MANAGEMENT EN ORGANISATIE HAVO EN VWO 2008



Vergelijkbare documenten
Een onderhandse lening is een lang lopende lening waarbij geld uitgeleend word door 1 geldgever.

M&O VWO 2011/

7,3. Samenvatting door een scholier woorden 26 mei keer beoordeeld. Samenvatting examenstof M&O havo en vwo 2005

Samenvatting Management & Organisatie Hoofstuk 1 t/m 7 en 10

Nadelen: Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid. Lange werktijden. a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aandelen.

Samenvatting M&O hoofdstuk

Begrippenlijst Management & Organisatie Hoofdstuk 5, 6 en 7

Ondernemingen: om hun nieuwe gebouwen te kunnen kopen. Zij geven leningen uit aan aandeelhouders, zodat ze geld ontvangen.

Samenvatting examenstof M&O havo en vwo 2005 INHOUDSOPGAVE. Module 1: Planning. 1. Over Planning in een bedrijf 2.

Samenvatting Management & Organisatie Samenvatting 10 t/m 15

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn. Een lening (schuld) met een looptijd van langer dan een jaar. We bespreken 3 verschillende leningen:

Wanneer de ondernemer niet meer in staat is alle schulden te betalen, wordt door een rechtbank een faillissement uitgesproken.

Boekverslag door C. 946 woorden 11 december keer beoordeeld

Vormen van lang vreemd vermogen: Kenmerken onderhandse lening: Obligatie = op lange termijn: Gezond financieren / Broers regels

Om je goed voor te bereiden ontvang je bijgaand op de volgende bladzijden:

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Het eigen vermogen is permanent dat wil zeggen voor onbepaalde tijd (blijvend)aanwezig in de onderneming.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 7 t/m 12

Vermogen: geld Kapitaal (aandelen, obligaties, leningen (lange termijn))

Examen VWO. Economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 deel 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

6,6. Inkomsten belasting progressief: Eigenwoningforfait. Samenvatting door een scholier 1910 woorden 6 februari keer beoordeeld

Hoofdstuk 42 belangrijk

Management & Organisatie

Samenvatting Management & Organisatie H10 t/m 15

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Samenvatting Management & Organisatie H13+H14

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 5

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

Financiële aspecten van de planning

Eindexamen m&o vwo 2008-I

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 7 (Management in beweging)

De Naamloze Vennootschap ~ NV. Het bijeenroepen en leiden van algemene vergadering van aandeelhouders.

Samenvatting M&O H12: Vreemd vermogen op lange termijn

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3

De resultatenrekening

7,8. Samenvatting door een scholier 868 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 2.

Samenvatting Management & Organisatie H11 en 12

Hoofdstuk 16 Marketing

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 en 4

7,2. Samenvatting door een scholier 3301 woorden 5 maart keer beoordeeld

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

UNIFORM EINDEXAMEN HAVO 2015

Eigen vermogen Geplaats aandelenkapitaal Agioreserve Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Ingehouden winst uit de voorgaande jaren

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010

4,9. Samenvatting door een scholier 2141 woorden 24 juni keer beoordeeld

6,6. Samenvatting door een scholier 1711 woorden 10 april keer beoordeeld. Hoofdstuk 1:

Hoe groot is het marktaandeel van onderneming B? Vul een geheel getal in (zonder decimalen).

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Boekingsboek. Overzicht van een aantal soorten boekingen.

Aurington. Administratie en Advies

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn.

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 Hoofdstuk 2

Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Bedrijven zijn verplicht 1 maal per jaar een balans op te stellen en een winst & verliesrekening te maken. (voor de belastingdienst)

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 3

Opgave I (25¾p) De boekhouding van een NV A. Bereken I. II.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 10 t/m 13, Theorie

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 6. In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing.

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 1 woensdag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. management & organisatie. tijdvak 1 maandag 12 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

Vraag Antwoord Scores

Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16

5,6. Samenvatting door R woorden 7 juli keer beoordeeld

Management en Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 11. Oefenopgaven: aandelen, intrinsieke waarde en dividend

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter

BECO: DE BALANS - THEORIE

AANVULLING NAAMLOZE VENNOOTSCHAP HAVO

Eigen vermogen ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4 t/m 7

9 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 2

Stel voor de eenmanszaak Grutter de balans per 1 januari 2016 op in scontrovorm. Balans per 1 januari 2016 van Grutter

- Bij de juiste combinatie van de 4P s (marketingmix) kunnen marketingdoelen gerealiseerd worden. 1. Prijs 2. Product 3. Plaats 4.

Eindexamen vwo m&o II

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

Bij een keten van elektronicawinkels kunnen consumenten hun aankopen in termijnen betalen. enkelvoudige interest per jaar

eindexamenprogramma m&o vwo

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 16

Examen VWO. Economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Hoofdstuk 31. Ondernemingsplan. Persoonlijk plan Marketingplan Financieel plan Organisatieplan


5,8. Samenvatting door een scholier 3135 woorden 30 maart keer beoordeeld. Management en Organisatie

Financieel Management

Boekverslag door B woorden 9 mei keer beoordeeld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

DOMEINBESCHRIJVING 27 MEI 2014 VOORLOPIG CONCEPT

Eindexamen havo m&o 2013-I

Examen VWO. economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Eindexamen m&o vwo 2006-II

Oefenopgave 1. Oefenopgave 1. Crediteuren 600 EV 600. Debiteuren 400. Gebouwen 300 EV. Voorraden 200 Crediteuren. Kas 300

Transcriptie:

MANAGEMENT EN ORGANISATIE HAVO EN VWO 2008 Dit is een uitgebreide samenvatting van de examenstof voor Management en Organisatie. Hieronder volgt eerst een inhoudsopgave. Let op! De onderdelen met een sterretje* zijn alleen voor vwo-leerlingen! Module 1: Planning - 0. Inleiding M&O, blz. 2-1. Over Planning in een organisatie, blz. 4-2. Over Rechtsvormen, blz. 6 Module 2: Formuleren van beleid - 3. Over het Personeelsbeleid, blz. 8-4. Over Interestberekeningen, blz. 9-5. Over Renten*, blz. 11-6. Over de Vermogensmarkt, blz. 13-7. Over Kredietvormen, blz. 16-8. Over de Balans, blz. 18-9. Over de Winstverdeling van een NV, blz. 21-10. Over Agio en aandelenwaarden, blz. 24-11. Over Hypotheken, blz. 25-12. Over de Marketingmix (de 4 P s), blz. 28 Module 3: Uitvoeren van beleid - 13. Over de Economische en Technische voorraad, blz. 32-14. Over BTW, blz. 33-15. Over Bruto winstopslag en bruto winstmarge, blz. 35-16. Over de Kostprijs, VVP en de Consumentenprijs, blz. 37-17. Over Begroten: de Liquiditeits- en Resultatenbegroting, blz. 39-18. Over het Break-even-punt en de Dekkingsbijdrage, blz. 43-19. Over Investeringsselectie*, blz. 47-20. Over de Primitieve en Verfijnde Opslagmethode*, blz. 49-21. Over Kostprijsberekening bij homogene massaproductie*, blz. 52 Module 4: Informatievoorziening - 22. Over Afschrijvingen, blz. 55-23. Over LIFO en FIFO, blz. 60-24. Over Voor- en Nacalculatie, blz. 62-25. Over Prijs- en Efficiencyverschillen*, blz. 63-26. Over het Budget- en het Bedrijfsresultaat bij een handelsonderneming, blz. 65 Module 5: Evaluatie - 27. Over Kengetallen, blz. 68-28. Over Rentabiliteit en Hefboomeffect, blz. 69 Bijlage: - Over Organogrammen, blz. 73 1

0. INLEIDING MANAGEMENT & ORGANISATIE (M&O) Bij het vak M&O gaat het om organisaties; wat zijn dat? Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen, die beschikt over middelen, mensen, een plan en een hiërarchie om een bepaald doel te bereiken. Zo is een voetbalvereniging een voorbeeld van een organisatie. Naast het begrip organisatie, moet men de begrippen bedrijf en onderneming goed uit elkaar houden. Een onderneming onderneemt wat, loopt dus risico, kan verlies lijden, maar ook winst maken. Een bedrijf is een iets ruimer begrip, d.w.z. zij streeft niet automatisch naar winst, maar kan andere doeleinden hebben, b.v. een overheidsbedrijf kan streven naar maximale afzet. Daarnaast wordt het begrip instellingen nog wel eens gebruikt, dan gaat het om niet-commerciële organisaties. Men kan alle organisaties als volgt indelen: Organisaties Commercieel (naar winst strevend) Niet-commercieel (niet naar winst strevend) b.v. overheidsbedrijf of overheidsinstelling industriële ondernemingen handelsondernemingen dienstverlenende b.v. Grolsch b.v. Albert Heijn ondernemingen b.v. RABO-bank - een handelsonderneming verkoopt goederen in dezelfde staat, als waarin zij ze heeft ingekocht - een industriële onderneming maakt van grondstoffen een eindproduct - een dienstverlenende onderneming verkoopt haar diensten, b.v. advies, transport, communicatie. Enkele verschillen tussen commerciële en niet-commerciële organisaties zijn: Commercieel Niet-commercieel Doel? winst maken geen winst maken, wel kostendekkend zijn (vaak ook een ideëel doel) Wat betalen afnemers? de verkoopprijs geen verkoopprijs (soms gratis) Hoe de kosten te bestrijden? uit de verkoopprijs (inclusief uit subsidies, giften en winstopslag) contributies Waar is het vooral op inkomen verwerven inkomen uitgeven gericht? Welke rechtsvorm? Eenmanszaak, V.O.F., B.V., N.V. Stichting, Vereniging 2

Hoe zit het nu met het begrip GEZINNEN? Een gezin bestaat wel uit mensen, heeft ook middelen en vaak een hiërarchie: ouders kinderen. Maar de vraag is of zij ook vooropgezet doel of plan hebben, d.w.z. een plan dat zwart op wit staat? Meestal niet, haar doel is meestal gelukkig worden. Toch maken gezinnen ook plannen, b.v.: - een strategisch plan: het kopen van een huis, via een hypotheek met een looptijd van 30 jaar - een tactisch plan: eerst nog 5 jaar doorwerken en dan kinderen proberen te krijgen - een operationeel plan: bij een reisbureau de vakantie voor komende zomer bespreken. Sommigen beschouwen een gezin echter niet als een organisatie, hoewel Wikipedia dat wel doet: Het begrip organisatie is ook uit te breiden tot elk samenwerkingsverband tussen twee en meer personen. Zodoende zal b.v. een gezin (partnerschap) er ook onder vallen. Wij zullen dus het gezin (meer dan 1 persoon) ook als een organisatie beschouwen, maar niet als een bedrijf. We kunnen dan schematisch het verband weergeven tussen de begrippen organisatie, bedrijf en onderneming, waarbij het begrip organisatie het ruimste begrip is en het begrip onderneming het meest nauw omvattende begrip is: Organisaties (b.v. gezinnen) Bedrijven (b.v. waterleidingbedrijven) Ondernemingen (b.v. Philips, Grolsch) 3

1. OVER PLANNING IN EEN ORGANISATIE Elk organisatie heeft een goede planning nodig, d.w.z. dat de organisatie moet aangeven langs welke weg men een toekomstig doel wenst te bereiken. Het gaat dan om inzet van middelen en mensen door het management (er is dus een hiërarchie). Nu is het mogelijk om in die planning een onderscheid te maken. Dit onderscheid kan gemaakt worden op basis van de verschillende niveaus van management binnen een onderneming, evenals op de verschillen in tijd. Men kan dan drie soorten plannen onderscheiden: 1: de strategische plannen: dit zijn plannen die ontwikkeld worden door het topmanagement en beschrijven hoe het denkt zijn langetermijndoelen te bereiken. De planperiode ligt meestal tussen de 3/5 jaar en 15/20 jaar. 2: De tactische plannen: dit zijn concrete doelen die moeten leiden tot het strategische doel. Deze geven een concreet beeld van wat er moet gebeuren. Meestal is dit in overleg tussen het topmanagement en het middenmanagement vastgesteld. Men praat hier over een middellange termijn, een periode tussen de 1 en 3/5 jaar. 3: De operationele plannen: deze hebben betrekking op de uitvoering van de voorgenomen activiteiten: deze uitvoering moet geschieden door het lagere management en middenmanagement. De planperiode is niet meer dan 1 jaar. Deze planning kent men zowel in een commerciële (= naar winst strevende organisaties, b.v. Philips) als niet-commerciële organisatie (= naar kostendekking strevende organisaties, een amateurvoetbalvereniging). Men moet onderscheid kunnen maken tussen deze typen plannen en dan dient men zich de volgende vragen te stellen (en meestal verkrijgt men dan de goede antwoorden): Voor strategische planning: Wat wil de organisatie? Commercieel: over 10 jaar de grootste zijn van Europa. Niet-commercieel: binnen 10 jaar amateurvoetbalkampioen van Nederland worden. Voor tactische planning: Hoe wil de organisatie dat bereiken? Commercieel: bedrijven elders overnemen. Niet commercieel: het aantrekken van drie topspelers van elders. Voor operationele planning: Wat moet de organisatie nu doen? Commercieel: onderzoek de vestigingsmogelijkheden in het buitenland. Niet commercieel: leg nu al contacten met goede spelers elders. 4

Voorbeeld Uit een krant: Snoepfabrikant Van Melle naar Argentijnse markt Snoepfabrikant Van Melle (Mentos en Fruitella) gaat proberen zijn producten op de Argentijnse markt te verkopen. De productie gaat gebeuren door de bestaande snoepfabriek in Brazilië. Er wordt geen eigen verkoop- organisatie opgezet, maar er wordt naar gestreefd om via Pepsico Snacks het product in de vele honderdduizend kiosken te krijgen, die de bulk van de levensmiddelenverkopen in Buenos Aires en omgeving verzorgen. (naar: Het Financiële Dagblad) Vraag: Welke soort plannen strategische, tactische of operationele komen in dit krantenbericht aan de orde? Verklaar je antwoord. Uitwerking: We stellen ons de drie vragen: Wat wil de organisatie? Actief worden op de Argentijnse markt (strategisch). Hoe wil de organisatie dat bereiken? Het plan om de productie onder te brengen bij de bestaande snoepfabriek (en daarvoor geen nieuwe op te richten), het plan om geen eigen verkooporganisatie op te zetten (tactisch). Wat moet de organisatie nu doen? De productie- en distributieplanning om tijdig de juiste hoeveelheden snoep in de kiosken te krijgen (operationeel). 5

2. OVER RECHTSVORMEN Onder rechtsvorm verstaat men het wettelijke (juridische) jasje waarin een organisatie gegoten is, in het bijzonder van belang is hoe de aansprakelijkheid geregeld is. Er zijn vele rechtsvormen mogelijk, al dan niet rechtspersoon (een organisatie die zelfstandig rechten en plichten heeft en niet afhankelijk is van bepaalde natuurlijke personen). Schematisch: Rechtsvormen Rechtspersonen (organisaties) Natuurlijke Personen (mensen: commercieel) Privaatrechterlijk Publiekrechterlijk (niet-commercieel) Commerc. Niet-comm. Lagere Overheden. Het Rijk eenmanszaak VOF Informele Vereniging N.V. B.V. Stichting Erkende Vereniging Gemeenten Provincies Waterschappen NB: door deze indeling heen loopt, wat betreft commerciële organisaties, het onderscheid tussen industriële ondernemingen (Philips), handelsondernemingen (Albert Heijn) en dienstverlenende ondernemingen (ABN AMRO), waarbij de term onderneming betekent dat het om een organisatie gaat die naar winst streeft, dus commercieel is. Naast het bovenstaande schema bestaan er nog meer rechtsvormen, b.v. een coöperatie of coöperatieve vereniging (b.v. de Rabobank), wat in feite een commerciële variant op een vereniging is, waarbij wel winst uitgekeerd mag worden aan de leden, wat bij een erkende vereniging als een politieke partij (b.v. PvdA) niet is toegestaan. Daarnaast komt vaak voor een zgn. maatschap (vooral bij advocaten en notarissen), een soort VOF. voor vrije beroepen. Een voorbeeld van een informele vereniging is b.v. een beleggingsclubje, waarvan de leden naar winst streven, maar waarbij elk lid wel aansprakelijk is voor zijn schulden. 6

Samengevat enkele voorbeelden, waarin alles nog eens tezamen komt: Commercieel of niet? Soort organisatie Privaatrechtelijk of niet? Rechtsvorm Philips, beursgenoteerd Ja Industriële onderneming Wel NV Nationaal Reumafonds Boer Jan, die een boerderij beheert Een politieke partij (CDA) Burgemeester & Wethouders van Enschede Nee Dienstverlenend Wel Stichting Ja Industriële- / handelsonderneming Wel Eenmanszaak Nee Dienstverlenend Wel Erkende vereniging Nee Dienstverlenend Niet Publiekrechtelijke organisatie Buurtsuper Jansen en Zoon, beide geheel aansprakelijk Ja Handelsonderneming Wel VOF Autodemontage Klaassen, Pietersen en Co, allen beperkt aansprakelijk Ja Dienstverlenend / Handelsonderneming Wel BV Kerkgenootschap Nee Dienstverlenend Wel Vereniging Provincie Nee Dienstverlenend Niet Publiekrechterlijke organisatie 7

3. OVER HET PERSONEELSBELEID Na een intensieve selectie van sollicitanten maakt een bedrijf een individuele arbeidsovereenkomst (waarin de rechten en plichten van werknemers en werkgevers staan) op met de werknemer; deze moet men goed onderscheiden van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Enige belangrijke verschillen: Arbeidsovereenkomst individueel collectief voor wie? geldt voor 1 werknemer geldt voor een bedrijfstak arbeidsomstandigheden gedetailleerd: werkplek, werktijden, wanneer vakantie loon individueel loon, meer dan of gelijk aan minimumloon globaal: aantal arbeidsuren, minimaal aantal vakantiedagen afspraken over minimumloon Een CAO is gebaseerd op het Burgerlijk Wetboek (BW), die op haar beurt gebaseerd is op de Grondwet, die weer deels rekening houdt met internationale verdragen binnen de Europese Unie (EU). Een individuele arbeidsovereenkomst mag wel betere voorwaarden bevatten dan een CAO en het BW, maar geen slechtere. Om geschikte arbeiders te werven zijn er verschillende methodes, zoals: 1. via een open sollicitatie: het initiatief komt van de werknemer zelf 2. via personeelsadvertenties: gesloten sollicitatie in kranten / vakbladen 3. via centra voor werk en inkomen (oude arbeidsbureau ), een overheidsinstelling 4. via uitzendbureaus: particuliere bedrijven die bemiddelen, vaak tijdelijk 5. via inzetten van recruiters : het werven van arbeiders via eigen personeelsmedewerker op scholen 6. via inzetten van headhunters : particuliere bedrijven (personen) die geschikte mensen zoeken in opdracht van het eigen bedrijf Naast de bovengenoemde wetten moet men met betrekking tot personeelsbeleid nog twee wetten kennen, namelijk: 1. De Wet Gelijke Behandeling (WGB): deze probeert discriminatie te voorkomen; 2. De Wet op de Ondernemingsraden (WO): hierin is de medezeggenschap van medewerkers geregeld, zoals recht op overleg, recht op informatie, recht op consultatie en recht op meebeslissen. Van belang m.b.t. personeel is verder het onderscheid tussen een functioneringsgesprek (open gesprek op basis van gelijkwaardigheid, waarbij de werknemer ook over het functioneren van de werkgever mag praten) en een beoordelingsgesprek (het beoordelen van de werknemer staat hier centraal en dat kan gevolgen hebben voor zijn functioneren, b.v. of hij wel of geen vaste aanstelling krijgt en/of hij wel of geen promotie maakt). 8

4. OVER INTERESTBEREKENINGEN Het eerste probleem dat men tegenkomt bij interestberekeningen is altijd: gaat het nu om enkelvoudige of samengestelde interest? Bij samengestelde interest is er sprake van rente over rente, denk b.v. aan een spaarrekening. Bij enkelvoudige interest krijgt men alleen rente over de basisinleg. De eventuele tussentijdse rente die men krijgt, laat men niet staan op die spaarrekening, maar haalt men er tussentijds af. Men krijgt dus elk jaar hetzelfde rentebedrag over de eerste inleg. Bij enkelvoudige interest is het gewoon een kwestie van de formule invullen: EI = K x P x T Waarbij K = kapitaal, P = interest perunage (= percentage als decimaal) en T = tijd. Men moet alleen opletten of de T (tijd) in dagen, weken, maanden, etc. gegeven is. Voorbeeld Kapitaal = 20.000,- Interestpercentage = 5% per jaar (dus perunage is 0,05) Tijd = 3 maanden (dus 3/12 e jaar) Enkelvoudige Interest (EI) = 20.000 * 0,05 * 3/12 = 250,- Het tweede probleem is dan het vaststellen van het aantal perioden, waarbij dit zichtbaar gemaakt kan worden d.m.v. een tijdbalk, waarin men alle gegevens moet zetten, die men weet, zoals data, het beginbedrag, interestpercentages e.d. Men kan dan namelijk heel gemakkelijk het aantal perioden aflezen. Voorbeeld Bereken welk bedrag je op een spaarrekening hebt staan als je 2000,- op 1 januari 2003 stort en dit tot 1januari 2008 tegen 5% interest laat staan. 1 2 3 4 5 TIJDBALK: /-----/-----/-----/-----/-----/ (1) (2) (3) (4) (5) (6) (1) 1/1 2003 (2) 1/1 2004 (3) 1/1 2005 (4) 1/1 2006 (5) 1/1 2007 (6) 1/1 2008 Men kan nu zo het aantal perioden aflezen (VET GEDRUKT): het zijn er dus 5 en geen 6! Er staan weliswaar 6 momenten genoemd, maar het bedrag staat maar 5 perioden uit tegen rente! Als men de formule invult, die luidt: E = B * ( 1+ i) macht n of: eindbedrag = beginbedrag * (1+ i)macht n 9

Waarbij i het interestperunage is, d.w.z. het interestpercentage geschreven als een decimaal, b.v. 5% wordt dan 0,05. Dan komt er: E5 = 2000,- x (1,05) macht 5 = 2552,56 Ook het omgekeerde moet men kunnen uitrekenen: hoeveel euro moet men nu (1 januari 2004) storten om op 1 januari 2010 een bedrag van 10.000,- op zijn bankrekening te hebben, bij een interest van 4% per jaar? Bij dit soort berekeningen, rekent men de CONTANTE WAARDE (of: beginwaarde) van een KAPITAAL uit. Ook hier moet men goed opletten dat men het aantal perioden goed berekent. Maak dus ook hier een tijdbalk. De contante waarde is dus het beginbedrag, terwijl men het eindbedrag nu reeds weet, dus men keert de formule gewoon om: Dus: B = E / (1 + i)macht n of: beginbedrag = eindbedrag / (1 + i)macht n Beginbedrag = 10.000,- / (1 + 0,04) macht 6 = 10.000 / 1,36856905 = 7306,90. We hebben dus drie formules op de havo: 1. Enkelvoudige interest: Ei = K * P * T waarbij : Ei = enkelvoudige interest K = kapitaal P = interestperunage (in decimalen, dus 8% = 0,08)) T = tijd (in jaren, dus b.v. 8 maanden = 8/12 jaar) 2. Samengestelde interest: A. Eindwaarde: En = B * ( 1 + i) macht n waarbij : En = eindwaarde na n perioden B = beginkapitaal i = interestperunage (in decimalen) n = aantal perioden (b.v. jaren of maanden) B. Beginwaarde of Contante waarde: B = En / ( 1 + i) macht n 10

5. OVER RENTEN Men moet ook de eindwaarde van een rente uit kunnen rekenen. Let erop dat de rente hier een andere betekenis heeft dan het begrip interest. Hier moet men denken aan een reeks bedragen (termijnen T) die men stort of die vrij komen in de toekomst, b.v. een lijfrente. Het gaat hier dus om een som van een aantal enkelvoudige bedragen en dan wordt de formule iets ingewikkelder: E = T * ( 1 + i) * {(1 + i)macht n 1 } i Voorbeeld Iemand stort elk jaar op 1 januari, te beginnen in 2004, 1.000,- op zijn bankrekening, waarbij de laatste storting plaats vindt in 2013, bij een interestpercentage van 5%. Hoeveel heeft hij gespaard als hij het daarna laat staan tot 1 januari 2020? Er zijn nu meerdere wegen die naar Rome leiden, maar 1 weg is de volgende: Op 1 januari 2014 heeft elk bedrag minimaal 1 jaar uitgestaan tegen interest, waarbij de eerste storting dus 10 jaar tegen interest heeft uitgestaan en de tweede storting dus 9 jaar, enz. De eindwaarde van de reeks is dus op 1 januari 2014: 1000,- * 13,20678716 = 13.206,79. Dit bedrag laat je nog als een eenmalig bedrag staan tot aan 1 januari 2020, dat is dus vanaf januari 2014 nog 6 jaren, dus komt er: Eindbedrag = 13.206,79 * (1, 05) macht 6 = 13.206,79 * 1,340095641 = 17.698,36 Als we met data gaan werken, moeten we oppassen op de perioden; ook hier geldt weer: maak een TIJDBALK. De contante waarde van een rente moet men ook kunnen berekenen, maar dat is dus weer het omgekeerde van de eindwaarde van de reeks bedragen. Stel je hebt vanaf 1 januari 2010 recht op 2 jaar lang 10.000,-, dus op 1 januari 2010 en 1 januari 2011 beide keren dit bedrag. Je wilt niet wachten, maar je wilt het geld in 1 keer ontvangen, het liefst op1 januari 2004. Als interest rekent men 3%. De bijbehorende formule: C = T * 1 (1 / (1 + i) macht n) i Let ook hier op de perioden! Wederom zijn er meerdere wegen, 1 weg is deze: Men rekent eerst de contante waarde van de reeks uit op 1 januari 2009, zodat alle bedragen uit de reeks tegen interest zijn teruggerekend; dit eenmalige bedrag moet je dan weer terugrekenen naar 1 januari 2004, dat is dus 5 perioden. Eerst de CW van de reeks op 1 januari 2009: 10.000 * 1,913469696 = 19.134,70 Dit bedrag terugrekenen, dus: CW = 19.134,70 / (1,03) macht 5 = 16.505,76. 11

NB: de formules kunnen soms ook anders geschreven zijn, maar leiden wel tot dezelfde uitkomsten. Een andere notatie is bijvoorbeeld: Deze kun je ook gebruiken bij opgaven over het afkopen van een verzekering, Voorbeeld Jan heeft op 1 januari 2004 nog drie jaren een bedrag van 5000,- per jaar tegoed van een levensverzekeringsmaatschappij. De bedragen zou hij krijgen op het eind van 2004, op het eind van 2005 en op het eind van 2006. Hij wil deze verzekering afkopen. De maatschappij hanteert 5% interest. a. Wat betekent afkopen? b. Hoeveel ontvangt hij dan op 1 januari 2004? c. Was het gunstiger geweest voor Jan als de maatschappij met 4% had gerekend? Antwoord: a. Afkopen = de verzekering beëindigen en nu de contante waarde ontvangen van een toekomstig bedrag of van een toekomstige reeks. b. = 5000 * 1 (1+0,05) macht 3 = 5000 * 2,723 = 13.615,- 0,05 c. Gunstiger, want hoe lager de interestvoet, hoe hoger de contante waarde; hier zou uitkomen: 13.875,- en bij 3%: 14.143,-. NB: bij eindwaarden geldt het omgekeerde: hoe hoger de interestvoet, hoe hoger de eindwaarde! 12

6. OVER DE VERMOGENSMARKT De vermogensmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van geld en kapitaal: VERMOGENSMARKT GELDMARKT (kort: looptijd kleiner dan 1 of 2 jaar) (BANKEN) KAPITAALMARKT (lang: looptijd groter dan 1 of 2 jaar) (BANKEN /EFFECTENBEURS) lenen sparen lenen sparen Rekening Korte Hypothecaire Aandelen, Courant Termijn Lening Obligaties Krediet Deposito Op de verschillende deelmarkten van de vermogensmarkt komen diverse rentes tot stand, de zgn. korte rente (geldmarktrente, b.v. de rente over doorlopend krediet of de rente over tijdelijk rood staan bij een bank) en de lange rente (kapitaalmarktrente, b.v. hypotheekrente of de rente die men verkrijgt bij lang sparen), die allemaal gebaseerd zijn op de rente die de Europese Centrale Bank vaststelt, de zgn. officiële rente. Rente is de huurprijs van geld die wordt betaald (in geval van een geldlening) of ontvangen (in geval van geld sparen). Als je geld leent van de bank (b.v. kort krediet), dan ben je vrager op de geldmarkt. Als je geld spaart bij een bank (b.v. vijf jaar vast zet), dan ben je aanbieder op de kapitaalmarkt. Als je aandelen koopt, ben je aanbieder van kapitaal op de kapitaalmarkt. Banken verdienen hun geld vooral uit het interestresultaat, d.w.z. het verschil tussen de rente die gevraagd wordt aan leners/debiteuren (zgn. debetrente) en de rente die gegeven wordt aan spaarders/crediteuren (zgn. creditrente). Daarbij is de debetrente hoger dan de creditrente. Ze proberen daarbij zo veel mogelijk lange spaargelden aan te trekken en deze voor kortere tijd aan meerdere mensen uit te lenen (zgn. matching ), maar dan moet de lange rente (een stuk) hoger zijn dan de korte rente, omdat de mensen dan bereid zijn hun geld lang weg te zetten op een bank. De bank kan dit geld dan mooi gebruiken om korte kredieten te verlenen aan allerlei mensen. 13

In onderstaande tekening is een versimpelde vorm van sparen en lenen bij een bank weergegeven. Spaarders brengen hun geld naar de bank en ontvangen 4% rente per jaar. Hetzelfde bedrag wordt aan diverse leners op korte termijn uitgeleend tegen 1% per maand. Spaarders Leners 4% per jaar banken 1% per maand Het interestresultaat op jaarbasis is nu: - te geven aan spaarders: 4% (lange rente) - te ontvangen van leners: 12 * 1% (korte rente) = 12% op jaarbasis - het interestresultaat is nu 12% - 4% = 8% Op de effectenbeurs (= concreet onderdeel van de abstracte kapitaalmarkt) worden dus aandelen en obligaties verhandeld, waarbij de aandelenkoersen tot stand komen door vraag en aanbod op deze effectenbeurs. Wordt er b.v. een winstwaarschuwing* gegeven door Philips, dan willen vele beleggers af van hun aandelen Philips**. Dan zal bij een zelfde vraag naar aandelen Philips de koers van het aandeel Philips gaan dalen, omdat deze minder schaars wordt. *Dan worden de verwachte winsten lager dan verwacht. **Omdat het verwachte dividend (= stukje van de bedrijfswinst) af zal nemen Omgekeerd: verwachten beleggers dat een bedrijf veel winst gaat maken, b.v. door een overname van een ander bedrijf, dan ontstaat er een grote vraag naar deze aandelen van dit bedrijf en zal de koers gaan stijgen (het aandeel wordt schaarser). Ook obligatiekoersen komen tot stand op de effectenbeurs, maar schommelen minder dan de aandelenkoersen. Als de rente op de kapitaalmarkt daalt, dan zullen de koersen van 2e hands obligaties, d.w.z. de obligaties die al in omloop zijn, gaan stijgen. Dit heeft te maken met het feit dat komende, nieuwe obligaties een lagere rente gaan geven en de oude (2e hands) obligaties dus aantrekkelijker worden om te kopen. Het effectief rendement van alle obligaties moet dan gelijk zijn, willen oude en nieuwe obligaties even aantrekkelijk zijn om te kopen door beleggers, waardoor dus de aankoopkoers van de oude obligaties omhoog gaat. 14

Wat zijn nu de belangrijkste verschillen tussen aandelen en obligaties? OBLIGATIE AANDEEL 1. Bewijs van deelname in een geldlening 1. Bewijs van mede-eigendom in een NV 2. Vreemd vermogen 2. Eigen vermogen 3. Tijdelijk vermogen 3. Permanent vermogen 4. Een vaste looptijd (b.v. 10 jaar) 4. Onbeperkte looptijd 5. Er vindt aflossing plaats door bedrijf 5. Er vindt geen aflossing plaats 6. Niet-risicodragend vermogen 6. Risicodragend vermogen 7. Een vaste rente uitkering 7. Variabele dividenduitkering 8. Geen grote koersschommelingen 8. Grote koersschommelingen 9. Geschikte belegging voor renteniers 9. Niet voor iedereen geschikt 10. Veilige belegging 10. Onveilige belegging. Nu zijn er diverse beleggingsmogelijkheden naast obligaties en aandelen, zoals een spaarrekening. Een belegger zal zich bij de keuze tussen beleggingsalternatieven laten leiden door twee dingen: rendement en risico. Hoe hoger het rendement, hoe aantrekkelijker de belegging; maar hoe hoger het risico, hoe onaantrekkelijker de belegging. Onder rendement verstaan we dan de verhouding tussen het uitgekeerde dividend of rente enerzijds en de (beurs) waarde per aandeel / obligatie / spaarrekening anderzijds. Het risico dat je loopt, is de kans op verlies en de mogelijke koersfluctuaties. We kunnen deze op een rijtje zetten naar rendement en risico: Soort effect Rendement Risico Aandelen Hoog Hoog Obligaties Redelijk Beperkt Sparen Laag Zeer laag 15

7. OVER KREDIETVORMEN Waar en wat kan een bedrijf lenen? Om die vraag goed te beantwoorden moeten we eerst het verschil weten tussen de vermogensmarkt, de kapitaalmarkt en de geldmarkt. Onder de vermogensmarkt verstaan we het geheel van vraag naar en aanbod van financieringsmiddelen. De vermogensmarkt is dus een verzamelnaam voor de kapitaal- en geldmarkt: a. Kapitaalmarkt: Op deze markt komen we de vraag en aanbod van financieringsmiddelen met een lange looptijd tegen. We moeten wel een onderscheid maken tussen de openbare kapitaalmarkt, b.v. de effectenbeurzen voor aandelen en obligaties, en de onderhandse kapitaalmarkt. Daar onderhandelen de geldgever en de geldnemer rechtstreeks met elkaar (b.v. hypotheek). Als men een hypothecaire lening afsluit, dan heeft men de keuze uit veel verschillende vormen: annuïteitenhypotheek, lineaire hypotheek en spaarhypotheek. b. Geldmarkt: Op de geldmarkt komen vraag en aanbod naar kortlopende financieringsmiddelen elkaar tegen (b.v. rekening-courant kredieten). Verder kennen we op de geldmarkt de consumptieve kredieten, te weten: - koop op afbetaling - huurkoop - persoonlijke lening - doorlopend krediet Wat is het verschil tussen koop op afbetaling en huurkoop? Bij koop op afbetaling is men meteen eigenaar van het product en bij huurkoop is men pas eigenaar op het moment dat men de laatste betaling gedaan heeft. Wat is het verschil tussen persoonlijke lening en een doorlopend krediet? Dat men bij een persoonlijke lening de bedragen die men heeft terugbetaald niet meer mag opnemen, terwijl dat bij een doorlopend krediet wel kan. Daarnaast kennen we de productieve kredieten: - Bankkrediet (rood staan): deze krijgt men van een bank zodat men eenmalig extra geld kan uitgeven omdat men in die maand of week meer uitgaven heeft dan inkomsten. - Leverancierskrediet: er wordt dan eerst wat geleverd en je betaalt later, men krijgt dan te maken met crediteuren. - Afnemerskrediet: men moet hier vooraf betalen, daarna komt pas de levering; dit komt vooral voor in de dienstverlenende sector, b.v. een abonnement op een krant. Samenvattend kunnen we alle kredietvormen schematisch indelen waarbij geldt dat kredieten geldleningen zijn die een korte looptijd kunnen hebben (meestal ligt de grens bij 1 of 2 jaar: geldmarkt) of een lange looptijd (langer dan 1 of 2 jaar: kapitaalmarkt) kunnen hebben. Daarnaast kunnen we de kredieten, zoals beschreven, indelen in consumptief en productief krediet: 16

Kredietvormen consumptief krediet (allemaal kort krediet) productief krediet koop op huurkoop persoonlijke doorlopend afbetaling lening krediet kort krediet lang krediet bankkrediet leverancierskrediet afnemerskrediet hypothecaire onderhandse obligatielening lening lening NB: Een aparte vorm van krediet is leasing, dat zowel kort als lang kan zijn en ook zowel consumptief als productief; leasing is het huren van een roerende (verplaatsbare) of onroerende (niet-verplaatsbare, b.v. een gebouw) zaak voor een bepaalde periode. 17

8. OVER DE BALANS Een balans is een vermogensoverzicht van een bedrijf, waarbij aan de creditzijde staat waar het vermogen vandaan komt (zelf ingebracht of eigen vermogen enerzijds en geleend of vreemd vermogen = schulden anderzijds) en aan de debetzijde staat waar het vermogen is ingestoken (in de zogenaamde kapitaalgoederen of activa = bezittingen). Hoe ziet een balans eruit? In simpele vorm zo: debet BALANS credit Bezittingen Eigen vermogen Schulden Totaal Y Totaal Y Let erop dat het balanstotaal altijd gelijk is aan beide kanten en dat dit ook zo blijft, omdat het eigen vermogen daar altijd voor zorgt! Het eigen vermogen wordt ook wel eens op de volgende manier berekent: BEZITTINGEN - SCHULD = EIGEN VERMOGEN. Of ook wel: Of: BEZITINGEN = EIGEN VERMOGEN + SCHULD DEBET (ACTIVA) = CREDIT (PASSIVA) De balans wordt dus altijd opgesteld in een vaste volgorde, namelijk aan de debetzijde eerst de vaste activa, dan de vlottende activa en eventueel de liquide activa, hoewel de laatste vaak worden ingedeeld bij de vlottende activa. Aan de creditzijde beginnen we altijd met het eigen vermogen, dat uit 3 delen kan bestaan, namelijk het gestorte en geplaatste aandelenvermogen plus reserves plus eventuele winsten. Daarna komt aan de passivazijde het lange vreemde vermogen en tenslotte het korte vreemde vermogen. N.B.: 1. Debiteuren zijn mensen waar jij nog geld van krijgt en crediteuren die moet jij nog betalen. Let er bij debiteuren en voorraden op of er kerndebiteuren zijn en/of er een ijzeren voorraad is, want die behoren beide tot de vaste activa. 2. De Goodwill is de geldswaarde van de goede naam en klantenkring die men heeft opgebouwd; hierop moet je dus ook afschrijven. 3. Een Deelneming is dat men meer dan 20% van de aandelen van een ander bedrijf in bezit heeft; heeft men minder dan 20% in handen, dan valt dit onder het kopje effecten. 4. Voorzieningen zijn een vorm van Lang Vreemd Vermogen: het is een toekomstige verplichting/bestemming aan derden, en daarom geen Eigen Vermogen meer, i.t.t. een Reserve, waar nog geen bestemming voor is. 18

5. Transitorische posten zijn posten die een vooruitbetaling aangeven of een nog te ontvangen bedrag; standaard kan men bij deze onderscheiden: Debet = tegoed = vordering Credit= schuld = Vooruitontvangen bedragen Vooruitbetaalde bedragen Nog te ontvangen bedragen (= soort debiteuren) Nog te betalen bedragen (= soort crediteuren) Zonder uitputtend te willen zijn, kan een balans er dus als volgt uitzien: debet BALANS credit VASTE ACTIVA (alles wat je langer dan 1 jaar in je bezit hebt) Materiële vaste activa a. Gebouwen b. Machines c. Inventaris d. Transportmiddelen - Afschrijvingen = boekwaarde Immateriële vaste activa Goodwill Financiële vaste activa Deelnemingen VLOTTENDE ACTIVA (alles wat je korter dan 1 jaar in je bezit hebt) a. Debiteuren b. Voorraden c. Vooruitbetaalde bedragen d. Nog te ontvangen bedragen e. Effecten LIQUIDE MIDDELEN (meest vloeibare vorm van vermogen) geld) a. Kas b. Bank Totaal X EIGEN VERMOGEN a. Maatschappelijk aandelenkapitaal - Aandelen in Portefeuille = Geplaatst aandelenkapitaal - nog te storten door aandeelhouders = Gestort en geplaatst aand. kapitaal b. Reserves c. Winstsaldo LANG VREEMD VERMOGEN (schulden die je langer dan een jaar hebt) a. Hypothecaire Lening b. Obligatielening c. Onderhandse Lening d. Voorzieningen KORT VREEMD VERMOGEN (schulden die je korter dan een jaar hebt) a. Crediteuren b. Nog te betalen bedragen c. Belastingschuld d. Vooruit ontvangen bedragen e. Bankkrediet Totaal X 19

Een voorbeeld van een balans: Balans 31 december (bedragen 1.000) debet/activa credit/passiva Vaste activa Gebouwen 3.000 Machines 1.500 Transportmiddelen 650 Vlottende activa Voorraad goederen 1.500 Debiteuren 900 Vooruitbetaalde interest 50 Kas 20 Bank 870. 5.150 3.340 8.490 Eigen vermogen Maatschappelijk aandelenkapitaal Aandelen in portefeuille Geplaatst aandelenkapitaal Reserves Vreemd vermogen lang 8% hypothecaire lening 6% onderhandse lening Vreemd vermogen kort Crediteuren Te betalen belasting Te betalen huur 5.000 1.000 4.000 1.340 1.000 800 700 450 200 5.340 1.800 1.350 8.490 20