiviteiten van de programmaonderdelen de studenten in staat stellen de leerdoelen te realiseren. De opleiding heeft in 2006 een beroepsproductenmatrix opgesteld. De competenties van de opleiding zijn gebaseerd op de beroepsproductenmatrix. Het panel concludeert uit de matrix dat de programmaonderdelen de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen dekken. Het programma kan dan ook worden beschouwd als een adequate concretisering van de beoogde eindkwalificaties. De curriculumcommissie is verantwoordelijk voor de relevantie van het onderwijs en de dekking van de landelijke kwalificaties. De curriculumcommissie controleert op grond van het opleidingsprofiel de uitwerking in de studiehandleidingen. In het in 2005 door de HR gehouden tevredenheidsonderzoek geeft 73,1% van de studenten van de opleiding VTM aan tevreden te zijn over het inhoudelijk niveau van het onderwijs. Het panel beoordeelt het facet op grond van voorgaande als goed. Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding benadrukt in het ZER het belang van een samenhangend opleidingsprogramma, waarin zowel een verticale (tijdens 1 periode) als een horizontale (over meerdere periodes heen) doorlopende lijn is te herkenen voor studenten. De opleiding bevordert de verticale samenhang door in de eerste twee leerjaren per periode een vrijetijdsdomein en bepaalde beroepsproducten centraal te stellen. Studenten ontwikkelen daardoor competenties in verschillende settings die relevant zijn voor het beroep, waarna zij in het derde en vierde leerjaar via de stage, de minor en de afstudeeropdracht een meer specifieke verdieping kunnen aanbrengen. Horizontale samenhang wordt bereikt door bepaalde inhouden op een steeds hoger inhoudelijk niveau in het opleidingsprogramma terug te laten keren. In het curriculum van de opleiding worden drie hoofdlijnen onderscheiden die in elke fase van de studie (in wisselende verhouding) aanwezig zijn en onderling inhoudelijk verbonden zijn: kennisgestuurd (beroepsrelevante conceptuele kaders en vaardigheden), praktijkgestuurd (leren in en van de beroepspraktijk) en studentgestuurd (studieloopbaancoaching, bijspijker- en keuzeonderwijs en minoren). Het curriculum is zo opgebouwd dat de kennis verloopt van algemeen theoretisch naar domeinspecifiek en van een algemeen en beschouwend binnenschools programma naar een specifieke en participerende rol in het werkveld. Het didactisch concept zoals vastgelegd in het ROM bevordert dat het curriculum als een samenhangend geheel wordt ontworpen en ontwikkeld. In ieder leerjaar van de opleiding dient sprake te zijn van een wisselwerking tussen theorie en praktijk. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 21/54

Studieloopbaancoaching (SLC, zie facet 4.2) draagt er zorg voor dat studenten, onder begeleiding van een studieloopbaancoach, in hun persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en persoonlijk activiteitenplan (PAP) leerdoelen en leeractiviteiten formuleren die zijn afgeleid van de competenties uit het curriculum. Dit draagt bij aan de inzichtelijkheid voor de student van de samenhang in het curriculum. Het panel beoordeelt het facet op grond van voorgaande als goed. Facet 2.4 Studielast Voldoende Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het OER van de opleiding zijn normen vastgesteld met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma. Het programma wordt conform deze normen uitgevoerd. De opleiding schrijft in het ZER dat zij het programma zodanig heeft ingericht dat studenten zonder studievertraging binnen de afgesproken termijn (afhankelijk van het gevolgde traject vier jaar of minder) de opleiding kunnen afronden. De opleiding heeft hiertoe inspannings- en resultaatverplichtingen geformuleerd. Een voorbeeld van een inspanningsverplichting is dat de opleiding de verplichting heeft om studenten in gevallen van vrijstelling of studievertraging toch een programma aan te bieden dat 60 ECTS per collegejaar omvat. Als de opleiding hiertoe niet in staat is als gevolg van volgtijdelijkheid of roostering dient zij dat naar de student te motiveren. Uit het ZER blijkt dat de studielast wordt geschat door een docent of een groep docenten. Bij het ontwikkelen van onderwijs maken docenten een inschatting van de benodigde tijd die opdrachten van een student zullen vragen. De ingeschatte studielast wordt voor studenten zichtbaar gemaakt in de modulehandleidingen. Per kwartaal wordt in het studentenoverleg bekeken of het programma studeerbaar is en worden factoren besproken die mogelijk als belemmerend voor de studievoortgang worden ervaren. Ook in teamvergaderingen staat de studielast op de agenda. De uitkomsten van beide overleggen kunnen leiden tot aanpassingen in het programma. SLC wordt door de opleiding benoemd als een belangrijk instrument in het kader van de studeerbaarheid van het programma. De studieloopbaancoach voert individuele gesprekken met studenten en adviseert, wanneer blijkt dat de student studievertraging oploopt, welke vervolgstappen door de student dienen te worden ondernomen om de vertraging in te lopen. De opleiding biedt studenten die studievertraging hebben opgelopen een (individueel) studietraject aan. Met ingang van het studiejaar 2004-2005 is het O2H-plan in werking getreden. Dit plan heeft onder andere tot doel de studeerbaarheid te vergroten door het invoeren van een 22/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

vaste dag voor keuze- en differentiatieonderwijs en het invoeren van een vaste roostervrije dag in de week per studiejaar per leerroute. De opleiding wordt via studentenevaluaties geïnformeerd over de relatie studiebelasting en toegekende ECTS. Als blijkt dat deze niet met elkaar stroken, levert de verantwoordelijke modulehouder bij de curriculumcommissie de module aan met de evaluatie van het afgelopen jaar en het voorstel tot verbetering. De commissie bepaalt op grond daarvan de eventuele aanpassing in de module voor het komende jaar. De student heeft verschillende mogelijkheden om de studielast en studeerbaarheid aan de orde te stellen: via module-evaluaties, het studentenoverleg en docenten. Uit het ZER komt naar voren dat cijferlijsten niet altijd tijdig beschikbaar zijn en ook niet altijd correct zijn. Met name ouderejaarsstudenten zijn hier kritisch over. Het panel heeft geconstateerd dat de opleiding zich hiervan bewust is en zich inzet om het nakijkwerk voor de docent zodanig effectief en efficiënt te maken dat het geen belemmering vormt om de cijfers op tijd in te leveren. Docenten zullen hierin worden geschoold. In het in 2005 door de HR gehouden tevredenheidsonderzoek geeft 77,2% van de studenten van de opleiding VTM aan tevreden te zijn over de studielast. Het panel stelt vast dat de studielast en de studeerbaarheid van het programma de aandacht heeft van de opleiding en dat zij zich inspant om knelpunten in dit kader weg te nemen. Hoewel het panel deze inzet waardeert, is zij van mening dat het tijdig en correct aanleveren van cijferoverzichten verbetering behoeft. Het panel beoordeelt het facet met een voldoende. Facet 2.5 Instroom Goed Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding streeft ernaar een effectief instroombeleid te voeren gericht op adequate en passende aansluiting op de vooropleiding en andere relevante kenmerken van instromende studenten. Zij maakt daarbij in het ZER een onderscheid naar studenten afkomstig van havo, mbo, vwo, hbo-opleidingen en wo-opleidingen. De opleiding biedt verschillende leerroutes aan (reguliere route, verkorte route en routes gericht op oplossen van deficiënties in kennis en vaardigheden van studenten), zodat studenten het traject kunnen kiezen dat het beste aansluit bij zijn of haar wensen en achtergrond. De opleiding geeft in het ZER aan dat voor studenten afkomstig van het Vwo nog geen verkort programma bestaat, maar dat zij wel op eigen verzoek modulen uit het eerste en tweede jaar in een versneld tempo kunnen uitvoeren. Studenten met een mbo-vooropleiding geven in het gesprek met het panel aan dat de aansluiting goed is, zowel bij de reguliere route als de versnelde route. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 23/54

De opleiding voert met studenten die willen instromen in een hoger leerjaar gestructureerde intake-gesprekken. Daarbij worden door de opleiding de aanwezige kennis en vaardigheden in kaart gebracht en wordt bepaald of de student toelaatbaar is. Voorts wordt een passend studietraject aangeboden. De hogeschool speelt in op de diversiteit die kenmerkend is voor de regio Rotterdam. Er is sprake van een grote en groeiende diversiteit in de populatie van aspirant-studenten met betrekking tot vooropleiding, leeftijd, moedertaal en sociale en culturele achtergrond. Aspirant-studenten met een onvoldoende vooropleiding krijgen daarom extra aandacht en begeleiding in de vorm cursussen, waardoor zij in staat worden gesteld via een toelatingsexamen in te stromen in het hbo. De opleiding geeft in het ZER aan dat bij de opleiding VTM sporadisch studenten instromen die via dit toelatingstraject toelaatbaar zijn geworden. De opleiding verwacht, conform hogeschoolbeleid, van studenten met een goedgekeurd buitenlands diploma dat zij een taaltoets Nederlands als tweede taal op niveau 4 of het staatsexamen NT2-2 met goed gevolg hebben afgelegd. Indien dit niet het geval is, moeten studenten verplicht deelnemen aan een taaltoets die de hogeschool organiseert. Wanneer studenten deze toets niet halen, zijn zij niet toelaatbaar tot de opleiding. De onderwijsmanager van de opleiding is verantwoordelijk voor de coördinatie van de instroom van studenten en voor het coördineren van de vrijstellingen en het deficiëntiebeleid. Tevens is zij verantwoordelijk voor een adequate registratie van de leerplannen van studenten. Het management van de opleiding geeft in het gesprek met het panel aan dat de HR een witte school is met voornamelijk witte docenten en studenten. Slechts 30% van de studenten, zo geeft het management aan, is allochtoon. Er wordt door de HR steeds meer op gestuurd om allochtone studenten aan te trekken. Een van de middelen die de HR daartoe gebruikt is het inzetten van allochtone studenten als peer-coach, bijvoorbeeld in de vorm van huiswerkbegeleiding op middelbare scholen. Het panel stelt vast dat de opleiding zich flexibel toont voor wat betreft de instromende studenten. De opleiding biedt verschillende versnelde leerroutes aan en verzorgt bijspijker- of keuzemodulen. Hierdoor worden studenten maximaal in de gelegenheid gesteld de opleiding te (ver)volgen. Het panel waardeert dit en beoordeelt het facet als goed. Facet 2.6 Duur Voldaan Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR heeft de omvang van de programma-onderdelen sinds september 2003 vastgelegd in credits (EC). Een EC komt overeen met een studiebelasting van 28 uur. De opleiding is opgebouwd uit vier studiejaren; ieder kwartaal heeft een omvang van circa 15 24/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

EC en ieder studiejaar telt 60 EC. Het gehele curriculum omvat 240 EC. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele eis ten aanzien van de omvang van het curriculum van een hbo-bachelor. De opleiding biedt de mogelijkheid tot een verkorte studieroute. Op basis van een intakegesprek kunnen studenten in aanmerking komen voor een verkorte route. Wanneer dit het geval is, wordt voor deze studenten een aangepast leerplan opgesteld. Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het didactisch concept van de opleiding, het competentiegericht leren, is gebaseerd op het hogeschoolbreed ontwikkelde en ingevoerde Rotterdams Onderwijsmodel (ROM) en wordt beschreven in het document Waarom werken wij met het Rotterdams Onderwijs Model? (2005). Dit model is, vanaf het studiejaar 2004-2005, richtinggevend voor alle opleidingen van de HR. Belangrijke uitgangspunten van het model zijn: een centrale plaats van de beroepspraktijk in de opleiding en een resultaatgerichte probleemaanpak, een stevige basis voor kennisontwikkeling, inspelen op de diversiteit in de populatie van studenten en de mogelijkheid tot opleidingsoverstijgende samenwerking van studenten, met name in projecten en minoren. Deze benadering komt samen onder de noemer Denken en Doen. Uitgangspunt van het model is dat in de curricula drie samenhangende leerlijnen zijn aan te wijzen: kennisgestuurd, praktijkgestuurd en studentgestuurd. De kennisgestuurde leerlijn houdt in dat basistheorieën via de leerdoelen worden gekoppeld aan de eindkwalificaties. Praktijkgestuurd wil zeggen dat naar mate de studie vordert, het realiteitsgehalte van het onderwijs gekoppeld aan de toenemende complexiteit steeds groter wordt. Met de studentgestuurde leerlijn biedt de opleiding de student minors die samen een groot deel van het bredere beroepenveld beslaan. Ieder van de drie leerlijnen omvat directe betrokkenheid van docenten. In de loop van de studie is er sprake van een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten. Daarmee kiest de hogeschool voor een zowel kennisgeoriënteerde als studentgeoriënteerde werkwijze gebaseerd op een open uitwisseling met de praktijk. Op basis van het ROM kiest de opleiding voor een mix van werkvormen, welke gebaseerd zijn op het kennis-, praktijk- en studentgestuurde onderwijs. Gehanteerde werkvormen zijn: hoor- en werkcolleges, projectonderwijs, practica, gastcolleges, individuele en groepsopdrachten, stages en afstudeeronderzoek. Uit de studiegids blijkt dat iedere periode een mengvorm van enerzijds hoor- en werkcolleges omvat en anderzijds praktijkopdrachten. NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 25/54

Het panel stelt op basis van het ZER en gesprekken met studenten vast dat de door de opleiding ingezette werkvormen ertoe bijdragen dat studenten naar mate de studie vordert, steeds meer zelf de regie over het eigen leerproces gaan voeren. In het in 2005 door de HR gehouden tevredenheidsonderzoek geeft 80,6% van de studenten van de opleiding VTM aan tevreden te zijn over de gebruikte werkvormen en de afwisseling in de werkvormen. Het panel constateert op basis van gesprekken met studenten dat dit beeld nog steeds bestaat: studenten zijn positief over de verschillende werkvormen die de opleiding hanteert. De HR beschikt over een eigen elektronische leeromgeving N@tschool. Uit het ZER maakt het panel op dat de opleiding vanaf september 2007 gaat onderzoeken hoe door de opleiding meer gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die N@tschool biedt, zoals het digitaal portfolio en de samenwerkruimten in N@tschool. Het panel beoordeelt het facet op grond van voorgaande als goed. Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding geeft in het ZER aan dat adequate toetsing van groot belang is om inzichtelijk te krijgen of studenten de leerdoelen van de programma s hebben gerealiseerd. In het document Toetsbeleid ISM (2007) zijn de uitgangspunten voor toetsing en beoordeling van het Instituut voor Service Management (ISM) vastgelegd en wordt het kader beschreven waarbinnen docenten van het ISM toetsen ontwikkelen en afnemen. Het toetsbeleid sluit aan bij het beoordelingskader van de NVAO en is vastgesteld door het managementteam van het ISM in maart 2007. In het Leerlijnendocument opleiding Vrijetijdsmanagement (2007) zijn door de opleiding per leerlijn (kennisgestuurd, praktijkgestuurd, studentgestuurd) en voor iedere module die behoort tot die leerlijn de wijze van toetsing en beoordeling inzichtelijk gemaakt. Op duidelijke wijze wordt, naar de mening van het panel, inzicht verschaft in de verschillende toetsen van iedere module en de weging die daaraan wordt gegeven. De controle op de kwaliteit van het toetsbeleid vindt op clusterniveau plaats door de toetscommissie en op opleidingsniveau door modulehouders en de curriculumcommissie. Procedures rond de afname van toetsen zijn beschreven in de OER. Via de Vrijetijdsmanagement Studiegids 2006/2007 (2006) worden studenten van alle cohorten in detail geïnformeerd over de toetsroosters, herkansingsroosters, de gehanteerde beoordelingscriteria en het toetsreglement. Beoordelingscriteria zijn ook opgenomen in de studie- en stagehandleidingen van de opleiding. Daarnaast is voor de derdejaarsstage en de afstudeeropdracht een beoordelingssystematiek vastgelegd voor de bedrijfsbegeleider van de student. De opleiding geeft in het ZER aan dat in de 26/54 NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement

toekomst de beoordelingscriteria voor toetsing van modules ook beschreven moet staan in de modulehandleidingen. De opleiding kent een variëteit aan toetsvormen. Zo zijn er onder meer de tentamens, werkstukken, verslagen en presentaties. Daarnaast werkt de opleiding in toenemende mate met portfolio s, assessments, evaluatiegesprekken en computersimulaties. Het panel heeft een aantal van deze toetsen ingezien en stelt vast dat deze van voldoende niveau zijn en aansluiten op het onderwijs. Het panel heeft een aantal beoordelingsformulieren van stage- en afstudeeropdrachten ingezien en concludeert dat de kwaliteit hiervan voldoende is. Beoordelingen waren wisselend van kwaliteit en varieerden van summier tot uitgebreid commentaar met veel feedback. Via de docent heeft de student op een vast inzage-en bespreekmoment de mogelijkheid om inzage en feedback te krijgen op de gemaakte toets en/of opdracht. Voor meningsverschillen over beoordelingen kunnen studenten en docenten zich wenden tot de examencommissie van de opleiding. In het in 2005 door de HR gehouden tevredenheidsonderzoek geeft 79,9% van de studenten van de opleiding VTM aan tevreden te zijn over de wijze van toetsing. Ook in het gesprek met het panel komt dit beeld naar voren en geven studenten aan tevreden te zijn over de wijze van toetsen en beoordelen. Het panel beoordeelt het facet op grond van voorgaande als goed. Onderwerp 3 Inzet van personeel Facet 3.1 Eisen HBO Goed Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De uitgangspunten van het personeelsbeleid zijn hogeschoolbreed vastgelegd in het Beleidsplan afdeling P&O 2003-2006. Het beleid is in 2006 geactualiseerd. Centraal staat het uitgangspunt dat werknemers zich kunnen ontwikkelen om een optimale bijdrage te leveren aan de strategische doelstellingen van de hogeschool. De HR stelt zich ten doel dat de docenten beschikken over voor de opleiding relevante en actuele praktijkkennis. Hier wordt bij nieuwe docenten specifiek op geworven en geselecteerd. Het personeelsbeleid van het ISM is er op gericht dat docenten werkzaam zijn en soms blijven in de beroepspraktijk. Dit blijkt ook uit de CV s van de docenten die het panel heeft ingezien. De opleiding VTM voert een bewust beleid om actuele praktijkkennis van docenten te bevorderen. Zij doet dit door middel van werving en scholing. Uit het ZER en de door de opleiding verstrekte CV s blijkt dat docenten van de opleiding een universitaire studie hebben genoten of zoveel ervaring hebben opgedaan binnen het NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, opleiding Vrijetijdsmanagement 27/54