Bijlage bij notulen I983-II Vierde Afdeling ONDERWIJSRAAD O.R. IV/U02 S Bericht op hat schrijven van 9 november 1983, VO/VB-65U7 Betreffende 1 Overdracht havo-toppen. vdw/cr 's-gravenhage, Nassaulaon 6 2514 JS 'i-grcvenhage TeL 070-63 79 55 13DEC.it883 de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, drs. N.J. Ginjaar-Maas, Nieuwe Uitleg 1, 1 s-gravenhage. i / AAN In antwoord op uw bovengenoemd verzoek om advies inzake een aantal aanvragen tot overdracht van aan pedagogische academies verbonden h.a.v.o.-toppen aan scholen voor m.b.o. en de daarbij krachtens de artikelen 25 en 29, lid 7, van de Wet op het voortgezet onderwijs ingediende verzoeken tot afwijking van de wet, bericht de Vierde Afdeling van de Onderwijsraad u het volgende. In zijn adviezen van 1* maart 1983, OR 251 S, en van 22 juni 1983, OR 318 S, naar aanleiding van de conceptbeleidsnotitie h.a.v.o.-toppen resp. het ontwerp van wet tot wijziging van artikel 8 van de Wet v.o., heeft de Onderwijsraad u reeds gewezen op een aantal belangrijke negatieve onderwijskundige en onderwijsinhoudelijke aspekten welke verbonden zijn aan bovengenoemde overdracht. Na bestudering van de om advies toegezonden verzoeken ex artikel 25 en artikel 29- zevende lid, van de Wet v.o., ingediend naar aanleiding van uw circulaire van h mei 1983, zijn bij de Afdeling wederom enige bedenkingen tegen en vragen over deze nieuwe combinatie gerezen. Alvorens op de afzonderlijke verzoeken in te gaan merkt de Afdeling het volgende op. Het is de Afdeling opgevallen, dat een grote vaagheid het merendeel van de aanvragen kenmerkt voor wat betreft de onderwijskundige invulling van de nieuwe havo-mbo-afdeling. Koewei daarvoor begrip valt op te vatten gezien de haast, waarmede de scholen voor m.b.o. hun aanvragen moesten indienen, en de onbekendheid ret de nieuwe combinatiemogelijkheid, vraagt de Afdeling zich af, of deze gang van zaken wel zo bevorderlijk is voor een goede start van dit experimentele type van onderwijs. Op zich zelf genomen werkt het verschijnen van een nieuwe afdeling havo-mbo in een bepaald gebied reeds in op het totale onderwijsaanbod in de sectoren h.a.v.o. en m.b.o. in de regio. Het gevolg kan zijn, dat er een hevige concurrentieslag om de m.a.v.o.-abituriënten in die regio kan ontbranden, die van de h.a.v.o.-m.b.o. - kant met arbeidsmarkt -, technische en doorstromingsargumenten zal worden gevoerd. Of de leerlingen van zo'n afdeling wel een zo veel betere
IV/U02 S kan? op de arbeidsmarkt of in hei h.b.o- naken staat voor de Afdeling, gezien genoemde onduidelijkheid en vaagheid, rog lang niet vast. Met name niet gelet op d<* veelal nog niet blijkende samenhang tussen de h.a.v.o.- en a.b.o.-vakken in de diverse inrichtingsplannen. Overigens, hoewel in het algemeen in de verroeken toelaatbaarheid voor de m.a.v.o.-abituriënt wordt voorgestaan, wanneer examen is afgelegd in zes vakken op D-niveau, is in een aantal gevallen ook inavo-c-niveau voldoende. De Afdeling meent, dat hierin naar eenheid moet worden gestreefd. Daarmede komt de Afdeling op het aspect, dat veelal uit de stukken niet blijkt of rle aanvragers erin zijn geslaagd een samenhangend geheel van aan te bieden onderdelen in de nieuwe afdeling tot stand te brengen. Vaak worden wel vele mogelijkheden genoemd, maar het is zeer de vraag, of zij onderwijskundig en ook organisatorisch te effectueren zijn. Wanneer de lessen tabellen ontbreken, is een goede beoordeling van debeoogde samenhang in het geheel niet mogelijk. Daarbij komt, dat in met nam<* m.d.g.o.-inrichtingsplannen wel lange rijen beroepsgerichte vakken worden opgesomd, naar dit betekent nog niet, dat de leerlingen van de havo-arbo~afde3ing daaruit cok hun eindexamenvals k en zullen kunnen kiezen. Vele vakken bevatten immers examenonderdelen, afkomstig uit andere vakken. Het vak "medische kennis" bijvoorbeeld is niet als vak zonder meer te examineren, maar bestaat uit onderdelen van een aantal andere vakken, die ook bestudeerd moeten zijn, wil een leerling in dit vak volwaardig examen kunnen doen. De integratie met de andere vakken maakt het onmogelijk om in dit vak alleen examen af te leggen. De Afdeling noemt verder - zonder enigszins volledig te zijn maar slechts als voorbeeld - vakken als modeontwerpen, psychologie en omgangskunde. Tevens dient bedacht te worden, dat een dergelijk vak ook moet zijn ingebed in het geheel van de beroepsgerichte vakken, waartoe het behoort en waardoor het wordt ondersteund. Een beroepsspecifiek vak kan niet straffeloos eruit worden gelicht en zonder de beroepsondersteunende vakken als examenvak in de havo-mbo-afdeling worden aangeboden. So kan de Afdeling zich - bijvoorbeeld - niet voorstellen, Jat vakken als mode-ontwerpen voornoemd bij het m.d.g.o. en bedrijfskunde en technologie bij het m.t.o. kunnen worden gegeven zonder dat zij zijn ingebed in een vakrichting. Technologie krijgt bij bouwkunde immers een geheel andere invulling dan bij werktuigbouwkunde. Ten aanzien van. bepaalde vakkencombinaties voorziet de Afdeling verder problemen, daar doublures zullen ontstaan. De Afdeling wijst op de combinatiemogelijkheid handelswetenschappen en recht (havo) en bedrijfseconomie en bedrijfsadministratie (meao), die veelal dezelfde inhoud kennen.
-3- i Voor wat betreft de spreiding naar regio, levensbeschouwelijke richting en soort van m.b.o. merkt de Afdeling op, dat tengevolge van toevallige situationele factoren, welke inherent zijn aan de overgang van havo-toppen naar het m.b.o. van enige evenwichtigheid geen sprake is. Uit sommige gemeenten worden twee aanvragen voor nieuwe afdelingen h.a.v.o.-m.b.o. ingediend, terwijl in bet zuiden des lands slechts aan scholen voor m.d.g.o. en niet aan die voor m.e.a.o. een h.a.v.o.-top zal worden verbonden. Vervolgens zal in een aantal gevallen een h.a.v.o.- top worden toegevoegd aan een school voor m.d.g.o., waaraan reeds een afdeling voor Voorbereidend h.b.o. is verbonden. De spreiding van deze laatste zou evenwichtiger kunnen zijn, maar wordt nogmaals aangetast door deze verdubbeling. Dit veroorzaakt slechts een verdere concentratie. Daar beide afdelingen, ondanks de verschillen, in instroom en cursusduur, grote gelijkenis zullen vertonen, is het antwoord op de vraag urgent, hoe deze twee m.d.g.o.- afdelingen niet alleen qua spreiding, maar ook qua inhoud tot elkaar zullen staan. Een ander onevenwichtig aspect is de praktijkervaring. Sommige aanvragers bieden een stage van in totaal ko dagen, andere van zes weken of van een dag per twee weken. De invulling hiervan is veelal zeer vaag. Nu kan de Afdeling voor wat betreft de h.a.v.o.- toppen in het m.d.g.o. nog wel instemmen met een soort van beroepsoriënterende en voorbereidende stage, hetgeen iets anders is dan de beroepsopleidende stage in de rest van het mdgo-werkveld, dat toch al met een enorme vraag naar stageplaatsen wordt geconfronteerd. Daarop werkt de toevoeging van een nieuw type "havo-mbo"- stage echter zeer verwarrend, waardoor naar het gevoelen van de Afdaling eerder stagemogelijkheden worden bedreigd dan uitgebreid. Overigens zou het nieuwe type beter kunnen worden beschouwd als een vorm van participerend leren dan van stage in de meer gebruikelijke m.b.o.-betekenis. Op een aantal onderdelen ontbreekt de afstemming van de examenregelingen havo en mbo (b.v. herkansing versus herexamen respectievelijk voor en na de vakantie, de examendata enz.). Ook willen sommige aanvragers het schriftelijk examen bij m.b.o.- vakken laten voorafgaan door mondelinge c.q. praktische toetsing, synchroom met het schoolonderzoek op de havo. Verder zullen enkele scholen de moderne vreemde talen alleen doceren en toetsen op havo-niveau. Hoewel dit wellicht uit schoolorganisatorisch oogpunt vereenvoudigend werkt, verdwijnen hiermee de meer beroepsgerichte accenten, die het onderwijs in de moderne vreemde talen bij het m.b.o. kenmerken, hetgeen de Afdeling betreurt. De Afdeling komt tot de conclusie, dat een voor alle havo/ mbo-afdelingen gelijke examenregeling zal moeten worden ontworpen. Een aspect, dat de integratie van de nieuwe combinatie in een school voor m.b.o. niet ten goede zal komen is de gescheiden huisvesting van de nieuwe afdeling. Een enkele keer
IVA02 S -1»- blijft deze zelfs "inwonen" bij de voormalige P.A. De Afdeling meent, dat vanwege uw ministerie deze gang van zaken niet moet worden bevorderd. De Afdeling komt het vorengaande samenvattend tot de conclusie, dat er in het algemeen aan de onderwijskundige invulling van de nieuwe h.a.v.o.-m.b.o.-combinatie nog vele onvolkomenheden kleven. Volgt thans een beoordeling per verzoek overeenkomstig de bij de adviesaanvrage gevoegde lijst, waarbij de Afdeling bovengenoemde algemene bezwaren tegen de toepassing van de artikelen 25 en 29, zevende lid, van de Wet, voor zover zij op de afzonderlijke verzoeken slaan, niet herhaalt. Zij tekent hierbij aan het standpunt van de inspectie ter zake te hebben gemist, ook al begrijpt zij, dat de inspectie bij de verdere vormgeving van de nieuwe combinatie zal worden betrokken. vj 1 r.k. m.d.g.o. te 's-hertogenbosch: Deze aanvrage ontmoet geen andere bezwaren; de Afdeling acht het een goede gedachte van de aanvragers een gedetailleerde uitwerking van de vakkenpakketten na een jaar te overleggen. vj 2. r.k. m.e.a.o./m.m.o. te Rotterdam: Zonder lessentabel geen nadere beoordeling mogelijk. v/ 3- r.k. m.d.g.o. te Maastricht: geen andere bezwaren; tegen de overdracht van de Rijks havo top naar deze r.k. school ex artikel 75, tweede lid, van de wet verzet de Afdeling zich niet, mits er in een genoegzaam aantal scholen openbaar h.a.v.o. aanwezig blijft en de leraren met de overgang instemmen. 0 k. openbare m. e. a. o. te Groningen: geen lessentabel, geen nader oordeel. \/ 5- ab. M.B.O.-V te Eindhoven: de afzonderlijke lokatie bemoeilijkt de integratie; door ontbreken lessentabel geen nader oordeel. \) 6' p.c. m.e.a.o./m.m.o. te Groningen: geen lessentabel; geen nadere beoordeling. W^^j^U., 7. openbare m.e.a.o. te Hengelo: vanwege het ontbreken van het inrichtingsplan vooralsnog bezwaren tegen toestemming. V ^* P.c. m.e.a.o./m.m.o. te Zwolle: geen lessentabel; geen beoordeling. J 9- p.c. m.e.a.o./m.m.o. te Leeuwarden: geen andere bezwaren. VJ 1 0«ab m.d.g.o. te Hilversum: Vaag inrichtingsplan zonder lessentabel; eveneens gescheiden.
IV/U02 S -5- huisvesting; vooralsnog bezwaren tegen toestemming; ten aanzien van de overdracht ex artikel 75, tweede lid, zie onder nr. 3. >/ 11. r.k. MBO te Alkmaar /Be rgen : geen andere bezwaren. \l *2. p.c. m.d.g.o. te Sneek : De Afdeling zet vraagtekens bij het vage inrichtingsplan, dat geen afdelingen vermeldt en waarin de lessentabel ontbreekt; vooralsnog bezwaren. K) 1 3. m.e.a.o./m.m.o. te Amersfoort: geen andere bezwaren. J 1U. a.b. m.e.a.o./m.m.o./l.m.o. te Leeuwarden: geen andere bezwaren. \J 15. p.c. m.d.g.o. dislokatie te Dokkum: vaagplan, dat nog niet op uitvoerbaarheid lijkt te zijn bezien; vooralsnog bezwaren. V 16. a.b. m.t.o./l.t.o. + k.m.b.o. te Appingedam: Geen inrichtingsplan, weinig samenhang in aanvraag, vooralsnog bezwaren. 0 'T«p.c m.d.g.o. te Leiden: Geen lessentabel; ook de verplichte vakken zijn niet hekend; vooralsnog bezwaren. \) 18. p.c./r.k. m.e.a.o. + k.m.b.o. te Den Haag: Geen andere bezwaren. \J 19- p.c. m.e.a.o. te Amsterdam: Geen andere bezwaren. J 20. p.c. m.e.a.o. te Utrecht: geen bezwaren. \J 21. p.c./r.k. m.d.g.o. te Hilversum: Het inrichtingsplan is niet duidelijk; er zijn teveel mogelijkheden om te realiseren. De lessentabel bevat vele vakken ^ie geen examenvakken zijn; vooralsnog bezwaarlijk afwijking toe te staan. J 22. a.b. m.d.g.o. te Den Haag: Te eenzijdig inrichtingsplan verschaft geen beeld omtrent de combinatie van vakken; vooralsnog bezwaren. \J 23- a.b. m.d.g.o. te Doetinchem: Deze aanvrage ontmoet geen andere bezwaren; do Afdeling acht het een goede gedachte van de aanvrager om het vakkenpakket voor de havo-top na een jaar geleidelijk
IV/U02 S -6- met m.b.o.-vakken uit te breiden; tevens acht zij het realiseren van de praktijkcomponent op de hierbij aangegeven wijze een redelijk alternatief voor de stage. Namens de Afdeling voornoemd, (A. jjfe^wit, voorzitter), fmr. W.J.E. van de Water, coördinerend secretaris).