Extra spreekopdrachten

Vergelijkbare documenten
Deel D Spreken - Thema 1 Thuiskomen

Deel D Spreken - Thema 11 Milieu

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

U leert in deze les "om raad vragen". Als u niet weet wat u moet doen, kunt u iemand om raad vragen. U vraagt of iemand u kan helpen met advies.

1. Luisteren. 2. Luisteren

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

TOETS NT2-1 spreken. Goed voorbereid slagen. voor het staatsexamen NT2 programma 1. Opgavenboekje nr. 1 SPREKEN. niveau B1. tijdsduur: 30 minuten

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

NT /2004 SPREKEN EXAMEN II. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

werkbladen thema 5 werk

ANTWOORDEN TAALSTERK B2 THEMA 3 BEDRIJVEN

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

ERN. Klantgericht handelen. Taak. Doelen. Werk jij ook zo klantgericht dat elke klant met een tevreden gevoel de winkel verlaat?

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Hoofdstuk 6 Extra spreekopdrachten 1 tot en met 6

TAALDORP FICHES: À L OFFICE DE TOURISME

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

Thema In en om het huis

2001/2002 SPREKEN EXAMEN. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Uw antwoorden bij de opdrachten 1 tot en met 6 moeten kort zijn. U hebt 20 seconden spreektijd.

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Geef antwoord op de vraag met een complete zin. VOORBEELD: Waar slaap jij? ANTWOORD: Ik slaap in een bed. (Schrijf uw antwoorden ook in uw schrift).

Aflevering 6: Eigen bedrijf

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

2002/2003 SPREKEN EXAMEN I. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands

Waarom dit boekje? Productiebedrijf. Kiezen. Grootmagazijn. Magazijn van een winkel. Ervaring

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Aflevering 6: Eigen bedrijf

NT /2004 SPREKEN EXAMEN. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Roos Hensen Fijn wonen vragenlijst. Ben jij blij met je huis en de spullen die erin staan? Beantwoord de volgende vragen om daar achter te komen.

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD

H.A.N.G. PLEKKEN. Heel Aardig? Niet Geweldig! > OP BEZOEK BIJ HET NAI

Project Mens&Maatschappij. Hoofdstuk 5. Mensen en regels. Namen: Klas:

Actielessen. Les 5. Feest in de buurt! Wat leert u in deze les? Veel succes!

Nodig: foldermateriaal van kleding, flappen en stiften, werkblad: gesprekje met de buurvrouw, werkblad: spreekkaarten, gesprekje in een winkel.

Een retour Rotterdam

Uw antwoorden bij de opdrachten 1 tot en met 5 moeten kort zijn. U hebt 20 seconden spreektijd.

Thema Op zoek naar werk

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Waarom dit boekje? Begeleiding. Informatie. Stagedocent. Toekomst. Stageplek

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Wat gaan we doen? Waarom is goede fietsverlichting belangrijk? De Lichtbrigade quiz De ANWB Lichtbrigade bij jou op school.

1. er wordt echt leuke muziek gedraaid. 2. we hebben zes jaar geleden een groot huis gekocht. 3. ik probeer meteen een goedkoop reisje te boeken.

Wat kan ik voor u doen?

Thema Op zoek naar werk

Spreekopdrachten thema 2 Geld

We geven de buurt een boost. 3 de en 4 de leerjaar

onen Wonen Wonen Wonen Won Wonen Wonen met een kind Wonen n Wonen Wonen Wonen Wonen W onen Wone onen Wonen Wo Wonen Wonen Wonen Wonen Wonen Wone

- Jouw plek in de organisatie

Herhalingsles van het thema Op zoek naar werk

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

VOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel.

Social media. SPEL TELEGRAM (10 min.)

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Voor jezelf? Les 1 Welkom!

Lesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen?

Week van de opvoeding

2001/2002 SPREKEN. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands

Gezond thema: DE HUISARTS

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Interne fraude is niet normaal. Praat erover!

Spreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Wat zet je op je to don t lijst?

Sorpresa! Een verrassing voor DANIEL FELIPE en Jelle

Een duurzame auto INHOUD OPDRACHT DOELEN

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Inhoud. Mijn leven. mijn planning

Nodig: bord/flappen en stiften, kartonnen kaartjes, geeltjes, werkblad: een fijn gesprek, werkblad tips voor een sollicitatiegesprek

Thema Informatie vragen bij een instelling

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Thema 6 Werk zoeken. Inhoudsopgave

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo?

Hoofdstuk 5 Extra spreekopdrachten 1, 2, 3, 4 en 5

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis

Dat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager

Inhoud. Mijn leven. ik ga verhuizen

Duurzame wijk. Duurzaam is: Iets voor jou? De meest energiezuinige wijk in gemeente De Ronde Venen. uitstekende isolatie en ventilatie

Uitdaging Workshop 3 Een keuze maken Kun jij goed kiezen?

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Lesbrief: Slimme oplossingen Thema: Mens & Dienstverlenen in de toekomst

Inleiding Waarom vind jij bewegen belangrijk?

Lou en Lena: NEE tegen geweld!

OPDRACHTEN BIJ THEMA 9 FEEDBACK

TOV! Van wonder tot paasei. Nieuwsbrief februari. Geplande activiteiten. Belangrijke mededeling

Thema Informatie vragen bij een instelling

Wie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam kom je vandaan? a Hoe b Waar

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Transcriptie:

Extra spreekopdrachten 1** VERTEL. 1. Je loopt in het park. Er loopt een man voor je. Je ziet dat zijn sleutels uit zijn tas vallen. Wat zeg je tegen hem? 2. De studieadviseur van je opleiding vraagt wat je wilt doen als je je diploma hebt gehaald: werken of nog een vervolgopleiding doen? Vertel de studieadviseur wat je wilt. Leg ook uit waarom je dat wilt. 3. De centrale verwarming doet het niet. Het is koud in huis. Je belt naar een monteur. Je krijgt het antwoordapparaat. Spreek je boodschap in. 4. Je hebt een mobiele telefoon gezien die je graag wilt hebben. Je hebt er nu alleen geen geld voor. Het is mogelijk om de telefoon nu al wel te krijgen, maar er later pas voor te betalen. Uiteindelijk betaal je zo wel meer voor de telefoon, omdat je ook rente moet betalen. Zou je de mobiele telefoon nu al wel of niet kopen? Vertel ook waarom. 2** GEEF JE MENING. Lees de stelling. Geef je mening. Vertel ook waarom je dat vindt. 1. Het is voor kinderen belangrijk dat ze een huisdier hebben. 2. Mensen mogen zo veel vissen dat de oceanen leeg raken. 3. Je mag een mug altijd doodslaan. 4. Leeuwen in de dierentuin zijn zielig. 3** VERTEL. Je werkt in een restaurant. Je collega komt binnen en vraagt wat ze moet doen. Kijk naar de plaatjes. Vertel je collega wat zij moet doen. Gebruik daarbij alle plaatjes. 4** VERTEL. Je woont in een gezellige straat. Je wilt in de zomer een buurtfeest organiseren. Je wilt iets voor de kinderen organiseren en ook iets voor de ouders. Geef ten minste twee ideeën voor het feest.

5** VERTEL. Je hebt een gesprek met een medewerker van de Kamer van Koophandel. Je wilt een kledingreparatiewinkel beginnen in Amsterdam. De medewerker vraagt in welke wijk je de winkel wilt openen. Bekijk het schema. Wijk Jordaan Baarsjes Bijlmer Huur (per maand) 1.200,- 750,- 600,- Parkeerplaatsen weinig redelijk veel Kledingreparatiewinkels in de buurt 2 1 3 Klanten veel redelijk weinig Kies een wijk. Geef minimaal drie redenen waarom je deze wijk kiest en niet een andere. 6** GEEF ADVIES. Een vriend van je vraagt advies bij de aankoop van een auto. Hij heeft op internet verschillende aanbiedingen gezien. Kijk naar de plaatjes. nieuwe auto 2 jaar garantie zuinig in gebruik 10.000,- gebruikte auto halfjaar garantie 200.000 km gereden 4.000,- Geef je vriend advies. Vertel ook waarom je dat adviseert. 7** VERTEL. Je zoon gaat binnenkort op kamers. Hij gaat dan zelf de was doen. Hij vraagt je wat hij precies moet doen. Kijk naar de plaatjes. Vertel je zoon hoe hij de was moet doen.

8** BESPREEK MET ELKAAR. Je gaat met een vriend een restaurant beginnen. Jullie hebben een lening bij de bank van 5.000,- voor investeringen in het bedrijf. Cursist A: je gaat in de keuken van het restaurant werken. Kruis in het schema aan waar jij de 5.000,- aan wilt besteden. Cursist B: je gaat als ober in het restaurant werken. Kruis in het schema aan waar jij de 5.000,- aan wilt besteden. Zelf muren schilderen 200,- Muren laten schilderen 1.200,- Nieuwe tafels en stoelen 1.500,- Tweedehands tafels en stoelen 300,- Vloerbedekking 750,- Houten vloer 1.500,- Papieren lampen 20,- Luxe verlichting 500,- Eenvoudige pannen 150,- Goede kwaliteit pannen 500,- Uniformen medewerkers 500,- Afwasmachine 1.000,- Kunst 500,- Reclamefolders 1.000,- Website 1.500,- Totaal Cursist A Cursist B Samen Kies nu samen welke investeringen jullie willen doen voor het restaurant. Zorg ervoor dat er zo veel mogelijk van jouw wensen worden vervuld. Probeer de ander te overtuigen met argumenten. Kruis in het schema aan welke investeringen jullie willen doen. Hoeveel geld hebben jullie geïnvesteerd? 9** VERTEL. 1. Je collega vraagt wat je allemaal gedaan hebt in het weekend. Kijk naar de plaatjes. Vertel wat je gedaan hebt. Gebruik daarbij alle plaatjes.

2. Je gaat een paar dagen op reis voor je werk. Je hebt je zus gevraagd om op je huis te passen. Je zus vraagt wat ze moet doen. Kijk naar de plaatjes. Vertel je zus wat ze moet doen. Gebruik daarbij alle plaatjes. 3. Je werkt sinds kort in een hotel. Een vriendin vraagt wat voor werk je daar precies doet. Kijk naar de plaatjes. Vertel je vriendin wat je allemaal doet in het hotel. Gebruik daarbij alle plaatjes. 10** GEEF JE MENING. 1. Sommige mensen willen op vakantie vooral uitrusten en weinig doen. Andere mensen willen op vakantie juist zo veel mogelijk leuke dingen doen. Wat vind jij fijner: een rustige vakantie of een actieve vakantie? Geef je mening. Geef ten minste twee argumenten voor je mening. 2. Vrouwen die een kind hebben gekregen, gaan soms al snel weer werken na de geboorte van hun kind. Soms blijven ze een paar jaar thuis bij hun kind. Wat vind jij beter? Geef je mening. Geef ten minste twee argumenten voor je mening. 3. Veel kinderen hebben tegenwoordig een mobiele telefoon. Zo kunnen ouders hun kinderen altijd bereiken. Maar dat kost ook geld. Wat vind jij ervan dat veel kinderen een mobiele telefoon hebben? En wie moet de telefoonkosten betalen, volgens jou? Geef je mening. Vertel ook waarom je dat vindt. 11** GEEF ADVIES. Een vriendin uit Amsterdam is startend ondernemer. Ze is net begonnen met een hondenuitlaatservice. Om haar financiën goed bij te kunnen houden, wil ze een cursus boekhouden gaan volgen. Je hebt twee folders van cursussen in de buurt gevonden.

Vertel je vriendin over beide cursussen. Vertel ook welke cursus je adviseert. Geef minimaal twee redenen. 12** VERTEL. Je hebt op internet een broek gekocht en al betaald. Vandaag heb je een broek ontvangen via de post. Het is niet de broek die je besteld hebt. Kijk naar de plaatjes. Besteld Ontvangen Maat 40 Maat 44 Je belt het bedrijf op en krijgt een medewerker van de klantenservice aan de telefoon. Vertel waarom je teleurgesteld bent. Geef ook aan wat je wilt dat er gebeurt met: de broek die je ontvangen hebt; de broek die je besteld hebt; het geld dat je al betaald hebt.

13** VERTEL. In Nederland gebeuren niet veel rampen. Maar als er een ramp gebeurt, gaat de sirene. De sirene is een apparaat dat een hard geluid maakt. In de folder staat wat je moet doen als de sirene gaat. Kijk naar de folder. Vertel wat je moet doen als de sirene gaat. Noem drie dingen. 14** VERTEL. Je doet een taalcursus. Een vriend vraagt wat je allemaal doet in de les. Kijk naar de plaatjes. Vertel je vriend hoe een les eruitziet. Gebruik alle plaatjes.

15** GEEF ADVIES. Je werkt bij een kledingwinkel. Een klant heeft morgen een sollicitatiegesprek bij een formeel bedrijf. Hij vraagt welke kleding hij het beste kan dragen tijdens het sollicitatiegesprek. Kijk naar de plaatjes. FOUT GOED Geef advies. Vertel wat de klant beter wel en beter niet aan kan trekken. Gebruik de plaatjes.