Stadsregio Amsterdam, provincie Noord-Holland, provincie Flevoland Quickscan toekomstige behoefte aan woonmilieus Metropoolregio Amsterdam,

Vergelijkbare documenten
Woonmilieus. Stedelijke woonmilieus

Gemeente Valkenswaard

Woningbehoefte onderzoek

Onderzoek kleine kernen

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

Woonbehoefte en woonmilieus. In het gebied van de NV Utrecht

Monitor Woningbouwproductie Noordvleugel. Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Samenvatting Regionaal Woningbehoefteonderzoek 2015 Gemeente Culemborg

Oegstgeest aan de Rijn: realisatie van een woningbouwbehoefte

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie.

Bijlage 1: DE ANALYSE

Monitor Woningproductie Noordvleugel Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Monitor Woningproductie Noordvleugel 2016 Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Toets duurzame verstedelijking Westzanerwerf. Gemeente Zaanstad

De Nederlandse woningmarkt Léon Groenemeijer, Kenneth Gopal (ABF Research)

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

25 juni 2015 Dorpsraad Waarland Bouwend Waarland Waarland Bouwt Zelf

Provincie Noord-Holland. Onderzoek vraaggestuurd bouwen

Socrates TREND A variant

Onderzoeksrapport DSO/Programmamanagement, Strategie en Onderzoek. Verkenning regionale woningbehoefte voor het omgevingsplan Binckhorst

Onderbouwing Ladder voor Duurzame Verstedelijking Gemeentehuis Leusden

Woningbehoefte Stadsregio Rotterdam

RAADSINFORMATIEBRIEF 15R.00560

RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving Aansluiting plan Lingerzijde op de actuele regionale woningbehoefte

Monitor Leerdamse woningmarkt 2006

Lichte toename jaar en kinderen 0-14

Kernenfoto s West Betuwe. West Betuwe beraad Janneke Rutgers & Sjors de Vries 24 september 2018

1 Inleiding. 2 Demografische ontwikkeling. Uitgangspunt demografische ontwikkeling voor de Woonvisie Gemeente Aa en Hunze. Uitkomsten prognose

Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Arnhem e.o. 2 oktober 2013

De woningmarkt in Goirle ; jongeren die terug willen keren. Woonbehoefte van jongeren die terug willen verhuizen naar de gemeente Goirle

Woningmarktverkenning Nijmegen

Gouda ligt centraal in de Randstad en is gelet op het inwonertal de 46e gemeente van Nederland. De Atlas voor

Visie op Wonen en Leven In West Brabant en Tholen Deel II: onderzoeksrapport

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant. actualisering Brabantse Agenda Wonen

Bijlagen bij Analyse benodigde voorraad sociale huurwoningen

Wonen in Dordrecht. De crisis voorbij?; trends en verwachtingen. 30 november 2010

Woningmarktverkenning. Amersfoort

ONEN IN NOORD-HOLLAND NOORD

Gemeente Heiloo. Marktbehoefte Zandzoom. 28 november 2014

Onderwerp Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011

ONEN IN NOORD-HOLLAND NOORD

vraaggericht woningmarkt onderzoek Maastricht

Primos-model. Basisuitkomsten Primos 2013 Kleidum

1 Startersonderzoek Doesburg

Toelichting lokale en regionale woningbehoefte Waterland

Woondialoog Otterlo Donderdag 25 oktober 2018 Onderzoek kwalitatieve programmering dorpen

Naar een woonvisie voor Waterland

Woonwensen en Woningbehoefte. Kenneth Gopal Kathrin Becker

PFM PFM Wonen 2016

Continue bouwstroom Op zoek naar stabiliteit op de verhitte woningmarkt DESIREE UITZETTER, 15 MEI 2019

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Behoeftepeiling Nimmer Dor

Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010)

Wonen. Historie en beleid

Informatie Woonvisie Sliedrecht

Fact sheet Wonen in Blaricum 2017

Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland

Gemeente Houten. Bouwstenen woningbouwprogrammering Locaties ingekleurd

Masterclass woningmarktonderzoek. Companen 50 jaar 1 oktober 2015

Achtergrondinformatie Woonsymposium WONEN IN STAD.NL. SESSIE Stad maken

Extra huurruimte door boven-inflatoire- en inkomensafhankelijke huurverhoging in de commerciële huursector

Haalbaarheid ACM-locatie Vries

Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum

Woningmarktanalyse Gooise Meren

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

Woonregio Hoekse Waard. Provincie Zuid Holland

Informatiebijeenkomst Wonen raadsleden regio Nijmegen e.o. 8 oktober 2013

RIGO Research en Advies Woon- werk- en leefomgeving Woningbehoefte voor de wijk Marickenzijde in De Ronde Venen

Plan van Aanpak Vraaggestuurd Bouwen en Ontwikkelen

Woningmarktverkenningen

Kwalitatieve woningmarktverkenning Noord-Holland. Regionale Actieprogramma s Wonen

De Brabantse Agenda Wonen

Toepassing treden 1 en 2 ladder duurzame verstedelijking voor Oosterdalfsen

Fact sheet Wonen in Velsen 2017

Fact sheet Wonen in Lelystad 2017

Bestuuriijke samenvatting Monitor Woonvisie Inleiding

)324 GSO Wij hebben in onze vergadering van 10 juli 2012 de Bestuurlijke samenvatting Monitor Woonvisie 2012 vastgesteld.


Sprekende Cijfers Woningmarkten. Rogier Weck Researcher

Fact sheet Wonen in Almere 2017

Regionale behoefteraming wonen Klein Twiske Oostzaan

Fact sheet Wonen in Heemskerk 2017

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015

Woningbehoefte vanuit De Noord, Veenhuizen en het buitengebied 2015

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

WONINGMARKTAFSPRAKEN ZEEUWS-VLAANDEREN DEEL 2: DE BALANS. [jaarlijkse rapportage over het jaar20xx]

Fact sheet Wonen in Beverwijk 2017

Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017

prognoses in tijden van crisis

Woonwensen van de consument in Westland

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

Focus Projectontwikkeling & Vastgoed

Fact sheet Wonen in Heemstede 2017

11 juni 2014 PN

Woningbehoefteonderzoek Stompwijk. Urban Analytics

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Transcriptie:

Stadsregio Amsterdam, provincie Noord-Holland, provincie Flevoland Quickscan toekomstige behoefte aan woonmilieus Metropoolregio Amsterdam, Noord-Holland, Flevoland en Utrecht 25 april 212

Projectnr. 2363.11/g Boulevard Heuvelink 14 6828 KT Arnhem Postbus 1174 681 BD Arnhem Telefoon (26) 3512532 Telefax (26) 445872 E-mail Internet info@companen.nl www.companen.nl Stadsregio Amsterdam, provincie Noord-Holland, provincie Flevoland Quickscan toekomstige behoefte aan woonmilieus Metropoolregio Amsterdam, provincies Noord- Holland, Flevoland en Utrecht 25 april 212

Inhoud Samenvatting 1 1. Inleiding 13 1.1. Aanleiding en vraagstelling 13 1.2. Uitgangspunten 13 1.3. Onderzoeksgebied 15 1.4. Leeswijzer 16 2. Leefstijl- en woonmilieutypering 17 2.1. Inleiding 17 2.2. Leefstijlindeling 17 2.3. Woonmilieus 2 3. Uitgangspunten van het model 29 3.1. Stappen en parameters 29 3.2. Invloed van de financiële crisis op de uitkomsten 3 4. De toekomstige behoefte aan woonmilieus: twee scenario s 33 4.1. Inleiding 33 4.2. Demografische ontwikkeling 33 4.3. Ontwikkeling vraag naar woonmilieus 36 4.4. Ontwikkeling kwalitatieve woningvraag 46 Bijlage 1: Factsheets behoefteontwikkeling per woningmarktregio 1 Bijlage 2: Woonmilieus in het onderzoeksgebied 78

Samenvatting Achtergronden en vraagstelling De woningmarkten in de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en daarbinnen de Metropoolregio Amsterdam (MRA) kennen een aanzienlijke samenhang. Dit is de reden dat provincies en de MRA intensief samenwerken op het terrein van het plannen en programmeren van de woningbouw binnen hun gebieden. De provincies en de MRA trekken nu samen op in een traject om de kwalitatieve behoefte aan woonmilieus in de periode tot 24 in beeld te brengen en te komen tot een nadere afstemming van de woningbouwontwikkelingen binnen hun gebieden. Eén van de onderdelen van het traject is het in kaart brengen van de vraag naar verschillende woonmilieus in de genoemde periode door middel van de voorliggende Quick Scan. Het doel van het onderzoek is de woningbehoefte kwalitatief in te vullen door de vraag naar verschillende woonmilieus in beeld te brengen. De kwantitatieve woningbehoefte is reeds bepaald. Hiervoor wordt uitgegaan van de uitkomsten van Primos-prognose 211. Deze prognose laat voor de komende 3 jaar een sterke groei zien van de woningbehoefte in met name de Metropoolregio Amsterdam. Om aan de toekomstige woningbehoefte in de MRA te voorzien moeten tot 24 zo n 3. woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De centrale vraag van het onderzoek richt zich op de vraag naar woonmilieus. Daarnaast is op hoofdlijnen in beeld gebracht hoe de vraag naar verschillende woningtypen en prijsklassen zich ontwikkeld. De ontwikkeling van de kwantitatieve woningbehoefte is in het onderzoek een gegeven. Hoe zich binnen de kwantitatieve kaders de kwalitatieve woningbehoefte ontwikkelt, is afhankelijk van verschillende factoren. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de economische ontwikkeling op de langere termijn en de invloed van de economische crisis op de kortere termijn, maar ook aan zaken als generatie-effecten, agglomeratie-effecten en substitutie-effecten. Wij werken daarom verschillende scenario s uit die de mogelijke bandbreedte van de toekomstige behoefte aan woonmilieus duiden. Leefstijlen Een belangrijke component bij het bepalen van de toekomstige behoefte aan woningen en woonmilieus vormen de leefstijlen van doelgroepen op de woningmarkt. De belangrijkste factoren die de woonvraag bepalen, zijn traditionele kenmerken als levensfase en inkomenssituatie. De indeling in leefstijlen is dan ook op deze kenmerken gebaseerd. Deze leefstijlen kunnen we ook naar de toekomst doorvertalen op grond van demografische en economische prognoses. - 1 -

Woonmilieus Voor de indeling in woonmilieus wordt om praktische redenen aangesloten bij de bestaande indeling van ABF. Deze indeling kent een typering in vijf verschillende woonmilieus, met een verfijning naar 13 verschillende woonmilieus. De indeling in 13 woonmilieus, is de indeling die doorgaans wordt gebruikt om vraag en aanbod naar woonmilieus in kaart te brengen. Tabel 1: Woonmilieu-indeling in 5 en 13 typen Indeling in 5 woonmilieus Indeling in 13 woonmilieus 1. Centrum- stedelijk 1. Centrum-stedelijk plus 2. Centrum-stedelijk 7. Centrum-kleinstedelijk 2. Buiten centrum 3. Stedelijk vooroorlogs 4. Stedelijk naoorlogs compact 5. Stedelijk naoorlogs grondgebonden 8. Kleinstedelijk 3. Groen-stedelijk 6. Groen-stedelijk 9. Groen-kleinstedelijk 4. Centrum-dorps 1. Centrum-dorps 11. Dorps 5. Landelijk wonen 12. Landelijk bereikbaar 13. Landelijk perifeer Bron: ABF De onderstaande tabel geeft een beeld van de aanwezige woonmilieus in de verschillende deelgebieden en de verschillen tussen de gebieden op dit punt. - 2 -

Tabel 2: Woonmilieus en aantal naar deelgebied en totaal, 21 Woonmilieus Metropoolregio Amsterdam Noord-Holland Flevoland Utrecht Totaal Centrum-stedelijk plus 12% 11% % 1% 7% Centrum-stedelijk 4% 3% 2% 1% 2% Stedelijk vooroorlogs 14% 12% % 7% 1% Stedelijk naoorlogs compact 22% 2% 6% 1% 16% Stedelijk naoorlogs grondgebonden 14% 7% 47% 13% 12% Groen-stedelijk 5% 3% 11% 5% 4% Centrum-kleinstedelijk 3% 3% % 5% 4% Kleinstedelijk 8% 9% % 22% 12% Groen-kleinstedelijk 1% 3% % 6% 4% Centrum-dorps 1% 13% 19% 17% 15% Dorps 4% 9% 6% 6% 8% Landelijk bereikbaar 2% 5% 3% 7% 5% Landelijk perifeer % % 5% % % Totaal (%) 1% 1% 1% 1% 1% Totaal (abs) 1.91.18 1.258. 157.56 544.1 1.959.66 Legenda. Rode arcering: >3% onder gemiddelde. Groene arcering >3% boven gemiddelde. Bron: ABF De woonmilieus die in het onderzoeksgebied het meeste voorkomen, zijn het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu, het Centrum-dorpse woonmilieu, het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu en het Kleinstedelijke woonmilieu. In Noord-Holland en de MRA komt het woonmilieu Centrum-stedelijk plus (het centrum van Amsterdam) veel meer voor dan in de andere provincies. In deze provincie vinden we over de hele linie meer stedelijke woonmilieus met hoge dichtheden. Toch vormen ook in Noord-Holland de niet-stedelijke woonmilieus een aanzienlijk deel van het totaal. In de provincie Flevoland woont bijna de helft van de in het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu (Almere). Daarnaast kent Flevoland veel Centrum-dorpse woonmilieus en is het de enige provincie in het onderzoeksgebied waar het Landelijk perifere woonmilieu voorkomt. In de provincie Utrecht wonen naar verhouding veel in Kleinstedelijke woonmilieus. Toekomstige behoefte aan woonmilieus en woningen: twee scenario s De economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de welvaart, zijn van aanzienlijke invloed op de samenstelling van de behoefte aan woonmilieus in de toekomst. Hoe de economie zich over een langere periode ontwikkelt is onzeker. De huidige economische malaise werpt een schaduw op de verwachtingen over de komende tijd. Vanwege deze onzekerheden schetsen we - 3 -

twee scenario s, waarbij we uitgaan van een verschillende economische ontwikkelingen. Het eerste scenario is een behoedzaam optimistisch scenario dat uitgaat van een economische groei van 1,2% op jaarbasis. Het tweede scenario is een pessimistischer scenario dat uitgaat van % economische groei. Samen geven deze scenario s een bandbreedte aan de ontwikkeling van de toekomstige behoefte aan woonmilieus. Demografische ontwikkeling De Primos-prognose 211 gaat uit van een aanzienlijke groei van het aantal in het onderzoeksgebied in de periode tot 24. Het aantal neemt in de periode toe van ongeveer 1.959.7 naar zo n 2.438.4. Een toename 478.7, oftewel 24%. Het aandeel neemt in de periode toe van 32% in 21 naar 39% in 24. De toename van het aantal met 478.7 bestaat voor tweederde uit seniore (55+). Volgens het scenario van 1,2% economische groei, ziet de demografische ontwikkeling naar leefstijl er als volgt uit: Figuur 1: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, demografische ontwikkeling leefstijlen volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 Bron: Primos prognose, bewerking Companen. - 4 -

Het aantal neemt af, terwijl het aantal juist toeneemt. Dit wordt ingegeven door het gehanteerde economische scenario, dat uitgaat van een zekere welvaartsgroei. Het aantal stagneert, terwijl het aantal fors toeneemt. vormen nu en in de toekomst de grootste leefstijl in het onderzoeksgebied. De seniore leefstijlen nemen allemaal in omvang toe. De grootste toename is er bij de. De grootste groep zijn overigens de. Dat is op dit moment het geval en zal ook in de toekomst zo blijven. Wel valt op dat, meer dan bij de andere groepen, de ontwikkeling van deze leefstijl afvlakt na 23. In het scenario dat uitgaat van % welvaartsstijging neemt de omvang van de leefstijlen minder toe dan bij het scenario dat uitgaat van 1,2% welvaartsstijging. De onderstaande figuur laat de verschillen tussen beide scenario s zien. Figuur 2: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, verschil in demografische ontwikkeling leefstijlen volgens de twee scenario's, 21-24 Bron: Primos prognose, bewerking Companen. De meest opvallende verschillen: De groep neemt volgens het %-scenario aanzienlijk sterker toe dan volgens het 1,2%-scenario. De verschillen tussen beide scenario s zijn r bij de dan bij de andere leefstijlen. - 5 -

Toekomstige behoefte aan woonmilieus De toekomstige vraag naar woonmilieus hangt samen met de ontwikkeling van de verschillende leefstijlen. De onderstaande figuur laat zien hoe de toekomstige behoefte aan woonmilieus zich ontwikkelt volgens het scenario van 1,2% economische groei. Figuur 3: 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, inclusief discrepantie tussen feitelijke situatie en ideaaltypische situatie, 21-24 21 (Huidige situatie) 21 (Verhuiswens verwerkt) 22 23 24 Bron: Companen. Het woonmilieu Centrum-stedelijk plus is erg populair. Er is sprake van een aanzienlijke additionele woningbehoefte (extra behoefte ten opzichte van de aanwezige voorraad) in dit woonmilieu. De aantrekkingskracht van dit woonmilieu hangt samen met de unieke uitstraling en het hoogwaardige voorzieningenniveau. Opvallend is dat er met name een grote additionele vraag is op de kortere termijn, en dat de vraagontwikkeling na 22 afvlakt. Er is dus sprake van een grote discrepantie tussen vraag een aanbod op dit moment, terwijl de demografische ontwikkeling minder bijdraagt aan de additionele behoefte aan woningen in dit milieu. Ook het woonmilieu Stedelijk Vooroorlogs is populair. We zien net als bij het Centrum-stedelijk plus milieu een aanzienlijke discrepantie tussen vraag en aanbod op dit moment. De vraagontwikkeling naar dit woonmilieu zet zich in de toekomst sterker door dan bij het Centrum-stedelijk plus woonmilieu. De additionele vraag naar woningen in het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu ontstaat onder invloed van de demografische ontwikkelingen na 22. Vanaf dat moment nemen de leefstijlen die zich op dit woonmilieu richten in omvang toe (dit zijn met name ). In de eerste periode is er weinig additionele vraag naar dit woonmilieu. Het woonmilieu Stedelijk naoorlogs grondgebonden kent bij een scenario van 1,2% welvaartsstijging de grootste additionele vraag. In dit woonmilieu is in de periode tot 24 behoefte aan ruim 85. extra woningen. Welvaartstijging en de toename van mobiele leefstijlen brengt een grotere oriëntatie op woonmilieus met lagere dichtheden met zich mee. - 6 -

Het Kleinstedelijke woonmilieu laat een aanzienlijke discrepantie zien tussen de uitgangssituatie en de toekomstige vraag. Er zijn op dit moment meer woningen in dit woonmilieu dan er zijn die er zouden willen wonen. Met andere woorden: een deel van de wil dit woonmilieu op dit moment verlaten. Vanaf 23 ontstaat onder invloed van de demografische groei van bevolkingsgroepen die het Kleinstedelijke woonmilieu een aantrekkelijk woonmilieu vinden weer een toenemende vraag naar dit type. Dit betreft met name die het aantrekkelijk vinden dichter in de buurt van (zorg)voorzieningen te wonen. Ook het Centrum-dorpse woonmilieu is veel gevraagd. De additionele behoefte aan woningen in dit milieu bedraagt ruim 7.. De onderstaande tabel laat de verschillen zien tussen beide economische scenario s. Tabel 3: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, vergelijking tussen de additionele behoefte aan woonmilieus in de periode 21-24 volgens beide scenario's Woonmilieus Scenario % economische groei Scenario 1,2% economische groei Verschil (abs) Verschil (%) Centrum-stedelijk plus 51.2 49.6-1.6 97% Centrum-stedelijk 25.5 26.4 9 14% Stedelijk vooroorlogs 59.4 57.1-2.3 96% Stedelijk naoorlogs compact 44.8 35.6-9.2 79% Stedelijk naoorlogs grondgebonden 83.4 85.3 1.9 12% Groen-stedelijk 26.3 26.1-2 99% Centrum-kleinstedelijk 15.8 15.4-4 97% Kleinstedelijk 15.6 18.1 2.5 116% Groen-kleinstedelijk 15.8 17. 1.2 18% Centrum-dorps 68.7 71.7 3. 14% Dorps 38.5 4.4 1.9 15% Landelijk bereikbaar 31.3 33. 1.7 15% Landelijk perifeer 2.5 3.1 6 124% Totaal 478.8 478.8 Bron: Companen. Ontwikkeling kwalitatieve woningvraag Naast de toekomstige vraag naar woonmilieus, is (indicatief) ook gekeken naar de ontwikkeling van de kwalitatieve woningbehoefte. De onderstaande tabel geeft een beeld van de gewenste verhoudingen naar bouwvorm, eigendomsklassen en prijsniveau van de woningvoorraad in het onderzoeksgebied in 22, 23 en 24. - 7 -

Tabel 4: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht. Ontwikkeling kwalitatieve woningbehoefte volgens beide scenario's, 21-24 1 21 22 23 24 Scenario 1,2% economische groei Eengezinswoningen 59% 64% 66% 66% Meergezinswoningen 41% 36% 34% 34% Totaal 1% 1% 1% 1% Goedkope huur 43% 36% 36% 33% Dure huur 3% 3% 3% 3% Goedkope koop 15% 16% 16% 16% Middeldure koop 21% 25% 25% 26% Dure koop 17% 19% 2% 21% Totaal 1% 1% 1% 1% Scenario % economische groei Eengezinswoningen 59% 64% 65% 65% Meergezinswoningen 41% 36% 35% 35% Totaal 1% 1% 1% 1% Goedkope huur 43% 37% 38% 36% Dure huur 3% 3% 3% 3% Goedkope koop 15% 16% 16% 16% Middeldure koop 21% 24% 24% 25% Dure koop 17% 19% 19% 2% Totaal 1% 1% 1% 1% Bron: Companen. Behoefteontwikkeling per woningmarktregio Hier beschrijven wij beknopt de belangrijkste bevindingen ten aanzien van de ontwikkeling van de vraag naar woonmilieus in de verschillende woningmarktregio s. In bijlage 1 zijn uitgebreide factsheets opgenomen met de achterliggende details. Kop van Noord-Holland In de Kop van Noord-Holland komen de Dorpse woonmilieus het meest voor. Daarnaast staan veel woningen in jet Kleinstedelijke en het Groen-kleinstedelijke woonmilieu en is ook het Landelijk bereikbare woonmilieu flink vertegenwoordigd. De meeste additionele vraag is er naar het Dorpse en, in mindere mate, Centrumdorpse woonmilieu. Het Groen-kleinstedelijk woonmilieu staat de komende decennia onder druk. In de Kop van Noord-Holland ontstaat in de periode 23 24 enige krimp. Deze doet zich voor in alle woonmilieus. 1 De grens tussen goedkope huur en dure huur ligt op 65, prijspeil 212. De grenzen tussen goedkope, middeldure en dure koop zijn dynamisch bepaald op het niveau van de 14 woningmarktregio s in het onderzoeksgebied. De grens tussen goedkope en middeldure koop is gelijkgesteld aan de grens tussen het 3 e en 4 e percentiel van de WOZ-waarde. De grens tussen middeldure en dure koop is gelijkgesteld aan de grens tussen het 7 e en 8 e percentiel. Door deze methode zijn de prijsklassen tussen de woningmarktregio s vergelijkbaar gemaakt. Zo heeft een dure koopwoning in Amsterdam een beduidend hoger prijsniveau als een dure koopwoning in de Kop van Noord-Holland. - 8 -

West Friesland Ook in West Friesland zijn de Dorpse- en Kleinstedelijke woonmilieus dominant. De additionele vraag naar woonmilieus richt zich vooral op het Centrum-dorpse en het Dorpse woonmilieu. Ook in het Centrum-kleinstedelijke woonmilieu is er de nodige exra vraag naar woningen. Het Kleinstedelijke woonmilieu staat wat onder druk. Er is op dit moment weinig vraag naar woningen in dit woonmilieu. De vraag neemt na 22 weer toe, maar per saldo is dit in de periode tot 24 een kwetsbaar woonmilieu in West Friesland. Alkmaar In woningmarktregio Alkmaar komen vrijwel alle woonmilieus voor, met uitzondering van het woonmilieu Centrum-stedelijk plus en het Landelijk bereikbare woonmilieu. De woonmilieus Centrum-dorps, Dorps en Stedelijk naoorlogs compact zijn dominant aanwezig. De grootste additionele vraag is er naar de Dorpse woonmilieus en het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu. Aan dit laatste woonmilieu en het Landelijk bereikbare woonmilieu is er de grootste aanvullende vraag in de periode tot 22. Deze vraag heeft voor een belangrijk deel te maken met de discrepantie tussen de feitelijke woonsituatie van en de gewenste woonsituatie. Bij de Dorpse woonmilieus is er ook na 22 een aanzienlijk additionele behoefte. Ook in de regio Alkmaar staan de Kleinstedelijke woonmilieus onder druk. Zuid-Kennemerland / IJmond Het meest voorkomende woonmilieu in de regio Zuid-Kennemerland / IJmond is het Kleinstedelijke woonmilieu. Daarnaast zijn het Stedelijk vooroorlogse woonmilieu en het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu in grote aantallen aanwezig. Er is een aanzienlijke mismatch tussen het Kleinstedelijke en het Centrumkleinstedelijke woonmilieu. Dit laatste woonmilieu is aanmerkelijk populairder dan het Kleinstedelijke woonmilieu. Overigens ontstaat in de periode na 22 weer een aanzienlijk extra vraag naar woningen in het Kleinstedelijke woonmilieu. Het Centrum-stedelijke woonmilieu, het centrum van Haarlem, is populair. Veel mensen zouden er willen wonen. Na 22 is de additionele vraag naar dit woonmilieu naar verhouding beperkt. Aan het Centrum-dorpse woonmilieu blijft in de hele onderzoeksperiode tot 24 behoefte aan extra woningen. Gooi en vechtstreek In de Gooi en Vechtstreek komen vrijwel alle woonmilieus voor, met uitzondering van het woonmilieu Centrum-stedelijk plus en het Landelijk perifere woonmilieu. De Dorpse woonmilieus en het Kleinstedelijke woonmilieu zijn in omvang het grootst. Ook het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu is naar verhouding groot. Mismatches zijn er tussen het Stedelijk vooroorlogse woonmilieu (populair) en het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu (minder populair). Hetzelfde geldt voor het Centrum-kleinstedelijke milieu (populair) en het Kleinstedelijke woonmilieu (minder populair. Echter, na 22 neemt de behoefte aan woningen in het Kleinstedelijke woonmilieu aanmerkelijk toe. In de Dorpse woonmilieus is de additionele woningbehoefte het grootst. - 9 -

Stadsregio Amsterdam Noord In de Stadsregio Amsterdam Noord is het Centrum-Dorpse woonmilieu het grootst. Ook zijn er veel woningen in het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu. Dit zijn ook de woonmilieus met de grootste additionele vraag. Naast een additionele behoefte aan het Dorpse woonmilieu in Stadsregio Amsterdam Noord, is er ook de nodige behoefte aan woningen in de Centrum-stedelijke woonmilieus. Stadsregio Amsterdam Zuid In deze rapportage is Amsterdam als aparte woningmarktregio aangemerkt. De Stadsregio Amsterdam Zuid betreft daarom alle gemeenten in het gebied, met uitzondering van het dominante Amsterdam. Na het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu, is het Dorpse woonmilieu het grootst in de Stadsregio Amsterdam Zuid. Opvallend is dat veel mensen in het Centrum-stedelijk plus woonmilieu zouden willen wonen en in het Stedelijk vooroorlogse woonmilieu. Deze mensen richten hun woonwens op de binnenstad van Amsterdam. De additionele woningbehoefte in de overige woonmilieus is naar verhouding beperkt. Gemeente Amsterdam Drie woonmilieus domineren de gemeente Amsterdam: het woonmilieu Centrumstedelijk plus, het Stedelijk vooroorlogse woonmilieu en het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu. Als we kijken naar de additionele woningbehoefte in de komende decennia, dan is er ook in deze woonmilieus de grootste aanvullende vraag. Opvallend is de grote vraag naar woningen in het Centrum-stedelijke woonmilieu. Deze vraag is uitwisselbaar met het woonmilieu Centrum-stedelijk plus. In het woonmilieu Stedelijk naoorlogs compact worden veel extra woningen gevraagd. Dat geldt ook voor het woonmilieu Stedelijk naoorlogs grondgebonden, maar hier betreft het vooral een discrepantie tussen feitelijke en gewenste situatie op dit moment. BRU In de BRU komen, met uitzondering van het Landelijk perifere woonmilieu, alle woonmilieus voor. Het Kleinstedelijke woonmilieu is het grootst. Ook het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu, het stedelijke vooroorlogse woonmilieu en het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu zijn in grote getale aanwezig. In het centrum van Utrecht vinden we het woonmilieu Centrum-stedelijk plus. Aan vrijwel alle woonmilieus is aanvullende behoefte. De grootste mismatch tussen feitelijke situatie en gewenste situatie is er in de woonmilieus Centrum-stedelijk plus en Stedelijk vooroorlogs. De grootste aanvullende behoefte is er in de woonmilieus Kleinstedelijk, Stedelijk naoorlogs grondgebonden en Stedelijk vooroorlogs, maar ook in het Landelijk Bereikbare woonmilieu. - 1 -

Regio Amersfoort Ook de regio Amersfoort kent een breed palet aan woonmilieus. De meest voorkomende milieus zijn Stedelijk naoorlogs grondgebonden, Stedelijk naoorlogs compact en Centrum-dorps. In het Centrum-dorpse woonmilieu is er ook de grootste additionele woningbehoefte. Ook het stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu en de Kleinstedelijke woonmilieus zijn populair in de regio Amersfoort. Er is een behoorlijke mismatch tussen vraag en aanbod in het Stedelijk vooroorlogse woonmilieu in de periode tot 22. Daarna is de additionele vraag beperkt. Utrecht Zuid-Oost De regio Utrecht Zuid-Oost wordt vooral gekenmerkt door Dorpse en Kleinstedelijke woonmilieus. Het Centrum-dorpse woonmilieu en het Kleinstedelijke woonmilieu zijn het grootst. De grootste aanvullende vraag is er aan Dorpse en Centrum-dorpse woonmilieus. West-Utrecht Ook West-Utrecht kent vooral (Centrum-) dorpse woonmilieus en het Kleinstedelijke woonmilieu. De meeste aanvullende vraag is er naar het Centrum-dorpse en Dorpse woonmilieu. Almere In Almere is het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu zeer dominant. Daarnaast komt het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu voor, maar naar verhouding zeer beperkt. Het zelfde geldt in nog sterkere mate voor het Groenstedelijke woonmilieu. De additionele woningbehoefte concentreert zich ook zeer sterk op het dominante woonmilieu. Mensen willen in Almere wonen in een grondgebonden woning in een ruime woonomgeving. Lelystad Lelystad wordt gekenmerkt door twee dominante woonmilieus: het Groenstedelijke woonmilieu en het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu. Daarnaast zijn het Centrum-stedelijke woonmilieu en, aan de andere kant van het spectrum, het Landelijk bereikbare woonmilieu aanwezig, maar beiden in veel beperktere mate dan de eerder genoemde milieus. De additionele behoefte concentreert zich in de aanwezige woonmilieus, waarbij de vraag naar woningen in het Groen-stedelijke woonmilieu en het Naoorlogs grondgebonden woonmilieu verreweg het grootste is. Overig Flevoland Het meest voorkomende woonmilieu in de regio Overig Flevoland, is het Centrumdorpse woonmilieu. Dit is een populair woonmilieu, waarna ook de grootste additionele vraag ontstaat. Ook het Dorpse woonmilieu is veel aanwezig en gewild. De regio Overig Flevoland is de enige regio in het onderzoeksgebied waar het woonmilieu Landelijk perifeer voorkomt. Ook dit woonmilieu blijft de komende decennia populair bij een deel van de in de regio. - 11 -

- 12 -

1. Inleiding 1.1. Aanleiding en vraagstelling De woningmarkten in de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en daarbinnen de Metropoolregio Amsterdam (MRA) kennen een aanzienlijke samenhang. Dit is de reden dat provincies en de MRA intensief samenwerken op het terrein van het plannen en programmeren van de woningbouw binnen hun gebieden. De provincies en de MRA trekken nu samen op in een traject om de kwalitatieve behoefte aan woonmilieus in de periode tot 24 in beeld te brengen en te komen tot een nadere afstemming van de woningbouwontwikkelingen binnen hun gebieden. De directe aanleidingen voor dit traject zijn de Verstedelijkingsafspraken met het Rijk en de actualisatie van de Gebiedsagenda s Noordwest Nederland en Utrecht (BO-MIRT afspraken), de uitkomsten van het onderzoek Houdbaarheid woningbehoefteprognoses Noordvleugel in de MRA en de behoefte van de provincie Noord-Holland aan een nader onderzoek naar vraaggestuurd bouwen. Eén van de onderdelen van het traject is het in kaart brengen van de vraag naar verschillende woonmilieus in de genoemde periode door middel van de voorliggende Quick Scan. De centrale vraag van deze Quick Scan luidt: Aan welke woonmilieus is op regionaal niveau in Noord-Holland, Utrecht, Flevoland en de Metropoolregio Amsterdam behoefte voor de periode tot 24? De vraag om de behoefte aan verschillende woonmilieus in beeld te brengen is een van de stappen in een uitgebreider traject. Naast de vraag wordt in dit traject ook het aanbod aan woningen in de verschillende woonmilieus geïnventariseerd, en worden vraag en aanbod met elkaar geconfronteerd. Vervolgens wordt nagegaan in hoeverre vraag en aanbod aansluiten bij de bestaande plancapaciteit en hoe de fasering van bestaande plannen er uit moet zien. Het in beeld brengen van het aanbod aan woonmilieus in het onderzoeksgebied heeft grotendeels parallel plaatsgevonden aan het inventariseren van de vraag. Tussentijds is steeds nauw overleg gevoerd over de afstemming tussen verschillende trajecten. In deze rapportage wordt, conform de vraag aan Companen, alleen de vraagkant in beeld gebracht. 1.2. Uitgangspunten Het onderzoek betreft een Quick Scan en moest in een kort tijdsbestek worden uitgevoerd. Wij hebben ons daarom gebaseerd op bestaand bronnenmateriaal en op een zo praktisch mogelijke manier invulling gegeven aan de onderzoeksvraag. Wij doen dit op transparante wijze, zodat elke stap in het traject gevolgd kan worden en de resultaten zo optimaal mogelijk bruikbaar zijn voor de doelen die met het onderzoek voor ogen staan. Uitgaan van bestaande bevolkings- en woningbehoefteprognose Het doel van het onderzoek is de woningbehoefte kwalitatief in te vullen door de vraag naar verschillende woonmilieus in beeld te brengen. De kwantitatieve woningbehoefte is reeds bepaald. Hiervoor wordt uitgegaan van de uitkomsten van Primos-prognose 211. Deze prognose laat voor de komende 3 jaar een sterke groei zien van de woning- - 13 -

behoefte in met name de Metropoolregio Amsterdam. Om aan de toekomstige woningbehoefte in de MRA te voorzien moeten tot 24 zo n 3. woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Vertaling naar leefstijlen De demografische ontwikkeling van de bevolking volgens de Primos-prognose biedt onvoldoende aanknopingspunten om direct de toekomstige woonvoorkeuren van te ramen. Wij vertalen daarom de uit de prognose naar leefstijlen. Daarbij maken we gebruik van CBS-informatie om de samenstelling en de inkomenspositie van bij te mengen. Vervolgens koppelen we op basis van het Woononderzoek Nederland (WoON) woonvoorkeuren aan de leefstijlen. Aan de hand van de - en woningbehoefteprognose en de welvaartsontwikkeling volgens verschillende CPB-scenario s, kunnen we vervolgens de toekomstige behoefte aan woonmilieus ramen. In hoofdstuk 2 wordt uitgebreid stilgestaan bij de gehanteerde indeling in leefstijlen. Bestaande woonmilieutypering Deze raming van de toekomstige behoefte aan woonmilieus maakt zoals aangegeven onderdeel uit van een breder traject. De verschillende sporen binnen dit traject moeten nauw op elkaar aansluiten. Overeenstemming over de te hanteren definities is daarom van essentieel belang. Er is daarom gekozen een bestaande indeling in woonmilieus als uitgangspunt te nemen, namelijk de indeling in 13 typen woonmilieus van ABF. In hoofdstuk 2 wordt deze indeling uitgebreid geïntroduceerd. Ook inzicht in gewenste woningen De centrale vraag van het onderzoek richt zich op de vraag naar woonmilieus. Daarnaast is op hoofdlijnen in beeld gebracht hoe de vraag naar verschillende woningtypen en prijsklassen zich ontwikkeld. In de factsheets in hoofdstuk 4 wordt deze vraagontwikkeling per woningmarktregio geschetst. Meerdere onderzoeksperioden De centrale vraag is de behoefte aan woonmilieus tot het jaar 24 in beeld te brengen. Voor de vervolgstappen in het onderzoekstraject zal echter de nadruk liggen op de kortere termijn. Wij onderscheiden daarom verschillende perioden binnen de totale onderzoeksperiode: 21 22, 22 23 en 23 24. Scenario s De ontwikkeling van de kwantitatieve woningbehoefte is in het onderzoek een gegeven. Hoe zich binnen de kwantitatieve kaders de kwalitatieve woningbehoefte ontwikkelt, is afhankelijk van verschillende factoren. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de economische ontwikkeling op de langere termijn en de invloed van de economische crisis op de kortere termijn, maar ook aan zaken als generatie-effecten, agglomeratie-effecten en substitutie-effecten. Wij werken daarom verschillende scenario s uit die de mogelijke bandbreedte van de toekomstige behoefte aan woonmilieus duiden. - 14 -

1.3. Onderzoeksgebied Het onderzoek is uitgevoerd op het niveau van 15 woningmarktregio s in de deelnemende provincies: Bron: Companen - 15 -

De gemeente Amsterdam wordt in dit onderzoek, gezien de specifieke positie binnen de Metropoolregio, als aparte woningmarktregio beschouwd en losgekoppeld van de Stadsregio Amsterdam Zuid. 1.4. Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden allereerst de gehanteerde indelingen in leefstijlen en woonmilieus uitgebreid toegelicht. Naast de bestaande indeling in woonmilieus besteden we in dit hoofdstuk ook aandacht aan de specifieke woonkwaliteiten die aanwezig zijn in het onderzoeksgebied en de doelgroepen (leefstijlen) waarbij deze specifieke kwaliteiten aansluiten. In hoofdstuk 3 wordt schematisch uitgelegd hoe het gebruikte model werkt. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens de toekomstige vraag naar woonmilieus uitgewerkt volgens twee scenario s. Met deze scenario s schetsen we een bandbreedte in de toekomstige vraag naar woonmilieus volgens twee varianten van economisch herstel. De toekomstige vraagontwikkeling volgens beide scenario s wordt vervolgens in bijlage 1 in detail uitgewerkt voor de 14 onderscheiden woningmarktregio s. We doen dit aan de hand van factsheets per regio en per scenario. In bijlage 2 zijn kaartbeelden opgenomen met alle woonmilieus in het onderzoeksgebied. Voor de snelle lezer is voor in deze rapportage een uitgebreide samenvatting opgenomen. - 16 -

2. Leefstijl- en woonmilieutypering 2.1. Inleiding Een belangrijke component in de berekening van de toekomstige behoefte aan woonmilieus zijn de zogenoemde leefstijlen van. Er is een sterk verband tussen de leefstijl waartoe een huishouden behoort en de voorkeur voor woonmilieus. Door de demografische ontwikkeling naar leefstijltypering te koppelen aan de woonvoorkeuren van de verschillende leefstijlgroepen, ontstaat inzicht in de toekomstige behoefte aan verschillende woonmilieus. We leggen in dit hoofdstuk de basis voor de berekening van de toekomstige behoefte aan woonmilieus door eerst uitgebreid de gehanteerde indeling in leefstijlen en de gehanteerde indeling in woonmilieus te beschrijven. Elk gebied in Nederland is te typeren als een woonmilieu. Zoals in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hanteren we daarbij een indeling in 13 woonmilieutypen. Echter, bepaalde gebieden hebben specifieke kwaliteiten die ze een plus geven ten opzichte van andere gebieden met hetzelfde woonmilieu. Dat kan zijn omdat de bereikbaarheid beter is dan gemiddeld, of omdat het gebied dichter bij hoge concentraties werkgelegenheid ligt. We besteden in dit hoofdstuk apart aandacht aan gebieden die zich op deze punten onderscheiden. 2.2. Leefstijlindeling Het gedrag en de beleving van mensen verschillen onderling. Zeker in een individualiserende samenleving wordt deze differentiatie steeds groter. Dit laat onverlet dat er ook veel overeenkomsten zijn tussen mensen. We kunnen dan ook een afgebakend aantal groepen benoemen met in grote lijnen overeenkomstige woonwensen: de leefstijlen of ook wel woonstijlen genoemd. De belangrijkste factoren die de woonvraag bepalen, zijn traditionele kenmerken als levensfase en inkomenssituatie. De indeling in leefstijlen is dan ook op deze kenmerken gebaseerd. Deze leefstijlen kunnen we ook naar de toekomst doorvertalen op grond van demografische en economische prognoses. De toevoeging gehecht of mobiel wijst niet We maken een onderscheid naar zeven zozeer op de (auto-)mobiliteit van groepen, leefstijlen. Per leefstijl zijn de verschillende maar veel meer op de actieradius van hun kenmerken wat betreft situatie, activiteiten: familie, kennissen, werk, uitgaan. leeftijd en inkomen benoemd. Elk huishouden Spreiden deze activiteiten zich over een grote regio uit (de mobielen) of concentreren ze zich in het onderzoek is ingedeeld naar één voornamelijk op de eigen woonplek (de leefstijl; er zijn dus geen die in gehechten)? meerdere leefstijlen vallen. - 17 -

Eén- en tweepersoons tot 55 jaar, met een inkomen lager dan modaal ( 1.65 netto per maand). Veel Starters op de woningmarkt behoren nadat zij een zelfstandig huishouden zijn gaan vormen tot de gehechte. Onder deze Starters zijn wel de nodige met een groeiend inkomensperspectief. 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh >75 jr < 1x modaal 1x -1,5x modaal >1,5x modaal Gezinnen Eén- en tweepersoons tussen 35 en 55 jaar met inkomen tussen modaal en anderhalf keer modaal ( 2.5 netto per maand) en één- en tweepersoons tot 35 jaar met inkomen vanaf modaal. Dit zijn zonder kinderen met een behoorlijk inkomen, in de leeftijd tot 55 jaar. Gezinnen met kind(eren) met een inkomen lager dan anderhalf keer modaal en doorgaans een wat re actieradius: gehechte wonen dicht bij familie en vrienden en ook op de woningmarkt oriënteren zij zich vaak op de plaats of zelfs de buurt waar zij al wonen. 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr < 1x modaal < 1x modaal 1x -1,5x modaal 1x -1,5x modaal >1,5x modaal >1,5x modaal - 18 -

Gezinnen Senioren Senioren Senioren Gezinnen met kind(eren), en één- en tweepersoons tussen de 35 en 55 jaar. Het inkomen ligt hoger dan anderhalf keer modaal. hebben een grotere actieradius, zowel sociaal als in de keuzen die zij maken op de woningmarkt. Eén- en tweepersoons (zonder thuiswonende kinderen) tussen 55 en 75 jaar met een inkomen beneden modaal en van 75 jaar of ouder met een inkomen tot anderhalf keer modaal. Deze groep heeft net als de gehechte een re actieradius. Eén- en tweepersoons (zonder thuiswonende kinderen) tussen de 55 en 75 jaar, met een inkomen hoger dan modaal. Net als de Gezinnen hebben zij op basis van hun inkomen en eventueel vermogen de nodige keuzemogelijkheden op de woningmarkt. Eén- en tweepersoons van 75 jaar en ouder, met een inkomen hoger dan anderhalf keer modaal. De woonvraag van deze groep is doorgaans sterk op comfort gericht. 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr 1- en 2 phh < 35 jr 1- en 2 phh 35-55 jr Gezinnen +kinderen 1- en 2 phh 55-75 jr 1- en 2 phh > 75 jr < 1x modaal < 1x modaal < 1x modaal < 1x modaal 1x -1,5x modaal 1x -1,5x modaal 1x -1,5x modaal 1x -1,5x modaal >1,5x modaal >1,5x modaal >1,5x modaal >1,5x modaal - 19 -

De volgende tabel laat de relatieve omvang zien van de verschillende leefstijlen binnen het onderzoeksgebied. Tabel 2.1: Leefstijlen en aantal naar deelgebied en totaal, 21 Leefstijlen Metropoolregio Amsterdam Noord-Holland Flevoland Utrecht Totaal 19% 18% 11% 18% 17% 12% 11% 12% 11% 11% 11% 1% 15% 8% 1% 28% 28% 35% 33% 3% 18% 19% 16% 15% 17% 8% 9% 7% 1% 9% 5% 5% 4% 6% 5% Totaal (%) 1% 1% 1% 1% 1% Totaal (abs) 1.91.18 1.258. 157.56 544.1 1.959.66 Legenda. Rode arcering: >3% onder gemiddelde. Groene arcering >3% boven gemiddelde. Bron: Primos prognoses, bewerking Companen Van de bijna 2 miljoen die in de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht wonen, behoort bijna een derde tot de leefstijl. Ook de en de zijn naar verhouding grote groepen. Utrecht en Flevoland kennen naar verhouding veel. In Flevoland is het aandeel wat hoger dan gemiddeld, terwijl het aandeel juist beduidend lager is dan gemiddeld. In Flevoland is het aandeel over de hele linie, gehecht en mobiel, beduidend hoger dan in de andere provincies. De leefstijl komt het minste voor. 2.3. Woonmilieus Voor de indeling in woonmilieus wordt om praktische redenen aangesloten bij de bestaande indeling van ABF. Deze indeling kent een typering in vijf verschillende woonmilieus, met een verfijning naar 13 verschillende woonmilieus. De indeling in 13 woonmilieus, is de indeling die doorgaans wordt gebruikt om vraag en aanbod naar woonmilieus in kaart te brengen. - 2 -

Tabel 2.2: Woonmilieu-indeling in 5 en 13 typen Indeling in 5 woonmilieus Indeling in 13 woonmilieus 6. Centrum- stedelijk 1. Centrum-stedelijk plus 2. Centrum-stedelijk 7. Centrum-kleinstedelijk 7. Buiten centrum 3. Stedelijk vooroorlogs 4. Stedelijk naoorlogs compact 5. Stedelijk naoorlogs grondgebonden 8. Kleinstedelijk 8. Groen-stedelijk 6. Groen-stedelijk 9. Groen-kleinstedelijk 9. Centrum-dorps 1. Centrum-dorps 11. Dorps 1. Landelijk wonen 12. Landelijk bereikbaar Bron: ABF 13. Landelijk perifeer De woonmilieutypering kent een onderscheid tussen stedelijke, kleinstedelijke, dorpse en landelijke woonmilieus. Daarbinnen wordt een nader onderscheid gemaakt naar de ligging ten opzichte van centrumfuncties, naar bouwperiode (voor- en naoorlogs), naar dichtheid van de bebouwing (compact en grondgebonden) en naar bereikbaarheid (bereikbaar en perifeer). Binnen de indeling in 13 typen bestaat nog een grote verscheidenheid aan woonsferen. De onderstaande foto s illustreren dit. Stedelijke woonmilieus De eerste zes woonmilieutyperingen hebben betrekking op de steden in het onderzoeksgebied. Tot de steden worden woonplaatsen gerekend met tenminste 27.5. De woonmilieus in de steden zijn op basis van het aanwezige voorzieningenniveau verdeeld in Centrum-stedelijke woonmilieus en Stedelijke woonmilieus. Het Centrum-stedelijke woonmilieu is opgesplitst in twee subtypen: Centrum-stedelijk plus en Centrum-stedelijk. De Stedelijke woonmilieus zijn op basis van de bebouwingsdichtheid weer verdeeld in Stedelijke woonmilieus en het Groen-stedelijke woonmilieu. Binnen de stedelijke gebieden met een hoge bebouwingsdichtheid worden drie subtypen onderscheiden: gebieden die overwegend voor de oorlog zijn gebouwd (Stedelijk vooroorlogs), gebieden die overwegend na de oorlog zijn gebouwd met een hoog aandeel meergezinswoningen (Stedelijk naoorlogs compact) en gebieden die overwegend na de oorlog zijn gebouwd met een hoog aandeel grondgebonden woningen (Stedelijke naoorlogs grondgebonden). - 21 -

1. Centrum-stedelijk plus Amsterdam, Keizersgracht Amsterdam, van Woustraat Bron: Google Streetview Het woonmilieu Centrum-stedelijk plus hebben een voorzieningenniveau dat sterk onderscheidend is van de andere stadscentra. Het betreft de centra van de grote steden Amsterdam en Utrecht. 2. Centrum-stedelijk Amersfoort, centrum Almere, centrum Bron: Google Streetview De overige stadscentra hebben het Centrum-stedelijke woonmilieu. 3. Stedelijk vooroorlogs Haarlem, Bloemertstraat Amsterdam, Admiraal de Ruijterweg Bron: Google Streetview Het woonmilieu Stedelijk vooroorlogs wordt gekenmerkt door een hoge bebouwingsdichtheid en bebouwing die overwegend voor de oorlog is gerealiseerd. - 22 -

4. Stedelijk naoorlogs compact Amsterdam Zuid-Oost, Gooioord Amsterdam, IJburglaan Bron: Google Streetview Het woonmilieu Stedelijk naoorlogs compact kenmerkt zich door woningen die overwegend na de oorlog zijn gebouwd, met een hoog aandeel meergezinswoningen. 5. Stedelijk naoorlogs grondgebonden Almere, Tarantellastraat Nieuwegein, Gravin Louisesingel Bron: Google Streetview Het woonmilieu Stedelijk naoorlogs grondgebonden kenmerkt zich door woningen die overwegend na de oorlog zijn gebouwd, met een hoog aandeel grondgebonden woningen. 6. Groen-stedelijk Amersfoort, Fluitekamp Amsterdam, De Cuserstraat Bron: Google Streetview Het Groen-stedelijke woonmilieu wordt gekenmerkt door lage dichtheden en relatief veel groenvoorzieningen. Kleinstedelijke woonmilieus Tot de steden woonmilieus rekent ABF woonplaatsen met tenminste 13. en een dichtheid van meer dan 2 woningen per hectare, en woonplaatsen met tenminste 1. en een dichtheid van meer dan 2 woningen per - 23 -

hectare waarbij het aandeel meergezinswoningen groter is dan 1% of het centrumgebied een dichtheid van meer dan 2 woningen per hectare kent. 7. Centrum-kleinstedelijk Hilversum, Kerkbrink Hoorn, Grote Noord Bron: Google Streetview Voorbeelden van steden in het onderzoeksgebied zijn Bussum, Heemstede, Hilversum, Hoorn en Naarden. Op basis van de aanwezigheid van voorzieningen wordt een onderscheid gemaakt tussen het Kleinstedelijke en het Centrum-kleinstedelijke woonmilieu 8. Kleinstedelijk Bussum, Brinklaan Naarden, Pijlstraat Bron: Google Streetview Het Kleinstedelijke woonmilieu kent relatief hoge dichtheden. 9. Groen-kleinstedelijk Heemstede, Centrum, Zandvaartkade Heerhugowaard, Van Goghstraat Bron: Google Streetview Het Groen-kleinstedelijke woonmilieu kent juist wat lagere dichtheden. - 24 -

Dorpse woonmilieus 1. Centrum-dorps Hoogkarspel, Raadhuisplein Wormerveer, Zaanweg Bron: Google Streetview Binnen de dorpen hebben de gebieden met relatief veel voorzieningen het Centrumdorpse woonmilieu. 11. Dorps Ransdorp, Dorpsweg Landsmeer, Dorpsstraat Bron: Google Streetview Gebieden met naar verhouding weinig voorzieningen hebben het Dorpse woonmilieu. Landelijke woonmilieus 12. Landelijk bereikbaar Medemblik, Zuiderzeeroute Hem, Houtweg Bron: Google Streetview Landelijke gebieden die binnen een reisafstand van 2 minuten ten opzichte van een centrum-woonmilieu, krijgen de typering Landelijk bereikbaar. - 25 -

13. Landelijk perifeer Zeewolde, Duikerweg Creil, Noordermeerweg Bron: Google Streetview Landelijke gebieden waarvoor dat niet geldt, krijgen de typering Landelijk perifeer. In bijlage 2 zijn overzichtskaarten opgenomen met de aanwezige woonmilieus in het onderzoeksgebied. De onderstaande tabel geeft een beeld van de aanwezige woonmilieus in de verschillende deelgebieden en de verschillen tussen de gebieden op dit punt. Tabel 2.3: Woonmilieus en aantal naar deelgebied en totaal, 21 Woonmilieus Metropoolregio Amsterdam Noord-Holland Flevoland Utrecht Totaal Centrum-stedelijk plus 12% 11% % 1% 7% Centrum-stedelijk 4% 3% 2% 1% 2% Stedelijk vooroorlogs 14% 12% % 7% 1% Stedelijk naoorlogs compact 22% 2% 6% 1% 16% Stedelijk naoorlogs grondgebonden 14% 7% 47% 13% 12% Groen-stedelijk 5% 3% 11% 5% 4% Centrum-kleinstedelijk 3% 3% % 5% 4% Kleinstedelijk 8% 9% % 22% 12% Groen-kleinstedelijk 1% 3% % 6% 4% Centrum-dorps 1% 13% 19% 17% 15% Dorps 4% 9% 6% 6% 8% Landelijk bereikbaar 2% 5% 3% 7% 5% Landelijk perifeer % % 5% % % Totaal (%) 1% 1% 1% 1% 1% Totaal (abs) 1.91.18 1.258. 157.56 544.1 1.959.66 Legenda. Rode arcering: >3% onder gemiddelde. Groene arcering >3% boven gemiddelde. Bron: ABF De woonmilieus die in het onderzoeksgebied het meeste voorkomen, zijn het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu, het Centrum-dorpse woonmilieu, het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu en het Kleinstedelijke woonmilieu. In Noord-Holland en de MRA komt het woonmilieu Centrum-stedelijk plus (het centrum van Amsterdam) veel - 26 -

meer voor dan in de andere provincies. In deze provincie vinden we over de hele linie meer stedelijke woonmilieus met hoge dichtheden. Toch vormen ook in Noord-Holland de niet-stedelijke woonmilieus een aanzienlijk deel van het totaal. In de provincie Flevoland woont bijna de helft van de in het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu (Almere). Daarnaast kent Flevoland veel Centrum-dorpse woonmilieus en is het de enige provincie in het onderzoeksgebied waar het Landelijk perifere woonmilieu voorkomt. In de provincie Utrecht wonen naar verhouding veel in Kleinstedelijke woonmilieus. - 27 -

- 28 -

3. Uitgangspunten van het model 3.1. Stappen en parameters Het model dat wij hanteren voor het berekenen van de toekomstige vraag naar woonmilieus, doorlopen we in een aantal stappen. Het onderstaande schema illustreert dit. Aanvangssituatie (21) Leefstijlen en woonmilieus Ideale woonsituatie per leefstijl Ontwikkeling leefstijlen Leeftijd Gezinsfase Economie Gewenste woonsituatie Huidige woonsituatie Behoefte woonmilieus 22 23 24 Uitgangspunt is de aanvangssituatie. Er is voor gekozen als basisjaar uit te gaan van 21. Op basis van de Primos-bevolkings- en prognose, weten we hoe de bevolking zich demografisch gaat ontwikkelen. Wij vertalen in het model de ontwikkeling naar een leefstijlontwikkeling. We maken hierbij gebruik van CBS-informatie en Geomarkt-informatie over de samenstelling van en hun inkomenspositie. De toekomstige samenstelling van de bevolking naar leefstijlen is mede afhankelijk van de economische ontwikkeling. Als de welvaart sterker groeit, zal het aandeel met een leefstijl groter zijn dan wanneer de welvaart minder sterk of niet groeit. De effecten van de economische ontwikkeling op de toekomstige samenstelling van de bevolking naar leefstijl baseren wij op economische trendscenario s van het CPB. Op basis van de woonvoorkeuren van de diverse leefstijlen wordt per leefstijl een profiel 2 opgesteld van hoe zouden willen wonen. De profielen bestaan uit twee componenten: o De huidige woonsituatie van die naar tevredenheid wonen. o De gewenste woonsituatie van die zouden willen verhuizen. We baseren ons hierbij op de woonvoorkeuren die blijken uit het WoON 29 en op de Geomarkt-informatie over de woonwijze van leefstijlen. De verhouding tussen de beide componenten in het profiel is leefstijlspecifiek en er wordt gewerkt met verschillende profielen voor de diverse woningmarktregio s binnen het onderzoeks- 2 Deze profielen geven per regio per leefstijl aan hoe de woonwens naar woningen en woonmilieus procentueel is verdeeld. - 29 -

gebied. De profielen geven dus aan hoe de verschillende leefstijlen in een gebied idealiter zouden willen wonen. Ze vormen samen met de demografische ontwikkeling de input voor het model. Door de toekomstige samenstelling van de bevolking naar leefstijl te confronteren met de ideaaltypische woonprofielen, ontstaat inzicht in de toekomstige behoefte aan de verschillende woonmilieus. Naast de toekomstige vraag naar woonmilieus geeft het model inzicht in de woningbehoefte naar kwalitatieve aspecten als huur-koop-oriëntatie, woonvorm (eengezins of meergezins) en prijsniveau. Het model kent verschillende parameters die de nuances in de wijze waarop woonconsumenten zich gedragen op de woningmarkt tot uitdrukking laten komen. Generatie-effect Toekomstige generaties zijn meer op de koopsector gericht dan huidige generaties. Dit is een trend die in cijfers nog onvoldoende tot uitdrukking komt. Wij hebben deze trend geanalyseerd op basis van historische trends van vroegere WoONonderzoeken. Deze trends worden in het model betrouwbaar doorgetrokken naar de toekomst. Migratie-effect Migratie is per definitie selectief. Jonge trekken naar stedelijke woonmilieus, met kinderen zoeken ruimere woonmilieus. De inkomenspositie van is zeer bepalend voor de mogelijkheden die hebben hun woonwensen te realiseren. De migratiebewegingen van naar leeftijd en samenstelling komen tot uitdrukking in de Primos prognose. Deze houdt nog geen rekening met selectieve inkomensmigratie. Door de leefstijlbenadering waarin wij de inkomenscomponent bijmengen, komt de selectieve inkomensmigratie wel realistisch tot uitdrukking in de uitkomsten. Agglomeratie-effect Het functioneren van de regionale woningmarkt laat een steeds verdergaande bundeling van de woonfunctie in stedelijke gebieden zien. Deze trend komt in woonwensen beperkt tot uitdrukking. Het model biedt de mogelijkheid op basis van historische verschuivingen per leefstijl de bundeling in stedelijk gebied in te mengen. Nadere analyses van de historische trends in het onderzoeksgebied in combinatie met de migratiepatronen die volgen uit de Primos-prognose hebben geleid tot de conclusie dat het bijmengen van een agglomeratie-effect in het onderzochte gebied niet van toepassing is. 3.2. Invloed van de financiële crisis op de uitkomsten Veel mensen realiseren in de gespannen woningmarkt of onder invloed van beperkingen door de financiële crisis (verkoopbaarheid huidige woning, lagere kredietverstrekking door de banken) niet hun ideale woonwens, maar accepteren een second-best-oplossing. - 3 -

Een belangrijke vorm van dit substitutiegedrag is dat hun verhuiswens uitstellen. Een analyse van het WoON leert dat het uitstellen van de verhuiswens een aantrekkelijker alternatief wordt naarmate men ouder wordt. Tabel 3.1: Substitutiegedrag als men de eerste verhuiswens niet kan effectueren, naar leefstijl Totaal Elders zoeken naar gewenste woning 72% 72% 66% 63% 51% 45% 54% 65% Aanpassing woonwensen 1% 1% 8% 7% 11% 11% 5% 9% Niet verhuizen 19% 18% 26% 3% 39% 44% 41% 26% Totaal 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% 1% Legenda. Rode arcering: >3% onder gemiddelde. Groene arcering >3% boven gemiddelde. Bron: WoON29. Jongere zijn eerder geneigd een woning met de gewenste kwaliteit te zoeken op een andere locatie dan de eerste keus (in een andere wijk, maar vaak ook in een andere gemeente). Seniore besluiten (voorlopig) niet te verhuizen. Wellicht ten overvloede tekenen we hierbij aan dat het veldwerk voor het WoON29 werd uitgevoerd voor de omvang van de financiële crisis in de volle breedte zichtbaar was. Het substitutiegedrag van komt niet tot uitdrukking in de bevolkingsprognose. Vanwege de aard van de onderzoeksvraag wordt het effect van het uit- of afstellen van de verhuiswens ook niet in het model meegenomen. De onderzoeksvraag is de kwalitatieve behoefte aan woonmilieus in beeld te brengen binnen de kwantitatieve randtotalen van de Primos- prognose 211. De woningbehoefte in kwantitatieve zin is een vast gegevens. Een variant die uitgaat van een lagere behoefteprognose valt daarom buiten het bestek van dit onderzoek. De Primos-prognose 211 gaat uit van een aanzienlijke toename van de woningbehoefte in de komende decennia. Die toename komt deels voort uit de natuurlijke aanwas die samenhangt met de relatief jonge bevolking van de Noordvleugel van de Randstad. Omdat geboorte, sterfte, migratie en vorming structurele processen zijn, hebben problemen op de woningmarkt in de basis weinig invloed op de ontwikkeling van de woningbehoefte op de langere termijn. Echter, vraaguitval op de kortere termijn leidt er toe dat de woningbouwproductie sterk achterblijft bij de plannen waarop de prognose mede is gebaseerd. Dat kan er toe leiden dat het woningtekort op de langere termijn sterk oploopt, waarna een inhaalslag plaatsvindt. Een studie naar de mogelijke effecten van de financiële crisis op de ontwikkeling van de woningbehoefte in de Noordelijke Randstad op de langere termijn, laat zien dat de Primos-prognose 211 op dit punt robuust mag worden verondersteld 3. 3 Houdbaarheid Woningbehoefteprognoses Noordvleugel, ABF Research, 211-31 -

Voor de uitkomsten van de berekening van de toekomstige behoefte aan woonmilieus wordt, zoals aangegeven, uitgegaan van de kwantitatieve woningbehoefteberekening volgens Primos. De ontwikkeling in de vraag naar woonmilieus moet over een langere periode worden bezien. Voor de, onzekere, kortere termijn is de afzetbaarheid van nieuwbouwwoningen leidend. Voor de langere termijn moet het voorzien in de vraag naar de verschillende woonmilieus het doel zijn. De verwachte inhaalslag in de woningvraag als de woningmarkt haar balans heeft hervonden, is daarin een cruciale fase. - 32 -

4. De toekomstige behoefte aan woonmilieus: twee scenario s 4.1. Inleiding In dit hoofdstuk brengen we de toekomstige behoefte aan woonmilieus in beeld. De economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de welvaart, zijn van aanzienlijke invloed op de samenstelling van deze behoefte. Hoe de economie zich over een langere periode ontwikkelt is onzeker. De huidige economische malaise werpt een schaduw op de verwachtingen over de komende tijd. Hoe lang de problemen zullen aanhouden en tot welk niveau de economie zich zal herstellen is niet aan te geven. Langjarige gemiddelden in de economische ontwikkeling geven wel enig houvast voor de verdere toekomst. Vanwege deze onzekerheden schetsen we twee scenario s, waarbij we uitgaan van een verschillende economische ontwikkelingen. Het eerste scenario is een behoedzaam optimistisch scenario dat uitgaat van een economische groei van 1,2% op jaarbasis. Dit is een voorzichtig scenario en komt overeen met een lage variant van het Centraal Planbureau (CPB). Het tweede scenario is een pessimistischer scenario dat uitgaat van % economische groei. Samen geven deze scenario s een bandbreedte aan de ontwikkeling van de toekomstige behoefte aan woonmilieus. 4.2. Demografische ontwikkeling De Primos-prognose 211 gaat uit van een aanzienlijke groei van het aantal in het onderzoeksgebied in de periode tot 24. Het aantal neemt in de periode toe van ongeveer 1.959.7 naar zo n 2.438.4. Een toename 478.7, oftewel 24%. Het aandeel neemt in de periode toe van 32% in 21 naar 39% in 24. De toename van het aantal met 478.7 bestaat voor tweederde uit seniore (55+). - 33 -

Volgens het scenario van 1,2% economische groei, ziet de demografische ontwikkeling naar leefstijl er als volgt uit: Figuur 4.1: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, demografische ontwikkeling leefstijlen volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 Bron: Primos prognose, bewerking Companen. Globaal zien we de volgende bewegingen: Het aantal neemt af, terwijl het aantal juist toeneemt. Dit wordt ingegeven door het gehanteerde economische scenario, dat uitgaat van een zekere welvaartsgroei. Het aantal stagneert, terwijl het aantal fors toeneemt. vormen nu en in de toekomst de grootste leefstijl in het onderzoeksgebied. De seniore leefstijlen nemen allemaal in omvang toe. De grootste toename is er bij de. De grootste groep zijn overigens de. Dat is op dit moment het geval en zal ook in de toekomst zo blijven. Wel valt op dat, meer dan bij de andere groepen, de ontwikkeling van deze leefstijl afvlakt na 23. - 34 -

In het scenario dat uitgaat van % welvaartsstijging neemt de omvang van de leefstijlen minder toe dan bij het scenario dat uitgaat van 1,2% welvaartsstijging. De onderstaande figuur laat de verschillen tussen beide scenario s zien. Figuur 4.2: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, verschil in demografische ontwikkeling leefstijlen volgens de twee scenario's, 21-24 Bron: Primos prognose, bewerking Companen. De meest opvallende verschillen: De groep neemt volgens het %-scenario aanzienlijk sterker toe dan volgens het 1,2%-scenario. De verschillen tussen beide scenario s zijn r bij de dan bij de andere leefstijlen. Tabel 4.1: Procentuele toe- of afname van de omvang van de leefstijlen in de periode 21 24 volgens het 1,2%-scenario, naar deelgebied Noord-Holland -25% 37% -5% 21% 23% 55% 76% Flevoland -11% 43% 3% 61% 96% 175% 156% Utrecht -18% 51% 7% 22% 37% 75% 66% Metropoolregio Amsterdam -23% 44% 3% 29% 27% 77% 89% Totaal -22% 41% 2% 25% 31% 68% 78% Bron: Companen. Een vergelijking tussen de gebieden van de (relatieve) toe- of afname van de omvang van de verschillende leefstijlen leert dat: de afname van de leefstijl het minst sterk is in de provincie Flevoland; Flevoland over de hele linie de sterkste groei kent; Flevoland naar verhouding ook de sterkste toename kent van de seniore leefstijlen, met andere woorden: met de sterkste vergrijzing te maken krijgt; - 35 -

de groep, hoewel in omvang klein, relatief de grootste groei doormaakt; van de overige leefstijlen de groep naar verhouding het sterkst groeit, gevolgd door de groep. Noord-Holland te maken krijgt met een afname van de groep, terwijl in de Metropoolregio Amsterdam deze groep wat toeneemt. Dit komt op de conto van Almere en Lelystad. 4.3. Ontwikkeling vraag naar woonmilieus De toekomstige vraag naar woonmilieus hangt samen met de ontwikkeling van de verschillende leefstijlen. De onderstaande figuur laat zien hoe de toekomstige behoefte aan woonmilieus zich ontwikkelt volgens het scenario van 1,2% economische groei. Figuur 4.3: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 Bron: Companen. Wat meteen opvalt is dat de grootste discrepanties zich voordoen in de periode tussen 21 en 22. Dit hangt samen met het feit dat er een verschil is tussen de feitelijke situatie in 21 die in de donkergroene balken in de grafiek is weergegeven en de ideaaltypische situatie in 21. Immers, een deel van de heeft een verhuiswens en woont op dit moment niet naar tevredenheid. Die discrepantie wordt in het model in de eerste periode ingelopen. De volgende figuur laat met een extra balk (blauw) per woonmilieutype zien hoe groot de discrepantie is tussen de feitelijke situatie en de ideaaltypische situatie op dit moment. - 36 -

Figuur 4.4: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, inclusief discrepantie tussen feitelijke situatie en ideaaltypische situatie, 21-24 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. Bron: Companen. 21 (Huidige situatie) 21 (Verhuiswens verwerkt) 22 23 24 Stedelijke woonmilieus Het woonmilieu Centrum-stedelijk plus is erg populair. Er is sprake van een aanzienlijke additionele woningbehoefte (extra behoefte ten opzichte van de aanwezige voorraad) in dit woonmilieu. De aantrekkingskracht van dit woonmilieu hangt samen met de unieke uitstraling en het hoogwaardige voorzieningenniveau. Opvallend is dat er met name een grote additionele vraag is op de kortere termijn, en dat de vraagontwikkeling na 22 afvlakt. Er is dus sprake van een grote discrepantie tussen vraag een aanbod op dit moment, terwijl de demografische ontwikkeling minder bijdraagt aan de additionele behoefte aan woningen in dit milieu. Het is ook een woonmilieu dat niet zonder meer gecreëerd kan worden, maar wat wel kan worden uitgebreid als locaties beschikbaar zijn in de nabijheid van het bestaande woonmilieu. Dan is het zaak dat de aansluiting wordt gevonden bij het bestaande karakter en bij het bestaande voorzieningenniveau. In het geval van het Centrumstedelijk plus woonmilieu, betekent dat vooral dat de bereikbaarheid van het bestaande woonmilieu vanuit de nieuwe toevoegingen geborgd moet zijn. Ook het woonmilieu Stedelijk Vooroorlogs is populair. We zien net als bij het Centrum-stedelijk plus milieu een aanzienlijke discrepantie tussen vraag en aanbod op dit moment. De vraagontwikkeling naar dit woonmilieu zet zich in de toekomst sterker door dan bij het Centrum-stedelijk plus woonmilieu. De additionele vraag naar woningen in het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu ontstaat onder invloed van de demografische ontwikkelingen na 22. Vanaf dat moment nemen de leefstijlen die zich op dit woonmilieu richten in omvang toe (dit zijn met name ). In de eerste periode is er weinig additionele vraag naar dit woonmilieu. Overigens kent het woonmilieu zekere overeenkomsten met het Stedelijk vooroorlogse woonmilieu en kan het mogelijk een deel van de additionele vraag naar dat woonmilieu opvangen, zij het dat het naoorlogs compacte woonmilieu niet altijd dezelfde populaire uitstraling heeft en doorgaans verder af ligt van de populaire centrum-stedelijke voorzieningen. - 37 -

Het woonmilieu Stedelijk naoorlogs grondgebonden kent bij een scenario van 1,2% welvaartsstijging de grootste additionele vraag. In dit woonmilieu is in de periode tot 24 behoefte aan ruim 85. extra woningen. Welvaartstijging en de toename van mobiele leefstijlen brengt een grotere oriëntatie op woonmilieus met lagere dichtheden met zich mee. Het Kleinstedelijke woonmilieu laat een aanzienlijke discrepantie zien tussen de uitgangssituatie en de toekomstige vraag. Er zijn op dit moment meer woningen in dit woonmilieu dan er zijn die er zouden willen wonen. Met andere woorden: een deel van de wil dit woonmilieu op dit moment verlaten. Vanaf 23 ontstaat onder invloed van de demografische groei van bevolkingsgroepen die het Kleinstedelijke woonmilieu een aantrekkelijk woonmilieu vinden weer een toenemende vraag naar dit type. Dit betreft met name die het aantrekkelijk vinden dichter in de buurt van (zorg)voorzieningen te wonen. Dorpse woonmilieus Ook het Centrum-dorpse woonmilieu is veel gevraagd. De additionele behoefte aan woningen in dit milieu bedraagt ruim 7.. Dit is een vraag waarin lastig is te voorzien, omdat het Centrum-dorpse woonmilieu zich moeilijk laat creëren of uitbreiden. Het is immers een woonmilieu dat zijn aantrekkingskracht voor een belangrijk deel ontleent aan een organisch en historisch gegroeid karakter. Een belangrijk deel van de aantrekkingskracht komt ook voort uit de aanwezigheid van voorzieningen in het Centrum-dorpse woonmilieu. In die zin is substitutie mogelijk met het Dorpse woonmilieu, als de beschikbaarheid of bereikbaarheid van voorzieningen geborgd kan worden. Het Dorpse woonmilieu en het Landelijk bereikbare woonmilieu zijn populaire woonmilieus, waarnaar in de toekomst de nodige additionele vraag ontstaat. - 38 -

Tabel 4.2: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht, vergelijking tussen de additionele behoefte aan woonmilieus in de periode 21-24 volgens beide scenario's Woonmilieus Scenario % economische groei Scenario 1,2% economische groei Verschil (abs) Verschil (%) Centrum-stedelijk plus 51.2 49.6-1.6 97% Centrum-stedelijk 25.5 26.4 9 14% Stedelijk vooroorlogs 59.4 57.1-2.3 96% Stedelijk naoorlogs compact 44.8 35.6-9.2 79% Stedelijk naoorlogs grondgebonden 83.4 85.3 1.9 12% Groen-stedelijk 26.3 26.1-2 99% Centrum-kleinstedelijk 15.8 15.4-4 97% Kleinstedelijk 15.6 18.1 2.5 116% Groen-kleinstedelijk 15.8 17. 1.2 18% Centrum-dorps 68.7 71.7 3. 14% Dorps 38.5 4.4 1.9 15% Landelijk bereikbaar 31.3 33. 1.7 15% Landelijk perifeer 2.5 3.1 6 124% Totaal 478.8 478.8 Bron: Companen. De bovenstaande tabel laat zien dat de omvang van de economische ontwikkeling van invloed is op de vraag naar de diverse woonmilieus. Een jaarlijkse economische groei van 1,2% betekent dat er een grotere vraag is naar ruimere en groenere woonmilieus dan bij een stagnatie van de economie. De grootste impact heeft de economische ontwikkeling op het Stedelijke naoorlogs compacte woonmilieu (afgezien van het zeer Landelijk perifere woonmilieu). Volgens het 1,2% scenario is de aanvullende behoefte aan woningen in dit woonmilieu ruim 2% lager dan bij het uitblijven van economisch herstel. In hoofdstuk 4 wordt de ontwikkeling van de vraag naar de verschillende woonmilieus per woningmarktregio, per provincie en voor de Metropoolregio Amsterdam in detail uitgewerkt. Hier gaan we kort in op de vraagontwikkeling in de MRA, Noord-Holland, Flevoland en Utrecht. Wij gaan daarbij uit van het scenario van 1,2% economische groei, vanuit lange termijn perspectief gezien het meest voor de hand liggende scenario. - 39 -

Metropoolregio Amsterdam Figuur 4.5: Metropoolregio Amsterdam, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. Bron: Companen. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Er is een aanzienlijke discrepantie tussen de beschikbaarheid en de behoefte aan het woonmilieu Centrum-stedelijk plus. Als die discrepantie zou zijn ingelopen neemt de vraag vervolgens beduidend minder snel toe. Voor de kortere termijn is er een relatief beperkte groei in de behoefte aan het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu. Na 22 nemen de leefstijlen die zich op dit woonmilieu oriënteren toe, en neemt ook de vraag naar dit woonmilieu sterker toe. De vraag naar wonen in het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu neemt het snelst toe. De schaalsprong van Almere speelt hierin een belangrijke rol. Dit hangt samen met de uitgangspunten die zijn gehanteerd bij de Primos-prognose. Door er in de prognose van uit te gaan dat op grote schaal gebouwd wordt in Almere, neemt de vraag naar woningen in het model sterk toe. Aanbod creëert vraag. Het Centrum-dorpse woonmilieu is, ondanks de stedelijke uitstraling van een metropoolregio, sterk aanwezig in de MRA en is een populair woonmilieu waarnaar de vraag nog aanzienlijk toeneemt. De vraagontwikkeling naar de Kleinstedelijke woonmilieus is naar verhouding beperkt. De MRA is een groot en zeer divers gebied. Vrijwel alle woonmilieus komen in aanzienlijke hoeveelheden voor. De steden Amsterdam en Almere zijn zeer bepalend voor op het totaalbeeld van de MRA. We maken daarom hier een uitsplitsing naar deze steden en de overige gebieden binnen de Metropoolregio. - 4 -

Amsterdam Figuur 4.6: Gemeente Amsterdam, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 18. 16. 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. Bron: Companen. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Het woonmilieu Centrum-stedelijk plus komt binnen de MRA alleen in Amsterdam voor. De vraag naar dit type woonmilieu concentreert zich ook in deze stad en neemt in de komende decennia aanzienlijk toe. Ook de vraag naar het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu is in Amsterdam groot. Dit is het woonmilieu waaraan de grootste additionele behoefte bestaat. De vraag naar dit woonmilieu ontwikkelt zich gestaag over de periode tot 24. Het Stedelijk vooroorlogse woonmilieu is naar omvang bezien het derde woonmilieu in Amsterdam. De vraag naar dit woonmilieu neemt de komende decennia niet noemenswaardig toe. - 41 -

Almere Figuur 4.7: Gemeente Almere, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 12. 1. 8. 6. 4. 2. Bron: Companen. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 In Almere concentreert de additionele vraag naar woonmilieus zich grotendeels in het Stedelijk naoorlogs grondgebonden woonmilieu. De vraag naar dit woonmilieu concentreert zich binnen de MRA voor een belangrijk deel in Almere. Daarnaast is er vraag naar het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu, maar de omvang van de additionele vraag naar dit woonmilieu is veel r dan de vraag naar het grondgebonden woonmilieu. Figuur 4.8: Metropoolregio Amsterdam, exclusief de steden Amsterdam en Almere, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 16. 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. - Bron: Companen. 21 22 23 24 Bezien zonder de grote invloed van de steden Amsterdam en Almere, is er in MRA vooral additionele behoefte aan de woonmilieus Centrum-dorps, Stedelijk vooroorlogs, Groenstedelijk en Stedelijk naoorlogs grondgebonden. - 42 -

De vraag naar het Centrum-stedelijke woonmilieu, het Stedelijk naoorlogs compacte woonmilieu en het Kleinstedelijke woonmilieu neemt iets toe, maar veel minder hard dan de hiervoor genoemde woonmilieus. Ook de vraag naar het dorpse en, in iets mindere mate, het Landelijk bereikbare woonmilieu neemt de komende decennia nog wat toe. De () vraag naar het woonmilieu Centrum-stedelijk plus is buiten Amsterdam niet in te vullen. Provincie Noord-Holland Figuur 4.9: Provincie Noord-Holland, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. Bron: Companen. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Omdat de Metropoolregio Amsterdam voor een aanzienlijk deel in de provincie Noord-Holland ligt, overlappen de uitkomsten voor beide gebieden behoorlijk. De vraagontwikkeling van (Centrum-)dorpse woonmilieus is sterker op de schaal van de gehele provincie Noord-Holland. Het Landelijk bereikbare woonmilieu komt naar verhouding veel voor in Noord- Holland en is redelijk populair. Bij de Kleinstedelijke woonmilieus is de vraagontwikkeling naar verhouding laag. - 43 -

Provincie Flevoland Figuur 4.1: Provincie Flevoland, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. Bron: Companen 21 (Huidige situatie) 22 23 24 De uitkomsten voor de provincie Flevoland worden gedomineerd door de ontwikkelingen in Lelystad en vooral in Almere. De schaalsprong van Almere zorgt voor een zeer grote toename van de behoefte aan het Stedelijke grondgebonden woonmilieu. Ook het Groenstedelijke woonmilieu, hoewel veel r, groeit behoorlijk als de vraag van wordt gevolgd. Ook in Flevoland is het Centrum-dorpse woonmilieu populair. De vraag naar dit woonmilieu neemt nog aanzienlijk toe. Het Landelijke perifere woonmilieu is binnen het totale onderzoeksgebied alleen in Flevoland in enige mate aanwezig. De vraag naar dit woonmilieu stijgt nog licht. - 44 -

Provincie Utrecht Figuur 4.11: Provincie Utrecht, ontwikkeling behoefte woonmilieus volgens scenario 1,2% economische groei, 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. Bron: Companen. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 In de provincie Utrecht zijn de Kleinstedelijke woonmilieus naar verhouding sterk vertegenwoordigd. Hetzelfde geldt voor de (Centrum-)dorpse woonmilieus. In deze milieus neemt de vraag ook het sterkst toe. Ook het Landelijk Bereikbare woonmilieu is naar verhouding groot en mag rekenen op een toename in de behoefte. Ook de stedelijke woonmilieus zijn in de provincie (Utrecht en Amersfoort) in behoorlijke omvang aanwezig. Van de stedelijke woonmilieus is er de grootste mismatch tussen vraag en huidig aanbod in het woonmilieu Centrum-Stedelijk plus in Utrecht en in het Stedelijk vooroorlogse woonmilieu. Bij het Centrum-stedelijk plus woonmilieu neemt de vraag na het eventueel inlopen van deze mismatch niet erg sterk meer toe. Bij het Vooroorlogse woonmilieus is dat wel het geval. - 45 -

4.4. Ontwikkeling kwalitatieve woningvraag Naast de toekomstige vraag naar woonmilieus, is (indicatief) ook gekeken naar de ontwikkeling van de kwalitatieve woningbehoefte. De onderstaande tabel geeft een beeld van de gewenste verhoudingen naar bouwvorm, eigendomsklassen en prijsniveau van de woningvoorraad in het onderzoeksgebied in 22, 23 en 24. Tabel 4.3: Provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht. Ontwikkeling kwalitatieve woningbehoefte volgens beide scenario's, 21-24 4 21 22 23 24 Scenario 1,2% economische groei Eengezinswoningen 59% 64% 66% 66% Meergezinswoningen 41% 36% 34% 34% Totaal 1% 1% 1% 1% Goedkope huur 43% 36% 36% 33% Dure huur 3% 3% 3% 3% Goedkope koop 15% 16% 16% 16% Middeldure koop 21% 25% 25% 26% Dure koop 17% 19% 2% 21% Totaal 1% 1% 1% 1% Scenario % economische groei Eengezinswoningen 59% 64% 65% 65% Meergezinswoningen 41% 36% 35% 35% Totaal 1% 1% 1% 1% Goedkope huur 43% 37% 38% 36% Dure huur 3% 3% 3% 3% Goedkope koop 15% 16% 16% 16% Middeldure koop 21% 24% 24% 25% Dure koop 17% 19% 19% 2% Totaal 1% 1% 1% 1% Bron: Companen. Volgens het scenario van 1,2% economische groei zou de woningvoorraad in Noord- Holland, Flevoland en Utrecht in 24 idealiter bestaan uit twee derde eengezinswoningen en een derde meergezinswoningen. Op dit moment is deze verhouding ongeveer 6% - 4%. Volgens het 1,2%-scenario is de toekomstige behoefte aan eengezinswoningen marginaal groter dan volgens het %-scenario. Let wel: in deze paragraaf wordt het gemiddelde voor het totale onderzoeksgebied gepresenteerd. In de factsheets in hoofdstuk 4 wordt nader uitgewerkt hoe deze verhouding ligt voor de verschillende deelgebieden. 4 De grens tussen goedkope huur en dure huur ligt op 65, prijspeil 212. De grenzen tussen goedkope, middeldure en dure koop zijn dynamisch bepaald op het niveau van de 14 woningmarktregio s in het onderzoeksgebied. De grens tussen goedkope en middeldure koop is gelijkgesteld aan de grens tussen het 3 e en 4 e percentiel van de WOZ-waarde. De grens tussen middeldure en dure koop is gelijkgesteld aan de grens tussen het 7 e en 8 e percentiel. Door deze methode zijn de prijsklassen tussen de woningmarktregio s vergelijkbaar gemaakt. Zo heeft een dure koopwoning in Amsterdam een beduidend hoger prijsniveau als een dure koopwoning in de Kop van Noord-Holland. - 46 -

Als we kijken naar de verschillen naar eigendomsverhouding en prijsklasse, zijn de verschillen tussen de scenario s groter. Het %-scenario legt een grotere druk op de huursector, en dan met name op de goedkopere voorraad. Volgens het 1,2%-scenario is de vraag naar middeldure en dure koopwoningen wat groter dan onder het %-scenario. Toch is er ook volgens het %-scenario in de toekomst een aanzienlijke additionele behoefte aan deze woningen. Dit hangt samen met de toename van de mobiele leefstijlen die er ook bij % welvaartsgroei is. - 47 -

- 48 -

Bijlage 1: Factsheets behoefteontwikkeling per woningmarktregio In deze bijlage presenteren wij aan de hand van factsheets met een vaste opbouw de belangrijkste informatie per woningmarktregio, per provincie en voor de MRA. Per deelgebied worden beide scenario s in beeld gebracht. De factsheets bevatten de informatie die nodig is voor de confrontatie met de resultaten van de Quick Scan Aanbod, die parallel aan dit onderzoek wordt uitgevoerd. - 1 -

Kop van Noord-Holland scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 4. 3. 2. 1. -1. -2. -3. 21-22 22-23 23-24 - 2 -

Kop van Noord-Holland Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 3% 26% 23% 23% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 4% 21% 18% 18% 4% 18% Middelduur 28% 33% 35% 35% Duur 2% 21% 21% 23% 2% 23% Eengezins % 86% 84% 84% % 84% Meergezins21 22 2314% 24 16% 16% 16% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 9.74 5.4 8.2 2.29 14.39 11.6 2.95 71.85 22 8.58 5.99 6.79 21.26 17.87 13.15 3.19 76.83 23 7.12 6.26 6.52 21.97 19.72 14.27 4.2 79.88 24 6.23 6.61 6.55 23.54 18.63 13.78 4.15 79.49 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk Stedelijk vooroorlogs 4 42 44 4 2 2 44 Stedelijk naoorlogs compact Stedelijk naoorlogs grondgeb. Groen-stedelijk 47 39 34 47-8 -5 34 Centrum-kleinstedelijk 3.27 3.75 3.96 3.92 48 21-4 65 Kleinstedelijk 11.32 12.12 12.77 12.71 8 65-6 1.39 Groen-kleinstedelijk 11.82 9.72 1.13 1.14-2.1 41 1-1.68 Centrum-dorps 11.33 12.88 13.73 13.74 1.55 85 1 2.41 Dorps 18.56 21.83 22.41 22.28 3.27 58-13 3.72 Landelijk bereikbaar 15.57 15.68 16.4 15.93 11 36-11 36 Landelijk perifeer - 3 -

Kop van Noord-Holland scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 4. 3. 2. 1. -1. -2. -3. 21-22 22-23 23-24 - 4 -

Kop van Noord-Holland Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 3% 26% 25% 25% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 4% 21% 19% 18% 4% 18% Middelduur 28% 33% 34% 34% Duur 2% 21% 21% 21% 2% 21% Eengezins % 86% 83% 83% % 83% Meergezins21 22 2314% 24 17% 17% 17% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 9.74 5.4 8.2 2.29 14.39 11.6 2.95 71.85 22 9.7 5.49 7.18 2.87 18.89 12.44 2.88 76.82 23 7.98 5.4 7.31 21.18 22.12 12.71 3.19 79.89 24 7.44 5.4 7.82 22.27 22.24 11.47 2.84 79.48 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk Stedelijk vooroorlogs 37 36 36 37-1 36 Stedelijk naoorlogs compact Stedelijk naoorlogs grondgeb. Groen-stedelijk 5 44 41 5-6 -3 41 Centrum-kleinstedelijk 3.27 3.79 4.5 4.4 52 26-1 77 Kleinstedelijk 11.32 12.11 12.8 12.73 79 69-7 1.41 Groen-kleinstedelijk 11.82 9.65 1.1 9.96-2.17 36-5 -1.86 Centrum-dorps 11.33 12.78 13.54 13.43 1.45 76-11 2.1 Dorps 18.56 21.76 22.3 22.12 3.2 54-18 3.56 Landelijk bereikbaar 15.57 15.85 16.41 16.45 28 56 4 88 Landelijk perifeer - 5 -

West Friesland scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 5. 4. 3. 2. 1. -1. -2. 21-22 22-23 23-24 - 6 -

West Friesland Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 31% 26% 25% 24% Duur 6% (>65) 2% 2% 2% 6% 2% Goedkoop 4% 17% 16% 15% 4% 15% Middelduur 3% 35% 36% 37% Duur 2% 2% 22% 22% 2% 23% Eengezins % 83% 86% 85% % 86% Meergezins21 22 2317% 24 14% 15% 14% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 9.5 7.21 7.18 3.82 14.73 12.44 4.31 85.74 22 8.13 7.83 6.69 32.83 19.31 15.6 5. 94.85 23 6.92 8.1 6.77 34.5 22.65 16.62 6.32 11.34 24 5.98 8.7 6.77 35.87 22.4 16.91 6.88 12.88 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk Stedelijk vooroorlogs Stedelijk naoorlogs compact Stedelijk naoorlogs grondgeb. 54 55 56 54 1 1 56 Groen-stedelijk Centrum-kleinstedelijk 3.14 4.88 5.16 5.24 1.74 28 8 2.1 Kleinstedelijk 16.7 14.38 15.9 15.23-1.69 71 14-84 Groen-kleinstedelijk 7.49 7.67 8.36 8.38 18 69 2 89 Centrum-dorps 18.8 22.33 23.46 23.57 4.25 1.13 11 5.49 Dorps 26. 29.4 31.7 32.5 3.4 2.3 8 6.5 Landelijk bereikbaar 14.95 15.63 17.1 17.41 68 1.38 4 2.46 Landelijk perifeer - 7 -

West Friesland scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 5. 4. 3. 2. 1. -1. -2. 21-22 22-23 23-24 - 8 -

West Friesland Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 31% 26% 26% 27% Duur 6% (>65) 2% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 4% 17% 16% 15% 4% 14% Middelduur 3% 34% 35% 35% Duur 2% 2% 21% 21% 2% 21% Eengezins % 83% 85% 85% % 85% Meergezins21 22 2317% 24 15% 15% 15% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 9.5 7.21 7.18 3.82 14.73 12.44 4.31 85.74 22 8.6 7.37 7.7 32.45 2.41 14.38 4.58 94.86 23 7.76 7.17 7.59 33.22 25.4 15. 5.18 11.32 24 7.14 6.91 8.9 34.56 26.75 14.39 5.6 12.9 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk Stedelijk vooroorlogs Stedelijk naoorlogs compact Stedelijk naoorlogs grondgeb. 51 5 48 51-1 -2 48 Groen-stedelijk Centrum-kleinstedelijk 3.14 4.8 5. 5.1 1.66 2 1 1.87 Kleinstedelijk 16.7 14.49 15.3 15.55-1.58 81 25-52 Groen-kleinstedelijk 7.49 7.73 8.51 8.62 24 78 11 1.13 Centrum-dorps 18.8 22.42 23.6 23.73 4.34 1.18 13 5.65 Dorps 26. 29.28 31.41 32.8 3.28 2.13 67 6.8 Landelijk bereikbaar 14.95 15.6 17.1 17.44 65 1.41 43 2.49 Landelijk perifeer - 9 -

Alkmaar scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. -1.5 21-22 22-23 23-24 - 1 -

Alkmaar Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 31% 28% 25% 24% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 4% 18% 18% 18% 4% 18% Middelduur 27% 29% 3% 3% Duur 2% 23% 24% 26% 2% 27% Eengezins % 81% 82% 83% % 83% Meergezins21 22 2319% 24 18% 17% 17% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 12.57 11.45 11.94 37.31 24.23 13.93 6.75 118.18 22 12.5 11.89 1.66 39.15 29.56 16.83 8.42 128.56 23 1.24 12.74 1.37 4.14 32.56 18.59 1.82 135.46 24 8.98 13.6 1.28 42.58 31.64 18.5 11.7 136.74 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 1.49 2.2 2.2 1.92 71-18 -1 43 Stedelijk vooroorlogs 3.93 4.21 4.36 4.35 28 15-1 42 Stedelijk naoorlogs compact 2.56 22.85 23.8 23.78 2.29 95-2 3.22 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 1.43 1.37 1.84 1.96-6 47 12 53 Groen-stedelijk 1.73 2.25 2.35 2.37 52 1 2 64 Centrum-kleinstedelijk 8.72 8.7 8.15 8.14-65 8-1 -58 Kleinstedelijk 9.11 8.18 8.27 8.29-93 9 2-82 Groen-kleinstedelijk 6.23 7.19 7.95 8.4 96 76 9 1.81 Centrum-dorps 27.7 3.6 32.19 32.49 2.99 2.13 3 5.42 Dorps 22.96 25.36 27.29 28.3 2.4 1.93 74 5.7 Landelijk bereikbaar 5.94 7.81 8.23 8.37 1.87 42 14 2.43 Landelijk perifeer - 11 -

Alkmaar scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. -1.5 21-22 22-23 23-24 - 12 -

Alkmaar Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 31% 29% 27% 27% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 4% 18% 18% 18% 4% 18% Middelduur 27% 29% 29% 29% Duur 2% 23% 23% 24% 2% 24% Eengezins % 81% 81% 82% % 82% Meergezins21 22 2319% 24 19% 18% 18% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 12.57 11.45 11.94 37.31 24.23 13.93 6.75 118.18 22 12.74 11.2 11.27 38.54 31.25 16. 7.56 128.56 23 11.49 11.49 11.63 38.88 36.51 16.74 8.71 135.45 24 1.73 11.32 12.27 4.59 37.77 15.68 8.39 136.75 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 1.49 2.27 2.2 2.13 78-7 -7 64 Stedelijk vooroorlogs 3.93 4.15 4.25 4.2 22 1-5 27 Stedelijk naoorlogs compact 2.56 23.13 24.42 24.81 2.57 1.29 39 4.25 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 1.43 1.39 1.82 1.96-4 43 14 53 Groen-stedelijk 1.73 2.3 2.43 2.49 57 13 6 76 Centrum-kleinstedelijk 8.72 8.11 8.24 8.27-61 13 3-45 Kleinstedelijk 9.11 8.19 8.22 8.22-92 3-89 Groen-kleinstedelijk 6.23 7.16 7.86 7.87 93 7 1 1.64 Centrum-dorps 27.7 3.11 32.32 32.69 3.4 2.21 37 5.62 Dorps 22.96 25.8 26.65 27.9 2.12 1.57 44 4.13 Landelijk bereikbaar 5.94 7.66 7.98 8.1 1.72 32 3 2.7 Landelijk perifeer - 13 -

Zuid-Kennemerland / IJmond scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 7. 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 5. 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. -1.5-2. 21-22 22-23 23-24 - 14 -

Zuid-Kennemerland / IJmond Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 4% 35% 33% 32% Duur 6% (>65) 3% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 4% 16% 15% 16% 4% 15% Middelduur 24% 27% 28% 29% Duur 2% 16% 19% 2% 2% 21% Eengezins % 62% 67% 67% % 68% Meergezins21 22 2338% 24 33% 33% 32% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 21.37 19.4 14.23 53.66 36.69 18.41 1.3 173.43 22 19.5 2.97 13.8 56.4 39.57 23.33 12.53 185.74 23 17.11 22.55 14.4 57.37 41.21 27.14 15.49 194.91 24 15.5 23.51 13.57 61.45 4.49 28.28 16.83 199.63 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 8.5 1.99 11.5 11.83 2.94 51 33 3.78 Stedelijk vooroorlogs 31.67 33.92 35.25 35.94 2.25 1.33 69 4.27 Stedelijk naoorlogs compact 29.64 3.1 31.31 31.72 37 1.3 41 2.8 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 87 1.37 1.33 1.28 5-4 -5 41 Groen-stedelijk 3.4 2.43 2.52 2.54-61 9 2-5 Centrum-kleinstedelijk 7.65 1.61 11.5 11.2 2.96 44 15 3.55 Kleinstedelijk 44.2 42.8 45.31 46.58-1.4 2.51 1.27 2.38 Groen-kleinstedelijk 9.58 9.96 1.53 1.91 38 57 38 1.33 Centrum-dorps 2.5 22.33 23.67 24.5 1.83 1.34 83 4. Dorps 11.32 13.1 13.68 14.4 1.78 58 36 2.72 Landelijk bereikbaar 6.92 8.21 8.72 9.8 1.29 51 36 2.16 Landelijk perifeer 2 3 4 2 1 1 4-15 -

Zuid-Kennemerland / IJmond scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 7. 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 5. 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. -1.5-2. 21-22 22-23 23-24 - 16 -

Zuid-Kennemerland / IJmond Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 4% 36% 35% 35% Duur 6% (>65) 3% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 4% 16% 15% 15% 4% 15% Middelduur 24% 27% 27% 27% Duur 2% 16% 19% 19% 2% 2% Eengezins % 62% 67% 66% % 67% Meergezins21 22 2338% 24 33% 34% 33% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 21.37 19.4 14.23 53.66 36.69 18.41 1.3 173.43 22 2.62 19.85 14.59 55.25 41.83 22. 11.59 185.73 23 19.19 2.47 15.74 55.66 46.22 24.28 13.34 194.9 24 18.51 2.5 16.2 58.82 48.34 23.87 13.39 199.63 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 8.5 1.83 11.23 11.42 2.78 4 19 3.37 Stedelijk vooroorlogs 31.67 33.99 35.44 36.24 2.32 1.45 8 4.57 Stedelijk naoorlogs compact 29.64 3.29 31.88 32.61 65 1.59 73 2.97 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 87 1.41 1.41 1.41 54 54 Groen-stedelijk 3.4 2.47 2.59 2.65-57 12 6-39 Centrum-kleinstedelijk 7.65 1.62 11.3 11.16 2.97 41 13 3.51 Kleinstedelijk 44.2 42.75 45.22 46.49-1.45 2.47 1.27 2.29 Groen-kleinstedelijk 9.58 9.86 1.31 1.56 28 45 25 98 Centrum-dorps 2.5 22.16 23.31 23.93 1.66 1.15 62 3.43 Dorps 11.32 13.18 13.82 14.27 1.86 64 45 2.95 Landelijk bereikbaar 6.92 8.16 8.59 8.86 1.24 43 27 1.94 Landelijk perifeer 2 3 3 2 1 3-17 -

Gooi en Vechtstreek scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. -1.5-2. 21-22 22-23 23-24 - 18 -

Gooi en Vechtstreek Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 38% 32% 3% 29% Duur 6% (>65) 3% 4% 4% 6% 4% Goedkoop 4% 19% 21% 21% 4% 21% Middelduur 22% 24% 25% 25% Duur 2% 19% 19% 2% 2% 21% Eengezins % 72% 76% 76% % 77% Meergezins21 22 2328% 24 24% 24% 23% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 15.19 8.99 11.65 3.2 23.31 11.4 9.25 19.99 22 14.8 1.9 11.38 31.8 25.2 14.12 1.62 117.38 23 12.74 12.48 11.47 32.92 26.56 16.86 11.49 124.52 24 12. 13.64 11.62 37.13 25.99 18.29 11.35 13.2 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 2.69 2.76 2.85 2.92 7 9 7 23 Stedelijk vooroorlogs 7.31 8.81 9.22 9.52 1.5 41 3 2.21 Stedelijk naoorlogs compact 16.4 14.68 15.49 15.98-1.36 81 49-6 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 7.28 7.7 8.2 8.49 42 5 29 1.21 Groen-stedelijk 6.86 8.25 8.95 9.38 1.39 7 43 2.52 Centrum-kleinstedelijk 3.47 5.22 5.39 5.51 1.75 17 12 2.4 Kleinstedelijk 19.52 18.87 2. 21.11-65 1.13 1.11 1.59 Groen-kleinstedelijk 6.29 7.2 7.49 7.93 73 47 44 1.64 Centrum-dorps 25.12 27.12 28.61 29.72 2. 1.49 1.11 4.6 Dorps 13.47 14.83 16. 16.98 1.36 1.17 98 3.51 Landelijk bereikbaar 1.92 2.12 2.31 2.46 2 19 15 54 Landelijk perifeer - 19 -

Gooi en Vechtstreek scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. -1.5 21-22 22-23 23-24 - 2 -

Gooi en Vechtstreek Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 38% 32% 31% 31% Duur 6% (>65) 3% 4% 4% 6% 4% Goedkoop 4% 19% 2% 21% 4% 21% Middelduur 22% 24% 25% 25% Duur 2% 19% 19% 2% 2% 19% Eengezins % 72% 75% 76% % 76% Meergezins21 22 2328% 24 25% 24% 24% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 15.19 8.99 11.65 3.2 23.31 11.4 9.25 19.99 22 14.89 1.9 12.4 3.43 26.64 13.9 1.21 117.39 23 14.28 1.93 12.87 31.52 29.79 14.47 1.66 124.52 24 14.33 11.31 13.87 34.87 31.3 14.47 1.13 13.1 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 2.69 2.78 2.88 2.97 9 1 9 28 Stedelijk vooroorlogs 7.31 8.81 9.27 9.6 1.5 46 33 2.29 Stedelijk naoorlogs compact 16.4 14.86 15.93 16.66-1.18 1.7 73 62 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 7.28 7.66 8.11 8.35 38 45 24 1.7 Groen-stedelijk 6.86 8.18 8.8 9.18 1.32 62 38 2.32 Centrum-kleinstedelijk 3.47 5.31 5.58 5.78 1.84 27 2 2.31 Kleinstedelijk 19.52 18.91 2.4 21.2-61 1.13 1.16 1.68 Groen-kleinstedelijk 6.29 6.97 7.31 7.66 68 34 35 1.37 Centrum-dorps 25.12 27.18 28.7 29.83 2.6 1.52 1.13 4.71 Dorps 13.47 14.66 15.66 16.47 1.19 1. 81 3. Landelijk bereikbaar 1.92 2.7 2.22 2.31 15 15 9 39 Landelijk perifeer - 21 -

Stadsregio Amsterdam Noord scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. -1. -2. 21-22 22-23 23-24 - 22 -

Stadsregio Amsterdam Noord Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 4% 35% 33% 32% Duur 6% (>65) 2% 2% 2% 6% 2% Goedkoop 4% 15% 15% 15% 4% 15% Middelduur 2% 21% 22% 22% Duur 2% 22% 26% 28% 2% 29% Eengezins % 75% 79% 79% % 79% Meergezins21 22 2325% 24 21% 21% 21% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 15.84 12.22 16.72 42.69 25.66 16.12 8.2 137.45 22 14.69 12.8 15.71 45.2 3.67 19.99 1.71 149.77 23 11.99 13.18 15.84 46.37 33.55 23.26 13.74 157.93 24 1.87 13.7 15.46 49.71 33.32 23.27 15.5 161.38 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 93 9 91 93-3 1 91 Centrum-stedelijk 12.59 13.57 14.21 14.43 98 64 22 1.84 Stedelijk vooroorlogs 6 6 6 6 6 Stedelijk naoorlogs compact 2.54 19.1 19.51 19.66-1.53 5 15-88 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 34.16 37.89 39.48 4.65 3.73 1.59 1.17 6.49 Groen-stedelijk 6.83 8. 8.52 8.56 1.17 52 4 1.73 Centrum-kleinstedelijk Kleinstedelijk 34 36 35 34 2-1 35 Groen-kleinstedelijk 45 37 33 45-8 -4 33 Centrum-dorps 42.3 47.41 5.69 52. 5.11 3.28 1.31 9.7 Dorps 13.45 14.8 15.7 15.29 63 99 22 1.84 Landelijk bereikbaar 7.59 8.1 8.77 9.12 42 76 35 1.53 Landelijk perifeer - 23 -

Stadsregio Amsterdam Noord scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 5. 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. -1. -2. 21-22 22-23 23-24 - 24 -

Stadsregio Amsterdam Noord Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 4% 36% 35% 35% Duur 6% (>65) 2% 2% 2% 6% 2% Goedkoop 4% 15% 15% 15% 4% 15% Middelduur 2% 21% 21% 21% Duur 2% 22% 26% 27% 2% 27% Eengezins % 75% 78% 77% % 77% Meergezins21 22 2325% 24 22% 23% 23% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 15.84 12.22 16.72 42.69 25.66 16.12 8.2 137.45 22 15.53 11.96 16.61 44.3 32.42 19.6 9.89 149.77 23 13.45 11.72 17.76 44.44 37.63 21.18 11.74 157.92 24 12.98 11.6 18.46 46.72 39.78 2.7 11.79 161.4 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 94 92 93 94-2 1 93 Centrum-stedelijk 12.59 13.57 14.21 14.42 98 64 21 1.83 Stedelijk vooroorlogs 6 6 7 6 1 7 Stedelijk naoorlogs compact 2.54 19.28 2.7 2.54-1.26 79 47 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 34.16 37.69 39.5 4.4 3.53 1.36 99 5.88 Groen-stedelijk 6.83 8.13 8.8 8.99 1.3 67 19 2.16 Centrum-kleinstedelijk Kleinstedelijk 35 4 42 35 5 2 42 Groen-kleinstedelijk 48 41 4 48-7 -1 4 Centrum-dorps 42.3 47.21 5.24 51.32 4.91 3.3 1.8 9.2 Dorps 13.45 14.19 15.27 15.62 74 1.8 35 2.17 Landelijk bereikbaar 7.59 7.87 8.46 8.65 28 59 19 1.6 Landelijk perifeer - 25 -

Stadsregio Amsterdam Zuid scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 15. 1. 5. -5. -1. 21-22 22-23 23-24 - 26 -

Stadsregio Amsterdam Zuid Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 8% 1% 8% 6% 6% 4% 4% 2% 2% % KOOP: HUUR: 21 22 23 24 Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) % 21 22 23 24 Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 21.67 11.59 1.7 48.27 25.27 11.62 1.16 139.28 22 2.59 13.94 1.39 53.36 28.87 14.81 13.55 155.51 23 18.55 16.26 18.93 49.17 37.51 17.36 12.42 17.2 24 16.82 17.36 18.91 54.38 38.5 18.96 14.41 178.89 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 13.5 14.53 14.79 13.33 1.48 26 15.7 Centrum-stedelijk 14.66 9.44 1.17 1.73-5.22 73 56-3.93 Stedelijk vooroorlogs 11.6 13.9 14.79 11.12 2.84 89 14.85 Stedelijk naoorlogs compact 27.16 27.54 28.73 28.98 38 1.19 25 1.82 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 2.56 17.53 19.34 2.91-3.3 1.81 1.57 35 Groen-stedelijk 9.14 11.22 11.47 11.93 2.8 25 46 2.79 Centrum-kleinstedelijk 16.5 15.59 16.67 17.51-46 1.8 84 1.46 Kleinstedelijk 15.79 15.56 17.19 18.45-23 1.63 1.26 2.66 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 24.99 25.95 28.81 3.76 96 2.86 1.95 5.77 Dorps 7.24 5.94 6.56 6.94-1.3 62 38-3 Landelijk bereikbaar 4.4 2.68 2.81 3.12-1.36 13 31-92 Landelijk perifeer - 27 -

Stadsregio Amsterdam Zuid scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 15. 1. 5. -5. -1. 21-22 22-23 23-24 - 28 -

Stadsregio Amsterdam Zuid Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 8% 1% 8% 6% 6% 4% 4% 2% 2% % KOOP: HUUR: 21 22 23 24 Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) % 21 22 23 24 Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 21.67 11.59 1.7 48.27 25.27 11.62 1.16 139.28 22 21.77 12.76 1.98 52.76 3.53 14.13 12.58 155.51 23 2.8 14.1 21.22 46.87 42.7 15.2 1.2 17.19 24 2.8 14.9 22.58 5.71 45.43 15.25 1.73 178.87 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 13.44 15.18 15.82 13.72 1.74 64 16.1 Centrum-stedelijk 14.66 9.32 9.83 1.19-5.34 51 36-4.47 Stedelijk vooroorlogs 11.17 14.1 15.4 11.23 2.93 94 15.1 Stedelijk naoorlogs compact 27.16 28.59 31.11 32.72 1.43 2.52 1.61 5.56 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 2.56 17.15 18.55 19.66-3.41 1.4 1.11-9 Groen-stedelijk 9.14 11.27 11.59 12.16 2.13 32 57 3.2 Centrum-kleinstedelijk 16.5 15.59 16.7 17.53-46 1.11 83 1.48 Kleinstedelijk 15.79 15.1 16.26 16.98-69 1.16 72 1.19 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 24.99 25.61 28.9 29.66 62 2.48 1.57 4.67 Dorps 7.24 5.83 6.32 6.54-1.41 49 22-7 Landelijk bereikbaar 4.4 2.5 2.48 2.61-1.54-2 13-1.43 Landelijk perifeer - 29 -

Gemeente Amsterdam scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 18. 16. 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2. 15. 1. 5. -5. -1. 21-22 22-23 23-24 - 3 -

Gemeente Amsterdam Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 8% 6% 4% 2% 1% 8% 6% 4% 2% % 21 22 23 24 % 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 115.97 63.77 46.46 88.51 7.83 23.99 12.55 422.8 22 19.37 77.77 48.2 94.13 79.94 35.35 18.54 463.3 23 96.27 87.57 38.36 19.75 78.95 42.93 28.9 482.73 24 89.43 95.68 37.44 119.68 77.82 45.88 32.75 498.68 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 135.1 141.71 145.18 148.85 6.7 3.47 3.67 13.84 Centrum-stedelijk 15.28 16.62 17.63 15.28 1.34 1.1 17.63 Stedelijk vooroorlogs 111.66 16.33 19.3 111.81-5.33 2.7 2.78 15 Stedelijk naoorlogs compact 138.5 143.37 151.25 157.7 5.32 7.88 5.82 19.2 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 21.95 32.56 34.4 35.43 1.61 1.48 1.39 13.48 Groen-stedelijk 12.95 12.28 14.24 15.19-67 1.96 95 2.24 Centrum-kleinstedelijk 15 12 11 15-3 -1 11 Kleinstedelijk 74 81 86 74 7 5 86 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 3.78 4.5 4.18 3.78 27 13 4.18 Dorps 2.46 2.43 2.46 2.46-3 3 2.46 Landelijk bereikbaar 2.43 4.63 4.97 5.1 2.2 34 13 2.67 Landelijk perifeer - 31 -

Gemeente Amsterdam scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 18. 16. 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2. 15. 1. 5. -5. -1. 21-22 22-23 23-24 - 32 -

Gemeente Amsterdam Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 8% 6% 4% 2% 1% 8% 6% 4% 2% % 21 22 23 24 % 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 115.97 63.77 46.46 88.51 7.83 23.99 12.55 422.8 22 115.63 71.51 5.96 91.37 84.51 32.57 16.74 463.29 23 17.96 75.88 43.2 15.1 88.54 37.72 24.52 482.74 24 16.78 78.34 44.7 112.42 92.92 37.94 25.6 498.7 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 135.1 141.66 145.15 148.74 6.65 3.49 3.59 13.73 Centrum-stedelijk 15. 16.16 16.97 15. 1.16 81 16.97 Stedelijk vooroorlogs 111.66 16.67 19.8 113.7-4.99 3.13 3.27 1.41 Stedelijk naoorlogs compact 138.5 143.43 151.19 156.93 5.38 7.76 5.74 18.88 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 21.95 32.53 34.3 35.46 1.58 1.5 1.43 13.51 Groen-stedelijk 12.95 12.1 13.81 14.46-85 1.71 65 1.51 Centrum-kleinstedelijk 16 13 14 16-3 1 14 Kleinstedelijk 74 79 85 74 5 6 85 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 3.78 4.7 4.19 3.78 29 12 4.19 Dorps 2.5 2.51 2.59 2.5 1 8 2.59 Landelijk bereikbaar 2.43 4.71 5.9 5.29 2.28 38 2 2.86 Landelijk perifeer - 33 -

BRU scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 9. 8. 7. 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 16. 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. -2. -4. -6. 21-22 22-23 23-24 - 34 -

BRU Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 45% 37% 35% 34% Duur 6% (>65) 3% 4% 4% 6% 4% Goedkoop 4% 16% 16% 16% 4% 16% Middelduur 18% 22% 23% 23% Duur 2% 18% 21% 22% 2% 23% Eengezins % 58% 65% 66% % 67% Meergezins21 22 2342% 24 35% 34% 33% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 72.38 34.73 22.71 91.71 43.67 27. 14.89 37.9 22 69.63 44.48 23.85 98.6 51.43 37.41 18.28 343.68 23 65.19 53.46 25. 17.89 59.48 47.78 21.98 38.78 24 61.77 6.56 25.7 118.49 61.64 54.36 22.71 45.23 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 14.48 23.99 25.16 25.85 9.51 1.17 69 11.37 Centrum-stedelijk 2.2 2.26 2.51 2.2 24 25 2.51 Stedelijk vooroorlogs 41.99 55.23 59.21 61.9 13.24 3.98 2.69 19.91 Stedelijk naoorlogs compact 32.66 28.1 3.61 32.28-4.65 2.6 1.67-38 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 45.66 46.64 51.12 54.18 98 4.48 3.6 8.52 Groen-stedelijk 19.7 17.19 19.17 2.52-1.88 1.98 1.35 1.45 Centrum-kleinstedelijk 15.25 17.83 2.1 21.31 2.58 2.18 1.3 6.6 Kleinstedelijk 68.83 7.27 79.3 85.11 1.44 8.76 6.8 16.28 Groen-kleinstedelijk 16.18 19.89 22.88 24.54 3.71 2.99 1.66 8.36 Centrum-dorps 23.5 25.65 29.33 31.65 2.15 3.68 2.32 8.15 Dorps 6.85 8.51 9.51 1.25 1.66 1. 74 3.4 Landelijk bereikbaar 22.61 28.21 32.23 34.87 5.6 4.2 2.64 12.26 Landelijk perifeer 28 29 3 28 1 1 3-35 -

BRU scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 9. 8. 7. 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 16. 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. -2. -4. -6. 21-22 22-23 23-24 - 36 -

BRU Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 45% 38% 37% 37% Duur 6% (>65) 3% 4% 4% 6% 4% Goedkoop 4% 16% 15% 16% 4% 16% Middelduur 18% 22% 22% 22% Duur 2% 18% 21% 21% 2% 21% Eengezins % 58% 65% 65% % 65% Meergezins21 22 2342% 24 35% 35% 35% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 72.38 34.73 22.71 91.71 43.67 27. 14.89 37.9 22 73.62 4.5 25.22 97.24 54.38 35.19 17.56 343.71 23 73.11 45.54 28.4 14.85 66.7 42.31 2.23 38.78 24 73.75 48.58 3.68 113.5 73.59 45.2 19.92 45.22 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 14.48 24.28 25.64 26.53 9.8 1.36 89 12.5 Centrum-stedelijk 1.94 2.12 2.28 1.94 18 16 2.28 Stedelijk vooroorlogs 41.99 55.49 59.68 62.59 13.5 4.19 2.91 2.6 Stedelijk naoorlogs compact 32.66 28.28 31.23 33.25-4.38 2.95 2.2 59 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 45.66 46.85 51.67 55.11 1.19 4.82 3.44 9.45 Groen-stedelijk 19.7 17.2 19.16 2.48-1.87 1.96 1.32 1.41 Centrum-kleinstedelijk 15.25 17.83 2.4 21.38 2.58 2.21 1.34 6.13 Kleinstedelijk 68.83 69.84 78.6 83.56 1.1 8.22 5.5 14.73 Groen-kleinstedelijk 16.18 19.82 22.83 24.54 3.64 3.1 1.71 8.36 Centrum-dorps 23.5 25.47 28.93 31.1 1.97 3.46 2.8 7.51 Dorps 6.85 8.47 9.46 1.19 1.62 99 73 3.34 Landelijk bereikbaar 22.61 27.91 31.62 33.94 5.3 3.71 2.32 11.33 Landelijk perifeer 29 33 36 29 4 3 36-37 -

Regio Amersfoort scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 4. 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. 21-22 22-23 23-24 - 38 -

Regio Amersfoort Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 32% 26% 24% 24% Duur 6% (>65) 3% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 4% 19% 19% 19% 4% 19% Middelduur 31% 36% 37% 37% Duur 2% 15% 16% 17% 2% 18% Eengezins % 73% 77% 77% % 78% Meergezins21 22 2327% 24 23% 23% 22% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 13.3 15.27 8.23 43.22 19.38 12.7 9.44 12.64 22 12.28 17.9 7.97 46.15 22.44 15.79 11.68 133.4 23 1.63 17.63 8.27 47.73 24.85 19.5 14.57 142.73 24 9.8 17.74 8.57 51.83 25.62 2.62 15.62 149.8 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 3.62 3.78 3.8 3.79 16 2-1 17 Stedelijk vooroorlogs 4.15 7.82 8.13 8.45 3.67 31 32 4.3 Stedelijk naoorlogs compact 2.66 22.23 23.92 24.95 1.57 1.69 1.3 4.29 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 23.15 22.41 23.3 24.5-74 89 1.2 1.35 Groen-stedelijk 8.95 11.6 11.87 12.45 2.11 81 58 3.5 Centrum-kleinstedelijk 4.39 5.61 6.4 6.81 1.22 79 41 2.42 Kleinstedelijk 13.99 14.45 15.71 16.66 46 1.26 95 2.67 Groen-kleinstedelijk 1.41 11.31 12.26 12.87 9 95 61 2.46 Centrum-dorps 23.17 25.18 27.34 28.85 2.1 2.16 1.51 5.68 Dorps 4.17 5.46 5.52 5.67 1.29 6 15 1.5 Landelijk bereikbaar 3.98 4.13 4.49 4.76 15 36 27 78 Landelijk perifeer - 39 -

Regio Amersfoort scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 4. 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. 21-22 22-23 23-24 - 4 -

Regio Amersfoort Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 32% 27% 26% 26% Duur 6% (>65) 3% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 4% 19% 2% 19% 4% 19% Middelduur 31% 35% 36% 35% Duur 2% 15% 16% 16% 2% 16% Eengezins % 73% 77% 76% % 77% Meergezins21 22 2327% 24 23% 24% 23% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 13.3 15.27 8.23 43.22 19.38 12.7 9.44 12.64 22 12.98 16.39 8.43 45.7 23.73 15.6 11.12 133.41 23 11.93 16.34 9.27 46.72 27.87 17.41 13.2 142.74 24 11.7 15.84 1.23 5.17 3.59 17.93 13.33 149.79 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 3.62 3.83 3.88 3.91 21 5 3 29 Stedelijk vooroorlogs 4.15 7.83 8.15 8.47 3.68 32 32 4.32 Stedelijk naoorlogs compact 2.66 22.38 24.27 25.57 1.72 1.89 1.3 4.91 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 23.15 22.4 23.24 24.4-75 84 1.16 1.25 Groen-stedelijk 8.95 11.1 11.97 12.59 2.15 87 62 3.64 Centrum-kleinstedelijk 4.39 5.54 6.23 6.56 1.15 69 33 2.17 Kleinstedelijk 13.99 14.43 15.65 16.6 44 1.22 95 2.61 Groen-kleinstedelijk 1.41 11.33 12.35 13. 92 1.2 65 2.59 Centrum-dorps 23.17 25.3 27.3 28.33 1.86 2. 1.3 5.16 Dorps 4.17 5.45 5.48 5.63 1.28 3 15 1.46 Landelijk bereikbaar 3.98 4.11 4.45 4.71 13 34 26 73 Landelijk perifeer - 41 -

Utrecht Zuid-Oost scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. 21-22 22-23 23-24 - 42 -

Utrecht Zuid-Oost Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 29% 24% 22% 21% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 4% 18% 19% 19% 4% 18% Middelduur 29% 32% 32% 32% Duur 2% 23% 25% 26% 2% 27% Eengezins % 77% 81% 81% % 82% Meergezins21 22 2323% 24 19% 19% 18% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 5.58 4.15 5.92 24.21 11.35 7.26 5.83 64.3 22 5.34 4.76 5.98 24.78 13.12 9.2 7.71 7.71 23 4.42 5.6 6.7 25.13 14.38 9.39 9.79 74.24 24 3.89 5.7 5.92 27.63 14.37 9.9 1.87 76.84 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk Stedelijk vooroorlogs Stedelijk naoorlogs compact Stedelijk naoorlogs grondgeb. Groen-stedelijk Centrum-kleinstedelijk 4.93 4.27 4.46 4.58-66 19 12-35 Kleinstedelijk 15.39 15.97 16.34 16.75 58 37 41 1.36 Groen-kleinstedelijk 4.33 6.59 6.99 7.34 2.26 4 35 3.1 Centrum-dorps 22.39 23.1 23.94 24.65 71 84 71 2.26 Dorps 1.68 12.97 14.4 14.73 2.29 1.7 69 4.5 Landelijk bereikbaar 6.56 7.48 8.8 8.44 92 6 36 1.88 Landelijk perifeer 34 38 37 34 4-1 37-43 -

Utrecht Zuid-Oost scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2.5 2. 1.5 1. 5-5 -1. 21-22 22-23 23-24 - 44 -

Utrecht Zuid-Oost Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 29% 24% 23% 23% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 4% 18% 19% 19% 4% 18% Middelduur 29% 32% 32% 31% Duur 2% 23% 24% 26% 2% 26% Eengezins % 77% 8% 8% % 8% Meergezins21 22 2323% 24 2% 2% 2% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 5.58 4.15 5.92 24.21 11.35 7.26 5.83 64.3 22 5.64 4.46 6.32 24.43 13.87 8.82 7.16 7.7 23 4.96 4.53 6.81 24.39 16.13 9.1 8.43 74.26 24 4.65 4.32 7.7 26.48 17.16 8.55 8.61 76.84 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk Stedelijk vooroorlogs Stedelijk naoorlogs compact Stedelijk naoorlogs grondgeb. Groen-stedelijk Centrum-kleinstedelijk 4.93 4.34 4.59 4.77-59 25 18-16 Kleinstedelijk 15.39 16.1 16.47 16.99 62 46 52 1.6 Groen-kleinstedelijk 4.33 6.45 6.68 6.83 2.12 23 15 2.5 Centrum-dorps 22.39 23.9 23.91 24.55 7 82 64 2.16 Dorps 1.68 12.92 13.93 14.52 2.24 1.1 59 3.84 Landelijk bereikbaar 6.56 7.56 8.27 8.72 1. 71 45 2.16 Landelijk perifeer 36 42 45 36 6 3 45-45 -

West-Utrecht scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2.5 2. 1.5 1. 5-5 21-22 22-23 23-24 - 46 -

West-Utrecht Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 23% 19% 17% 17% Duur 6% (>65) 3% 2% 2% 6% 2% Goedkoop 4% 2% 22% 22% 4% 22% Middelduur 28% 28% 28% 28% Duur 2% 26% 28% 3% 2% 31% Eengezins % 82% 8% 79% % 8% Meergezins21 22 2318% 24 2% 21% 2% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 4.29 4.63 4.57 2.37 8.9 6.44 3.68 52.7 22 4.14 5.3 4.58 2.94 1.5 7.96 4.69 58.11 23 3.38 5.18 4.39 2.35 11.32 8.44 6.28 59.34 24 2.99 5.16 4.6 21.34 11.43 8.34 6.94 6.26 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 29 28 29 29-1 1 29 Stedelijk vooroorlogs 68 71 71 68 3 71 Stedelijk naoorlogs compact 7 6 6 7-1 6 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 3 29 31 3-1 2 31 Groen-stedelijk 4 4 4 4 4 Centrum-kleinstedelijk 1.14 1.67 1.66 1.67 53-1 1 53 Kleinstedelijk 11.4 11.96 12.15 12.27 56 19 12 87 Groen-kleinstedelijk 1.66 1.86 2.5 2.14 2 19 9 48 Centrum-dorps 22.45 24.44 25.4 25.3 1.99 6 26 2.85 Dorps 12.25 13.82 14.5 14.36 1.57 23 31 2.11 Landelijk bereikbaar 3.19 3.1 2.99 3.11-18 -2 12-8 Landelijk perifeer - 47 -

West-Utrecht scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2.5 2. 1.5 1. 5-5 21-22 22-23 23-24 - 48 -

West-Utrecht Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 23% 19% 18% 19% Duur 6% (>65) 3% 2% 2% 6% 2% Goedkoop 4% 2% 23% 23% 4% 22% Middelduur 28% 28% 28% 28% Duur 2% 26% 28% 29% 2% 29% Eengezins % 82% 8% 79% % 79% Meergezins21 22 2318% 24 2% 21% 21% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 4.29 4.63 4.57 2.37 8.9 6.44 3.68 52.7 22 4.38 5.6 4.84 2.67 11.11 7.69 4.35 58.1 23 3.79 4.77 4.92 19.82 12.69 7.9 5.44 59.33 24 3.57 4.58 4.85 2.56 13.65 7.51 5.56 6.28 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 28 27 28 28-1 1 28 Stedelijk vooroorlogs 66 69 68 66 3-1 68 Stedelijk naoorlogs compact 7 7 7 7 7 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 3 29 3 3-1 1 3 Groen-stedelijk 4 4 4 4 4 Centrum-kleinstedelijk 1.14 1.66 1.66 1.66 52 52 Kleinstedelijk 11.4 11.96 12.18 12.31 56 22 13 91 Groen-kleinstedelijk 1.66 1.81 1.97 2. 15 16 3 34 Centrum-dorps 22.45 24.49 25.13 25.44 2.4 64 31 2.99 Dorps 12.25 13.83 14.12 14.5 1.58 29 38 2.25 Landelijk bereikbaar 3.19 2.97 2.92 2.99-22 -5 7-2 Landelijk perifeer - 49 -

Almere scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21-22 22-23 23-24 - 5 -

Almere Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 34% 27% 26% 25% Duur 6% (>65) 3% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 4% 2% 21% 22% 4% 21% Middelduur 25% 28% 28% 28% Duur 2% 18% 21% 21% 2% 22% Eengezins % 76% 82% 81% % 82% Meergezins21 22 2324% 24 18% 19% 18% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 8.99 9.33 11.62 28.86 9.78 5.77 2.38 76.73 22 8.98 11.34 12.44 33.42 15.3 11.58 4.58 97.37 23 9.18 14.57 14.71 41.31 21.28 16.44 6.54 124.3 24 9.16 15.76 16.16 51.85 25.43 18.88 8.17 145.41 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 81 1.25 1.6 1.81 44 35 21 1. Stedelijk vooroorlogs 73 96 1.8 73 23 12 1.8 Stedelijk naoorlogs compact 1.52 11.71 15.26 17.88 1.19 3.55 2.62 7.36 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 61.28 72.15 92.25 18.63 1.87 2.1 16.38 47.35 Groen-stedelijk 2.34 4.84 5.85 6.63 2.5 1.1 78 4.29 Centrum-kleinstedelijk 22 25 28 22 3 3 28 Kleinstedelijk 85 1.3 1.11 85 18 8 1.11 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 1.7 1.24 1.45 1.7 17 21 1.45 Dorps 1.11 1.38 1.73 1.11 27 35 1.73 Landelijk bereikbaar 1.82 3.44 4.21 4.85 1.62 77 64 3.3 Landelijk perifeer - 51 -

Almere scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21-22 22-23 23-24 - 52 -

Almere Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 34% 28% 28% 29% Duur 6% (>65) 3% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 4% 2% 21% 21% 4% 21% Middelduur 25% 28% 27% 27% Duur 2% 18% 2% 2% 2% 21% Eengezins % 76% 81% 8% % 81% Meergezins21 22 2324% 24 19% 2% 19% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 8.99 9.33 11.62 28.86 9.78 5.77 2.38 76.73 22 9.5 1.82 13.16 32.71 15.89 11. 4.3 97.38 23 1.3 13.46 16.5 39.52 23.87 14.72 5.67 124.4 24 1.93 13.98 19.3 48.71 3.36 15.72 6.39 145.39 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 81 1.3 1.73 2.4 49 43 31 1.23 Stedelijk vooroorlogs 71 94 1.7 71 23 13 1.7 Stedelijk naoorlogs compact 1.52 11.8 15.53 18.41 1.28 3.73 2.88 7.89 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 61.28 71.94 91.69 17.56 1.66 19.75 15.87 46.28 Groen-stedelijk 2.34 4.92 6.2 6.9 2.58 1.1 88 4.56 Centrum-kleinstedelijk 23 29 33 23 6 4 33 Kleinstedelijk 86 1.3 1.9 86 17 6 1.9 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 1.8 1.25 1.47 1.8 17 22 1.47 Dorps 1.9 1.32 1.62 1.9 23 3 1.62 Landelijk bereikbaar 1.82 3.46 4.24 4.89 1.64 78 65 3.7 Landelijk perifeer - 53 -

Lelystad scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 18. 16. 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5-5 21-22 22-23 23-24 - 54 -

Lelystad Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 31% 27% 26% 24% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 4% 23% 2% 19% 4% 2% Middelduur 26% 3% 31% 32% Duur 2% 19% 22% 23% 2% 24% Eengezins % 86% 87% 86% % 87% Meergezins21 22 2314% 24 13% 14% 13% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 4.48 3.24 4.76 9.55 5.46 3.47 1.26 32.22 22 3.78 3.27 4.81 1.83 6.99 4.75 1.51 35.94 23 3.51 3.64 5.24 12.45 8.68 5.66 2.42 41.6 24 3.58 4.41 6.2 15.4 9.12 6.71 3.6 48.3 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 2.86 3.36 3.92 4.42 5 56 5 1.56 Stedelijk vooroorlogs 11 12 14 11 1 2 14 Stedelijk naoorlogs compact 5 55 63 5 5 8 63 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 12.52 12.77 14.51 16.81 25 1.74 2.3 4.29 Groen-stedelijk 15.45 16.16 18.97 22.9 71 2.81 3.12 6.64 Centrum-kleinstedelijk 14 13 14 14-1 1 14 Kleinstedelijk 11 12 14 11 1 2 14 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 47 5 58 47 3 8 58 Dorps Landelijk bereikbaar 1.4 2.32 2.78 3.34 92 46 56 1.94 Landelijk perifeer - 55 -

Lelystad scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 16. 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5 21-22 22-23 23-24 - 56 -

Lelystad Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 31% 28% 28% 28% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 4% 23% 2% 19% 4% 19% Middelduur 26% 3% 3% 3% Duur 2% 19% 21% 21% 2% 22% Eengezins % 86% 87% 86% % 86% Meergezins21 22 2314% 24 13% 14% 14% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 4.48 3.24 4.76 9.55 5.46 3.47 1.26 32.22 22 4. 3.5 5.9 1.55 7.39 4.5 1.36 35.94 23 3.94 3.21 5.88 11.81 9.73 5.12 1.9 41.59 24 4.28 3.72 7.19 14.23 1.89 5.82 2.18 48.31 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 2.86 3.45 4.16 4.81 59 71 65 1.95 Stedelijk vooroorlogs 9 11 13 9 2 2 13 Stedelijk naoorlogs compact 49 52 59 49 3 7 59 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 12.52 12.84 14.61 16.97 32 1.77 2.36 4.45 Groen-stedelijk 15.45 16.1 18.8 21.82 65 2.7 3.2 6.37 Centrum-kleinstedelijk 15 15 16 15 1 16 Kleinstedelijk 1 12 15 1 2 3 15 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 47 5 58 47 3 8 58 Dorps Landelijk bereikbaar 1.4 2.26 2.64 3.1 86 38 46 1.7 Landelijk perifeer - 57 -

Overig Flevoland scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 5. 4.5 4. 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5 21-22 22-23 23-24 - 58 -

Overig Flevoland Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 31% 26% 25% 24% Duur 6% (>65) % % % 6% % Goedkoop 4% 22% 22% 22% 4% 21% Middelduur 2% 21% 2% 2% Duur 2% 27% 31% 33% 2% 34% Eengezins % 93% 92% 91% % 91% Meergezins21 22 237% 24 8% 9% 9% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 4.49 5.89 6.9 16.32 9.42 2.55 3.4 48.61 22 4.2 6.23 7.87 17.85 11.51 4.8 4.14 55.7 23 3.61 6.9 8.37 18.93 13.2 5.61 5.33 61.14 24 3.21 6.23 8.8 2.82 13.85 6.79 5.85 64.83 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk Stedelijk vooroorlogs Stedelijk naoorlogs compact 35 37 4 35 2 3 4 Stedelijk naoorlogs grondgeb. Groen-stedelijk Centrum-kleinstedelijk Kleinstedelijk Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 29.74 34.3 37.56 39.77 4.56 3.26 2.21 1.3 Dorps 1.21 1.98 11.94 12.56 77 96 62 2.35 Landelijk bereikbaar 1.15 2.11 2.19 2.23 96 8 4 1.8 Landelijk perifeer 7.5 7.98 9.6 9.88 48 1.8 82 2.38-59 -

Overig Flevoland scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 5. 4.5 4. 3.5 3. 2.5 2. 1.5 1. 5 21-22 22-23 23-24 - 6 -

Overig Flevoland Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 31% 27% 27% 27% Duur 6% (>65) % % % 6% % Goedkoop 4% 22% 22% 21% 4% 21% Middelduur 2% 21% 2% 2% Duur 2% 27% 3% 31% 2% 32% Eengezins % 93% 92% 91% % 91% Meergezins21 22 237% 24 8% 9% 9% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 4.49 5.89 6.9 16.32 9.42 2.55 3.4 48.61 22 4.25 6. 8.32 17.4 12.17 3.72 3.84 55.7 23 4.5 5.66 9.39 17.91 14.81 4.73 4.6 61.15 24 3.84 5.61 9.65 19.26 16.53 5.29 4.66 64.84 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk Stedelijk vooroorlogs Stedelijk naoorlogs compact 34 35 37 34 1 2 37 Stedelijk naoorlogs grondgeb. Groen-stedelijk Centrum-kleinstedelijk Kleinstedelijk Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 29.74 34.35 37.74 4.7 4.61 3.39 2.33 1.33 Dorps 1.21 11.2 12.8 12.79 81 1.6 71 2.58 Landelijk bereikbaar 1.15 2.18 2.36 2.48 1.3 18 12 1.33 Landelijk perifeer 7.5 7.8 8.65 9.16 3 85 51 1.66-61 -

Noord-Holland scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. -5. 21-22 22-23 23-24 - 62 -

Noord-Holland Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 46% 4% 38% 37% Duur 6% (>65) 4% 4% 3% 6% 4% Goedkoop 14% 15% 15% 15% 4% 4% Middelduur 2% 23% 24% 25% Duur 2% 15% 18% 19% 2% 2% Eengezins 53% 59% 59% 6% % % Meergezins21 22 23 47% 24 41% 41% 4% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 221.4 139.67 126.9 351.75 235.11 118.97 64.2 1.258. 22 26.99 162.9 123.62 373.5 27.99 152.64 82.56 1.371.94 23 18.94 179.5 122.3 391.74 292.71 177.3 13.2 1.446.97 24 165.81 191.63 12.6 424.34 288.34 183.87 113.12 1.487.71 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 134.73 155.69 16.61 164.55 2.96 4.92 3.94 29.82 Centrum-stedelijk 39.48 54.24 57.37 59.46 14.76 3.13 2.9 19.98 Stedelijk vooroorlogs 154.51 164.79 172.24 176.91 1.28 7.45 4.67 22.4 Stedelijk naoorlogs compact 251.99 257.46 27.9 277.19 5.47 12.63 7.1 25.2 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 95.25 17.96 113.78 118.28 12.71 5.82 4.5 23.3 Groen-stedelijk 4.55 44.9 48.44 5.31 4.35 3.54 1.87 9.76 Centrum-kleinstedelijk 42.3 48.27 5.5 51.63 5.97 2.23 1.13 9.33 Kleinstedelijk 116.1 112.99 119.8 123.58-3.2 6.81 3.78 7.57 Groen-kleinstedelijk 41.41 42.1 44.83 45.73 6 2.82 9 4.32 Centrum-dorps 169.39 191.86 25.21 21.96 22.47 13.35 5.75 41.57 Dorps 113. 127. 135.14 138.52 14. 8.14 3.38 25.52 Landelijk bereikbaar 59.36 64.77 68.86 7.59 5.41 4.9 1.73 11.23 Landelijk perifeer 2 3 4 2 1 1 4-63 -

Noord-Holland scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. -5. 21-22 22-23 23-24 - 64 -

Noord-Holland Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 46% 41% 4% 4% Duur 6% (>65) 4% 4% 4% 6% 4% Goedkoop 14% 15% 15% 15% 4% 4% Middelduur 2% 23% 24% 24% Duur 2% 15% 17% 18% 2% 18% Eengezins 53% 58% 58% 58% % % Meergezins21 22 23 47% 24 42% 42% 42% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 221.4 139.67 126.9 351.75 235.11 118.97 64.2 1.258. 22 218.85 15.23 13.7 365.97 286.48 143.67 76.3 1.371.93 23 22.91 157.7 137.14 376.87 328.28 157.12 87.54 1.446.93 24 197.99 159.47 143.99 4.96 344.26 153.14 87.93 1.487.74 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 134.73 156.4 161.25 165.49 21.31 5.21 4.24 3.76 Centrum-stedelijk 39.48 53.77 56.51 58.1 14.29 2.74 1.59 18.62 Stedelijk vooroorlogs 154.51 165.22 173.28 178.58 1.71 8.6 5.3 24.7 Stedelijk naoorlogs compact 251.99 259.58 274.6 284.27 7.59 15.2 9.67 32.28 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 95.25 17.34 112.47 116.36 12.9 5.13 3.89 21.11 Groen-stedelijk 4.55 44.95 48.46 5.34 4.4 3.51 1.88 9.79 Centrum-kleinstedelijk 42.3 48.38 5.73 51.93 6.8 2.35 1.2 9.63 Kleinstedelijk 116.1 112.64 119.3 122.44-3.37 6.39 3.41 6.43 Groen-kleinstedelijk 41.41 41.85 44.41 45.7 44 2.56 66 3.66 Centrum-dorps 169.39 191.25 23.87 28.78 21.86 12.62 4.91 39.39 Dorps 113. 126.48 133.94 136.78 13.48 7.46 2.84 23.78 Landelijk bereikbaar 59.36 64.42 68.24 69.62 5.6 3.82 1.38 1.26 Landelijk perifeer 2 3 3 2 1 3-65 -

Utrecht scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2. 15. 1. 5. -5. 21-22 22-23 23-24 - 66 -

Utrecht Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 38% 31% 29% 29% Duur 6% (>65) 3% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 17% 17% 18% 17% 4% 4% Middelduur 23% 27% 27% 28% Duur 2% 19% 21% 22% 2% 23% Eengezins 66% 71% 71% 72% % % Meergezins21 22 23 34% 24 29% 29% 28% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 95.28 58.78 41.43 179.51 82.49 52.77 33.84 544.1 22 91.39 71.63 42.38 19.47 97.49 7.18 42.36 65.9 23 83.62 81.33 43.73 21.1 11.3 84.66 52.62 657.9 24 78.45 88.53 44.25 219.29 113.6 92.41 56.14 692.13 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 14.48 23.99 25.16 25.85 9.51 1.17 69 11.37 Centrum-stedelijk 3.62 6.9 6.34 6.59 2.47 25 25 2.97 Stedelijk vooroorlogs 46.14 63.73 68.5 71.6 17.59 4.32 3.1 24.92 Stedelijk naoorlogs compact 53.32 5.31 54.59 57.29-3.1 4.28 2.7 3.97 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 68.81 69.35 74.71 78.99 54 5.36 4.28 1.18 Groen-stedelijk 28.2 28.29 31.8 33.1 27 2.79 1.93 4.99 Centrum-kleinstedelijk 25.71 29.38 32.53 34.37 3.67 3.15 1.84 8.66 Kleinstedelijk 19.61 112.65 123.23 13.79 3.4 1.58 7.56 21.18 Groen-kleinstedelijk 32.58 39.65 44.18 46.89 7.7 4.53 2.71 14.31 Centrum-dorps 91.51 98.37 15.65 11.45 6.86 7.28 4.8 18.94 Dorps 33.95 4.76 43.12 45.1 6.81 2.36 1.89 11.6 Landelijk bereikbaar 36.34 42.83 47.79 51.18 6.49 4.96 3.39 14.84 Landelijk perifeer 62 67 67 62 5 67-67 -

Utrecht scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 2. 15. 1. 5. -5. 21-22 22-23 23-24 - 68 -

Utrecht Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 38% 32% 31% 31% Duur 6% (>65) 3% 3% 3% 6% 3% Goedkoop 17% 17% 17% 17% 4% 4% Middelduur 23% 27% 27% 27% Duur 2% 19% 21% 21% 2% 21% Eengezins 66% 71% 7% 7% % % Meergezins21 22 23 34% 24 29% 3% 3% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 95.28 58.78 41.43 179.51 82.49 52.77 33.84 544.1 22 96.62 66.41 44.81 188.4 13.9 66.76 4.19 65.92 23 93.79 71.18 49.4 195.78 123.39 76.63 47.3 657.11 24 93.67 73.32 52.83 21.71 134.99 79.19 47.42 692.13 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 14.48 24.28 25.64 26.53 9.8 1.36 89 12.5 Centrum-stedelijk 3.62 6.5 6.27 6.47 2.43 22 2 2.85 Stedelijk vooroorlogs 46.14 63.98 68.52 71.74 17.84 4.54 3.22 25.6 Stedelijk naoorlogs compact 53.32 5.73 55.57 58.89-2.59 4.84 3.32 5.57 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 68.81 69.55 75.2 79.81 74 5.65 4.61 11. Groen-stedelijk 28.2 28.34 31.17 33.11 32 2.83 1.94 5.9 Centrum-kleinstedelijk 25.71 29.37 32.52 34.37 3.66 3.15 1.85 8.66 Kleinstedelijk 19.61 112.24 122.36 129.46 2.63 1.12 7.1 19.85 Groen-kleinstedelijk 32.58 39.41 43.83 46.37 6.83 4.42 2.54 13.79 Centrum-dorps 91.51 98.8 15. 19.33 6.57 6.92 4.33 17.82 Dorps 33.95 4.67 42.99 44.84 6.72 2.32 1.85 1.89 Landelijk bereikbaar 36.34 42.55 47.26 5.36 6.21 4.71 3.1 14.2 Landelijk perifeer 65 75 81 65 1 6 81-69 -

Flevoland scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 1. 9. 8. 7. 6. 5. 4. 3. 2. 1. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21-22 22-23 23-24 - 7 -

Flevoland Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 32% 26% 26% 25% Duur 6% (>65) 2% 2% 2% 6% 2% Goedkoop 21% 21% 21% 21% 4% 4% Middelduur 24% 27% 27% 27% Duur 2% 21% 24% 25% 2% 25% Eengezins 83% 86% 85% 85% % % Meergezins21 22 23 17% 24 14% 15% 15% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 17.96 18.46 23.28 54.73 24.66 11.79 6.68 157.56 22 16.78 2.84 25.12 62.1 33.53 2.41 1.23 189.1 23 16.3 24.3 28.32 72.69 43.16 27.71 14.29 226.77 24 15.95 26.4 3.26 88.7 48.4 32.38 17.8 258.54 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 3.67 4.61 5.52 6.23 94 91 71 2.56 Stedelijk vooroorlogs 84 1.8 1.22 84 24 14 1.22 Stedelijk naoorlogs compact 1.52 12.56 16.18 18.91 2.4 3.62 2.73 8.39 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 73.8 84.92 16.76 125.44 11.12 21.84 18.68 51.64 Groen-stedelijk 17.79 21. 24.82 28.72 3.21 3.82 3.9 1.93 Centrum-kleinstedelijk 36 38 42 36 2 4 42 Kleinstedelijk 96 1.15 1.25 96 19 1 1.25 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 29.74 35.84 39.3 41.8 6.1 3.46 2.5 12.6 Dorps 1.21 12.9 13.32 14.29 1.88 1.23 97 4.8 Landelijk bereikbaar 4.37 7.87 9.18 1.42 3.5 1.31 1.24 6.5 Landelijk perifeer 7.5 7.98 9.6 9.88 48 1.8 82 2.38-71 -

Flevoland scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 32% 27% 28% 28% Duur 6% (>65) 2% 2% 2% 6% 2% Goedkoop 21% 21% 21% 21% 4% 4% Middelduur 24% 26% 26% 26% Duur 2% 21% 23% 24% 2% 24% Eengezins 83% 85% 84% 84% % % Meergezins21 22 23 17% 24 15% 16% 16% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 14. 12. 1. 8. 6. 4. 2. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 25. 2. 15. 1. 5. 21-22 22-23 23-24 - 72 -

Flevoland Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 32% 28% 28% 28% Duur 6% (>65) 1% 1% 1% 6% 1% Goedkoop 22% 21% 21% 2% 4% 4% Middelduur 24% 26% 26% 26% Duur 2% 21% 24% 24% 2% 25% Eengezins 85% 95% 94% 94% % % Meergezins21 22 23 15% 245% 6% 6% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 17.96 18.46 23.28 54.73 24.66 11.79 6.68 157.56 22 17.75 19.87 26.57 6.66 35.45 19.22 9.5 189.2 23 18.29 22.33 31.77 69.24 48.41 24.57 12.17 226.78 24 19.5 23.31 36.14 82.2 57.78 26.83 13.23 258.54 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus Centrum-stedelijk 3.67 4.75 5.89 6.85 1.8 1.14 96 3.18 Stedelijk vooroorlogs 8 1.5 1.2 8 25 15 1.2 Stedelijk naoorlogs compact 1.52 12.63 16.4 19.37 2.11 3.77 2.97 8.85 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 73.8 84.78 16.3 124.53 1.98 21.52 18.23 5.73 Groen-stedelijk 17.79 21.2 24.82 28.72 3.23 3.8 3.9 1.93 Centrum-kleinstedelijk 38 44 49 38 6 5 49 Kleinstedelijk 96 1.15 1.24 96 19 9 1.24 Groen-kleinstedelijk Centrum-dorps 29.74 35.9 39.49 42.12 6.16 3.59 2.63 12.38 Dorps 1.21 12.11 13.4 14.41 1.9 1.29 1.1 4.2 Landelijk bereikbaar 4.37 7.9 9.24 1.47 3.53 1.34 1.23 6.1 Landelijk perifeer 7.5 7.8 8.65 9.16 3 85 51 1.66-73 -

Metropoolregio Amsterdam scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 45. 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. -5. 21-22 22-23 23-24 - 74 -

Metropoolregio Amsterdam Scenario: 1,2% welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) Onwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 49% 42% 4% 38% Duur 6% (>65) 4% 4% 4% 6% 4% Goedkoop 14% 15% 15% 15% 4% 4% Middelduur 19% 22% 23% 24% Duur 2% 14% 17% 18% 2% 19% Eengezins 48% 55% 56% 57% % % Meergezins21 22 23 52% 24 45% 44% 43% 21 22 23 24 KOOP: HUUR: Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 23.51 128.18 116.14 31.74 197. 9.78 53.83 1.91.18 22 19.99 15.99 116.73 324.6 226.27 123.93 72.4 1.25.1 23 169.35 17.25 118.59 349.34 247.74 149.65 91. 1.295.92 24 157.36 184.6 119.18 389.6 25.22 16.27 11.62 1.362.31 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 134.73 155.69 16.61 164.55 2.96 4.92 3.94 29.82 Centrum-stedelijk 41.66 56.65 6.87 63.77 14.99 4.22 2.9 22.11 Stedelijk vooroorlogs 15.58 161.2 168.54 173.34 1.44 7.52 4.8 22.76 Stedelijk naoorlogs compact 241.95 246.82 262.1 271.92 4.87 15.28 9.82 29.97 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 158.62 181.97 29.15 232.2 23.35 27.18 23.5 73.58 Groen-stedelijk 56.61 63.18 7.52 76.32 6.57 7.34 5.8 19.71 Centrum-kleinstedelijk 27.17 31.93 33.61 34.75 4.76 1.68 1.14 7.58 Kleinstedelijk 79.51 79.27 84.82 88.6-24 5.55 3.78 9.9 Groen-kleinstedelijk 15.87 17.43 18.39 19.17 1.56 96 78 3.3 Centrum-dorps 112.91 128.13 137.57 143.19 15.22 9.44 5.62 3.28 Dorps 45.48 51.52 55.12 57.44 6.4 3.6 2.32 11.96 Landelijk bereikbaar 26.12 31.41 34.57 37.7 5.29 3.16 2.5 1.95 Landelijk perifeer 2 3 4 2 1 1 4-75 -

Metropoolregio Amsterdam scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling leefstijlen 21-24 4. 35. 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 Ontwikkeling behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. 21 (Huidige situatie) 22 23 24 behoefte woonmilieus 21-24 3. 25. 2. 15. 1. 5. -5. 21-22 22-23 23-24 - 76 -

Metropoolregio Amsterdam Scenario: % welvaartsgroei Ontwikkeling woningbehoefte (kwalitatief) 1% 21 22 23 1% 24 8% 8% Goedkoop (<65) 4% 35% 35% 35% Duur 6% (>65) 3% 3% 6% 3% 3% Goedkoop 17% 17% 17% 17% 4% Middelduur 22% 25% 25% 25% 2% 4% 2% Duur 17% 2% 2% 2% Eengezins 66% 88% 87% 87% % Meergezins 34% 12% 13% 13% KOOP: HUUR: 21 22 23 24 Duur Middelduur Goedkoop Duur (>65) Goedkoop (<65) % 21 22 23 24 Meergezins Eengezins Ontwikkeling leefstijlen 21 24, naar leefstijl en totaal (afgerond) Totaal 21 23.51 128.18 116.14 31.74 197. 9.78 53.83 1.91.18 22 21.94 14.4 123.43 317.37 239.21 116.35 66.67 1.25.1 23 189.92 149.68 132.99 334.92 277.85 132.51 78.3 1.295.9 24 187.89 153.54 142.3 366.48 298.75 133.14 8.21 1.362.31 Ontwikkeling behoefte aan woonmilieus 21 24 (afgerond) 21 (huidige situatie) 22 23 24 behoefte 21-22 behoefte 22-23 behoefte 23-24 behoefte 21-24 Centrum-stedelijk plus 134.73 156.4 161.25 165.49 21.31 5.21 4.24 3.76 Centrum-stedelijk 41.66 56.25 6.2 62.82 14.59 3.95 2.62 21.16 Stedelijk vooroorlogs 15.58 161.5 169.72 175.22 1.92 8.22 5.5 24.64 Stedelijk naoorlogs compact 241.95 248.74 266.23 278.46 6.79 17.49 12.23 36.51 Stedelijk naoorlogs grondgeb. 158.62 181.22 27.45 229.45 22.6 26.23 22. 7.83 Groen-stedelijk 56.61 63.17 7.41 76.16 6.56 7.24 5.75 19.55 Centrum-kleinstedelijk 27.17 32.6 33.88 35.1 4.89 1.82 1.22 7.93 Kleinstedelijk 79.51 78.81 83.86 87.18-7 5.5 3.32 7.67 Groen-kleinstedelijk 15.87 17.31 18.3 18.62 1.44 72 59 2.75 Centrum-dorps 112.91 127.49 136.16 14.98 14.58 8.67 4.82 28.7 Dorps 45.48 51.45 54.9 57.11 5.97 3.45 2.21 11.63 Landelijk bereikbaar 26.12 31.3 33.72 35.71 4.91 2.69 1.99 9.59 Landelijk perifeer 2 3 3 2 1 3-77 -

Bijlage 2: Woonmilieus in het onderzoeksgebied Provincie Noord-Holland Bron: ABF - 78 -

Provincie Flevoland Bron: ABF - 79 -

Metropoolregio Amsterdam Bron: ABF - 8 -

Provincie Utrecht Bron: ABF - 81 -