Naam:... Klas... Afsluiting 5 Havo / 6VWO In periode 2, 3 en 4 gaan jullie werken aan een eigen thema om het vak af te sluiten. De volgende onderdelen zullen aan bod komen: - eigen werk rond thema + logboek - verslag met theoretische verdieping - presentatie, tentoonstelling van eigen werk Het is de bedoeling dat je beeldend onderzoek gaat doen. Je gaat het thema inhoudelijk en qua vormgeving onderzoeken. Je vindt het uitgangspunt voor je thema.o.a. op www.kunstkijker.org. Je gaat op zoek naar kunstenaars of stromingen, die zich ook hebben bezig gehouden met het door jouw gekozen thema. Deze inspiratiebronnen dien je trouwens bij de oriëntatie van je onderwerp zelfstandig te onderzoeken. De bevindingen kun je gebruiken voor het verslag met de theoretische verdieping. Van het hele proces dien je alle inhoudelijke keuzes vast te leggen in het logboek. Daarnaast moet je ook gebruik van de computer maken als beeldendmiddel en als hulpmiddel om informatie te vinden. Stappen plan: 1: Kies een thema waarin je geinteresseerd bent, waar ook kunstenaars en stromingen in de kunst zich mee bezig hebben gehouden. Begin met BRAINSTORMEN: maak een aantal kleine schetsen op 3 maal A4 of op 1 maal A2. Schrijf bij elk idee ook in woorden op waar je aan denkt. Formuleer aan het eind van stap één de titel van je thema. 2: Verzamel plaatjes uit tijdschriften die met het thema/onderwerp te maken hebben, en maak hiervan een collage op een A2 formaat papier. Schrijf bij elke stap heel nauwkeurig op HOE en WAAROM je tot bepaalde keuzes bent gekomen (dat stop je in je logboek - zie aanwijzingen logboek). Formuleer vragen naar aanleiding van deze collage die als uitgangspunt dienen voor verder theoretisch onderzoek en je eigen beeldende verwerking (invalshoeken). Zoek informatie over inspiratiebronnen op (kunstenaars en/of stromingen) 3: Verzamel aan de hand van de vragen die je gemaakt hebt naar aanleiding van je collage, informatie uit boeken; tijdschriften; internet; tv; krant; enz over het onderwerp dat je gekozen hebt. 4: Maak een tussentijdse, globale planning voor de rest van de tijd. 5: Nu begin je met het maken van schetsen / tekeningen die te maken hebben met het thema en het onderwerp dat je gekozen hebt. Kijk goed naar kleuren, vormen, constructies, bewerkingen, functies, betekenis enz. van voorwerpen op je collage of van voorbeelden van kunstenaars en vergelijk die evt. met vormen kleuren enz. van voorwerpen uit je eigen onderzoeksproces. Maak veel verschillende ontwerpen. Waarvan je niet alles hoeft uit te werken. 6: Nu ga je enkele ontwerpen uitwerken (minimaal 3 invalshoeken). Maak eerst wat werktekeningen, en doe een aantal proeven (van vorm, materiaal, techniek, kleur), zodat je gericht aan je eindontwerp kunt beginnen. Maak een definitieve planning voor de rest van de tijd. Let wel tijdens de presentatie moet je vier meter wand vullen!!
beeldende vorming 7: Maak een eindverslag bij de werkstukken en bedenk hoe je je werk gaat presenteren(zie presentatie). In het eindverslag moet je aangeven hoe je zelf vindt dat je werk gegaan is (sterke en zwakke punten t.a.v. proces + product). Dit komt in je logboek. Wat is een logboek? Een logboek lijkt een beetje op een schetsboek en een dagboek. Tijdens het werk krijg je steeds nieuwe ideeën en het is belangrijk dat je die niet vergeet en dus noteer je die in woord en beeld in je dummy. Maar ook kun je al gaandeweg ideeën ontwikkelen door schetsen te maken en plaatjes te zoeken. Je moet daarom van alles verzamelen wat je maar aan de opdracht (je onderwerp) doet denken: van gedichten, tot reclamefoto s uit tijdschriften, van krantenartikelen tot invallen die je ineens hebt gekregen. Alles wat jou aan ideeën helpt is belangrijk om te verzamelen. Let op: Het is daarnaast de bedoeling dat het een persoonlijk boek wordt, waar je best een beetje trots op mag zijn, en waar het leuk is om door te bladeren. Laat zien dat je er plezier in hebt. Zorg dus dat je dummy (logboek) er verzorgd en beeldend goed vormgegeven uit ziet. Hoe gebruik je een logboek? Brainstormen: De bedoeling van brainstormen is dat ALLES wat er in je op komt als je aan de opdracht of het thema denkt, in je werkboek stopt. Begin bijvoorbeeld met het maken van een woordweb (mindmap). Zelfs hele gekke of grappige invallen kunnen weer aanleiding zijn voor nieuwe ideeën en zijn dus belangrijk. Maak er meteen bij het begin een gewoonte van om alles op te schrijven / in te plakken het logboek dus bij te houden. Wanneer je verder gaat, ga je langzamerhand steeds meer kiezen voor een uiteindelijke uitwerking van het beste idee. Dit moet je echter nog niet tijdens het brainstormen doen: daarbij is het juist belangrijk dat je echt zoveel en zo breed mogelijk denkt. Het verzamelen van beeldmateriaal: Je verzamelt allerlei afbeeldingen uit allerlei bronnen. Je kunt dit in de vorm van een collage in je logboek (dummy) plakken, of je kunt een grote collage maken die je vervolgens fotografeert, en die foto plak je dan weer in je logboek. Zo ontstaat ook een beeldend verslag van jouw werkproces. Dit is belangrijk omdat je zo steeds zichtbaar maakt, waar je allemaal aan gedacht hebt, en dit kan je tijdens de opdracht nieuwe ideeën geven of het kan je helpen minder clichématig te werken. Het belangrijkste van beeldmateriaal in je logboek is, dat je ook op die manier ideeën uit kunt werken, dat hoeft niet met alleen woorden maar ook met kleuren en sferen. Motiveren, beargumenteren, keuzes verantwoorden: Toch is het geschreven commentaar ook belangrijk: hiermee leg je aan anderen uit wat jouw denkbeelden zijn, wat je wilt gaan maken en of dat wel of niet gelukt is (en waarom). Maar ook helpt het jou zelf tijdens het proces: zo kun je terug lezen en kijken waar je mee bezig bent, hoe je ideeën tijdens het proces veranderd zijn, en hoe je eventueel iets beter op een andere manier kunt aanpakken. Zo leg je dus ook steeds aan jezelf uit waar je mee bezig bent, en hiermee voorkom je dat je zomaar iets doet zonder er goed over na te denken. Kleur-/Vorm-/Materiaal-/Techniek-/ Onderzoek: Ten aanzien van al deze componenten: kleur,vorm materiaal, techniek geldt dat je goede keuzes pas kunt maken nadat je verschillende mogelijkheden hebt onderzocht. Het kan niet zo zijn dat je maar 1 kleurproefje doet en dat je dan al weet dat dat goed is: daarvoor moet je eerst meerdere proeven
gedaan hebben om dat te kunnen bewijzen!! Probeer dus zoveel mogelijk uit voordat je een beslissing neemt. Probeer ook eerst alles even uit (in het klein) zodat je niet voor vrrassingen komt te staan wanneer je je werk aan het uitvoeren bent. Maak in je logboek steeds kleine schetsen waarin je je onderzoek laat zien en van commentaar voorziet. Bij de beoordeling van je logboek wordt gelet op: - Hoeveel werk heb je ervan gemaakt? - Originaliteit - Kleur/ vorm/ materiaal/ techniek-onderzoek - Ontwikkeling van beeld en ideeën - Compositie en vormgeving van je logboek (lay-out) - Snelle schetsen - Uiteindelijk ontwerp (+ het onderzoek daarbij) - Geschreven commentaar - Verzameld beeld materiaal - Onderzoek naar kunstenaars - Onderzoek naar inhoud en vormgeving van het thema. Verslag met theoretische verdieping (zie PTA) Aan de hand van inspiratiebronnen, ga je bij de aanvang van, direct na de definitieve keuze van je thema, bestuderen hoe kunstenaars met het onderwerp omgegaan zijn. Daarbij maak je een uitgebreide beschouwing van twee kunstwerken die van toepassing zijn voor jouw thema. De inhoudsopgave van je verslag dient er als volgt uit te zien: 1: Algemene inleiding - waarin je je keuze voor het thema + gekozen stroming / kunstenaars motiveert + je geeft aan wat je hieraan wilde onderzoeken (hypothese) =1 blz A4 2: Inleiding tot de stroming of werkwijzen kunstenaars + de wijze waarop zij met het thema omgaan = 1 blz A4 3: Uitgeschreven, tot een verhaal uitgewerkte beeldanalyse (beeldbeschouwing) + bronnen + kleurenafbeeldingen van de gekozen werken. = minimaal 4 blz A4 / maximaal 6 blz A4 4: De belangrijkste elementen uit jouw proces/ logboek in relatie tot bovengenoemde kunstwerken / stroming = 2 A4 5: Conclusie, waarin je de belangrijkste informatie nog eens beknopt weergeeft = ½ A4 minimaal / 1 A4 maximaal. 6: Verzorging (lay-out).
beeldende vorming Dit alles dien je getypt in te leveren op... - Lettergrootte: 12 punt; - Regelafstand 1 (= enkel) - Aantal bladzijdes minimaal; 8 ½ A4 / maximaal: 11 A4 - Lettertype, keuze uit: Arial / Times New Roman / Comic Sans MS Presentatie: Je krijgt nog de precieze datum te horen wanneer je je werk gaat tentoonstellen. Het is de bedoeling dat je zelf een toelichting, over je eigen werk geeft aan twee docenten ckv 3. Over de vorm van presenteren kun je ook verschillende ideeën hebben. Kies een vorm die bij jouw werk past. Zelf dien je een aankondigingsposter te ontwerpen op de computer. Je gaat dus je eigen werk promoten. Je gaat als een grafischvormgever aan het werk. Je gaat tekst en beeld componeren, (lay-out) op een pakkende manier, zodat het nieuwsgierigheid opwekt en tegelijk al iets van jouw werk prijsgeeft.
De doelstelling van de opdracht & de beoordeling: Doelstelling van de opdracht: Leren: - thematisch + procesmatig werken - bestuderen van thema met een open houding - verzamelen van achtergrond informatie over het thema/ subthema (invalshoeken) - ontwikkelen van ideeën voor beeldende oplossingen - ontwerpen / vormgeven - werken met een logboek (= bovengenoemde onderdelen kunnen beschrijven in een proces verslag ) - beeldend onderzoek doen ( m.b.v. schetsen, collages, proeven, experimenten ) - presenteren - evalueren ( van proces en product) - zelfstandig te leren / zelfstandig werken Vaststellen van de cijfers: Eigen werk / eigen thema, praktijk: (zie PTA) Bij het vaststellen van het cijfer wordt er gelet op: a: product en b: proces Zowel bij het product als het proces zullen de volgende aspecten bekeken worden t.a.v. zienswijzen: - Stellingname die de kandidaat inneemt t.a.v. zichzelf of een bepaalde inhoud ( zichtbaar gemaakt in het proces, product en werkboek ). - Beeldinformatie: op welke wijzen zijn de beeldaspecten verwerkt t.a.v. het thema, de opdracht ( beeldaspecten / vormgeving / materiaal / techniek ), hierbij geldt: is de kandidaat in staat de opdracht expressief te verantwoorden, is de kandidaat in staat de opdracht functioneel te verantwoorden. t.a.v. de werkwijzen: - Is er sprake van een relatie tussen de opdracht (thema / gekozen uitwerkingsvorm) en de gekozen beeldende aspecten, vormgeving, materialen en technieken. - Verantwoording van de hanteringswijze (in dummy).
beeldende vorming - Verantwoording van de gekozen presentatie vorm. - Ten aanzien van het proces geldt daarnaast nog: het gemaakte werk dient uitsluitend en alleen door de kandidaat vervaardigd te zijn ( authentiek te zijn), dit kan alleen indien de kandidaat het eindwerk op school vervaardigd. (eventueel kan in overleg met de docent besproken worden of / welke arbeidsintensieve onderdelen thuis uitgewerkt mogen worden ) - De kandidaat dient het werk binnen de gestelde tijd af te hebben. Verslag met theoretische verdieping: (zie PTA) Bij het vaststellen van het cijfer voor theoretische werkstukken, wordt er gelet op: - kunsthistorisch- en kunstbeschouwelijk inzicht - visie op een onderwerp - thema - beeldend inzicht Gewicht voor schoolexamen: - Eigen werk rond thema + logboek zie PTA - Verslag met theoretische verdieping zie PTA
Naam:... Klas... Thema Uitwerking/plan Besproken/aftekenen