Boekverslag door Daphne 1878 woorden 15 april 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Voeding moet voldoende energie bevatten. Energie haal je uit: De 3 groepen organische stoffen: Vetten Koolhydraten Eiwitten Vetten - In: plantaardige olien en in dierlijke producten zoals boter en spek. - Reserve Waar ligt vet in je lichaam: onder de huid, in het merg van de holle beenderen, rond de organen. vetreserves leveren zowel in rust als tijdens inspanning een bijdrage aan je energiebehoefte. eet je wel energierijke stoffen, maar gebruik je die niet, dan sla je ze op als vetten; je komt aan. Koolhydraten - In: suikers en meelsoorten - De brandstof zit in je spier- en levercellen in de vorm van het koolhydraat glycogeen Eiwitten: in vlees, eieren en kaas, plantendelen b.v. sojobonen Zijn bouwstoffen, als je een lange tijd niets eet gebruik je ze als reserve https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 1 van 13
Dissimilatie: de stapsgewijze afbraak van de vetten, koolhydraten en eiwitten. De meeste energie komt vrij wanneer er in de cel genoeg zuurstof beschikbaar is en de mitochondrien een rol kunnen spelen bij de dissimilatie. ATP: Een deel van de energie dat vrij komt als warmte, de rest slaan de cellen op in moleculen ATP. Die moleculen geven de enrgie af waar en wanneer dat nodig is b.v. bij actief transport Glycogeen Voordeel snel te verwerken brandstof Nadeel de glycogeenvoorraad is niet zo groot Waar: in spieren en lever Reserve: Glycogeen Vet In je cellen komt de energie vrij bij dissimilatie. Toepassing energie: 1. Een deel van de energie komt vrij als warmte 2. De rest slaan de cellen op in moleculen ATP. Die geven de energie af waar dat nodig is. Waarvoor energie gebruikt: - Spiercellen te laten werken - Actief transport van stoffen door celmembranen Zuurstof gebruik voor: https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 2 van 13
- Dissimilatie - Ruststofwisseling Ruststofwisseling: brandstof levert energie voor processen als ademhaling, hartslag en vertering van voedsel. Eten zonder aankomen/ direct aankomen Afvallen Bij een verantwoordelijk afslankdieet eet je minder koolhydraten en vetten, maar toch genoeg van alle noodzakelijke voedingsstoffen. Vetten: Vetten nodig om membranen in en om cellen te maken en als grondstof voor sommige hormonen Eiwiten: Eiwitten belangrijk als bouwstof voor (spier) cellen. mineralen Mineralen en vitamines spelen een rol bij allerlei stofwisselingsprocessen in je lichaam. kalk Kalk nodig voor je botopbouw ijzer ijzer- nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen fosfor Fosfor nodig voor je ATP https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 3 van 13
jodium Jodium nodig voor het schildklierhormoon Vitamine A Vitamine A grondstof voor het lichtgevoelige pigment in je netvlies Vitamine B Vitamine B zijn grondstoffen voor je zenuwcellen, dissimilatieprocessen en voor celdelingen Vitamine C Vitamine C houdt je bindweefsels gezond Vitamine D Vitamine D speelt een rol bij de afzetting van kalk in je botten Foliumzuur Foliumzuur (vitamine B11) en vitamine B12 spelen onder andere een rol bij celdelingen ADH-waardes: aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Er is voor alle vitamines en mineralen uitgezocht hoeveel je per dag nodig hebt. Voedingsmiddel: alles wat je eet Voedingsstoffen: stoffen in de voeding zoals Koolhydraten, Vetten, Eiwitten, Water, Mineralen, Vitaminen https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 4 van 13
Voedingsvezels zijn geen voedingsstoffen. Ze stimuleren de darmbeweging/ peristaltiek. Energie koolhydraten, eiwitten, vetten (organische stoffen; -c/-h en o- atoom) Dissimilatie: grote stof wordt in kleinere stoffen verdeeld. Hierbij komt energie vrij. bv. Verbranding in je cel. Vrijgekomen energie: - Warmte - ATP Voorraden energie energiebron: - ATP - Glycogeen: alleen in spier en lever ketting van glucose, aangevuld voor koolhydraten uit het eten - Creatinefosfaat Ruststofwisseling: energie voor hartslag, ademen, vertering, lichaam warm houden. Water, mineralen en vitamine C kan je zo in je bloed opnemen. Grote moleculen moet je eerstverteren. Sommige moleculen uit de appel kan je niet verteren, bijvoorbeeld cellulose. Cellulose: de bouwstof van de celwand van plantencellen. Bacterien in je dikke darm kunnen dat wel. Zij gebruiken de glucosemoleculen die bij de afbraak van cellulosemoleculen ontstaan. Voedinggvezels Samen met andere niet verteerbare plantaardige moleculen uit je dieet, horen cellulosemoleculen,lignine en pectinemoleculen tot de groep van de voedingsvezels. Voedingsvezels (zijn hot) Fabrikanten voegen ze toe aan fruitdrankjes en yoghurtproducten Houden water vast en zorgen daarmee voor een soepele ontlasting https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 5 van 13
Stimuleren de darmwerking en zorgen ervoor dat je een verzadigd gevoel krijgt Cellen in appels: Cellen in de schil van de appel hebben extra dikke celwanden, die ook lignine (houtstof) bevatten. De appelcellen zijn aan elkaar geplakt met een tussencelstof: pectine. Wanneer appels rijpen lost de pectine op. Dat maakt de appels zachter, zodat je er in kan bijten. Vaatbundels: bevatten houtvaten en bastvaten, waar planten hun stoffen door vervoeren. Houtvaten water met mineralen gaan via de wortels naar boven. Bastvaten water met suikers stroomt naar de rest van de plant. Ook de nerven leveren je voedingsvezels. Elk jaar versachillemde smaken: Elk voedingsmiddel heeft een eigen samenstelling. De hoeveelheid energie verschilt sterk Ene jaar smaak een appel van dezelfde boom zoeter dan het vorige jaar dit komt door groeivaktoren Groeifactoren: Meer zon en veel regenà dan maken de balderen meer glucose tijdens de fotosynthese. Gevolg: zoete appel Stengelknollen slaan suiker op als zetmeel= reservevoedsel voor nieuwe planten. Zaden slaan reservestoffen op. Koolhydraatrijke tarwezaden leveren ons brood en pasta Andere zaden leveren olie Bonen en erwten bevatten energierijke koolhydraten + veel eiwitten. Eiwitten Assimilatieproces: het opbouwen van grote complexe moleculen (bijv. eiwitten) uit eenvoudige moleculen (aminozuren). Je cellen zijn er voortdurend mee bezig. Het opbouwen van organische stoffen in cellen. https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 6 van 13
Kwaliteit van eiwitten: De kwaliteit van eiwitten hangt af van de aminozuren waar ze van gemaakt zijn. Een eiwitmolecuul = een lange keten van aminozuurmoleculen. Voor het opbouwen van eigen lichaamseiwitten is van alle aminozuren het juiste aantal nodig. Is er van,een bepaald aminozuur te weinig, dan kunnen cellen de keten niet maken. De lever springt dan bij.12 aminozuren kan de lever maken door andere aminozuren om te bouwen. Dat zijn de nietessentiele aminozuren. De 8 andere aminozuren die de lever niet kan maken, moeten via het voedsel binnenkomen; essentiele aminozuren. Je lichaam bouwt geen voorraad aminozuren op. Essentiele aminozuren moet je dus dagelijks in een bepaalde verhouding binnenkrijgen. Vetten Bouwstenen van voedingsvetten: - Glycerol - Vetzuren kunnen verzadigd of onverzadigd zijn, dit hangt af van hun chemische structuur. Verzadigde vetzuren: vindt je in vaste vetten als boter, spek en kokosvet. Onverzadigde vetzuren: zitten in bijv. zonnebloemolie of visolie. Vetten met veel onverzadigde vetzuren zijn beter voor hart en bloedvaten, ze gaan atherosclerose (aderverkalking) tegen. Bij verhitting ontstaan uit onverzadigde vetzuren echtere zogenaamde transvetten. deze hebben een ongunstig effect op cholesterolgehalte van het bloed en daardoor op hart en bloedvaten. Essentiele vetzuren moet je met je voedsel binnen krijgen: Er zijn 2 groepen: Omega -3 Omega -6 https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 7 van 13
Om deze essentiele vetzuren in de juiste verhouding binnen te krijgen kun je vette vis eten. Houd je niet van vis, dan kun je capsules met visolie slikken. Vet = molecuul glycerol + 3 vetzuren!! 2 soorten vetzuren: 1. Verzadigd 2. Onverzadigd Enkelvoudig: in hele ket 1 dubbele binding Meervoudig: in keten 2 of meer dubbele bindingen ATP: De bron van energie voor je spiervezels ATP = AdenosineTriPhosphate. Dat is een molecuul met 3 fosfaatgroepen. Hoe ontstaat ATP: ATP ontstaat door aan ADP (=een molecuul met 2 fosfaatgroepen), een 3e fosfaatgroep vast te maken. Daarmee krijgt het ATP- molecuul heel veel energie van. De energie om de 3e fosfaatgroep vast te maken, haalt de cel uit de verbranding van bijv. glucose. ATP geeft zijn energie weer af wanneer de 3e fosfaatgroep afsplitst. Met die energie kunnen bijv. spiervezels samentrekken. Iedere spiervezel heeft maar een beperkte voorraad ATP, slechts genoeg voor een korte inspanning. Het is dus van zaak om ADP snel weer op te laten tot ATP. Spiervezels hebben hiervoor een aantal systemen. Hoe zorgen spiervezels ervoor dat Adp snel weer wordt opgeladen tot ATP: 1. Een noodaccu in het grondplasma in de vorm van moleculen creatinefosfaat (CP). CP draagt zijn energierijke fosfaatgroep over aan ADP. Dat levert extra ATP, zodat de cel nog https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 8 van 13
even door kan gaan met zijn activiteiten. 2. De ATP- voorraad en CP samen vormen de fosfaataccu in je spieren. Fosfaataccu bevat voldoende energie voor een sprint op vol vermogen van ten hoogste 10 seconden.werken spieren langer dan 10 seconden op vol vermogen, dan is hun fosfaataccu leeg en stoppenalle activiteiten. Zover laten de spieren het niet komen; de voorraad brandstof (glucose) moet bij een inspanning meteen nieuwe energie leveren. Hartslag en ademhaling zijn bij het begin van de inspanning nog niet op tempo. Er is onvoldoende zuurstofaanvoer voor een goede verbranding. Enzymen in het grondplasma van de spiercellen breken de glucose af zonder zuurstof: anaerobe dissimilatie. dit levert een kleine hoeveelheid ATP. Zon 2 (mol) ATP per (mol) glucose. Nadeel = dat hierbij een ophoping van melkzuur en H+ ionen ontstaat. Een vd oorzaken dat de spieren vermoeid raken: de PH in de spier daalt, de spier verzuurt. Na inspanning moet je nahijgen. De extra zuurstof die je zo inademt, gebruikt de lever om het grootste deel van het melkzuur alsnog (aeroob) te dissimileren. De levercellen kunnen daardoor de restenergie in het melkzuur toch nog vastleggen in ATP. Snelle ademhaling zorgt ervoor dat spieren voldoende zuurstof aangevoerd krijgen. Zodra er voldoende zuurstof is, kunnen de spiercellen de glucose volledig dissimileren tot CO2 en H2O. dat doen ze in de mitochondrien. Bij volledige dissimilatie komt tot 19x zoveel ATP vrij als bij de afbraak tijdens de aerobe dissimilatie. Niet alleen glucose is brandstof. Cellen kunnen ook afbraakproducten van glycerol, vetzuren, aminozuren aeroob dissimileren. De afbraak van overtollige aminozuren vindt plaats in de lever. Dat levert een afvalstof op: ureum. Via bloed + nieren - ureum Longen koolstofdioxide en water Urine/zweet water Naast ATP komt ook energie vrij in de vorm van warmte. https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 9 van 13
Voorwaarden voor de fotosynthese: 1. Licht: zon of kunstlicht -> met name in de bovenste cellen van een blad 2. Water: wordt via de wortels opgenomen en verspreid naar alle delen van de houtvaten 3. CO2: via de huidmondjes, is te verhogen in een kas om een hogere productie te krijgen 4. Voedingszouten: via de wortels (in water opgelost) voor aanmaak eiwitten o.a. enzymen 5. Chloroplasten: in alle groene delen van een plant 6. Temperatuur: alleen bij geschikte temperatuur kunnen de enzymen werken Is een van deze factoren onvoldoende, dan is dat de beperkende factor. Dissimilatie (letterlijke afbraak) - Verbranding - Organische stoffen -> anorganische stof Assimilatie (letterlijk opbouw) - In groene plant fotosynthese - Anorganische stof -> organische stof En voortgezette assimilatie = organische stof -> andere organische stof Cuticula: waslaagje aan buitenkant van een blad, voorkomt te grote verdamping van water en het binnendringen van schimmels https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 10 van 13
Huidmondjes: openingen in de opperhuid van planten, bestaande uit twee sluitcellen rond een regelbare spleet. De huidmondjes dienen voor de gaswisseling, dus waterverdamping. Het palissade- en sponsparenchym: de weefsellagen in het midden van het blad. Die zijn groen door de vele chloroplasten. Chloroplasten energiecentrales waar de fotosynthese plaatsvindt, een deel van de zuurstof wordt gebruikt voor de dissimilatie van glucose in de mitochondriën, de rest verlaat het blad weer. Chloroplasten bevatten onder andere groene kleurstoffen zoals chlorofyl (kunnen licht opvangen) Netto reactievergelijking fotosynthese: Koolstofdioxide + water + lichtenergie -> glucose + zuurstof Brutoproductie van een plant/gewas: de totale hoeveelheid geproduceerde glucose nettoproductie Een deel van de totale geproduceerde glucose dient voor eigen gebruik en dissimileert de plant zelf, wat overblijft wordt de nettoproductie genoemd (wat geoogst word) Dus 2 tegengestelde processen in een plant - Dissimilatie: 6 CO2 + C6H12O6 -> 6 H2O + 6 CO2 + energie (heel de dag door) - Koolstofassimilatie (fotosynthese): 6 H2O + 6 CO2 -> 6 O2 + C6H12O6 alleen bij voldoende licht) Compensatiepunt: https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 11 van 13
punt waarop de zuurstofproductie van de fotosynthese exact gelijk is aan het zuurstofverbruik door dissimilatie Ook bacteriën hebben voedingsstoffen nodig. Daardoor kunnen ze voedsel laten bederven. Bijv. in melk zitten bacteriën die lactose gebruiken als energierijke stof. Ze zetten dan lactose om in melkzuur. Deze melkzuurgisting is een voorbeeld van anaerobe dissimilatie. Klassieke biotechnologie: Het gebruiken van bacterien of schimmels om voedsle langer houdbaar te maken Brutoproductie: De glucose die tijdens fotosynthese ontstaat. Nettoproductie: Het verschil tussen de totale hoeveelheid glucose die een plant maakt (brutoproductie) en de hoeveelheid glucose die de plant verbruikt (dissimilatie). Een deel van de nettoproductie wordt gebruikt om reservestoffen te maken, bijv. zetmeel. Voor mensen een goede voedselbron. Dissimilatie en fotosynthese zijn 2 processen die precies tegenovergesteld werken. Dissimilatie gebruikt glucose en O2 en fotosynthese produceert het. Dissimilatie gaat 24 uur per dag door en fotosynthese kan alleen als er genoeg licht is. - Dissimilatie: 6 CO2 + C6H12O6 -> 6 H2O + 6 CO2 + energie (heel de dag door) - Koolstofassimilatie: (fotosynthese): 6 H2O + 6 CO2 -> 6 O2 + C6H12O6 (alleen bij voldoende licht) Het compensatiepunt is de lichtsterkte waarbij de brutoproductie gelijk is aan de dissimilatie. Van voedingsmiddelen die water bevatten, bepaal je het drooggewicht door ze te drogen. Droge stof bestaat uit https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 12 van 13
cellulose, zetmeel, eiwitten, vitamines en mineralen. Een voedingsmiddel wordt droog door het 24 uur in een droogstoof te plaatsen bij 100 graden https://www.scholieren.com/verslag/117244 Pagina 13 van 13