Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Transcriptie

1 Basiskennis Ondernemerschap Voorbeeldexamen Belangrijke informatie Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. Dit voorbeeldexamen bestaat uit 36 vragen en geeft een beeld van het examen Basiskennis Ondernemerschap. Het echte examen Basiskennis Ondernemerschap bestaat uit 40 vragen. De beschikbare examentijd is 1 uur. De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn: woordenboek rekenmachine 2015 Nederlandse Associatie voor Examinering

2 Vraag 1 In Alkmaar wordt elke vrijdag een kaasmarkt gehouden. De kazen worden aangeleverd door de producenten en verkocht aan handelaren. Van welke soort markt is dit een voorbeeld? a abstracte markt b concrete markt c consumentenmarkt Vraag 2 Onderneming A heeft een omzet van ,-- en een marktaandeel van 20%. Onderneming B heeft een omzet van ,--. Hoe groot is het marktaandeel van onderneming B? Vul een geheel getal in (zonder decimalen). Vraag 3 Bij welke marktvorm is er sprake van één aanbieder? a monopolie b monopolistische concurrentie c oligopolie d volledige mededinging Vraag 4 Een ondernemer houdt een marktonderzoek. Hij informeert bij de gemeente naar de bevolkingsgegevens. Waar is hier sprake van? a deskresearch b fieldresearch Vraag 5 In welke fase van de levenscyclus blijft de omzet stabiel? a introductie b terugval c volwassenheid Vraag 6 Waar zijn fruit en aardappelen voorbeelden van? a gebruiksgoederen b verbruiksgoederen Vraag 7 Als een product een prijs heeft van 19,99 is er sprake van een a afgeronde prijs b korting c psychologische prijs Basiskennis Ondernemerschap 2 / 7

3 Vraag 8 Als een fabrikant reclame maakt om daarmee de consument naar de winkel te trekken is er sprake van a pull strategie b push strategie Vraag 9 Shirtreclame is een voorbeeld van a actiereclame b collectieve reclame c public relations d sponsering Vraag 10 Marketing kan omschreven worden als het stimuleren van de a inkoop b productie c verkoop Vraag 11 Jan is vrijwilliger bij de reddingsbrigade. Waarom is hier geen sprake van een arbeidsovereenkomst? a Het kenmerk gezag ontbreekt. b Het kenmerk loon ontbreekt. c Het kenmerk persoonlijke arbeid ontbreekt. Vraag 12 Ron krijgt van zijn werkgever een tijdelijk contract. Hier is sprake van een a arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. b arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Vraag 13 Wat is geen plicht van een werknemer? a arbeid naar beste vermogen verrichten b arbeid persoonlijk verrichten c werken op zondag Vraag 14 Jan wordt ontslagen, omdat hij geld gestolen heeft uit de kas van het bedrijf waar hij werkte. De arbeidsovereenkomst eindigt in dit geval door a faillissement b gewichtige reden c wederzijds goedvinden Basiskennis Ondernemerschap 3 / 7

4 Vraag 15 De werkgever mag de arbeidsovereenkomst niet opzeggen a bij wederzijds goedvinden b gedurende de eerste twee jaar van ziekte c gedurende de proeftijd Vraag 16 Wat is een voorbeeld van een volksverzekering? a Algemene Ouderdomswet b Werkloosheidswet c Wet Werk en Bijstand d Ziektewet Vraag 17 Een voorbeeld van een primaire arbeidsvoorwaarde is a het aantal uren dat u werkt. b een abonnement op de sportschool. c een auto van de zaak. d gratis lunch op het werk. Vraag 18 Vanaf welke leeftijd geldt het wettelijk minimumloon? a vanaf 18 jaar b vanaf 21 jaar c vanaf 23 jaar Vraag 19 Waar moet u een VAR aanvragen? Bij de a belastingdienst b Kamer van Koophandel Vraag 20 Wat is waar? a een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) is een mondelinge afspraak. b een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) wordt afgesloten tussen werknemersorganisaties en de overheid. c een CAO wordt afgesloten door 1 of meer werkgevers, 1 of meer werkgeversorganisaties en 1 of meer werknemersorganisaties. Vraag 21 Een ondernemer heeft vijftig werknemers in dienst. De ondernemer is de enige eigenaar. Wat is de ondernemingsvorm? a eenmanszaak b maatschap c vennootschap onder firma Basiskennis Ondernemerschap 4 / 7

5 Vraag 22 Wat is een taak van de Kamer van Koophandel? a het stimuleren van het regionale bedrijfsleven b het toekennen van een btw-nummer c het verzorgen van verzekeringen Vraag 23 Welke belasting betaalt u over de winst van een besloten vennootschap (bv)? a inkomstenbelasting b omzetbelasting c vennootschapsbelasting Vraag 24 Een ondernemer draagt zijn vorderingen over aan een gespecialiseerd bedrijf. Waar is hier sprake van? a aanmanen b factoring c incassoprocedure Vraag 25 Voor het opstellen van een factuur zijn de volgende gegevens bekend: verkoopprijs 1.000,-- korting 10% btw 21% Bereken het eindbedrag van de factuur in hele euro's. Vraag 26 Werk de volgende post bij op de kasstaat: 10-1 Verkocht per kas 1.000,-- Kasstaat x 1 Datum Omschrijving Ontvangsten Uitgaven Saldo 9-1 Saldo 2.000,-- Basiskennis Ondernemerschap 5 / 7

6 Vraag 27 Er wordt een bedrag bij de factuur opgeteld om de klant te stimuleren snel te betalen. Waar is hier sprake van? a korting voor contant b kredietbeperkingstoeslag Vraag 28 Sandra neemt in haar ondernemingsplan de volgende drie hoofdstukken op: de ondernemer, het marketingplan en het financiële plan. Onder welk hoofdstuk valt de exploitatiebegroting? a een ondernemer b het marketingplan c het financiële plan Vraag 29 Algemene voorwaarden zijn voorwaarden die bedoeld zijn om deel uit te maken van een aantal overeenkomsten. a waar b niet waar Vraag 30 Welke van de genoemde balansposten zijn vaste activa? Let op: meerdere antwoorden zijn juist. a banktegoed b bedrijfsauto's c debiteuren d gebouwen e inventaris f voorraad goederen Vraag 31 Vraag 32 Tom start een winkel. Hij heeft de volgende gegevens verzameld voor de investeringsbegroting: Inventaris ,-- bedrijfsauto ,-- voorraad ,-- btw ,-- bank 5.000,-- Wat is het totaalbedrag van de investeringsbegroting? Bij welke kredietvorm is er een onroerend goed als zekerheid nodig? a achtergestelde lening b financial leasing c hypothecaire lening d rekening courant krediet Basiskennis Ondernemerschap 6 / 7

7 Vraag 33 Tom wil een winkel starten. In zijn investeringsbegroting staat een totaalbedrag van ,--. Tom kan ,-- spaargeld inbrengen. De bank wil 50% van het bedrag van de investeringsbegroting lenen aan Tom. Hoeveel moet Tom bij zijn ouders lenen om te kunnen starten? Vraag 34 De bank kijkt naar de verhouding tussen de winst en het eigen vermogen. Wat beoordeelt de bank? a de liquiditeit b de rentabiliteit c de solvabiliteit Vraag 35 Hoe noemt men de uitkomst van het aantal verkochte eenheden x de verkoopprijs? a de aflossing b de cashflow c de inkoopwaarde omzet d de omzet Vraag 36 Welke van de genoemde posten horen thuis op een exploitatiebegroting? Let op: meerdere antwoorden zijn juist. a aflossing lening b afschrijvingskosten c bankschuld d crediteuren e inkoopwaarde omzet f omzet Einde examen Basiskennis Ondernemerschap 7 / 7