In dieet: Koolhydraten Vetten Eiwitten Brandstof (o.a. in celmembraan en grondstof hormonen)

Vergelijkbare documenten
energiebehoefte. eet je wel energierijke stoffen, maar gebruik je die niet, dan sla je ze op als vetten; je komt aan.

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

5,5. Samenvatting door een scholier 2060 woorden 22 februari keer beoordeeld. Biologie

Samenvatting Biologie Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

1 Stofwisseling. JasperOut.nl

-Dissimilatie gebeurd stapje voor stapje. De chemische energie uit de stapjes wordt eerst gebruikt voor de

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

Examen Voorbereiding Stofwisseling

Cellen aan de basis.

Verzuring ontstaat als spiercellen te weinig zuurstof krijgen. Bij inspanning wordt de spiercellenenergie (uit glucose) omgezet in bewegingsenergie.

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

Wij, Nederlanders, hebben er ook veel nieuwe eetgewoontes bij gekregen. Dat komt door drie dingen:

4. Glycogeen is een koolhydraat. Je cellen maken het door glucosemoleculen aan elkaar te koppelen. Je gebruikt het als brandstof voor je lichaam.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie'

Vitamine B12 Brood Glucose Biefstuk Fruitsap Proteïnen Kiwi Zetmeel Calcium Broccoli

Bij hoeveel procent vochtverlies gaat de sportprestatie achteruit? Ong. 1% Bart van der Meer WM/SM theorie les 11 Amice

Dia 1. Dia 2 Wat is voeding: Dia 3. Voeding - Alles over voeding - Voeding in de praktijk - Voedingsschema. Koolhydraten

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

Vitamine B12 Brood Glucose Biefstuk Fruitsap Proteïnen. Zetmeel Calcium Broccoli

Samenvatting Biologie Thema 1 stofwisseling

Voorbereidende opgaven Examencursus

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

Alles over KOOLHYDRATEN. E-book

Samenvatting Biologie H7 Biologie Eten

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

2.2 De Weende-analyse bij veevoeding

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

S C H I J F V A N V I J F

De Weende-analyse bij veevoeding. Scheikunde voor VE41, Auteur: E. Held; bewerkt : door H. Hermans

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Kerstvakantiecursus. biologie. Voorbereidende opgaven HAVO. Voordat je begint. De cel. Transport. Assimilatie & dissimilatie

Mitochondriële ziekten

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie

Samenvatting Biologie h 5-8

Samenvatting door een scholier 2124 woorden 26 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4: Voeding en Vertering.

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

23 keer beoordeeld 18 juni Plantaardige stoffen.

Samenvatting door Daphne 1139 woorden 25 mei keer beoordeeld. Scheikunde

3,3. Samenvatting door D woorden 28 november keer beoordeeld. Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1.

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 4. Gezonde voeding

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P?

5,4. Antwoorden door een scholier 913 woorden 31 januari keer beoordeeld. Basisstof 1; voedselproductie

Mitochondriële ziekten Stofwisseling

Wij, Nederlanders, hebben er ook veel nieuwe eetgewoontes bij gekregen. Dat komt door drie dingen:

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 3. Gezonde voeding

4,5. Samenvatting door L woorden 17 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. 1. Vrije en gebonden energie.

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10

Eiwitten. Voeding en Welzijn

Naar: D.O. Hall & K.K. Rao, Photosynthesis, Studies in Biology, Cambridge, 1994, blz. 106.

Gezond leven betekent dat je; - voldoende beweegt - gezond eet

Koolhydraten. Voeding en Welzijn

Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen

Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: - -

THEMA: VOEDING EN VERTERING VWO

5,7. Samenvatting door een scholier 2161 woorden 19 januari keer beoordeeld. 4.1 Keuzemenu

Leerlingenmateriaal II: Practicum, wat gebeurt er met moleculen en energie in een

Samenvatting Biologie Thema Vertering

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT

Celademhaling & gisting

Voedingsstoffen. Green Science CITAVERDE. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Onder het begrip koolhydraten. Koolhydraten

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

BASISSTOF. 1 Omstandigheden van de zetmeelsynthese Functionele bouw van een chloroplast Fotosynthesereacties 48

- melkzuurbacteriën maken van melk yoghurt - melkzuurbacteriën worden gebruikt om zuurkool te maken

WAT ETEN WE VANDAAG? 1 Waarom moet je eten?

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen

7,7. Samenvatting door een scholier 2220 woorden 23 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4: Voeding en vertering

Dieet Oké. TU Delft, November 2012

Alles over VETTEN GOEDE ÉN SLECHTE. E-book

Eet smakelijk René de Groot

Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp

Inspanningsfysiologie. Energiesystemen. Fosfaatpool. Hoofdstuk Fosfaatpool 2. Melkzuursysteem 3. Zuurstofsysteem

5.9. Samenvatting door B woorden 16 juni keer beoordeeld. Bewegen, Sport en Maatschappij

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

Koolhydraten en suikers in brood

boek: biologie voor jouw ; klas 5 hoofdstuk 4 voeding hoofdstuk 4 paragraaf 1 geen belangrijke informatie hoofdstuk 4 paragraaf 2 voedingsmiddelen:

3 Factoren die het watergehalte van organismen 40 bepalen. 3.1 Bepalende factoren voor watergehalte Belang van water voor levende wezens 41

5,8. Samenvatting door een scholier 2397 woorden 11 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4 Gezonde voeding?

De 27 onmisbare vitaminen en mineralen

1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling VWO

BEWEGING EN VOEDING VOOR OUDEREN

Thema 3 Voeding en je lichaam

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Gezonde voeding voor teamsporters

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

INHOUDSTAFEL. Hoofdstuk 1: Belang van gezonde voeding 9. Hoofdstuk 2: Voedingsmiddel & voedingsstof 15. Hoofdstuk 3: Voedingswaarde & energiewaarde 21

Mitochondriële ziekten

Topsport en Voeding V R I J D A G 2 8 M A A R T Z N B A S A R A I P A N N E K OE K S P ORTVOEDINGSADVIES

Transcriptie:

Boekverslag door Jacomijn 1646 woorden 30 maart 2017 7.4 29 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Samenvatting Biologie hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1 Diëten Voedingsmiddelen = alles wat we doorgaans eten bestaan uit voedingsstoffen en vezels. (Vezels zijn niet verteerbaar en dus niet opneembaar in je bloed. Wel nodig voor goede darmwerking(peristaltiek) 3 groepen organische stoffen: (bevatten veel energie in de C-H-binding dus ze kunnen alle drie als brandstof dienen) 1. Koolhydraten (Suikers en meelsoorten) 2. Eiwitten (in vlees, eieren en kaas) 3. Vetten (in plantaardige oliën en dierlijke producten als boter en spek) 3 groepen anorganische stoffen: 4. Vitaminen 5. Mineralen of voedingszouten 6. Water In dieet: Koolhydraten Vetten Eiwitten Brandstof ++ ++++ + Bouwstof + (DNA) + (als glycogeen in spieren en Reservestof lever) + (o.a. in celmembraan en grondstof hormonen) +++ (o.a. in spieren enzymen) ++ - (bij te veel vet) Verbrandingswaarde van voedsel = de hoeveelheid energie die 100 gram van een voedingsmiddel oplevert Dissimilatie = de afbraak van organische moleculen tot kleinere moleculen, met als doel energie vrijmaken. Dat gebeurd als er in de cel genoeg zuurstof is en de mitochondriën ready zijn. https://www.scholieren.com/verslag/105545 Pagina 1 van 7

Assimilatie = de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen (van anorganische stoffen of andere organische stoffen) ATP: (AdenosineTriPhospate) geeft energie waar dat nodig is. Glycogeen = voor veel glucose aan elkaar te koppelen als glycogeen kan dit worden opgeslagen in lever en spieren, brandstof voor je lichaam Ruststofwisseling = Als je in rust bent, verbruik je ook energie voor bijvoorbeeld hartslag, ademhaling en vertering. Vitamines en mineralen = beschermend en regulerend - In kleinere hoeveelheden nodig dan koolh/vet/eiwit - Bij te kort ontstaat er een gebreksziekte - Mineralen - ADH = (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid) hoeveel vitamines en mineralen je per dag nodig hebt. Mineraal Functie Behoefte Calcium Botten 1 gr/dag IJzer In hemoglobine voor zuurstoftransport 1 mg/dag Jodium Schildklierhormoon 150 ug Magnesium Botten, DNA Heel weinig Fluor Tanden Heel weinig Vitamine A = grondstof voor lichtgevoelige pigment in je netvlies Vitamines B = grondstof voor zenuwcellen, dissimilatieprocessen en celdelingen Vitamine C = houdt bindweefsel gezond Vitamine D = speelt rol bij de afzetting van kalk in je botten Koolhydraten (sachariden) - Bestaat uit C-H en vaak ook uit O-atomen Koolhydraten: 3 soorten sachariden: 1. Monosachariden = enkelvoudige suikers, bijv. glucose, galactose, fructose (druivensuiker) 2. Disachariden = 2 monosachariden aan elkaar gekoppeld, bijv. sucrose/sacharose (riet of bietsuiker) lactose (melksuiker) https://www.scholieren.com/verslag/105545 Pagina 2 van 7

3. Polysachariden = veel monosachariden (met name aanwezig als zetmeel in meel-aardappelproducten) - zetmeel (amylose en amylopectine) - glycogeen (= voor veel glucose aan elkaar te koppelen als glycogeen kan dit worden opgeslagen in lever en spieren, brandstof voor je lichaam, verwerkt snel) - cellulose (celwand planten) - ligrine (houtstof) = vezels - pectine (tussen plantencelwanden / Eiwitten = belangrijke bouwstof Bestaat uit max 20 verschillende bouwstenen (aminozuren). De algemene bouw van het aminozuur: De restgroep bestaat uit zo n 20 varianten. (Zie BINAS). Sommige bevatten naast C, H, O ook N en S. (eiwitten in vlees) Van de 20 aminozuren zijn er 8 essentieel. Dat wil zeggen deze moeten in je menu zitten omdat je lever deze niet kunt maken uit de andere 12. Eiwitten zijn in de eerste plaats bouwstof, maar als je een lange tijd niet eet ga je ze ook als brandstof gebruiken. Van eiwitten heb je geen voorraad. Eiwitten ontstaan door assimilatie, door aminozuren. De kwaliteit van eiwitten hangt ook af van de aminozuren waarvan ze zijn gemaakt. Dierlijke eiwitten zijn beter dan uit plantaardig voedsel. Vetten (triglycerol) = bestaan uit 3 vetzuren en 1 glycerolmolecuul. - Verzadigd vet = verhoogt het cholesterol -> meer kans op hart- en vaatziekten. Verzadigd vet zit vooral in dierlijk vet (behalve vis) - Onverzadigd vet = verlaagt het cholesterolgehalte -> minder kans op hart en vaatziekten. Enkele onverzadigde vetzuren zijn essentieel, die moeten in je dieet zitten omdat je ze niet zelf kunt maken uit andere vetzuren. Dit zijn omega-3 en omega-6 en zitten in vis. (dit vet gaat atherosclerose oftewel aderverkalking, tegen) - MOV = meervoudig onverzadigd vet Vet zit in het beenmerg, rond organen en onder de huid. Of vetzuren verzadigd of onverzadigd is hangt af van de chemische structuur Water (als voedingsstof, 65% van je lichaam) Functie: - Bouwstof https://www.scholieren.com/verslag/105545 Pagina 3 van 7

- Oplosmiddel - Koelvloeistof (bij zweten verdampt het) - Transsportmiddel Overige stoffen in voedingsmiddelen 1. Vezels = voor de darmwerking (peristaltiek = knijpende beweging in slokdarm) Additieven 2. Conserveermiddel 3. Antioxidanten (bederfwerend, ranzigheid) 4. Emulgatoren (olie en vet mengen met water 5. Vulmiddelen (bijv. zetmeel in worst 6. Geur-, kleur, smaakstoffen (E-nummers) 5.2 Plantaardig en dierlijk voedsel Water, mineralen en vitamine C kun je in je dunne darm zo opnemen in je bloed, grote moleculen moeten eerst verteren. Voedingsvezels = cellulose (bouwstof van schil), lignine (houtstof in de schil) en pectine (tussencelstof, lijm voor appelcellen voor rijping) zijn voedingsvezels, de onverteerbare delen van een plant. Vaatbundels bevatten: - Houtvaten = water met mineralen/zouten gaat stromen va de wortels naar boven - Bastvaten = suikers gaan zo van de bladeren naar andere plantdelen Knollen en zaden zijn energierijke voedingsmiddelen door reservestoffen als zetmeel en oliën. 5.3 Energie voor je spieren Stofwisseling in je spieren -> spieren kunnen samentrekken als er voldoende energie wordt vrijgemaakt (in mitochondriën) via verbranding. ATP = adenosinetrifosfaat. Stof, waarvan elk molecuul drie fosfaatgroepen bevat die gebonden zijn door een energierijke binding. ATP ontstaat uit ADP door toevoeging van energie en een derde fosfaatgroep. De energie om het eraan te koppelen haalt de cel uit de verbranding uit glucose. Het loskoppelen van de fosfaatgroep uit ATP levert vrije energie, die gebruikt wordt voor allerlei energieverbruikende processen in de cel. https://www.scholieren.com/verslag/105545 Pagina 4 van 7

Iedere spiervezel heeft maar een beperkte vooraan ATP, dus moet zich snel weer opladen. Spiervezels hebben hiervoor een aantal systemen: - CP (creatinefosfaat) = noodaccu in het grondplasma, draagt zijn energierijke fosfaatgroep over aan ADP. Dat levert extra ATP. - Fosfaataccu = de ATP-voorraad en CP-voorraad samen Andere vormen: 1. Aërobe dissimilatie = m.b.v O 2 Glucose + zuurstof -> koolstofdioxide + water (+38ATP + warmte) C 6 H 12 O 6 (g) + 6 O 2 (g) -> 6 CO 2 (g) + 6 H 2 O (l) Energie uit de C-H-binding wordt omgezet in chemische energie in het ATP-molecuul = adenpsone-triphosphaat ADP + P + energie < = > ATP 2. Anaërobe dissimilatie = bij gebrek aan O 2 = onvolledige verbranding omdat er producten met C- H- bindingen overblijven (melkzuur, verzuring) Glucose -> melkzuur (+ 2ATP + warmte De lever gebruikt de extra zuurstof (hijgen) in grootste deel van melkzuur alsnog te dissimileren zodat het nog ATP kan worden. Andere vormen van anaërobe dissimilatie (niet in spieren: 3. Alcoholische gisting: m.b.v gist (eencellige schimmel) - enzymen (in kiemende zaden) Glucose -> alcohol + koolstofdioxide + energie C 6 H 12 O 6 -> C 2 H 5 OH + 2 CO 2 (g) + 2ATP 4. Afbraak van eiwitten = rotting: NH 3 en H 2 S komen vrij (komt ammoniak en diwatersulfide bij vrij in bijv. een modderslootje met stilstaand water, stank) Afvalstoffen: Glucose is niet alleen een brandstof. Cellen kunnen ook afbraakproducten van glycerol, vetzuren en aminozuren aeroob assimileren, dat vindt plaats in de lever, de afvalstof ureum gaat via het bloed en nieren weg. Andere restproducten van aerobe dissimilatie zijn CO 2 en H 2 O, die je via je longen kwijtraakt in vorm van urine en zweet o.a. Glucose is de brandstof waaruit de cellen per seconde de meest ATP kunnen vrijmaken. Spier- en levercellen hebben een voorraad glycogeen waaruit ze glucose kunnen afsplitsen. Met voedsel komt nieuwe glucose binnen. Volgorde van energievoorraad bij inspanning: https://www.scholieren.com/verslag/105545 Pagina 5 van 7

CP ATP anerobe dissimilatie aerobe dissimilatie 5.4 planten leggen energie vast Voorwaarden voor de fotosynthese: 1. Licht: zon of kunstlicht -> met name in de bovenste cellen van een blad 2. Water: wordt via de wortels opgenomen en verspreid naar alle delen van de houtvaten 3. CO 2 : via de huidmondjes, is te verhogen in een kas om een hogere productie te krijgen 4. Voedingszouten: via de wortels (in water opgelost) voor aanmaak eiwitten o.a. enzymen 5. Chloroplasten: in alle groene delen van een plant 6. Temperatuur: alleen bij geschikte temperatuur kunnen de enzymen werken Is een van deze factoren onvoldoende, dan is dat de beperkende factor. Dissimilatie (letterlijke afbraak) - Verbranding - Organische stoffen -> anorganische stof Assimilatie (letterlijk opbouw) - In groene plant fotosynthese - Anorganische stof -> organische stof En voortgezette assimilatie = organische stof -> andere organische stof Cuticula = waslaagje aan buitenkant van een blad, voorkomt te grote verdamping van water en het binnendringen van schimmels Huidmondjes = openingen in de opperhuid van planten, bestaande uit twee sluitcellen rond een regelbare spleet. De huidmondjes dienen voor de gaswisseling, dus waterverdamping. Het palissade- en sponsparenchym = de weefsellagen in het midden van het blad. Die zijn groen door de vele chloroplasten. Chloroplasten = energiecentrales waar de fotosynthese plaatsvindt, een deel van de zuurstof wordt gebruikt voor de dissimilatie van glucose in de mitochondriën, de rest verlaat het blad weer. Chloroplasten bevatten onder andere groene kleurstoffen zoals chlorofyl (kunnen licht opvangen) Netto reactievergelijking fotosynthese: Koolstofdioxide + water + lichtenergie -> glucose + zuurstof https://www.scholieren.com/verslag/105545 Pagina 6 van 7

Brutoproductie van een plant/gewas: de totale hoeveelheid geproduceerde glucose Een deel daarvan dient voor eigen gebruik en dissimileert de plant zelf, wat overblijft wordt de nettoproductie genoemd (wat geoogst word) Dus 2 tegengestelde processen in een plant - Dissimilatie: 6 CO 2 + C 6 H 12 O 6 -> 6 H 2 O + 6 CO 2 + energie (heel de dag door) - Koolstofassimilatie (fotosynthese): 6 H 2 O + 6 CO 2 -> 6 O 2 + C 6 H 12 O 6 (alleen bij voldoende licht) Compensatiepunt = punt waarop de zuurstofproductie van de fotosynthese exact gelijk is aan het zuurstofverbruik door dissimilatie 5.5 Voedsel voor bacteriën en schimmels Ook bacteriën hebben voedingsstoffen nodig. Daardoor kunnen ze voedsel laten bederven. Bijv. in melk zitten bacteriën die lactose gebruiken als energierijke stof. Ze zetten dan lactose om in melkzuur. Deze melkzuurgisting is een voorbeeld van anaerobe dissimilatie. Brutoproductie = De glucose die tijdens fotosynthese ontstaat. Nettoproductie = Het verschil tussen de totale hoeveelheid glucose die een plant maakt (brutoproductie) en de hoeveelheid glucose die de plant verbruikt (dissimilatie). Een deel van de nettoproductie wordt gebruikt om reservestoffen te maken, bijv. zetmeel. Voor mensen een goede voedselbron. Dissimilatie en fotosynthese zijn 2 processen die precies tegenovergesteld werken. Dissimilatie gebruikt glucose en O 2 en fotosynthese produceert het. Dissimilatie gaat 24 uur per dag door en fotosynthese kan alleen als er genoeg licht is. - Dissimilatie: 6 CO 2 + C 6 H 12 O 6 -> 6 H 2 O + 6 CO 2 + energie (heel de dag door) - Koolstofassimilatie (fotosynthese): 6 H 2 O + 6 CO 2 -> 6 O 2 + C 6 H 12 O 6 (alleen bij voldoende licht) Het compensatiepunt is de lichtsterkte waarbij de brutoproductie gelijk is aan de dissimilatie. Van voedingsmiddelen die water bevatten, bepaal je het drooggewicht door ze te drogen. Droge stof bestaat uit cellulose, zetmeel, eiwitten, vitamines en mineralen. Een voedingsmiddel wordt droog door het 24 uur in een droogstoof te plaatsen bij 100 graden https://www.scholieren.com/verslag/105545 Pagina 7 van 7