Financiële aspecten Concept tweede KRW-maatregelenprogramma Inleiding Met het onderstaande wordt op hoofdlijnen informatie gegeven over financiële aspecten die samenhangen met het concept maatregelenprogramma voor de tweede KRW-periode (2016-2021). 1. doet meer aan schoon en gezond water dan alleen de resultaatverplichte KRWmaatregelen Het KRW-maatregelenprogramma betreft slechts een deel van de (financiële) inspanningen van op het gebied van schoon en gezond water. Op basis van de begroting 2014 van is, met prijspeil 2014, een indicatie gemaakt van de totale externe kosten van interne kosten van zijn niet meegerekend die samenhangen met schoon en gezond water voor de periode 2016-2021. In totaal gaat het om 330 miljoen. Figuur 1 geeft de verdeling van deze 330 miljoen over de afdelingen en het KRW-programma en figuur 2 de verdeling over de hoofdgroepen van maatregelensoorten. Indicatie kosten Schoon en gezond water 2016-2021 Kosten per afdeling in miljoenen (totaal 330 miljoen) 17,1 0,3 9,6 14,7 Waterketen Ingenieursbureau, cluster Onderzoek Vergunningverlening en handhaving 287,4 Watersystemen (excl KRW-programma) KRW-programma Figuur 1 Indicatie kosten Schoon en gezond water 2016-2021, kosten per afdeling 1
Indicatie kosten Schoon en gezond water 2016-2021 Kosten per hoofdgroep in miljoenen (totaal 330 miljoen) 15,0 0,6 11,1 7,5 7,4 Inrichting / morfologie Beheer Emissies stoffen landbouw 287,5 Voorkomen afwenteling / geen achteruitgang Monitoren, onderzoeken en innovaties Samenwerking Figuur 2 Indicatie kosten Schoon en gezond water 2016-2021, kosten per hoofdgroep 2. Het KRW-maatregelenprogramma gaat uit van samenwerking en cofinanciering Het totale financiële gevolg voor het beheersgebied van van het KRWmaatregelenprogramma in de tweede KRW-periode is ongeveer 52 miljoen. Uitgangspunt bij het KRW-maatregelenprogramma is dat ongeveer de helft daarvan door wordt opgebracht. Naast de kosten ad 17,1 miljoen, die gekoppeld zijn aan het KRW-maatregelenprogramma in de tweede KRW-periode, betreft het ook 9,3 miljoen die gelabeld is aan reguliere activiteiten van. Daarbij gaat het in hoofdlijnen om: o De kosten van kwaliteitsbaggeren die ten laste komen van het baggerfonds; o De financiële bijdragen aan gemeenten voor de realisatie van natuurvriendelijke oevers hetgeen gefinancierd wordt uit de begrote middelen voor stedelijke waterplannen; o Het oplossen van vismigratieknelpunten in het kader van regulier onderhoud en beheer dat gefinancierd wordt uit de middelen voor het reguliere onderhoudsbudget. Uitgangspunt is verder dat ongeveer de helft van de kosten van het KRW-maatregelenprogramma opgebracht wordt door derden. Daarbij gaat het op hoofdlijnen om: o Financiële bijdragen van gemeenten aan de aanleg van NVO s in het kader van stedelijk waterplannen; o Financiële bijdragen van Rijkswaterstaat aan het oplossen van vismigratievoorzieningen; o Financiële bijdragen van de Europese Unie, agrariërs en terreinbeherende organisaties aan waterkwaliteitgerelateerde maatregelen. Hierbij is / wordt het Europese Plattelands Ontwikkeling Programma 3 (POP3) kaderstellend. 2
Figuur 3 geeft een indicatie van de kostenverdeling naar kostendragers voor het KRWmaatregelenprogramma in de tweede planperiode ad 52 miljoen. Figuur 4 geeft een indicatie van de kostenverdeling naar hoofdgroepen van maatregelensoorten voor het KRW-maatregelenprogramma ad 17,1 miljoen. Indicatie kosten KRW-maatregelprogramma 2016-2021 Kosten naar kostendragers in miljoenen (totaal 52 miljoen) 9,5 KRW-programma 17,1 Overig 6,2 Andere overheden 2,5 Terreinbeherende organisaties Agrarische sector 7,0 9,3 Bijdrage EU Figuur 3 Indicatie kosten KRW-maatregelenprogramma 2016-2021 naar kostendragers 3
Indicatie kosten KRW-maatregelprogramma 2016-2021 Kosten naar hoofdgroep in miljoenen ( 17,1 miljoen) 0,3 0,3 Inrichting / morfologie Beheer 7,1 8,1 Emissies stoffen landbouw Monitoren, onderzoeken en innovaties Samenwerking 1,3 Figuur 4 Indicatie kosten KRW-maatregelenprogramma 2016-2021 naar hoofdgroep 3. Gevolgen van het KRW-maatregelenprogramma voor de (meerjaren)begroting van Implementatie van het voorgestelde KRW-maatregelenprogramma brengt veranderingen teweeg voor de (meerjaren) begroting in de verdeling tussen kosten ten laste van de exploitatie- en investeringsbegroting. Het huidige KRW-maatregelenprogramma voor de eerste planperiode heeft in de (meerjaren)begroting een verdeling tussen exploitatie en investeringen van (figuur 5): o 2,5 miljoen per jaar aan investeringsuitgaven; o 0,2 miljoen per jaar aan externe kosten vanuit de exploitatie. Het voorgestelde KRW-maatregelenprogramma voor de tweede planperiode geeft een verdeling van (figuur 6): o 0,8 miljoen per jaar aan investeringsuitgaven; o 2,1 miljoen per jaar aan externe kosten vanuit de exploitatie. Het voorgestelde KRW-maatregelenprogramma voor de tweede planperiode geeft dus een substantiële verlaging van de investeringsuitgaven en een substantiële verhoging van de externe kosten vanuit de exploitatie. 4
Indicatie jaarlijkse kosten KRW-maatregelprogramma 2009-2015 Verdeling naar exploitatie en investeringen in miljoenen (totaal per jaar 2,7 miljoen) 0,2 exploitatie investeringen 2,5 Figuur 5 Indicatie kostenverdeling eerste KRW-planperiode naar exploitatie- en investeringsuitgaven Indicatie jaarlijkse kosten KRW-maatregelprogramma 2016-2021 Verdeling naar exploitatie en investeringen in miljoenen (totaal per jaar 2,9 miljoen) 0,8 exploitatie investeringen 2,1 Figuur 6 Indicatie kostenverdeling tweede KRW-planperiode naar exploitatie- en investeringsuitgaven 5
4. Het anticiperen op het POP3 is van grote invloed op de financiële aspecten van de KRW Met het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) voor de periode 2014-2021 wil de Europese Unie onder andere nadrukkelijk sturen op verbetering van de waterkwaliteit. Een en ander krijgt vooral vorm door de nationale invulling van het plattelandsontwikkelingsprogramma POP3. Dit POP3 voorziet landelijk, mede op basis van een aanbod vanuit de Unie voor Waterschappen, in jaarlijks 32,5 miljoen aan cofinanciering van de waterschappen voor watermaatregelen. Samen met de Europese middelen gaat het derhalve landelijk om 65 miljoen per jaar voor watermaatregelen. Een en ander is onderverdeeld in drie hoofdtypen van watermaatregelen. Namelijk: o Investeringen o Innovaties landbouwsector o Blauwe diensten Omdat het POP3 belangrijke financiële kansen biedt voor, is in het concept KRWmaatregelenprogramma ingespeeld op de handreiking die de Europese Unie met het GLB geeft. Namelijk door drie financiële maatregelen als onderdeel van het KRW-programma op te nemen. Dit zijn maatregelen die aansluiten op de bovengenoemde drie hoofdtypen van watermaatregelen die in het POP3 worden opgenomen. Het komt er op neer dat naar de Europese Unie een verplichting op zich neemt voor het beschikbaar stellen van middelen voor cofinanciering van watermaatregelen. Deze verplichting vloeit logisch voort uit de afspraken die eerder gemaakt zijn binnen de Unie van waterschappen. verplicht zich naar de Europese Unie niet over de omvang van de cofinanciering en over de verdeling tussen de drie genoemde hoofdtypen van maatregelen. Dat is logisch, immers de hoogte van de feitelijke cofinanciering hangt voor een belangrijk deel af van factoren die door niet te beïnvloeden zijn. Met name omdat: o o o De verdeling van de landelijk beschikbare middelen naar landsdelen / provincies in IPOverband gebeurt. Hier zijn nog geen definitieve beslissingen over genomen; De feitelijke toekenning van middelen plaats vindt op basis van (nog op c.q. open te stellen) provinciale subsidieverordeningen; Indien er tijdens de rit sprake is van onderuitputting bij bepaalde provincies en/of bij bepaalde maatregelsoorten, herverdeling van middelen aan de orde komt. Bij de afgegeven indicatie van kosten voor aan de POP3 zijn als uitgangspunten gehanteerd: o 10% van de landelijk toegezegde cofinanciering komt voor rekening van ; o Voor het hoofdtype innovaties en blauwe diensten is de eindbegunstigde per definitie een derde partij, namelijk (groepen van) agrariërs; o Voor het hoofdtype investeringen is maximaal 20% van de cofinanciering beschikbaar voor plannen van derden en voor de overige 80% is zelf de eindbegunstigde (dient zelf projecten in). Op basis van bovenstaande uitgangspunten is binnen het KRW-maatregelenprogramma voor de tweede planperiode rekeninggehouden met gemiddeld 1,6 miljoen aan exploitatie-uitgaven per jaar voor de cofinanciering van de drie hoofdtypen watermaatregelen. In figuur 7 is het aandeel daarvan in de exploitatie-uitgaven per jaar aangegeven. 6
Indicatie jaarlijkse kosten KRW-maatregelprogramma 2016-2021 Verdeling naar exploitatie en investeringen (totaal per jaar 2,9 miljoen) 0,8 0,5 exploitatie Exploitatie subsidie POP3 investeringen 1,6 Figuur 7 Aandeel cofinanciering POP3 binnen jaarlijkse exploitatie-uitgaven 5. Het POP3 heeft niet alleen invloed op begrotingsaspecten m.b.t. de KRW Tegenover de extra exploitatie-uitgaven voor de KRW-maatregelen van derden in het kader van de POP3, staat dat er perspectief is op nog niet voorziene, en dus extra, inkomsten. Het betreft de 80% van de cofinanciering voor het hoofdtype investeringen waarvoor eindbegunstigde is. Hierbij kan vooral worden gedacht aan cofinanciering door de Europese Unie van majeure klimaatadaptieve werken die door worden uitgevoerd. Het kan daarbij mogelijk gaan om projecten zoals gemaal Schardam en/of gemaal Monnickendam. De 80% cofinanciering voor het hoofdtype investeringen leidt tot inkomsten van naar verwachting 10 miljoen voor bijvoorbeeld de eerder genoemde gemalen. Deze inkomsten geven lagere kapitaallasten. Bij een gemiddelde afschrijvingstermijn van 20 jaar is dat circa 0,5 miljoen per jaar aan jaarlijkse afschrijvingskosten. Daarbij komt nog een voordeel aan rentekosten. In het eerste jaar is dat circa 0,3 miljoen per jaar en dit neemt gedurende de 20 jaar afschrijving geleidelijk af maar bespaart totaal circa 3 miljoen. In de tweede planperiode worden tevens lagere investeringsuitgaven vanuit het KRW-maatregelenprogramma gedaan. Dit geeft ook nog eens circa 0,05 miljoen lagere kapitaallasten per jaar. De cofinanciering van voor KRW-maatregelen van derden, 10 miljoen in de planperiode, wordt per saldo dus volledig gedekt met de lagere kapitaallasten en lagere rentekosten, alleen in een langere periode. In de planperiode 2016 2021 wordt totaal circa 4,6 miljoen bespaard op 7
rente en afschrijvingskosten. Dit betekent dat in de planperiode een dekkingstekort ontstaat van circa 0,9 miljoen. De extra exploitatie-uitgaven leiden direct tot hogere lasten in de exploitatiebegroting. Uitgangspunt is deze hogere lasten niet binnen de overige producten in de exploitatiebegroting van Schoon water te compenseren. Met de figuren 8 en 9 wordt de mogelijke financiële betekenis van het POP3 voor in beeld gebracht. POP3 watermaatregelen -deel Uniebod per jaar (Omvang 8,4 miljoen waarvan 3,3 miljoen financiering door ) 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 1,9 3,3 Derden EU 3,0 2,0 1,0 0,0 1,7 1,7 Investeringen klimaatadaptie 1,0 0,8 0,4 0,5 0,7 0,4 0,5 0,7 Investeringen derden schoon en gezond water Innovaties landbouw Blauwe diensten 3,3 Totaal Figuur 8 Jaarlijks financieel gevolg voor bij cofinanciering POP3 in de tweede KRW-planperiode 8
POP3 watermaatregelen -deel Uniebod periode 2016-2021 (Totale omvang 50 miljoen waarvan 19,5 miljoen financiering door ) 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 11,2 19,5 Derden EU 10,0 10,0 0,0 10,0 Investeringen klimaatadaptie 6,2 5,0 2,5 3,1 3,9 2,5 3,1 3,9 Investeringen derden schoon en gezond water Innovaties landbouw Blauwe diensten 19,5 Totaal Figuur 9 Cumulatief financieel gevolg voor bij cofinanciering POP3 over de hele tweede KRW-planperiode 9