108475 Verzoek voorlopige voorziening tot schorsing van de overplaatsing afgewezen; er zijn onvoldoende aanknopingspunten dat de Commissie het beroep gegrond zal verklaren. in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats] gemachtigde: mevrouw mr. E. Geven en UITSPRAAK IN VOORLOPIGE VOORZIENING het College van Bestuur van [Stichting], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. N. Manse 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 8 oktober 2018 heeft [appellante] beroep ingesteld bij de Commissie van beroep tegen de beslissing van de werkgever van 5 september 2018 om haar over te plaatsen van [school] naar een andere school binnen de organisatie dan wel naar de vervangingspool. Bij verzoekschrift van 24 oktober 2018, ingekomen op 25 oktober 2018, heeft verzoekster de Voorzitter van de Commissie verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het overplaatsingsbesluit en te bepalen dat hangende de procedure bij de Commissie [school] haar vaste werkplek zal zijn. De werkgever heeft op 9 november 2018 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het verzoek vond plaats op 12 november 2018 te Utrecht. [Appellante] verscheen, samen met haar echtgenoot, ter zitting en werd bijgestaan door haar gemachtigde. De werkgever werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer [interim directeur], mevrouw [coördinator bovenbouw], en mevrouw [senior beleidsmedewerker P & O]. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigde. [Appelante] heeft een pleitnotitie overgelegd. Het dictum van de uitspraak is partijen reeds op 12 november 2018 schriftelijk meegedeeld. 108475/ uitspraak in voorlopige voorziening d.d. 12 november 2018 pagina 1 van 7
2. DE FEITEN [Appellante], geboren 15 januari 1967, is sinds september 1990 in dienst van de werkgever in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,8265 fte. [Appellante] is werkzaam als leerkracht op [school]. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao po. Op 23 februari 2017 is [appellante] uitgevallen met burn-outklachten. In september 2017 is [appellante] gestart met haar re-integratie op school. [Appellante] wilde toen geen lesgevende taken omdat zij de verantwoordelijkheid voor een groep leerlingen nog niet aandurfde. Zij wilde zich vooral richten op schoolondersteunende taken, zoals het Kurzweil-project en de begeleiding van leerlingen met dyslexie. Vanaf november 2017 heeft [appellante] de gesprekken over haar re-integratie gevoerd met de interim-directeur. Met hem is [appellante] overeengekomen dat zij verder zal re-integreren in [groep] door twee dagen per week ondersteunende werkzaamheden in deze groep te verrichten en twee dagen per week zelfstandig les te geven aan de groep. [Appellante] is met ingang van 5 maart 2018 voor 50% hersteld gemeld en per 26 maart 2018 is zij volledig hersteld gemeld. Op 9 april 2018 heeft [appellante] een functioneringsgesprek met de interim-directeur gehad. Op 15 mei 2018 heeft [appellante] zich arbeidsongeschikt gemeld. Op 7 juni 2018 heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat er geen sprake is van ziekte en hij heeft mediation geadviseerd. Vervolgens zijn partijen in een mediationtraject gegaan maar dat heeft niet geleid tot een oplossing. Sinds 7 juni 2018 is [appellante] vrijgesteld van werkzaamheden. Bij e-mailbericht van 18 juli 2018 heeft [appellante] aangegeven dat zij zich weer sterk genoeg voelde om een hernieuwde start te maken en zich vanaf 13 augustus 2018 weer in te zetten voor [school]. Na de zomervakantie zijn diverse gesprekken gevoerd tussen partijen over hoe nu met elkaar verder te gaan. In die gesprekken is onder meer over de mogelijkheid van overplaatsing gesproken. [Appellante] heeft in die gesprekken aangegeven graag op [school] te willen blijven werken omdat dit een van de weinige Jenaplanscholen van [Stichting] in de omgeving is en haar hart ook bij deze school ligt, waar zij zelf als leerling nog op heeft gezeten. Bij brief van 5 september 2018 heeft de werkgever [appellante] meegedeeld dat zij op grond van artikel 10.6 lid 2 sub b (conflictsituatie), c (disfunctioneren) en e (zwaarwichtige omstandigheden) cao po wordt overgeplaatst van [school] naar een andere school binnen de organisatie dan wel naar de vervangingspool. De overplaatsing zal geëffectueerd worden als [appellante] op een andere school of in de vervangingspool kan starten. 108475/ uitspraak in voorlopige voorziening d.d. 12 november 2018 pagina 2 van 7
3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Verzoekster Omdat [appellante] al ruim 27 jaar naar volle tevredenheid functioneert en graag op een Jenaplanschool werkzaam wil blijven, wil zij haar werkzaamheden op [school] graag voortzetten. Het feit dat [appellante] sinds de zomer bij geen enkele activiteit van de school welkom was (zoals bij voorbeeld de teamdag en de eindmusical) steekt haar zeer. [Appellante] heeft een spoedeisend belang bij de verzochte voorlopige voorziening omdat de werkgever haar hangende het beroep wil overplaatsen en haar formatie-uren in dat geval hoogstwaarschijnlijk vergeven zullen worden aan een collega. [Appellante] betwist dat de werkgever een grond heeft om haar gedwongen te kunnen overplaatsen. Van zwaarwichtige omstandigheden op grond waarvan in alle redelijkheid niet verwacht kan worden van de werkgever dat [appellante] niet langer op [school] kan werken, is geen enkele sprake. Dit zijn ongefundeerde stellingen en louter gebaseerd op eenzijdige verslaglegging door de interim-directeur. Er is weliswaar sprake van een conflict met de interim-directeur, maar dat is van voorbijgaande aard omdat deze naar verwachting in het eerste kwartaal van 2019 vertrekt. De werkgever draagt [appellante] voortdurend na dat zij weigert om voor de klas te staan. Zij heeft in het kader van haar re-integratie weliswaar aangegeven nog geen groepsverantwoordelijkheid te willen dragen maar staat thans niet onwelwillend tegenover het lesgeven voor de klas. [Appellante] heeft daarnaast de ambitie om haar schoolondersteunende taken uit te breiden. Zij heeft daarvoor diverse trainingen gevolgd en is momenteel bezig met een master dyslexie. Zij wil haar opgedane kennis in de praktijk brengen om de resultaten van [school] te verbeteren. Er zijn geen functionerings- en of beoordelingsgesprekken waarin gesproken is over vermeend disfunctioneren. Het beweerde disfunctioneren wordt slechts door de werkgever opgeworpen om [appellante] van school te verwijderen. Evenmin is duidelijk wat de werkgever bedoelt met de niet professionele opstelling van [appellante]. [Appellante] heeft ook geen problemen met collega s. Tot slot voert [appellante] aan dat de werkgever niet heeft aangegeven op welke wijze hij vorm gegeven heeft aan de in artikel 10.6 lid 5 cao po voorgeschreven belangenafweging. Zo vraagt [appellante] zich af waarom de werkgever er niet voor heeft gekozen om de interimdirecteur over te plaatsen. [Appellante] benadrukt dat zij een nieuwe start wenst en dat zij wil werken aan herstel van de verhoudingen. Er komt binnenkort een vacature op [school] die [appellante] zou kunnen invullen. De werkgever De werkgever geeft aan dat [school] een school in ontwikkeling is. Onder de voormalige directeur is een verandertraject ingezet dat thans is voortgezet door de huidige interimdirecteur. Deze zal daarvoor ook langere tijd aan [school] verbonden blijven. 108475/ uitspraak in voorlopige voorziening d.d. 12 november 2018 pagina 3 van 7
Voor het verandertraject is een professioneel team nodig en bovendien moet een cultuurverandering plaatsvinden. [Appellante] laat geen professioneel gedrag zien en blijft hangen in de oude cultuur en oud gedrag hetgeen contraproductief werkt in het veranderproces. Ook zijn er teveel incidenten geweest met [appellante] die direct invloed hadden op het werk en waardoor de werkgever geen vertrouwen meer heeft in een vruchtbare samenwerking met haar. Dat betreft niet alleen het arbeidsconflict met de interimdirecteur maar ook met collega s. Diverse collega s hebben aangegeven niet meer met [appellante] te willen samenwerken. De namen van deze collega s zijn op verzoek van de desbetreffende collega s niet vermeld, met uitzondering van de duo-leerkracht met wie de samenwerking niet goed verliep. [Appellante] toonde in de vele gesprekken die door de werkgever met haar zijn gevoerd geen enkele vorm van reflectie. Zij bleef maar vasthouden aan haar wensen en liep regelmatig boos weg uit gesprekken als zij merkte dat zij in haar wensen niet werd gevolgd. Het gebrek aan vertrouwen heeft een onwenselijke remmende werking op de noodzakelijke ontwikkeling van het team, het onderwijs en de school. Het vrijstellen van werk is gedaan om de ruimte en de rust te pakken om gesprekken te voeren over de overplaatsing en eventuele begeleiding daarbij door de werkgever. [Appellante] zal binnen een andere, meer stabiele omgeving, beter tot haar recht komen. Omdat [appellante] heeft aangegeven veel scholen niet te kennen, is plaatsing in de vervangingspool een goede manier om kennis te maken met de diverse scholen, het team en de leerlingen. Er zijn binnen [Stichting] veel scholen die weliswaar geen Jenaplanschool zijn, maar wel vergelijkbare methodes kennen. Desgevraagd ter zitting door de Voorzitter geeft de werkgever nog aan dat [appellante] thans benadrukt dat zij wel weer wil lesgeven maar dat de werkgever zich afvraagt of zij dat daadwerkelijk wil. De weerstand van [appellante] om weer voor de groep te gaan staan tijdens de re-integratie was binnen de school merkbaar. De door haar gewenste ondersteunende taken behoren tot de taken die elke docent moet uitvoeren. Er is kort nadat [appellante] hersteld verklaard was in april 2018 een functioneringsgesprek met haar gevoerd door de interim-directeur. Dat is gedaan omdat in die periode de gesprekken met alle werknemers zijn gevoerd. Maar omdat [appellante] pas net weer aan het werk was, is uiteraard wel voor een andere insteek gekozen. [Appellante] is inderdaad verzocht om de eindmusical en de teamdag niet bij te wonen vanwege de stemmingmakerij en de invloed daarvan op collega s. 4. OVERWEGINGEN VAN DE VOORZITTER De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Artikel 17 van het beroepsreglement van de Commissie bepaalt dat in een bij de Commissie aanhangig beroep waarin het belang van een partij een onverwijlde voorziening bij voorraad 108475/ uitspraak in voorlopige voorziening d.d. 12 november 2018 pagina 4 van 7
vordert, die partij bij een met redenen omkleed verzoekschrift, in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak, aan de Voorzitter van de Commissie een voorlopige voorziening kan vragen. [Appellante] heeft beroep ingesteld bij de Commissie. Aldus is de Voorzitter bevoegd kennis te nemen van het verzoek om een voorlopige voorziening en is het verzoek ontvankelijk. Het verzoek om een voorlopige voorziening De door [appellante] verzochte voorlopige voorziening is naar het oordeel van de Voorzitter in beginsel slechts dan voor toewijzing vatbaar, indien [appellante] een spoedeisend belang heeft, indien met voldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat de Commissie het beroep van [appellante] in de hoofdzaak gegrond zal verklaren en indien, na afweging van de belangen van werkgever en werknemer, een voorziening bij voorraad geïndiceerd is. Dienaangaande overweegt de Voorzitter als volgt. [Appellante] is sinds 7 juni 2018 vrijgesteld van werkzaamheden en wordt, ook na het bestreden besluit tot overplaatsing van 5 september 2018, tot op heden niet ingezet voor werkzaamheden. Op deze wijze is zij feitelijk buiten de organisatie geplaatst. Naarmate deze situatie langer duurt, zal terugkeer moeilijker worden. Een uitspraak van de Commissie in de hoofdzaak zal niet op korte termijn plaatshebben. Hierdoor heeft [appellante] in dezen een voldoende spoedeisend belang. Voorop staat dat de werkgever in beginsel gerechtigd is een leerkracht van de ene school op een andere school te werk te stellen aangezien de werknemers op basis van een bestuursaanstelling werkzaam zijn. Op grond van artikel 10.6 lid 1 cao po geschiedt overplaatsing van een werknemer naar een andere instelling van de werkgever met instemming van de werknemer. Uit de stukken blijkt dat er met [appellante] diverse keren is gesproken over een mogelijke overplaatsing en dat [appellante] haar bezwaren tegen een dergelijke overplaatsing naar voren heeft kunnen brengen. Vast staat dat [appellante] niet heeft ingestemd met een vrijwillige overplaatsing naar de vervangingspool en/of een andere school. In dat geval kan de werkgever de werknemer zonder zijn of haar instemming overplaatsen, indien sprake is van een van de redenen, genoemd in artikel 10.6 lid 2 cao po. Artikel 10.6 lid 2 cao po luidt als volgt: De werkgever kan de werknemer zonder zijn instemming overplaatsen: a. indien er bij een instelling sprake is van formatietekort; b. ingeval er sprake is van een conflictsituatie, waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot werkbare verhoudingen te komen; c. ingeval er sprake is van disfunctioneren; d. op advies van de arbodienst of bedrijfsarts; e. in andere door de werkgever met name genoemde zwaarwichtige omstandigheden. 108475/ uitspraak in voorlopige voorziening d.d. 12 november 2018 pagina 5 van 7
Het is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat in ieder geval de verhouding tussen [appellante] en de interim-directeur verstoord is, zodat sprake is van een conflictsituatie als bedoeld in artikel 10.6 lid 2 onder b cao po. Ook mediation heeft niet geleid tot een meer werkbare verhouding tussen [appellante] en de interim-directeur. Het is, daargelaten de vraag aan welke partij dat is toe te rekenen, voor de werkgever niet mogelijk gebleken om met [appellante] afspraken te maken over de wijze waarop zij haar werkzaamheden na de periode van arbeidsongeschiktheid weer zou oppakken. [Appellante] heeft gedurende een langere periode meerdere malen aangegeven geen lesgevende taken te willen verrichten omdat zij nog niet toe was aan het krijgen van groepsverantwoordelijkheid. Daarbij heeft zij benadrukt dat haar ambities meer liggen op het terrein van leerlingzorg en leerlingbegeleiding en dat zij haar op het gebied van dyslexie opgedane kennis wil inzetten in de school. Voorts is gebleken dat de interim-directeur met name is benoemd om het op [school] noodzakelijke verandertraject te leiden en dat in dat kader door de werkgever van alle leerkrachten volledige inzet en commitment voor de groep wordt verwacht. Omdat [appellante] niet optimaal gemotiveerd is om als groepsleerkracht te worden ingezet, acht de Voorzitter het onder deze omstandigheden niet onredelijk dat de werkgever heeft besloten om [appellante] als ordemaatregel over te plaatsen. Derhalve ziet de Voorzitter voorshands onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de Commissie het beroep van [appellante] in de hoofdzaak gegrond zal verklaren. De Voorzitter ziet daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening zoals door [appellante] verzocht en zal het verzoek daartoe afwijzen. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen wijst de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Vastgesteld te Utrecht op 12 november 2018 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. 108475/ uitspraak in voorlopige voorziening d.d. 12 november 2018 pagina 6 van 7
mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. R.M. de Bekker secretaris 108475/ uitspraak in voorlopige voorziening d.d. 12 november 2018 pagina 7 van 7