Projectverslag Gebruik van ICT-tools bij de cursus: Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk



Vergelijkbare documenten
Projecten Educatieve Middelen Pool Aanvraagformulier ondersteuning Onderwijscentrum VU

Eindrapportage EMP project

Enquête over beleid en praktijk van instructies in Informatievaardigheden in Nederlandse universiteiten

Projecten Educatieve Middelen Pool Aanvraagformulier ondersteuning Onderwijscentrum VU

Eindrapportage Nieuwe werkvormen en ICT

Evaluatie pilots Dienstverlening op locatie en Papierloos werken

Eindrapportage. Draadloos Digitaal Leren. Draadloos Digitaal Leren ICT&O ronde

Inleiding Sociale Wetenschappen. Studenten Aantal 953 Respondenten 54, 40 Ronde 1, 2. Datum uitvoering September 2010 Januari 2011 Collegeweblecture

Inhoud. Introductie tot de cursus

Projecten Educatieve Middelen Pool

Projectvoorstel Grassroots VU

Wiskunde Lesperiode 1

Monitor Klik & Tik [Voorbeeldbibliotheek]

Digitaal toetsen; Niet hoe het moet, maar hoe het kan

Eindrapportage Gepersonaliseerd online oefenmateriaal voor statistiek Utrechts Stimuleringsfonds Onderwijs Faculteit Bètawetenschappen 2017

Plan van aanpak: werken met Acadin in je eigen groep en je school

Monitor Klik & Tik de Bibliotheek [voorbeeld] september 2014 augustus 2015

M2DESK BESCHRIJVING. Wat is het? Voor wie is het? Hoe werkt het?

Analyse vragenlijst pilot functioneel beheerders SURF

Studiehandleiding. Excel 2010

Toetsen in Blackboard

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Pilot 2: Vragen koppelen aan Weblecture

Edu-tekstbestanden en schermuitleessoftw

Inhoudsopgave Voorwoord 7 Nieuwsbrief 7 Introductie Visual Steps 8 Wat heeft u nodig? 8 De website bij het boek 9 Hoe werkt u met dit boek?

Handleiding voor studenten

Evaluatie Grassrootsproject : KENNISCLIPS VOOR ACTIVEREND ONDERWIJS (FNWI)

Realisatiefase fase 5

EEN LEAR N I NG ANALYTICS S ER VI CE JOHAN JEUR ING

Inventarisatie enquête over het gebruik van videofragmenten bij het onderwijs van Inleiding Staats- en Bestuursrecht

15 16 Evaluatie Korte Docentencursus Zuyd, april Inhoudsopgave. 1 Algemeen...1

SURFACE BESCHRIJVING. Wat is het? Voor wie is het? Hoe werkt het? De Surface in het onderwijs

Memo. Datum: 19 oktober 2015 Onderwerp: Enquête Studieadvies

Oriëntatiejaar Life Sciences

RAPPORT PERFORMANCETEST QUESTIONMARK

Vragen gesteld in het evaluatieformulier + Antwoorden

Het indienen van ICT- projecten

Beschrijving Basiskwalificatie onderwijs

Utrechts Stimuleringsfonds Onderwijs 2016

Wageningen University (WUR) Korte beschrijving van instelling: Aantal Pilots: 3 Contact persoon: Joke Marinissen

Introductie van de pilot. Waarom deze pilot? Wat is het belangrijkste doel van de pilot? Wat is de positie binnen de eigen organisatie?

Inhoudsopgave Voorwoord 11 Nieuwsbrief 11 Introductie Visual Steps 12 Wat heeft u nodig? 13 De website bij het boek 13 Hoe werkt u met dit boek?

Ervaringen en trainingsbehoefte professionals jeugdzorg

Best practices in academische vaardigheden bij bèta-bacheloropleidingen

HANDLEIDING. Emjee ICT diensten Ticketsysteem

Onderzoeksresultaten en interpretatie klanttevredenheidsonderzoek 2009

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

Gebruik Web 2.0 eerstejaars studenten UU

Leerwerktaak Digibordgebruik en softwarepakket in wiskundelessen

Web-deductie voor het onderwijs in formeel denken

Studentenhandleiding Studentenpagina STUDENTENPAGINA HANDLEIDING VOOR STUDENTEN. Handleiding Studentenpagina 1

Experience Mathness: Oefen- en ingangstoetsing voor bachelor studenten TUE

Ict op de universitaire lerarenopleidingen: trends, issues & lessons learned. Alessandra Corda ICLON/UL Frits van Kouwenhove UOCG/RUG

ICT beleidsplan. Schooljaar OBS de Pijlstaart

Docentenhandleiding Coldcase Evolutie van olifantachtigen

Evaluatierapport Gezond Eten en Bewegen

Kwaliteitsbewaking en testen in ICT beheerorganisaties

PRESENTATIE 2P6. Een recept voor Sterrenregen Hans Nottet hogeschooldocent en voorzitter Honourscommissie bij ILC-FNT

Eindrapportage project Filosoferen binnen een digitale leeromgeving

project Voortgangstoetsen in de propedeuse - Lessons Learned

Eindverslag project Digitaal bewegend beeld: van beleid tot praktijk

Projecten Educatieve Middelen Pool Aanvraagformulier ondersteuning Onderwijscentrum VU

Verantwoording van de te bezoeken les

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

Projecten Educatieve Middelen Pool Aanvraagformulier ondersteuning Onderwijscentrum VU. Colleges in beeld

BOL OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

28% 72% 30% 70% Aantal geregistreerde deelnemers : 141 Periode evaluatie : 19 maart 2014 t/m 6 april 2014 Aantal evaluaties : 101

Werkgroep portfolio & coaching. portfolio handleiding

Vragenlijst voor minorstudenten

Nieuwsbrief. Interactieve werkvormen in de klaspraktijk. Onderzoeksresultaten en tips voor de praktijk

Nieuwe didactiek vwo 2 en 3 Connect College: resultaten van een onderzoek. Prof. dr. Perry den Brok

Formatief en Digitaal Informatievaardigheden Meten (DIM) Caroline Timmers & Amber Walraven

WERKEN MET OSIRIS STUDENT OPLEIDING GENEESKUNDE

Rijksuniversiteit Groningen - bestuurlijke informatievoorziening Kwaliteitszorg administratieve processen en systemen

Snel van start Docenten

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Dennis Boot. ondersteund door Web 2.0. Samenwerken en begeleiden

Video-instructie portfolio in het VUmc-compas Faculteit Geneeskunde (VUmc) Projectvoorstel Educatieve Middelen Pool

Instelling Organische chemie en wiskunde Studenten Aantal Totaal 70, met bekijken weblecture 31 Ronde 1 Datum uitvoering Mei 2011

Hoe leer ik kinderen rekenen in groep 3 en 4? Weekschema PABWJ314X

Kinderen kunnen zelfstandig met de Skoolmate werken vanaf groep 4. Wel moeten zij eerst leren hoe ze met de laptop horen om te gaan.

Profielwerkstuk Het stappenplan, tips en ideeën

Teach32 Ontdek de toepassingen van Teach32 Sluit aan bij de digitale generatie Haviken en Muizen Samen Groeien Monitoring

BEGELEIDINGSNOODZAAK

Monitor Klik & Tik in bibliotheken Tussenrapportage: september 2013 februari 2014

Leren omgaan met... Computers, internet en nieuwe media

Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg. Selectie onderzoeksresultaten van de meting ViA-E docenten 2014

EINDTERMEN Bosbiotoopstudie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Samenvatting (Summary in Dutch)

Een geslaagde activiteit

Beknopte handleiding OSIRIS student Geneeskunde

Evaluatie weblectures bij FLOT. aanleiding

EEN ONLINE PROGRAMMA VOOR HET DIGITAAL AANBIEDEN VAN WISKUNDE OPGAVEN

De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën:

Universal Design for Learning Moet mijn lesmateriaal dan zo anders?

Enquête leesvaardigheid maart 2015

Reflectieverslag mondeling presenteren

Transcriptie:

Projectverslag Gebruik van ICT-tools bij de cursus: Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk Projecttitel: Gebruik van ICT-tools bij de cursus: Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk Projectcode: OND 2004-3 Faculteit: Aard- en levenswetenschappen Projectperiode: september 2004 - september 2005 Opdrachtgever: Onderwijsdirectie FALW, Dr. K.S.Kits Opgesteld door: Drs. Liesbeth van de Grint Drs. Petra Wentzel Datum: oktober 2005 Contactadres: Onderwijscentrum VU afdeling ICT en Onderwijs De Boelelaan 1105, kamer 1G-32 1081 HV Amsterdam www.onderwijscentrum.vu.nl tel. 020 598 5495 info@icto.vu.nl Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen Onderwijscentrum VU

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 1 1.1 Probleemomschrijving... 1 1.2 Doelstellingen... 2 1.3 Projectstructuur... 3 1.4 Werkwijze... 3 2 Uitgevoerde activiteiten en resultaten... 4 2.1 Digitale zelftoetsen... 4 2.1.1 Ontwikkeling... 4 2.1.2 Evaluatie... 6 2.2 Mobiel leren... 6 2.2.1 Ontwikkeling en uitvoering... 6 2.2.2. Evaluatie... 7 2.3 Samenwerking met externe partners... 13 2.4 Disseminatie... 13 2.5 Eindconclusies... 13 BIJLAGEN... 14 Bijlagen: 1) Projectaanvraag 2) Matrix, inclusief blauwdruk 3) Nameting studenten 4) Evaluatie studenten, toetsen Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen Onderwijscentrum VU

1 Inleiding 1.1 Probleemomschrijving De cursus Biodiversiteit en ecologisch veldwerk is een verplichte cursus voor 1e-jaars studenten Biologie en voor tweedejaars studenten Aardwetenschappen met differentiatie Milieuwetenschappen. Daarnaast nemen ook studenten van andere opleiding aan deze cursus deel. In totaal komt dat jaarlijks neer op ongeveer 30 studenten. Doel van de cursus Biodiversiteit en ecologisch veld werk is de samenhang te laten zien tussen de geomorfologie van het landschap, de bodem, het microklimaat en het voorkomen van bepaalde planten en dieren. Onderliggend doel is het opbouwen van soortenkennis door: het determineren van zelf verzamelde planten en dieren of collectiemateriaal. In het totaal gaat het om 15 plantenfamilies, 70 arthropodagroepen met de bijbehorende kenmerken en de wetenschappelijke systematiek en naamgeving; het toepassen van waarneming- en bemonsteringtechnieken om de diversiteit in het veld vast te stellen; de organismen te plaatsen in het landschap; het kunnen reproduceren van indicatorsoorten per excursiegebied. Per excursiegebied (6 gebieden) komen er per gebied ongeveer 10 plant en 10 dierindicatoren bij. Bij de cursus doen zich drie problemen voor: 1. De studenten vinden het leren herkennen van soorten een probleem. In de gebruikte boeken is te weinig beeldmateriaal aanwezig om gericht mee te oefenen. 2. De studenten vinden het lastig om indicatorsoorten per excursiegebied te identificeren. Concreet betekent dit dat de link tussen het waarnemen van soorten en het voorkomen in een habitat slecht wordt gelegd. Op het tentamen krijgen de studenten lijstjes met planten en /of diersoorten waarvan ze moeten bepalen in welk biotoop je deze soorten kunt aantreffen. Deze vragen leveren elk jaar problemen op. 3. Het gebruikte studiemateriaal bevat onvoldoende beeldmateriaal ter ondersteuning van het leren. Dit materiaal is wel aanwezig op verschillende speciale websites en bij gespecialiseerde (natuur)fotografen. Bij het Grassrootsproject 2003-2004 heeft een van de docenten van deze cursus een begin gemaakt met het gebruik van digitale camera s bij het veldwerk en het opzetten van een digitaal fotoarchief: Uit de Grassrootsrapportage: De studenten zullen door middel van ict (Blackboard) zelf actief veldwerk voorbereiden voor de medestudenten, specifieke foto s nemen tijdens het veldwerk en er na het veldwerk over rapporteren; tevens zullen zij met elkaar en met de docenten d.m.v. (digitale) feedback nog actiever betrokken raken bij het veldwerk. Tot nu toe was de voorbereiding aan de kant van de studenten mager en werd de feedback vooral gestuurd door de docenten. Tevens levert de opdracht ieder jaar een nieuw digitaal foto-archief opleveren, welk gebruikt kan worden voor volgende jaargangen van de cursus. (Bovendien hebben foto s van 2003 al goede diensten bewezen bij de studentenwerving op een VU Open Dag.) Bij grote experimenten in het veld is het gebruik van GIS/GPS onontbeerlijk. Binnen de opleiding Biologie wordt daar tot op heden echter geen aandacht aan geschonken. Vooral de combinatie GIS/GPS, bodemstructuren, gebruik van kaarten, en het invoeren van de data is een waardevolle uitbreiding van de 1

vaardigheden die de student zich eigen moet maken. Het ligt in de bedoeling om het gebruik van GIS bij ecologisch veldwerk niet enkel te gaan toepassen bij de cursus Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk maar eveneens bij de cursussen: Inleiding Ecologie (enkele excursies), Systeemecologie, Buitenlandexcursie 1 (Ardennen, hele week), Buitenlandexcursie II (nieuwe cursus, moet nog ontwikkeld worden), Levensgemeenschapbiologie (2 dagen excursie). Op die manier krijgt het gebruik van mobiele ICT-apparatuur een duidelijke lijn in het curriculum van de opleiding Biologie. Door het beschikbaar maken van het studiemateriaal door middel van een PDA of soortgelijke mobiele apparatuur, heeft de student ook in het excursiegebied de beschikking over alle relevante informatie. In het excursiegebied maakt de student een overzicht van de belangrijke (indicator-)soorten, per gebiedstype (dieren en planten) en geeft hij aan waarvoor ze precies indicatief zijn. De studenten verwerken hierin ook metingen van bodem- en/of watereigenschappen en belangrijke plant-dier-interacties en plant-plantinteracties gekoppeld aan de GIS-coördinaten. De in het veld gedane waarnemingen kan de student vastleggen en uitwisselen met studenten die zich op een andere plaats in het gebied bevinden. Digitaal, draadloos veldwerk heeft een aantal algemene voordelen: Het is belangrijke en essentiële kennis voor studenten in hun latere baan; de studenten zijn goed op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen. Daarnaast is er nog een aantal praktische voordelen, zoals: - Uitwisselbaarheid van gegevens over afdelingen en disciplines (standaardisatie); - Tijdwinst bij uitwerken van verzamelde gegevens; - Efficiencyverbetering doordat er directe controlemogelijkheden zijn voor de invoer van gegevens. De invoer en controle kunnen vragen opleveren die dan ter plekke kunnen worden bekeken en beantwoord; de student hoeft niet later nog eens terug te gaan; - Eindproducten als verslagen kunnen sneller geproduceerd worden. Het veldwerk is dus een moment waarbij expliciet gebruik gemaakt kan worden van draadloos, digitaal leren. Dit onderdeel van het project bouwt verder op de ervaringen die opgedaan zijn bij het project van de 3 e ICT-ronde "Wireless learning for geo-information" van het SPINlab (FALW / FEWEB), en op het SPINlab projecten Gipsy en Manolo. 1.2 Doelstellingen Op basis van bovenstaande probleemomschrijving worden in dit project de volgende doelen nagestreefd: - Activering van het onderwijs in de cursus Biodiversiteit en ecologisch veldwerk door: o Ontwikkelen van digitale zelftoetsen bijvoorbeeld met behulp van Question Mark Perception of Respondus al dan niet in combinatie met een database gezien het grote aantal foto s. o Ondersteunen van het biologisch veldwerk door middel van toepassingen voor mobile-learning, wireless learning. Dit onderdeel van het project zal uitgevoerd worden samen met het SPINlab. Het SPINlab heeft hier veel ervaring mee opgedaan bij het GIPSY project. De cursus Biodiversiteit en ecologisch veldwerk is voor het Manolo project (Werkpakket 1) geselecteerd als een van de vier te geven cursussen. De cursus is aangemerkt als matching fund voor het Manolo project. Dit houdt in dat er geen extra kosten verbonden zijn aan de deelname van het SPINlab bij dit project. In tegenstelling tot het GIPSY project waarbij vooral de techniek voor mobiel leren centraal stond, is bij het MANOLO project is de didactische meerwaarde die mobiel leren kan hebben voor o.a. veldwerk het belangrijkste onderzoekspunt. 2

1.3 Projectstructuur Voor de uitvoering van het project is een projectgroep samengesteld, bestaande uit de docenten van de cursus (dr. Matty berg, dr. Hans Cornelissen), de coördinator voor ICT& Onderwijs van de faculteit Aarden Levens wetenschappen (drs. Liesbeth van de Grint) en onderwijskundig adviseur van het VU Onderwijscentrum, (drs. Petra Wentzel). Het onderdeel Mobiel leren is uitgevoerd in samenwerking met het Spinlab en was een onderdeel van het Manoloproject. Begeleidingscommissie De begeleidingscommissie is niet bij elkaar geweest. Wel zijn de leden van de begeleidingscommissie door middel van informeel overleg en werkbesprekingen steeds op de hoogte gesteld van de vorderingen. Een nadeel van deze werkwijze is dat er geen overleg is geweest met studenten. Achteraf is vooral het ontbreken van feedback van studenten een gemis geweest. 1.4 Werkwijze De projectgroep is regelmatig bij elkaar gekomen om de voortgang van het project te bespreken. Daarnaast is er regelmatig overleg geweest met het Manolo-project. Ter voorbereiding op het veldwerk zijn door de projectgroep de verschillende excursiegebieden bezocht. Daarnaast zijn de leden van de projectgroep (in wisselende samenstelling) mee geweest op veldwerk, om zo ter plaatse het gebruik van PDA e.d. te observeren. 3

2 Uitgevoerde activiteiten en resultaten 2.1 Digitale zelftoetsen 2.1.1 Ontwikkeling Bij het begin van het project is een afweging gemaakt voor de keuze van een digitaal toetsprogramma. Deze afweging werd gemaakt op basis van de ervaringen binnen het project E-learning prebachelorklassen biologie, scheikunde en natuurkunde dat voor de faculteit FALW in het collegejaar 2003-2004 is uitgevoerd én de eisen van de docenten aan de toetsen. Uiteindelijk is ervoor gekozen de toetsen niet in het QuestionMark Perception (QMP) te maken zoals bij het eerdere project, maar gebruik te maken van Respondus en van daaruit de vragen te uploaden naar de toetsmodule in Blackboard. Deze keuze is enerzijds gebaseerd op de te verwachtte moeilijkheden met het beheren van de vragen en afbeeldingen binnen QMP en anderzijds op de onzekere situatie over de voortgang van QMP aan de VU ten tijde van deze beslissing. Het voordeel van een vragenbank in Respondus is dat deze ook gebruikt kan worden voor QMP. Cruciaal voor het slagen van de toetsen was de beschikbaarheid van voldoende, kwalitatief zeer hoogwaardige afbeeldingen van de planten en arthropoda. Dit gegeven werd aan het begin van het project onderkend. Onderzoek binnen de faculteit wees uit dat er verschillende docenten zijn met omvangrijke collecties afbeeldingen. Voor het maken van de toetsen is waar mogelijk gebruik gemaakt van afbeeldingen van de bij het project betrokken docenten en andere docenten van de faculteit. Van enkele planten- en arthropodasoorten waren geen bruikbare afbeeldingen binnen de faculteit beschikbaar. Enkele zoekacties op Internet leverden de website http://www.trq.nl/school/herbarium op. Deze website beoogt (op termijn) een volledig overzicht te bieden van alle planten in Nederland. De (136) ontbrekende afbeeldingen zijn via deze website aangekocht tegen een prijs van 8 euro per afbeelding. De makers van de site www.tuinsafari.net hebben toestemming gegeven beeldmateriaal van hen te gebruiken, mits we de bron zouden vermelden. Tot slot is ook gebruik gemaakt van de site van de Noorse Botanische vereniging (http://www.nhm.uio.no/botanisk/nbf/plantefoto/index.htm ) die het materiaal eveneens kosteloos beschikbaar stelt voor educatieve doeleinden. In totaal zijn 134 vragen gemaakt en in zes verschillende pools in Respondus en die zijn in de Blackboard cursusomgeving van het vak geplaatst. Vanuit deze pools kunnen oefentoetsen worden gegenereerd en aan de studenten beschikbaar gesteld. Gedurende de looptijd van de cursus zijn 4 oefentoetsen beschikbaar gesteld. Elke toets bestaat uit 10 tot 13 vragen die ad random uit een pool worden gekozen. Studenten kunnen elke toets meerdere keren doen. Na het doen van de toets wordt feedback gegeven bij het gekozen antwoord. Bij de feedback zijn eveneens afbeeldingen opgenomen. In het ontwerp was opgenomen dat het goed zou zijn als er voor iedere vraag over meerdere afbeeldingen beschikbaar zouden zijn. De computer kan dan ad random een geschikte afbeelding bij de vraag plaatsen. Helaas is dat technisch niet mogelijk gebleken. Van de zes beschikbare vraagformaten in Blackboard zijn er drie gebruikt, te weten: Multiple Choice: bij dit vraagformaat wordt veelal een plaatjes aangeboden en de student dient uit 4 tot 8 alternatieven het juiste alternatief te kiezen 4

Fill in the blank: studenten wordt gevraagd de Latijnse naam van een plant- of diersoort op te schrijven. De docenten vonden dit een belangrijk vraagtype, omdat er zoveel spelfouten worden gemaakt in de Latijnse namen van de planten en dieren. Matching: verschillende plaatjes en namen worden aangeboden waarbij de studenten de juiste combinaties dienen te vormen. Met de makers van het fotoherbarium (TRQ Communications) is nagegaan in hoeverre de fotoherbariumsite ook geschikt gemaakt zou kunnen worden voor gebruik op een PDA. Hoewel de kosten van een omzetting van de site naar PDA-format binnen de begroting van het project paste, zagen de 5

docenten van de cursus de meerwaarde van een dergelijke applicatie niet. Een van de doelen van de cursus is het leren determineren van planten met behulp van de Flora van Nederland van Heukels. 2.1.2 Evaluatie De docenten zijn tevreden met de toetsen. De studenten hebben vrijwel allemaal gebruik gemaakt van de zelftoetsen. Tabel 1: Gebruik Blackboardsite Biodiversiteit en ecologisch veldwerk, maand juni 2005 Folder Hits Percent Course Documents 1237 22.07% Course Information 1681 30.00% Course Information 1681 30.00% Opdrachten 256 4.56% External Links 100 1.78% Course Documents 1237 22.07% Books 0 0% Zelftoetsen 2329 41.56% Total 5603 100% Uit de course statistics blijkt verder dat de studenten aan het eind van de cursus, vlak voor de datum van het tentamen de zelftoetsen maken. Het evaluatieformulier op Blackboard is slechts door 6 studenten ingevuld. De resultaten zijn op genomen in de bijlage 4. In het algemeen vinden die studenten de toetsen nuttig omdat ze dan actief met de stof omgaan. Ze hebben niet het idee dat hun cijfer hoger is door het oefenen met de toetsen. Als je de tentamencijfers legt naast het gebruik van de Zelftoeten dan is er ook geen relatie tussen gebruik van de zelftoetsen en de hoogte van het cijfer: studenten die de toetsen niet of weinig gebruikt hebben geen lager cijfer dan de studenten die de toetsen veelvuldig gedaan hebben. In het studiejaar 2005-2006 zal de toetsbank verder worden aangevuld met zowel vragen als afbeeldingen. Door gebruik te maken van beeldmateriaal van collega s, het gratis gebruik van plaatjes van diverse websites (waarvoor toestemming was verleend), was het niet nodig het hele begrootte bedrag aan te spreken. 2.2 Mobiel leren 2.2.1 Ontwikkeling en uitvoering De ontwikkeling van de draadloze component van het vak Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk is gekoppeld aan het project Manolo. Manolo is een project dat door het SPINlab van de VU in samenwerking met Wageningen Universiteit en Research wordt uitgevoerd voor Stichting SURF. De doelstelling van Manolo is om goede voorbeelden te ontwikkelen van het gebruik van mobiele technologieën in het onderwijs. Manolo werd voorafgegaan door het project GIPSY. In dit project werd geconcludeerd dat mobiele technologieën vooral een meerwaarde kunnen hebben bij veldwerkonderwijs. Omdat het vak Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk een belangrijke veldwerkcomponent kent, ligt de keuze voor dit vak als onderdeel van het Manolo-project voor de hand. 6

Binnen de ontwerpsystematiek van het project is als eerste stap, na overleg met docenten, projectmedewerkers en SPINlab, een analyse gemaakt van de mogelijkheden om mobiel leren binnen de verschillende onderdelen van het vak in te zetten. Daartoe is gebruik gemaakt van zogenaamde matrixbeschrijvingen (zie bijlage 2. In deze matrix zijn enkele variabelen die van belang zijn voor mobiele leren tegen elkaar uitgezet. De variabelen zijn: 1. indoors - outdoors 2. klassikale activiteiten - groepswerk individuele activiteiten 3. informatie communicatie - leeractiviteiten Door voor elke cel na te gaan of en op welke manier mobiele activiteiten binnen het vak mogelijk zijn ontstaat een blauwdruk van de mobiele activiteiten binnen het vak. Deze blauwdruk is als bijlage 2 toegevoegd. De activiteiten in de matrix zijn vervolgens uitgewerkt zodat er op didactisch, technisch en supportniveau bekend is wat er verwacht kan worden. Ten behoeve van het practicum zijn de verschillende onderdelen voorbereid. Er is een bestand aangelegd met vogelgeluiden, er zijn kaarten van de veldwerkgebieden gemaakt en er zijn soortenlijsten gemaakt voor de verschillende planten- en dierensoorten in Arcpad op basis waarvan de studenten de aanwezigheid van deze soorten kunnen invoeren. Bij de voorbereiding van het veldwerk bleek het lastig om tijdig apparatuur ter regelen. Als vak binnen het Manolo-project kon een beroep worden gedaan op de apparatuur die binnen dit project beschikbaar was. Helaas bleek echter dat de meeste apparatuur in de periode van het veldwerk juist was uitgeleend aan de vakken die in Wageningen startten. Hierdoor kwam de apparatuur pas op het laatste moment binnen en bleek er voor de projectmedewerkers onvoldoende tijd om de verschillende onderdelen (PDA, GPS, GPRS-verbindingen) uitgebreid te testen. Dit heeft zeker zijn weerslag gehad op het verloop van het veldwerk en de instructies aan de studenten. Een ander probleem behelsde het slechte GPRS bereik op Texel. Hierdoor kon een geplande test van Blackboard unplugged niet doorgaan. Blackboard unplugged is een PDA-versie van Blackboard, die binnen Manolo ontwikkeld is. 2.2.2. Evaluatie Hieronder worden de resultaten weergegeven van de voor- en nameting gedaan bij het vak Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk (BEV). De gegevens zijn verzameld via een tweetal vragenlijsten, te weten een voor- en nameting. De voormeting is door 30 studenten ingevuld, de nameting door 13 studenten. Het kleine aantal ingeleverde vragenlijsten van de nameting vraagt voorzichtigheid bij het interpreteren van de uitkomsten, absolute uitspraken kunnen hier zelden gedaan worden. De twee metingen zijn mede uitgevoerd in het kader van het project Manolo, derhalve zijn niet alle vragen relevant voor het uitgevoerde veldwerk binnen het vak Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk. Door omstandigheden hebben de geplande (groeps)interviews met studenten en docenten geen doorgang kunnen vinden. 2.2.2.1 Ervaring en gebruik apparatuur Bekendheid met apparatuur 80% van de VU-studenten van het vak BEV geeft aan bekend te zijn met de laptop. Het bekendst is de mobiele telefoon, 90% geeft aan hier bekend mee te zijn, 2 studenten begrijpen de werking een beetje. 2 studenten geven aan bekend te zijn met een tablet PC. Een PDA is iets bekender, gevolgd door de GPS. 7

Uit vraag 1 blijkt dat de PDA nog niet evenveel gebruikt wordt als de desktop PC en de mobiele telefoon. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat er nagenoeg geen studenten meer zijn die hun PC of mobiele telefoon niet meerdere keren per week en vaak dagelijks gebruiken. Enkele studenten geven aan dat zij de PDA wel vaker hadden willen gebruiken, maar dat een ander lid van hun werkgroepje het apparaat in bezit had. Blijkbaar was er niet binnen elk groepje een afspraak gemaakt over regelmatig doorgeven van de apparatuur. Bezit apparatuur Slechts één student geeft aan geen mobiele telefoon te hebben. 40% van de studenten is in het bezit is van een laptop, dit is vergelijkbaar met het percentage in Wageningen. Eén student heeft een tablet pc. Slechts enkele studenten zijn in het bezit van een GPS of PDA. Iets meer studenten hebben de apparaten wel eens voor privé doeleinden gebruikt, maar de percentages blijven laag. Ervaring met apparatuur Iets minder dan de helft van de studenten geeft aan wel eens draadloze apparatuur in het onderwijs gebruikt te hebben. Vooral de laptop wordt hier genoemd, maar ook de GPS. Eén student geeft aan eerder meegewerkt te hebben aan een PDA-experiment op de VU. De mobiele telefoon, PDA en tablet werden niet door studenten genoemd. Werkelijk gebruik Kijken we naar het werkelijke gebruik (nameting), dan zien we dat de desktop pc uiteindelijk het meest gebruikt is. Bijna 70% van de studenten gaf aan deze vaak (aantal keren per week of dagelijks) te gebruiken. Het gebruik is heel divers: zowel het checken van e-mail, raadplegen van Blackboard, maken van een presentatie als het oefenen met een toetsprogramma worden genoemd. De desktop krijgt onder andere de voorkeur vanwege het grotere scherm en grotere toetsenbord. Ook lijkt men gewend aan de mogelijkheden van de desktop computer (bijvoorbeeld printen). De tablet pc of laptop werden nauwelijks gebruikt. De PDA en GPS iets meer en het lijkt er ook op dat deze in combinatie werden gebruikt, zoals binnen BEV de bedoeling was. De mobiele telefoon is tijdens het veldwerk door meer dan de helft van de studenten meerdere keren per week gebruikt. Tijdens het veldwerk werd zichtbaar dat sommige groepen, ondanks de soms harde wind en regen waardoor het maken van aantekeningen lastig was, de PDA niet gebruikten. Twee studenten vonden dat het maken van aantekeningen op de PDA onder regenachtige omstandigheden wel voordelen bood boven pen en papier. 2.2.2.2. Houding en onderwijsverandering Verwacht en ervaren nut, interesse en motivatie Gemiddeld meer dan 50% studenten van BEV staan op voorhand positief tegenover het gebruik van mobiele- en wireless technologie, 20% staan zelfs zeer positief tegenover de mogelijkheden. Vooral op de vragen of de technologie nuttig is in het algemeen en binnen het onderwijs geeft 70% aan het hiermee eens te zijn en 20% is het hier zeer mee eens. Niemand van de studenten ziet het gebruik helemaal niet zitten. Uit de nameting valt te leren dat na het volgen van het vak BEV de studenten iets minder extreem positief antwoorden op de vragen naar de interesse voor draadloze technologie, het onderwijskundige nut en het nut van deze technologie in het algemeen. De studenten zijn weliswaar niet negatief over de mogelijkheden, maar blijkbaar heeft de kennismaking met de technologie de verwachtingen van de studenten iets getemperd. 8

Vooraf lijkt het 24 van de 30 studenten leuk tot heel leuk om met de draadloze apparatuur te gaan werken. Naderhand vond bijna 50% het een leuke ervaring geweest. 1 studenten geeft aan het niet leuk gevonden te hebben. Slechts 4 van de 13 studenten geven aan dat het gebruik van draadloze technologie de motivatie voor het vak heeft verhoogd. Plaats binnen het vak De studenten zijn niet onverdeeld gelukkig over de manier waarop de draadloze technologie in het vak werd ingezet. Ongeveer gelijke aantallen studenten vinden het gebruik van de draadloze technologie binnen het veldwerk logisch, neutraal of onlogisch. Hetzelfde beeld gaat op voor het nut van de inzet van deze technologie; sommigen vinden het wel nuttig, anderen niet. Slechts 3 van de 13 studenten denken dat ze door het gebruik van de draadloze technologie dingen hebben kunnen doen die ze anders niet hadden kunnen doen. Toch is meer dan de helft van de studenten van mening dat het leuk zou zijn om ook in andere vakken met draadloze apparatuur te werken. 2 studenten lijkt dit helemaal niet leuk. Leren werken met wireless Voorafgaand aan het veldwerk lijkt één student zich zorgen te maken over de vraag of men gemakkelijk met de apparatuur denkt te leren werken. De meerderheid verwacht hier echter weinig tot geen problemen. In werkelijkheid viel het misschien wat tegen. 3 van de 13 studenten vonden de apparatuur niet gemakkelijk te bedienen tegen 7 studenten die hier (helemaal) geen problemen mee hadden. Ongeveer de helft van de studenten vond de instructies die men had gehad voldoende. Wageningen andersom. Effect op leerproces en beroepspraktijk De verwachtingen die studenten hebben van het gebruik zijn redelijk positief. Bijna de helft van de studenten denkt dat het gebruik van draadloze technologie een positieve invloed zal hebben op het leerproces, terwijl een vergelijkbaar percentage geen invloed verwacht. 2 studenten zien (helemaal) juist een negatieve invloed. Bijna 75% van de studenten denkt dat deze ervaring met draadloze technologie benut kan worden in de latere beroepspraktijk. In de praktijk vielen de ervaringen wat tegen. Meer dan de helft van de studenten ziet geen positief effect op het eigen leerproces. Wel vindt een meerderheid van de studenten nog steeds dat deze ervaring met draadloze technologie later in de studie of de beroepspraktijk van pas komt. Verwacht en werkelijk gebruik (doelen) De studenten verwachten de apparatuur vooral te gaan gebruiken voor het versturen en opslaan en opvragen en bekijken van gegevens in het veld (93%). Op de tweede plaats denken ze aan het gebruik van draadloze apparatuur voor communicatie met medestudenten en samenwerking (63%). De helft van de studenten wil met anderen samenwerken met behulp van draadloze technologie, bijna de helft denkt aan communicatie met de docent. Zelfstandig werken aan opdrachten kan volgens bijna een derde van de studenten. In werkelijkheid gebruikte iets minder dan de helft van de studenten de PDA voor gegevensverzameling en verzending in het veld. Voor communicatie met medestudenten werd gebruik gemaakt van de mobiele telefoon en van desktop PC s. Geen enkele student heeft hiervoor de PDA gebruikt, dit is wellicht te wijten aan onbekendheid met het apparaat. Verder onderzocht zou kunnen worden of de studenten de PDA voornamelijk als informatie- of communicatietool zien. Nagenoeg hetzelfde geldt voor samenwerken en zelfstandig werken aan taken, bij deze laatste wordt de mobiele telefoon natuurlijk niet gebruikt, maar enkel de desktop PC. De GPS is maar door 3 studenten gebruikt. 9

2.2.2.3 Techniek & ondersteuning Ervaren problemen Ongeveer een derde van de studenten heeft problemen ervaren met de apparatuur, software of netwerkverbinding. 5 studenten meldden dat de GPS niet naar behoren werkte of aan te sluiten was. Ook liep bij 2 studenten de PDA volledig vast en lukte het niet om één PDA met internet te verbinden. Tijdens de introductie van de apparatuur voerden de studenten een opdracht uit op de campus. De PDA s pikten dan het signaal op van verschillende GPS-en die bij elkaar in de buurt waren. Dit zorgde voor verwarring. Ook tijdens de excursies was dit soms het geval. Volgens de meeste studenten (bijna 70%) waren er wel voldoende voorzieningen om goed te kunnen werken. De suggesties die gedaan worden voor meer voorzieningen hebben vooral betrekking op het aantal PDA s en computers. Een veel gehoorde opmerking is dat het moeten delen van een PDA niet werkt. Omdat het een klein apparaat is kun je er niet samen op werken. Het verdient dus aanbeveling om meer of alle studenten uit te rusten met een apparaat. Nu was volgens een student niet iedereen aan de beurt om gegevens te verzamelen en met de apparatuur te oefenen. Een andere student geeft aan dat als alle studenten een PDA hebben, ze de PDA ook voor andere doelen gaan gebruiken en er dus meer gebruikerservaring mee opdoen. Eén student vond de tijd voor het vak te krap. Ondersteuningsbehoefte Zes van de 13 studenten hadden geen behoefte aan ondersteuning, de overige studenten hadden graag meer hulp gehad bij het bedienen van het apparaat of bij technische problemen. De meeste studenten (vijf van de 13) stellen hun technische vragen aan de docent, twee studenten raadplegen een handleiding en één student heeft de ICT helpdesk om hulp gevraagd. Als er een vraag was om ondersteuning, dan werd deze altijd opgepakt. Geen enkele student geeft aan dat hij niet geholpen is. Kwaliteit van de ondersteuning Voor de studenten was het duidelijk bij wie ze moesten zijn als ze een technische vraag hadden. Meestal was de ondersteuning voldoende om het probleem op te lossen, twee studenten zagen hun probleem echter niet voldoende opgelost. Over de kwaliteit van de ondersteuning verschillen de studenten van mening. Zes van de tien studenten die deze vraag beantwoord hebben zijn tevreden tot zeer tevreden, maar drie studenten zijn ook niet tevreden. Een student merkt op: ondersteuning was zeker aanwezig en behulpzaam. Er was echter zo vaak iets mis of je begreep zo vaak iets niet dat je niet eens meer zin had om het te vragen. Een ander student vond dat er tijdens piekmomenten te weinig ondersteuning was. Schade aan apparatuur Eén PDA is met een gebroken beeldscherm van het veldwerk teruggekeerd. Waarschijnlijk heeft dit apparaat klem gezeten in een tas, waardoor het beeldscherm is gebroken. Er wordt nu nog uitgezocht of en op welke manier de kosten van de apparatuur op de aansprakelijkheidsverzekering van de studenten verhaald kan worden. De overige apparatuur is in goede staat terug gekomen. Enkele studenten waren het aanvankelijk niet eens met het contract, maar iedereen heeft uiteindelijk toch getekend. 10

2.2.2.4 Algemeen Voordelen De studenten noemen als grootste voordeel dat het veldwerk sneller kan worden uitgevoerd. Gegevens in het veld kunnen ter plekke worden ingevoerd en later eenvoudig overgeschreven worden naar een computer. Ook het raadplegen van internet wordt hier genoemd. Enkele studenten geven aan niet veel met de apparatuur te hebben gewerkt, maar toch wel enkele voordelen te zien, bijvoorbeeld dat aangegeven kan worden welke dieren zich waar bevinden. Ook het raadplegen van eerdere gegevens lijkt een student handig. Nadelen Als nadeel wordt het meest genoemd dat het werken met de mobiele apparatuur weliswaar een nuttige technologie is, maar dat het niet voldoende in de cursus is geïntegreerd. Hierdoor wordt het nut ervan niet voldoende zichtbaar voor de studenten en werd er verder niets meer met de gegevens gedaan. De studenten geven aan dat het bij de opdrachten niet echt nodig is om de exacte positie van dieren en planten te weten, waardoor de locatiebepaling niet echt nodig is. Enkele studenten vonden de PDA te langzaam werken en grepen daardoor terug op de snellere methode van pen en papier. Suggesties & tips van docenten en studenten Het meer integreren in de cursus wordt door enkele studenten genoemd. Daarbij moet ook goed worden nagedacht over de plaats waar de technologie echt nodig is en dienen goede opdrachten te worden gemaakt, zodat het gebruik van de technologie echt in het onderwijs geïntegreerd wordt. Het woord meerwaarde wordt hier niet letterlijk genoemd, maar lijkt erop dat de studenten dit belangrijk vinden. Enkele keren wordt het woord verplicht genoemd, het lijkt er daarbij op dat de studenten ervoor kiezen de apparatuur niet te gebruiken als de docent niet aangeeft dat dat moet. Blijkbaar is het gebruik nu ook nog niet zo logisch dat het vanzelfsprekend is. Enkele studenten noemen daarnaast dat de instructie voor het gebruik van de apparatuur beter moet en dat het aantal PDA s moet worden verhoogd, zodat meer mensen ermee kunnen werken. Voor zinvol gebruik zou per 2 studenten 1 PDA beschikbaar moeten zijn. Beter nog zou het zijn wanneer alle studenten zouden worden uitgerust met de apparatuur. Hoe nu verder? De docenten van BEV zien hun ervaringen met het gebruik van de PDA en GPS in hun onderwijs als positief, maar zijn toch van mening dat het vak BEV niet geschikt is voor deze toepassing. Er is geen dwingende noodzaak voor het gebruik van de apparatuur en er is ook geen gebrek aan tijd waardoor de inzet van apparatuur gewenst is. Wel zien zij bij enkele andere vakken binnen het curriculum mogelijkheden voor het inzetten van deze apparatuur. Volgens de docenten is het ook nodig dat het gebruik van de apparatuur verschillende keren binnen het curriculum terugkomt, zodat studenten zich vertrouwt kunnen maken met deze technologie. 2.2.2.5. Conclusies Concluderend kunnen we stellen dat de studenten weliswaar geïnteresseerd zijn in draadloze en mobiele technologie en zich ook kunnen voorstellen dat deze ervaringen nuttig zijn voor de latere beroepspraktijk, maar dat de uitwerking in de huidige cursus Biodiversiteit en Ecologisch Veldwerk nog te vrijblijvend is. Bij het zien van de resultaten van de voor- en nameting valt de overeenkomst op met onderzoeksresultaten uit de beginperiode van het gebruik van computers of internet in het onderwijs. Ook toen was een zoektocht gaande naar het optimale gebruik van nieuwe technologie en waren de resultaten divers te noemen. Wanneer de meerwaarde van een nieuwe technologie niet in zeer ruime mate aanwezig is, zal de toepassing binnen het onderwijs geen genade vinden, niet bij docenten, maar ook zeker niet bij 11

studenten. Meerwaarde ontstaat voor studenten wanneer het gebruik van de technologie ofwel direct meer kennis oplevert ofwel een tijdsbesparing, deze extra tijd kan dan worden ingezet voor extra analyses of ingewikkelder vraagstukken. Wanneer we de evaluatiegegevens van BEV overzien dan vallen de volgende conclusies te trekken: - Het gebruik van de mobiele technologie dient via uitdagende opdrachten te worden ingebed in het onderwijs. Door deze opdrachten moet de meerwaarde van het gebruik van de technologie aangetoond worden. Bij opdrachten die aansluiten bij de latere beroepspraktijk is dit meestal automatisch het geval. - Wanneer het mogelijk is om het onderwijs te laten aansluiten bij onderzoek dat al gebruik maakt van de technologie dan kunnen meerdere resultaten tegelijk worden behaald: de student leert over het doen van onderzoek, de student leert over het gebruik van de technologie binnen het onderzoek, de student leert werken met de technologie, Niet alle docenten maken binnen hun eigen onderzoek of onderwijs al gebruik van mobiele technologie. Hierdoor is het maken van zinvolle opdrachten voor hen soms lastig. In de voorbereidingsfase van het onderwijs dient daarom voldoende onderwijskundige ondersteuning aangeboden te worden. - Tijdens de uitvoering van het onderwijs dient er voldoende (technische) ondersteuning te zijn. Omdat de studenten niet ervaren zijn in het gebruik van de mobiele apparatuur zijn zij vaak niet in staat eenvoudige technische problemen op te lossen. In het algemeen kan gezegd worden dat de mate waarin een vak ondersteund wordt in hoge mate bepalend is voor het succesvol inzetten van de mobiele technologie. Ondersteuning kan bestaan uit instructies voorafgaand aan het gebruik, handleidingen, te raadplegen websites met informatie en on-the-spot aanwezige begeleiding. Belangrijk om te realiseren bij de opzet en inzet van begeleiding is dat mobiele technologie leidt tot plaats- en tijdonafhankelijk werken en leren, de begeleidingsstructuur dient hiermee rekening te houden. - Niet elk veldwerk is even geschikt voor inbedding van mobiele technologie. Kenmerken van veldwerk die wel geschikt zijn voor mobiele technologie zijn: o Het veldwerk bevat een locatiecomponent. Dit wil zeggen dat de vraag waar een student zich bevindt van belang dient te zijn binnen het veldwerk. Op basis van de waargenomen gegevens op verschillende locaties kunnen studenten dan verbanden aangeven en conclusies trekken o De veldwerklocatie is niet eenvoudig te bereiken. In deze situatie is het van belang dat metingen correct worden uitgevoerd. Wanneer de metingen vergeleken kunnen worden met eerdere metingen kan direct een inschatting worden gemaakt over mogelijke fouten in de meting. Zonodig kan de meting dan direct worden overgedaan. o Het veldwerk herhaalt zich in de tijd. Doel van een dergelijk veldwerk kan zijn om verschillen te meten op dezelfde plek op verschillende momenten. Toegang tot gegevens van eerdere jaren is daarbij van belang o Het gebruik van mobiele technologie dient te verschuiven van cursus- naar curriculumniveau. Het is onvoldoende wanneer studenten tijdens hun opleiding één keer in aanraking komen met mobiele technologie. Wanneer het wireless of mobiel gebruik bij een enkele keer beperkt blijft, dan blijft het vaak ook nogal oppervlakkig. Het gadgeteffect en het leren werken met blijft dan een te grote rol spelen. Beter is het om binnen verschillende cursussen mobiele technologie te gebruiken. Zodoende kan een opbouw plaatsvinden van gezamenlijk oefenen via groepsgewijs uitproberen naar individuele expertise. - Studenten beschikken niet over een PDA en zijn dus niet gewend ermee te werken. Het aantal studenten dat in het bezit is van een PDA is sinds de start van het vorige project in januari 2002 12

nauwelijks toegenomen. Hiermee moet rekening worden gehouden tijdens de cursussen die gebruik maken van mobiele technologie. 2.3 Samenwerking met externe partners De samenwerking met TRQ communication (http://www.trq.nl/school/herbarium) is goed verlopen. De foto s zijn op tijd aangeleverd en voldoen goed in de toetsen. Het contact met TRQ wordt aangehouden voor als er op een ander moment toch nog belangstelling is voor een fotoherbarium op de PDA. 2.4 Disseminatie Voor de disseminatie van de gegevens is een bijeenkomst gepland met de docenten van de het Instituut Ecology. Doel van die bijeenkomst is ook om te onderzoeken bij welk vak binnen het curriculum van de opleiding biologie het werken met GPS en PDA aan de orde zou moeten komen. 2.5 Eindconclusies De digitale toetsen blijken voor de student een goede aanvulling bij het bestuderen van de stof. Er is een begin gemaakt met de bundeling van alle plaatjes die aanwezig zijn binnen de faculteit, zodat iedereen er gebruik van kan maken. Inzet van PDA s zinvol bij cursussen waar dat echt een meerwaarde heeft. Het zou goed zijn om dit te koppelen aan meerjarig onderzoek naar bijvoorbeeld het verdwijnen of opkomen van planten en dieren. Eenmalig gebruik van PDA (in combinatie met GPS en GPRS) is minder zinvol. Onderzocht gaat worden hoe het gebruik van deze apparatuur een plaats kan krijgen in het curriculum omdat het wel behoort tot de basisvaardigheden van een afgestudeerde bioloog. Als er voor het inzetten van PDA s wordt gekozen moeten er specifieke opdracht voor werken met PDA gemaakt worden. Belangrijke vraag daarbij is: wat wil je doen met de gegevens? Bereik GPRS is niet overal voldoende. Uitgezocht moet worden of is dat nog providerafhankelijk is. Drs. Petra Wentzel Drs. Liesbeth van de Grint 13

BIJLAGEN Bijlage 1 AANVRAAGFORMULIER ONDERSTEUNING ONDERWIJSCENTRUM VU 2004 I ALGEMENE GEGEVENS 1. Administratieve gegevens Faculteit/Dienst: Aard- en Levenswetenschappen Afdeling: Onderwijsbureau Contactpersoon bij de faculteit/dienst: Drs.Liesbeth van de Grint Contactpersoon bij het Onderwijscentrum VU: Drs. Petra Wentzel/ 2. Titel van de aanvraag Gebruik van ICT-tools bij de cursus Biodiversiteit en ecologisch veldwerk 3. Samenvatting van de aanvraag In dit project willen we door middel van het ontwikkelen van zelfstudiemateriaal en zelftoetsen de studenten ondersteunen bij het leren herkennen van in totaal van 15 plantenfamilies, 70 arthropodagroepen met de bijbehorende kenmerken en de wetenschappelijke systematiek en naamgeving. Daarbij komen met 6 excursiegebieden nog eens 120 soorten. Daarnaast willen we onderzoeken op welke wijze ICT toepassingen zoals tablet PC s of PDA s ingezet kunnen worden ter ondersteuning van het veldwerk. Hierbij gaat het om toepassingen van Blackboard to go waardoor studenten in het veld over de noodzakelijke informatie kunnen beschikken, het gebruik van GIS voor locatiegegevens en het invoeren (en verwerken) van de verzamelde data. Dit onderdeel van het project wordt uitgevoerd samen met het SPINlab. De cursus Biodiversiteit en het ecologisch veldwerk wordt voor het Manolo projecten (Werkpakket 1) geselecteerd als een van de vier te geven cursussen. Het onderhavige project zal dan aangemerkt worden als matching fund voor het Manolo project 1. 4. Welke personen zijn betrokken bij de uitvoering van het project? Uitvoerders Faculteit: 2 Dr. Matty Berg, docent Dr. Hans Cornelissen, docent Drs. Liesbeth van de Grint, coördinator ICT en Onderwijs Karin van der Wilt, Applicatieondersteuner Drs. Nils de Reus: onderzoeker / technische assistentie, SPINlab Drs. Alfred Wagtendonk: onderzoeker / docent, SPINlab) Drs. Mathilde Molendijk: coördinator onderwijs, SPINlab 1 Het MANOLO-project is een vervolg op het GIPSY project waarin het SPINlab van de VU, het Centre for Geoinformatics van Wageningen Universiteit (WUR), de TUE en Vodafone samenwerken. Het project wordt gesubsidieerd door SURF. 2 Voor taakverdeling zie projectstructuur. 14

Onderwijscentrum: 0.2 fte Onderwijskundig advies Onderwijscentrum VU 0..2 fte technische expertise Onderwijscentrum VU Begeleidingscommissie Prof. Dr. Henk Scholten (SPINlab) Dr. Karel Kits (Onderwijsdirecteur FALW) Dr. Anneke Wagner (hoofd onderwijsbureau FALW) Student van de cursus Biodiversiteit:. 5. Wat is de beoogde startdatum? September 2004, voorwerk in de vorm van opzoeken van geschikt digitaal beeldmateriaal mei, juni 2004 niet inbegrepen. Tevens bezoeken de medewerkers van het SPINlab de verschillende excursie gebieden tijdens de cursus in juni 2004 om een beeld te krijgen in de verschillende locaties en mogelijkheden. 6. Wat is de totale looptijd van het project in maanden? 12 maanden (zonder bovengenoemd voorwerk) 15

3 II PROJECTBESCHRIJVING (maximaal 4 vel A4) 7. Projectomschrijving 7.1. Inleiding De cursus Biodiversiteit en ecologisch veldwerk is verplicht voor 1e-jaars studenten Biologie en voor tweedejaars studenten Aardwetenschappen met differentiatie Milieuwetenschappen. Daarnaast nemen ook studenten van andere opleiding aan deze cursus deel. In totaal komt dat neer op 30 studenten Doel van de cursus Biodiversiteit en ecologisch veld werk is de samenhang te laten zien tussen de geomorfologie van het landschap, de bodem, het microklimaat en het voorkomen van plant en dier. Onderliggend doel is het opbouwen van soortenkennis door: het determineren van zelf verzamelde planten en dieren of collectiemateriaal, het toepassen van waarneming- en bemonsteringtechnieken om de diversiteit in het veld vast te stellen de organismen te plaatsen in het landschap; het kunnen reproduceren van indicatorsoorten per excursiegebied (In totaal gaat het om 6 excursiegebieden met per gebied ongeveer 10 plant en 10 dierindicatoren) In het totaal gaat het dan om 15 plantenfamilies, 70 arthropodagroepen met de bijbehorende kenmerken en de wetenschappelijke systematiek en naamgeving. Daar komen met 6 excursiegebieden nog eens 120 soorten bij. Bij de cursus doen zich twee problemen voor: De studenten vinden het leren herkennen van soorten een probleem. In de gebruikte boeken is in feite te weinig beeldmateriaal aanwezig om gericht mee te oefenen. Het kunnen reproduceren van indicatorsoorten per excursiegebied. De link tussen het waarnemen van soorten en het voorkomen in een habitat wordt slecht gelegd. Op het tentamen krijgen ze lijstjes met planten en /of diersoorten en moeten ze bepalen in welk biotoop je deze soorten kunt zien. Deze vragen leveren elk jaar problemen op. Het gebruikte studiemateriaal bevat onvoldoende beeldmateriaal ter ondersteuning van het leren. Dit materiaal is wel aanwezig op verschillende speciale websites en bij gespecialiseerde (natuur)fotografen. Bij het Grassrootsproject 2003-2004 heeft een van de docenten van deze cursus is een begin gemaakt met het gebruik van digitale camera s bij het veldwerk en het opzetten van een digitaal fotoarchief: Uit de Grassrootsrapportage: De studenten zullen door middel van ict (Blackboard) zelf actief veldwerk voorbereiden voor de medestudenten, specifieke foto s nemen tijdens het veldwerk en er na het veldwerk over rapporteren; tevens zullen zij met elkaar en met de docenten d.m.v. (digitale) feedback nog actiever betrokken raken bij het veldwerk. Tot nu toe was de voorbereiding aan de kant van de studenten mager en werd de feedback vooral gestuurd door de docenten. Tevens levert de opdracht ieder jaar een nieuw digitaal foto-archief opleveren, welk gebruikt kan worden voor volgende jaargangen van de cursus. (Bovendien hebben foto s van 2003 al goede diensten bewezen bij de studentenwerving op een VU Open Dag.) 16

Bij de voorbereidingsopdracht voor de excursies moeten de studenten websites opzoeken die relevant zijn voor het te bezoeken gebied (landschap, beheer) zoals Stichting Limburgs Landschap voor een excursie naar een bepaald gebied in Limburg. Daarnaast moeten ze ten minste drie kenmerken kennen waarin het gebied wat betreft geologie, bodem en/of landschapstype en vorm duidelijk verschilt van andere gebieden in het excursieprogramma. Al deze informatie wordt via Blackboard gecommuniceerd. Mobiel leren Bij grote experimenten in het veld is het gebruik van GIS/GPS onontbeerlijk. Binnen de opleiding Biologie wordt daar tot op heden echter geen aandacht aan geschonken. Met name de combinatie GIS/GPS, bodemstructuren, gebruik van kaarten, en het invoeren van de data is een waardevolle uitbreiding van de vaardigheden die de student zich eigen moet maken. Het ligt in de bedoeling om het gebruik van GIS bij ecologisch veldwerk niet enkel te gaan toepassen bij de cursus Biodiversiteit en ecologisch veldwerk maar eveneens bij de cursussen: Inleiding Ecologie (enkele excursies), Systeemecologie (minimaal de halve cursus), Buitenlandexcursie 1 (Ardennen, hele week), Buitenlandexcursie II (nieuwe cursus, moet nog ontwikkeld worden, hele week?), Levensgemeenschapbiologie (2 dagen excursie). Op die manier krijgt het gebruik van mobiele ICTapparatuur een duidelijke lijn in de hele opleiding Biologie. Door het beschikbaar maken van het materiaal door middel van een PDA of soortgelijke mobiele apparatuur, heeft de student ook in het excursiegebied de beschikking over alle relevante informatie. In het excursiegebied maakt de student een overzicht van de belangrijke (indicator-)soorten, zowel dieren als planten, per gebiedstype, waarbij hij aangeeft waarvoor ze precies indicatief zijn. Ze verwerken hierin ook evt. metingen van bodem- en/of watereigenschappen en belangrijke plant-dierinteracties en plant-plant-interacties gekoppeld aan de GIS-coördinaten. De in het veld gedane waarnemingen kan de student vastleggen en uitwisselen met studenten die zich op een andere plaats in het gebied bevinden. Digitaal, draadloos veldwerk heeft een aantal algemene voordelen 3, - Het geeft belangrijke en essentiële kennis voor studenten in hun latere baan; de studenten zijn goed op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen. Daarnaast is er nog een aantal praktische voordelen, zoals: - Uitwisselbaarheid van gegevens over afdelingen en disciplines (standaardisatie) - Tijdwinst bij uitwerken van verzamelde gegevens. - Meten, registreren en interpreteren in het veld en daardoor de meetstrategie direct aanpassen. - Efficiencyverbetering doordat er directe controlemogelijkheden zijn voor de invoer van gegevens. De invoer en controle kunnen vragen opleveren die dan ter plekke kunnen worden bekeken en beantwoord; de student hoeft niet later nog eens terug te gaan. - Eindproducten als verslagen kunnen sneller geproduceerd worden. Het veldwerk is een moment waarbij expliciet gebruik gemaakt kan worden van draadloos, digitaal leren. Dit onderdeel van het project bouwt verder op de ervaringen die opgedaan zijn bij het project van de 3 e ICT-ronde "Wirelees learning for geoinformation" van het SPINlab (FALW / FEWEB), en op het SPINlab project "Draadloos digitaal leren". In vorige SPIN lab projecten is kennis opgedaan met specifieke, inhoudelijke elementen van veldwerk waarbij locatiebepaling en geografische informatie een belangrijke rol spelen. In dit project wordt dat 3 Uit projectaanvraag Draadloos Digitaal Leren ICT-projecten 2003, SPINlab 17

gecombineerd met het ondersteunen van veldwerk met behulp van een digitale, mobiele leeromgeving, zoals Blackboard to Go of Blackboard Unplugged. De combinatie van het gebruik van GPS/GIS en de dataverzameling in het veld gecombineerd met de digitale studiehulp (eerste onderdeel van dit project) maakt dat in dit project het mobiel leren een belangrijke verrijking is van de cursus. Bovendien doen studenten vaardigheden op die aansluiten bij de beroepspraktijk van de huidige veldbioloog. 7.2 Doelen project Met dit project willen we de volgende doelen bereiken: Activering van de onderwijs in de cursus Biodiversiteit en ecologisch veldwerk door: De ontwikkeling van digitaal zelfstudiemodule ter ondersteuning van het bestuderen van de kenmerken en de naamgeving van de plantenfamilies, Arthropoda en de indicatorsoorten van de zes excursiegebieden. Ontwikkelen van digitale zelftoetsen bijvoorbeeld met behulp van Question Mark Perception of Respondus al dan niet in combinatie met een database gezien het grote aantal foto s. Ondersteunen van het biologisch veldwerk door middel van toepassingen voor mobile-learning, wireless learning. Dit onderdeel van het project zal uitgevoerd worden samen met het SPINlab, die hier mee al veel ervaring heeft opgedaan bij het GIPSY project. De cursus Biodiversiteit en het ecologisch veldwerk wordt voor het Manolo projecten (Werkpakket 1)geselecteerd als een van de vier te geven cursussen. Het onderhavige project zal dan aangemerkt worden als matching fund voor het Manolo project. Dit houdt in dat er geen extra kosten verbonden zijn aan de deelname van het SPINlab bij dit project. Er zal ook overleg gepleegd worden met andere docenten van cursussen binnen de opleiding Biologie, waarbij veldwerk een belangrijke rol speelt. In tegenstelling tot het GIPSY project waarbij met name de techniek voor mobiel leren centraal stond, is bij het MANOLO project is de didactische meerwaarde die mobiel leren kan hebben voor o.a. veldwerk het belangrijkste onderzoekspunt. 8. Verantwoording aansluitend bij de criteria die als bijlage 1 bij de brief zijn gevoegd: 8.1. Facultair commitment In het beleidsplan met betrekking tot ICT en Onderwijs zijn de doelstellingen van de faculteit op het gebied van ICT en onderwijs geconcretiseerd. Dit project sluit aan bij de, in het beleidsplan, genoemde doelen op het gebied van het gebruik van ICT bij (zelf)toetsing. In het studiejaar 2003-2004 zijn ten behoeve van de cursussen Statistiek en Evolutie de zelftoetsen, die via de website van Biomedia werden aangeboden, omgezet naar Question Mark Perception. Bij de cursus Genetica werkt de docent met digitale toetsing met behulp van Respondus. Beide programma s zijn te integreren met Blackboard. De facultaire applicatieondersteuner heeft ervaring met beide programma s. Het gebruik van mobiele apparatuur met geschikte ICT-toepassingen bij het veldwerk sluit aan bij het doel van de faculteit om het onderwijs activerend te maken. Het biedt namelijk de mogelijkheid studenten zelfstandiger op pad te sturen. Bovendien sluit het leren gebruiken van deze toepassingen aan bij de werkwijze van het afnemend veld. 8.2. Projectstructuur Voor de uitvoering van het project stelt de faculteit een projectgroep samen. De coördinator ICT en Onderwijs zal het project leiden en vanuit de faculteit de onderwijskundige expertise leveren. De applicatieondersteuner (Karin van der Wilt) zal met name ingezet worden voor het realiseren van het zelfstudiemateriaal en de toetsen met Question Mark Perception of een andere geschikte applicatie. De docenten van de betrokken cursus zijn verantwoordelijk voor de vakinhoud. Van de medewerker(s) uit het ICT Onderwijscentrum verwachten we zowel 18