De ondersteuning van Wmo-aanvragers en hun mantelzorgers in Bijlage A Overzicht van Wmo-voorzieningen Bijlage B Aanvullende tabellen...

Vergelijkbare documenten
Bijlage D Aanvullende tabellen 2. Bijlage bij hoofdstuk 2 2. Bijlage bij hoofdstuk 3 4. Bijlage bij hoofdstuk 4 9. Bijlage bij hoofdstuk 5 18

Bijlage A Deelonderzoeken tweede Wmo-evaluatie... 2 Bijlage B Aanvullende methode en analyse... 4 Bijlage D Bijlage bij hoofdstuk 5...

verzorging. Is met de

Zicht op zorggebruik Bijlagen

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

Toekomst van de mantelzorg

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Bijlage Verantwoording van de berekening van het aantal ernstig belaste mantelzorgers (mantelzorg uit de doeken)

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Veel onduidelijkheid bij familieleden van mensen met een verstandelijke beperking over veranderingen in de langdurige zorg

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM

Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Gemeente Roosendaal. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over Concept. 11 augustus 2014

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Cliëntervaring Wmo. Gemeente Vlieland. Rapport Juli 2017 Projectnummer: P Correspondentienummer: DH

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012

Gemeente Zeist. Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over juli 2015

Preventief huisbezoek 75+

1. Inleiding Methode van onderzoek Responsverantwoording Leeswijzer 2

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen ROGplus Nieuwe Waterweg Noord

Gemeente Alphen-Chaam

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2008 Gemeente Nijkerk

Dongen, april 2004 Ond.nr.: 7166.fdg/mv

Gemeente Winterswijk Wmo klanttevredenheidsonderzoek

Bijlage c. Zorg op afroep met leveringsvoorwaarde c en d

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

P Mee eens. Helemaal mee eens

Gemeente Woerden. Klanttevredenheid Wmo over juli 2014

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Voorlopig tabellenboek Volwassenen- en seniorenenquête 2012 Flevoland

Gemeente Montfoort. Wmo-klanttevredenheidsonderzoek over augustus 2015

Vragenlijst over uw ervaringen met de Wmo

18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% jaar jaar jaar 65+ Man Vrouw Ja Nee. Deventer gemiddelde

Emancipatie Opinies 2016 (EMOP) Onderzoeksverantwoording

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Ondersteuning voor mensen die beperkingen ondervinden in het dagelijks leven

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Inhoudsopgave Inleiding Leeswijzer 1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2. Het gesprek voorbereiden 3. Tot slot

Gemeente Nunspeet. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Meting over 2012

Werkbelevingsonderzoek 2013

box-tial Stuk ter kennisname Onderwerp Voorstel Samenvatting Vervolg Bijlagen meewerkend

Rapport Cliëntervaringsonderzoek. Eilandzorg Schouwen-Duiveland Zierikzee. Hulp bij het Huishouden

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Cliëntervaringsonderzoek Uitstroom Wmo DOCUMENT: ONDERZOEKSRAPPORTAGE CLIENTERVARINGSONDERZOEK WMO UITSTROOM OORGANISATIE: GEMEENTE VALKENSWAARD

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

RAPPORT TEVREDENHEID CLIËNTEN WMO

Hoe gezond zijn de inwoners van Staphorst? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

Cliënttevredenheidsonderzoek Wmo

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Omnibusenquête deelrapport millenniumdoelen. februari Opdrachtgever: Bedrijfsvoering,

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015

OMNIBUSONDERZOEK NOORD- KENNEMERLAND 2005 PSYCHISCHE GEZONDHEID

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Voorzieningen uitgesloten van analyse

Bijlagen Werkloos toezien?

Ondersteuning en participatie van mensen met een lichamelijke beperking

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Hoofdstuk 14. Mantelzorg

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Gemeente Landsmeer. Wmo-klanttevredenheid over juni 2014

Onderzoek Klanttevredenheid Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Gemeente Noord-Beveland. Wmo-monitor 2014

Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Onderzoek naar de belasting en ondersteuningsbehoefte van mantelzorgers in de gemeente Leeuwarden; factsheet

Een verkenning van de invloed van netwerken en inkomen op het gebruik van langdurige zorg door Nederlandse 55-plussers

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Vragenlijst over uw ervaringen met de Wmo

Mensen met een chronische ziekte of beperking hebben voor hun ondersteuning bijna altijd te maken met meerdere wettelijke regelingen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klanttevredenheid WMO vervoer Haren 2013

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

I n f o r m a t I e f o l d e r

1 Inleiding Onderzoeksgroep en dataverzameling Informatie De aanvraag Procedure Wachttijd...

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning 2010

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014

Rapport Onderzoek Toegang Wmo 2015

Inventarisatie belangstelling voor opleiding

Cliëntondersteuning. Tips voor het keukentafelgesprek. Hoe kan ik mij voorbereiden op het gesprek met de Wmo-consulent van de gemeente?

Wmo-loket. In gesprek over wat u nodig heeft aan ondersteuning

Transcriptie:

De ondersteuning van Wmo-aanvragers en hun mantelzorgers in 2012 Deelrapport aanvragers en mantelzorgers BIJLAGEN Peteke Feijten Anna Maria Marangos Mirjam de Klerk Alice de Boer Frieke Vonk Bijlage A Overzicht van Wmo-voorzieningen... 2 Bijlage B Aanvullende tabellen... 3 Bijlage C Data en methode... 17 Bijlage D Onderzoeksvragen en deelonderzoeken van de tweede Wmo-evaluatie... 24 Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, augustus 2013 1

Bijlage A Overzicht van Wmo-voorzieningen Wmo-voorzieningen zijn onder te verdelen in individuele, collectieve en algemene voorzieningen. Individueel Een individuele voorziening 1 is niet voor iedereen beschikbaar. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening, de voorziening wordt bij beschikking toegekend en er staat bezwaar en beroep open. Voorbeelden zijn: hulp bij het huishouden: het overnemen van taken op het gebied van het verzorgen van het huishouden; rolstoel (inclusief, aanpassingen, reparatie en onderhoud); vervoersvoorzieningen (kostenvergoedingen, autoaanpassingen, scootmobielen en andere aangepaste vervoermiddelen); woonvoorzieningen (trapliften, drempelaanpassingen, verhuiskostenvergoedingen). Collectief Een collectieve voorziening is niet voor iedereen beschikbaar, maar alleen voor groepen met een bepaald kenmerk, bijvoorbeeld mensen van 75 jaar en ouder. Voorbeelden zijn: - collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv). Dit is een gemeentelijk taxisysteem om mensen op afroep van deur tot deur te vervoeren. Vaak krijgt men een pasje op vertoon waarvan men gebruik kan maken van het cvv. Alledaagse benamingen zijn deeltaxi, beltaxi, Wmo-taxi of regiotaxi. Het collectief vervoer is bedoeld voor reizen binnen de gemeente of regio. Voor reizen buiten de regio kunnen mensen met een beperking gebruik maken van de landelijke regeling Valys. Het cvv wordt ook wel tot de individuele voorzieningen gerekend, als het bij een beschikking wordt toegekend: - rolstoel- en scootmobielpools. Deze staan in toelichtingen bij verordeningen ook wel genoemd bij de algemene voorzieningen. Algemeen Algemene voorzieningen zijn voor iedereen voor wie ze bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen. Sommige van de onderstaande algemene voorzieningen worden ook wel collectieve voorzieningen genoemd. Voorbeelden zijn: welzijnswerk/buurthuiswerk; maaltijdvoorziening en buurtrestaurant; sociale alarmering; servicediensten zoals boodschappen, was- en strijkservice of klussendienst (soms geregeld door de gemeente en dan vaak te gebruiken tegen gereduceerd tarief). Voor een uitgebreide beschrijving van mogelijke Wmo-voorzieningen, zie ook VNG (2010b). 2

Bijlage B Aanvullende tabellen Tabellen bij hoofdstuk 2 Tabel B2.1 Achtergrondkenmerken van Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten; n = 4007) aanvragers (%) bevolking (%) huishoudenssamenstelling alleenstaand 45 17 paar zonder kinderen 37 25 paar met kinderen 3 25 alleenstaande ouder 7 3 kind in gezin met ouder(s) 3 28 overig in particuliere huishoudens 2 2 in instelling 3 1 opleidingsniveau (selectie aanvragers: 18 jaar en ouder) (selectie bevolking: 55-plus) laag (lo, lbo) 58 53 midden (mavo, havo, mbo) 32 31 hoog (hbo, wo) 10 17 betaald werk (selectie aanvragers en bevolking: 18-65 jaar) geen 81 25 a 1-11 uur per week 4 8 a 12 uur per week 15 67 a besteedbaar huishoudensinkomen per maand < 1000 euro 15 1000-1500 euro 37 1500-2000 euro 19 2000-3000 euro 12 3000 euro 4 weet niet of wil niet zeggen 14 besteedbaar huishoudensinkomen per maand, gecorrigeerd voor huishoudensomvang b, c gering 35 8 niet gering 65 92 type woning (selectie: zelfstandig wonenden) koopwoning 33 59 sociale huurwoning 62 32 particuliere huurwoning 5 10 weet niet <1 a Alle 15-65 jarigen in Nederland. b De grens voor gering inkomen is in dit onderzoek gelegd bij 1000 euro voor alleenstaanden en bij 1500 euro voor samenwonenden (dit kwam, gezien de beschikbare inkomensklassen, het dichtst in de buurt van de grenzen voor laag inkomen die het CBS voor 2011 hanteert (960 euro per maand voor eenpersoonshuishoudens en 1320 euro per maand voor paren zonder kinderen, het meest voorkomende type meerpersoonshuishouden in dit onderzoek), en ook bij de grens voor het budget niet veel maar toereikend dat het SCP hanteert (1022 euro per maand per persoon in 2011) (SCP/CBS 2010; SCP/CBS 2012). c Bij deze variabele is de oorspronkelijke inkomenscategorie weet niet/wil niet zeggen (14%) geïmputeerd, waardoor voor 11% van de cases op een betrouwbare wijze een schatting gemaakt kon worden. 3

Tabel B2.2 Type en aantal beperkingen van Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten) geen beperking 4 één type beperking 5756 motorisch of ander lichamelijk 49 zintuiglijk 4 langdurige psychische klacht of psychosociaal probleem verstandelijk 1 twee of meer typen beperkingen 39 motorisch + zintuiglijk 23 motorisch + psychisch 14 motorisch + zintuiglijk + psychisch 0 motorisch + verstandelijk 2 overige combinaties 1 functionele beperking naar ernst geen of licht 10 matig 25 ernstig 65 3 Tabel B2.3 Achtergrondkenmerken van Wmo-aanvragers naar type beperking, 2012 (verticale percentering a ; n = 4007) alleen lichamelijke beperking verstandelijke beperking langdurige psychische klacht psychosociaal probleem totaal geslacht n.s. n.s. n.s. man 31 46 + 34 31 33 vrouw 69 54-66 69 67 leeftijd 0-54 jaar 13-53 + 36 + 27 + 20 55-74 jaar 32 24 37 32 32 75 55 + 22-27- 40-48 huishoudenssamenstelling n.s. met anderen 53 + 79 + 55 37-53 alleen 47-21- 45 63 + 47 woonvorm n.s. n.s. zelfstandig 89 + 75-88 87 88 wonen-met-zorg 9 (n.s.) 8 7 9 9 instelling 2-17 + 4 4 3 opleidingsniveau n.s. n.s. laag 57-76 + 61 61 59 midden 33 + 14-29 28 31 hoog 10 (n.s.) 10 (n.s.) 10 10 10 inkomen gering 31-50 + 47 + 41 + 35 niet gering 69 + 50-53 - 59-65 ernst van de lichamelijke beperking n.s. geen / licht 7-5 - 9 7-10 matig 26 + 15 (n.s.) 2 23 (n.s.) 25 ernstig 66 + 80 + 68 70 + 65 a De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van multivariate modellen. Alleen kenmerken die voor minstens een van de typen beperkingen significant waren, zijn getoond. Niet-significante deel-verbanden zijn aangeduid met n.s.. Significantie is getoetst ten opzichte van de groep die de betreffende beperking niet heeft (niet getoond) ; + = significant vaker; - = significant minder vaak. Leesvoorbeeld: onder mensen met een verstandelijke beperking komen meer mannen voor dan vrouwen vergeleken met mensen zonder een verstandelijke beperking. 4

Tabel B2.4 Directe aanleiding voor Wmo-aanvraag, 2011 (in procenten a ; n = 4007) geleidelijke verslechtering van de gezondheid 57 plotselinge verslechtering van de gezondheid 23 verandering in de huishoudenssamenstelling 3 verandering in het sociale netwerk 1 hulp bij het huishouden kon niet langer helpen 1 huidige voorziening moest worden vervangen, gerepareerd of aangepast verhuizing naar andere woning of plaats 2 anders 11 a De percentages tellen op tot meer dan 100 omdat mensen meer dan een aanleiding konden noemen. 8 Tabel B2.5 Combinaties van aangevraagde Wmo-voorzieningen, 2011 (in procenten; n = 4007) één voorziening 87 hulp bij het huishouden 33 vervoer 30 woonvoorziening 15 rolstoel 9 twee voorzieningen 10 hulp bij het huishouden + vervoer 2 hulp bij het huishouden + woonvoorziening 1 hulp bij het huishouden + rolstoel <1 twee vervoersvoorzieningen 1 twee woonvoorzieningen 2 vervoersvoorziening + woonvoorziening 2 vervoersvoorziening + rolstoel 1 woonvoorziening + rolstoel 1 meer dan twee voorzieningen 2 (geen Wmo-voorziening) 1 Tabel B2.6 Aangevraagde voorziening naar type beperking van Wmo-aanvragers, 2011 (in procenten; n = 4007) a alleen lichamelijke beperking verstandelijke beperking b langdurige psychische klacht b psychosociaal probleem b totaal hulp bij het huishouden 39 (n.s.) 18 (-) 44 (+) 445(+) 37 vervoersvoorziening 39 (n.s.) 45 (+) 34 (n.s.) 34 (-) 39 woonvoorziening 23 (+) 39 (n.s.) 22 (n.s.) 20 (n.s.) 22 rolstoel 13 (+) 21 (+) 10 (n.s.) 14 (n.s.) 12 a Percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn gebaseerd op Chi 2 kruistabellen. Nietsignificante verbanden zijn aangeduid met n.s... Significantie is getoetst ten opzichte van de groep zonder de betreffende beperking (niet in tabel); + = significant vaker; - = significant minder vaak. b Al dan niet in combinatie met een andere beperking. 5

Tabellen bij hoofdstuk 3 Tabel B3.1 Informatiebron over het bestaan van de Wmo, selectie van aanvragers die zelf initiatief namen tot aanvraag, 2011 (in procenten; n = 2660) a gemeente b 75 familie, vrienden, bekenden of medebewoners van tehuis 48 (huis)arts of specialist 16 thuiszorg, hulp, begeleider, personeel van het tehuis, maatschappelijk werk 13 krant, folder, poster 7 website 2 MEE, gehandicapten-, ouderen- of welzijnsorganisatie 2 Werk, /beroep 2 een organisatie die de persoon benaderde (outreach) 1 anders c 1 woningbouwvereniging 1 weet niet 2 a Percentages tellen op tot meer dan 100 omdat men meer dan een bron kon noemen. b Hiertoe zijn ook alle open antwoorden gerekend in de trant van dat wist ik al omdat ik al jaren Wmovoorzieningen gebruik. c Belastingadviseur, boekhouder, leverancier hulpmiddel, taxibedrijf, dagopvang, jeugdzorg, UWV, zorgkantoor, verzekeraar, CIZ, CAK, kerk, school, dorpshuis. Tabel B3.2 Wmo-aanvragers met pgb en zonder pgb naar achtergrondkenmerken, selectie aanvragers die daarvoor in aanmerking, 2011 (in procenten) a wel pgb geen pgb koos pgb (n = 2256) wel geïnformeerd over pgb b (n = 1911) niet geïnformeerd, wilde wel informatie c (n = 1513) totaal 9 19 14 leeftijd sign. sign. sign. 0-54 jaar 17 26 21 55-74 jaar 11 22 17 75 jaar 6 14 10 geslacht n.s. sign. sign. man 12 16 18 vrouw 9 20 13 ernst van de lichamelijke sign. n.s. n.s. beperking geen, licht 7 16 14 matig 4 16 12 ernstig 12 20 15 a Percentages op basis van kruistabellen (alleen multivariaat significante verschillen zijn getoond). b Wmo-aanvragers die niet wisten of ze een pgb hadden zijn van deze analyse uitgesloten. c Wmo-aanvragers die niet wisten of ze geïnformeerd waren zijn van deze analyse uitgesloten. 6

Tabellen bij hoofdstuk 4 Tabel B4.1 Uitkomst van de aanvraag naar type ondersteuning, Wmo-aanvragen, 2011 (in procenten; n = 4567) a afwijzing maar toekenning afwijzing kreeg iets anders intrekking nog in behandeling (n) hulp bij het huishouden 91 4 2 2 1 1583 rolstoel 90 3 2 2 3 492 losse woonvoorziening 90 3 3 3 1 334 beltaxi 89 8 2 1 1 785 gehandicaptenparkeerkaart 84 14-2 - 26 vervoerskostenvergoeding 82 9 2 1 4 249 woningaanpassing 82 10 2 3 2 488 ander vervoermiddel 79 14 2 3 2 527 ondersteuning bij het 79 20 - - 1 11 ontmoeten van mensen verhuiskostenvergoeding 71 18 - - 7 42 a Niet alle percentages tellen op tot 100 omdat de antwoordcategorie weet niet hier niet getoond is. Tabel B4.2 Wmo-aanvragers die de eigen bijdrage te hoog vinden, naar achtergrondkenmerken, 2012 (in procenten; n = 2444) a leeftijd 0-54 jaar 30 55-74 jaar 14 75 jaar 8 inkomen niet gering 10 gering 22 ernst van de lichamelijke beperking geen, licht 12 matig 9 ernstig 16 langdurige psychische klacht geen 11 wel 23 psychosociaal probleem geen 12 wel 23 verstandelijke beperking geen 13 wel 11 totaal 14 a De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van multivariate modellen. Alleen significante kenmerken zijn getoond. 7

Tabel B4.3 Al dan niet tevreden over de Wmo-ondersteuning, selectie van aanvragers met ondersteuning, 2011 (in procenten; n = 3303) a tevreden niet tevreden hulp bij het huishouden 87 13 1446 rolstoel 86 14 451 vervoerskostenvergoeding 75 22 203 collectief vraagafhankelijk vervoer 79 12 704 individuele vervoersvoorziening (scootmobiel enz.) 83 17 386 losse woonvoorziening 93 6 291 vaste woningaanpassing 90 10 379 verhuiskostenvergoeding 79 21 20 a Niet alle percentages tellen op tot 100 omdat de antwoordcategorie weet niet hier niet getoond is. (n) 8

Tabellen bij hoofdstuk 5 Tabel B5.1 Totaal aan soorten hulp en type hulpverleners van Wmo-aanvragers (resultaat van laatste aanvraag plus reeds aanwezige hulp), naar leefvorm, selectie van volwassen aanvragers die zelfstandig wonen, 2012 (in procenten; n = 3760) a hulp bij het huishouden b persoonlijke verzorging of verpleging b begeleiding b leefvorm alleen samen alleen samen alleen samen totaal 88 75 27 31 24 (n.s.) 22 (n.s.) selectie mensen met hulp thuiszorg 64 42 23 17 10 7 familie, bekenden (mantelzorg) particuliere zelfbetaalde hulp a b 20 41 3 18 17 (n.s.) 19 (n.s.) 12 (n.s.) 10 (n.s.) 2 (n.s.) 2 (n.s.) vrijwilliger 2 1 <1 <1 anders / type onbekend 21 11 <1 <1 De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van Chi 2 kruistabellen. Alleen kenmerken die voor minstens een van de typen hulp significant waren, zijn getoond. Niet-significante verbanden zijn aangeduid met n.s.. Percentage heeft alleen betrekking op reeds aanwezige persoonlijke verzorging/verpleging c.q. begeleiding (dus niet verkregen bij de laatste aanvraag). Tabel B5.2 Combinaties van soorten hulp van Wmo-aanvragers, selectie van volwassen aanvragers die zelfstandig wonen, 2012 (in procenten; n = 3760) hulp bij het huishouden 45 persoonlijke verzorging 1 begeleiding 1 huishoudelijke hulp + persoonlijke verzorging 15 huishoudelijke hulp + begeleiding 9 persoonlijke verzorging + begeleiding 1 huishoudelijke hulp + persoonlijke verzorging + begeleiding 12 geen hulp 15 Tabel B5.3 Zorgarrangementen van Wmo-aanvragers, selectie van volwassen aanvragers die zelfstandig wonen, 2012 (in procenten a ; n = 3760) totaal 100 geen zorg 15 alleen thuiszorg 28 alleen mantelzorg 12 alleen particuliere, vrijwilligers- of onbekend type zorg b 7 totaal met één type hulpverlener 46 thuiszorg + mantelzorg 18 andere combinatie van twee of meer typen hulpverlener 20 totaal met twee of meer typen hulpverlener 38 a De percentages tellen op tot meer dan 100, omdat mensen meer dan een hulpvorm konden noemen. b Particuliere hulp/zorg komt vaker voor onder mensen met een niet gering inkomen (14%) dan onder mensen met een gering inkomen (9%). 9

Tabel B5.4 Behoefte aan (extra) hulp bij het huishouden, persoonlijke verzorging en begeleiding, en geprefereerde hulpverlener, selectie van volwassen Wmo-aanvragers die zelfstandig wonen, 2012 (in procenten; n = 3760) verwacht dat familie/bekend meer hulp nodig hulp liefst van professionals hulp liefst van familie/bekenden en die hulp kunnen/willen geven a hulp bij het huishouden n = 1078 n = 939 n = 139 n = 88 van degenen zonder hulp 21 74 26 63 van degenen die al hulp hebben 30 89 11 64 totaal 29 87 13 c 63 c persoonlijke verzorging n = 192 n = 154 n = 38 n = 26 van degenen zonder hulp 2 79 21 83 van degenen die al hulp hebben 12 81 19 60 totaal 5 c 80 20 c 68 begeleiding n = 176 n = 114 b n = 48 b n = 37 van degenen zonder hulp 3 76 24 96 van degenen die al hulp hebben 9 65 35 65 totaal 4 70 c 30 78 a Selectie van aanvragers die het liefst hulp zouden krijgen van familie/bekenden. b Getallen tellen niet op tot het totaal (176) omdat een deel van de respondenten deze vraag niet kreeg door een verkeerde routing in de vragenlijst. c Dit antwoord komt significant vaker voor onder mensen die samenwonen dan onder mensen die alleen wonen. Tabel B5.5 Redenen waarom benodigde (extra) Wmo-ondersteuning niet aanwezig is, selectie van volwassen aanvragers die zelfstandig wonen en aangaven te weinig Wmo-ondersteuning te hebben, 2012 (in procenten a ; n = 1677) respondent heeft al moeite gedaan om ondersteuning te verkrijgen de aanvraag is afgewezen (geheel of gedeeltelijk) 21 mijn aanvraag is nog in behandeling / de voorziening is nog niet geleverd 10 ik kan dat niet betalen 9 ik kreeg die ondersteuning niet omdat de gemeente vindt dat familie of bekenden 6 mij kunnen helpen ik heb de voorziening (gedeeltelijk) weer in moeten leveren 4 mijn gemeente biedt dat soort ondersteuning niet aan 3 respondent heeft nog geen moeite gedaan om ondersteuning te verkrijgen ik denk dat ik binnenkort een aanvraag ga indienen 18 ik kan me nog zelf redden / ik ben er nog niet aan toe 16 ik wist niet dat dat mogelijk was / dat dat bestond 8 ik weet niet hoe ik dat moet regelen 8 ik zie op tegen de aanvraagprocedure / ben bang dat mijn aanvraag zal worden 5 afgewezen en daarom begin ik er niet aan iets anders 16 a De percentages tellen op tot meer dan 100, omdat mensen meer dan een reden konden noemen. 10

Tabellen bij hoofdstuk 6 Tabel B6.1 Aard van de beperkingen naar leeftijdsklasse, selectie van volwassen, zelfstandig wonende Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten; n = 3760) beperking bij huishouden 18-54 jaar 55-74 jaar 75 jaar totaal geen 8 5 5 6 matig 19 13 9 12 ernstig 73 81 86 82 beperking bij verplaatsen in en om woning geen 25 19 18 20 matig 44 44 39 41 ernstig 31 37 43 39 beperking bij verplaatsen in de buurt geen 17 14 14 15 matig 20 21 18 20 ernstig 62 65 69 66 Tabel B6.2 Aard van de beperkingen naar de mate van bijdrage van hulp bij het huishouden via de Wmo, selectie van volwassen zelfstandig wonende Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten; n = 2263) a hulp bij het huishouden draagt enigszins bij hulp bij het huishouden draagt veel bij totaal 33 67 beperking bij het huishouden matig 55 45 ernstig 31 69 verslechtering van de gezondheid geleidelijk 38 62 plotseling 27 73 langdurige psychische klacht a geen 35 65 wel 22 78 De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van multivariate modellen. Alleen significante kenmerken zijn getoond. Leeftijd, geslacht, huishoudenssamenstelling, opleidingsniveau, inkomen, vermoeidheid, verstandelijke beperking en psychosociaal probleem hingen niet samen met de mate van bijdrage van hulp bij het huishouden. 11

Tabel B6.3 De mate waarin een rolstoel of woonvoorziening bijdraagt aan de redzaamheid, naar achtergrondkenmerken, selectie van volwassen zelfstandig wonende Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten; n = 2243) a ondersteuning draagt enigszins bij totaal 38 62 leeftijd 0-54 jaar 34 66 55-74 jaar 34 (n.s.) 66 (n.s.) 75 jaar 41 59 inkomen gering 40 60 niet gering 37 63 beperking bij verplaatsingen in en om huis matig 50 50 ernstig 31 69 ondersteuning draagt veel bij a De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van multivariate modellen. Alleen significante kenmerken zijn getoond. Niet-significante deelverbanden zijn aangeduid met n.s.. Geslacht, huishoudenssamenstelling, opleidingsniveau, verslechtering van de gezondheid, vermoeidheid, verstandelijke beperking, langdurige psychische klacht en psychosociaal probleem hingen niet samen met de mate waarin rolstoel of woonvoorziening bijdraagt. Tabel B6.4 De mate waarin ondersteuning bij lokaal verplaatsen bijdraagt aan de redzaamheid, naar achtergrondkenmerken, selectie van volwassen zelfstandig wonende Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten; n = 2344) a ondersteuning draagt enigszins bij totaal 33 67 leeftijd 0-54 jaar (ref.) 28 72 55-74 jaar 30 (n.s.) 70 (n.s.) 75 jaar 36 64 ondersteuning draagt veel bij verstandelijke beperking geen 32 68 wel 46 54 beperking bij lokaal verplaatsen matig 47 53 ernstig 29 71 a De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van multivariate modellen. Alleen significante kenmerken zijn getoond. Niet-significante deelverbanden zijn aangeduid met n.s.. Geslacht, huishoudenssamenstelling, opleidingsniveau, verslechtering van de gezondheid, vermoeidheid, langdurige psychische klacht en psychosociaal probleem hingen niet samen met de mate waarin de ondersteuning bijdraagt. 12

Tabel B6.5 Aanvragers met wekelijks of vaker sociale contacten, naar soort contact en naar achtergrondkenmerken, 2012 (in procenten; n = 3572) a totaal b familie vrienden buren collegae c verenigingen totaal 96 85 63 67 17 26 geslacht man 82 59 vrouw 87 65 leeftijd 18-54 jaar (ref.) 69 56 55-74 jaar 64 66 (n.s.) 75 jaar 59 71 huishoudenssamenstelling met anderen 61 23 alleen 65 29 opleidingsniveau laag (ref.) 60 68 15 midden 64 (n.s.) 65 19 hoog 73 63 (n.s.) 22 inkomen gering (ref.) 93 20 niet gering 97 29 ernst van de lichamelijke beperking geen, licht (ref.) 73 40 39 matig 67 (n.s.) 19 31 (n.s.) ernstig 59 11 21 langdurige psychische klacht geen (ref.) 65 70 wel 53 50 verstandelijke beperking geen (ref.) 64 16 wel 46 28 psychosociaal probleem geen (ref.) 97 87 65 69 27 wel 90 72 48 51 18 a De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van multivariate modellen. Alleen significante kenmerken zijn getoond. Niet-significante deelverbanden zijn aangeduid met n.s.. b De collegae/studiegenoten zijn buiten beschouwing gelaten. c Collegae of studiegenoten (n = 1066 i.v.m. selectie 18-65 jaar) 13

Tabellen bij hoofdstuk 7 Tabel B7.1 Deelname aan diverse vormen van maatschappelijke participatie, selectie van volwassen Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten; n = 3897) min. 1x per week (wekelijks) min. 1x per maand (wel eens) minder dan 1x per maand (zelden) deelname aan vereniging (sport, zang, muziek, toneel, hobby) 25 5 5 65 bezoek godsdienstige bijeenkomst (kerk, synagoge, moskee, elders) 14 6 9 71 bezoek aan buurthuis, dorpshuis, dienstencentrum 10 4 5 80 nooit vrijwilligerswerk 8 2 2 87 uitgaan naar een restaurant, café 4 12 41 42 cursus (geen schriftelijke cursus) 2 1 1 95 dagtocht, bezoek attractie 1 4 37 58 culturele activiteiten 0 5 26 68 minimaal een van deze vormen 44 12 25 19 Tabel B7.2 Belemmeringen in participatie door beperkingen, naar activiteit en naar leeftijd, selectie van volwassen Wmoaanvragers, 2012 (in procenten; n = 3897) aanvragers die meer willen doen alle aanvragers % van hen belemmerd door % belemmerd door beperking beperking belemmering door beperking, ingedeeld naar leeftijd % wil vaker 18-54 jaar 55-74 jaar 75 jaar allen dagtocht 36 59 43 46 43 41 43 uitgaan naar restaurant, café 35 39 30 35 28 30 30 culturele activiteiten 31 53 38 44 38 36 38 deelname aan verenigingen 21 56 38 51 40 33 38 vrijwilligerswerk 16 73 44 51 45 42 45 kerkbezoek 14 66 22 21 21 24 22 bezoek aan buurthuis, dorpshuis 11 47 25 25 24 26 25 cursus (geen schriftelijke cursus) 11 50 24 38 24 19 24 minimaal een van deze vormen 68 76 69 74 71 65 69 participeert in minimaal een van de vormen 71 75 67 73 70 63 67 14

Tabel B7.3 Ervaren belemmeringen bij participeren naar achtergrondkenmerken, selectie van volwassen Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten; n = 4007) totaal 69 geslacht man 67 vrouw 69 leeftijd 18-54 jaar (ref.) 74 55-74 jaar 71 (n.s.) 75 jaar 65 huishoudenssamenstelling met anderen 65 alleen inkomen 72 (n.s.) gering 73 niet gering hoogte van eigen bijdrage geeft problemen 66 (n.s.) geen 68 wel weet niet ernst van de lichamelijke beperking 75 (n.s.) 71 (n.s.) geen, licht (ref.) 26 matig 54 ernstig 81 langdurige psychische klacht geen 66 wel 80 psychosociaal probleem geen 67 wel vermoeidheid 78 (n.s.) niet 56 vaak 78 verslechtering van de lichamelijke beperking geen 58 wel 81 a De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van multivariate modellen. Nietsignificante verbanden zijn aangeduid met n.s.. Tabel B7.4 Ervaren belemmeringen bij participatie, selectie van volwassen Wmo-aanvragers a die vaker willen participeren, 2008 (in procenten; n = 3933). Rectificatie van tabel 6.2, 2 e cijferkolom, uit De Klerk et al. 2009 b uitgaan naar restaurant, café 56 culturele activiteiten 64 deelname aan verenigingen 71 vrijwilligerswerk 79 kerkbezoek 76 bezoek aan buurthuis, dorpshuis 62 cursus (geen schriftelijke cursus) 53 dagtocht c. participeert in minimaal een van de activiteiten 72 a Deze selectie betreft ook instellingsbewoners. De andere tabellen in hoofdstuk 6 van De Klerk et al. 2009 zijn gebaseerd op zelfstandig wonenden. b Per abuis was in 2008 geen selectie gemaakt van degenen die vaker wilden participeren. c In 2008 was niet naar de activiteit dagtocht gevraagd. Bron: SCP (WMO-V 08) 15

Tabellen bij hoofdstuk 8 Tabel B8.1 Kenmerken van de relatie en de geboden hulp van mantelzorgers van Wmo-aanvragers die minimaal vier uur per week en minimaal drie maanden hulp geven, volgens die Wmo-aanvragers, 2012 (in procenten) a alle mantelzorgers (n = 1370) toestemming vervolgonderzoek (n = 1107) meegedaan aan vervolgonderzoek (n = 915) afstand tussen mantelzorger en hulpbehoevende woont in hetzelfde huis 64 64 65 woont in dezelfde buurt 10 11 9 woont in dezelfde gemeente 14 14 14 woont elders 11 12 11 relatie van mantelzorger tot hulpbehoevende partner 51 52 55 kind/stiefkind/pleegkind 28 29 27 ouder 10 10 10 overig (andere familie, vriend, buur) 10 9 8 type hulp dat de mantelzorger verleent hulp bij het huishouden 81 82 82 persoonlijke verzorging 43 45 45 verpleegkundige verzorging 29 31 31 administratieve hulp, aanvragen en regelen 63 67 69 van voorzieningen vervoer en begeleiding bij bezoeken 76 80 81 gezelschap, troost, afleiding 90 92 92 regelen van alle zorg 55 57 59 anders 4 4 4 aantal uren verleende zorg per week 4-8 uur 28 27 26 b 9-23 uur 38 38 39 b 24 uur 34 35 36 b aandeel van alle mantelzorgers 81 83 a De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. b Deze cijfers wijken iets af van tabel 8.1, doordat hier ook gegevens zijn meegenomen van 42 mantelzorgers die zelf aangeven dat ze minder dan vier uur of drie maanden helpen. Tabel B8.2 Achtergrondkenmerken van mantelzorgers van Wmo-aanvragers die minimaal vier uur per week en minimaal drie maanden helpen, naar al of niet huisgenoot zijn, 2012 (in procenten; n = 854) a niethuisgenoot (n = 281) huisgenoot (n = 592) totaal (n = 854) huishoudenssamenstelling alleen 28 0 10 paar zonder kind 45 76 66 paar met kind 19 13 15 eenoudergezin 8 8 8 overig 0 3 2 opleidingsniveau a laag (lo, lbo) 29 49 42 midden (mavo, havo, mbo) 50 34 39 hoog (hbo, wo) 20 18 19 a De percentages zijn gebaseerd op kruistabellen. Significanties zijn getoetst op basis van Chi 2 kruistabellen (p < 0,05). Alle getoonde kenmerken zijn significant. b Per abuis is in tabel 7.2 van het Wmo-aanvragersrapport uit de eerste Wmo-evaluatie (De Klerk et al. 2009) het opleidingsniveau van de aanvragers in plaats van dat van de mantelzorgers vermeld. Het opleidingsniveau van de mantelzorgers in 2008 en 2012 is vergelijkbaar. Bron: SCP (WMO-m 12) 16

Bijlage C Data en methode 1 Steekproef De populatie van dit onderzoek bestaat uit aanvragers van individuele Wmo-voorzieningen in 2011. Omdat er geen landelijke registratie van Wmo-aanvragers bestaat hebben we eerst gemeenten benaderd met de vraag of wij in hun gemeente Wmo-aanvragers mochten interviewen (getrapte steekproef). Hieraan voorafgaand hebben we gemeente ingedeeld in zes strata op basis van grootte (wel of niet behorend tot de grote gemeenten, de G32) en mate van gekanteld werken (zeer, matig/gedeeltelijk of nauwelijks). De mate van gekanteld werken is afgeleid uit de antwoorden die gemeenten gaven op vragen in de enquête gemeentelijk beleid over 2010 2, afgenomen in het kader van de Tweede Wmo-evaluatie. Van de 418 gemeenten die Nederland in 2010 telde, namen er 330 deel aan deze enquête en 307 enquêtes waren voldoende ingevuld om de mate van gekanteld werken vast te stellen. Deze 307 gemeenten vormden het steekproefkader voor dit onderzoek. 3 Voor de mate van gekanteld werken is een indeling in drie categorieën ontwikkeld: zeer, matig of gedeeltelijk, en nauwelijks. 4 De mate van gekanteld werken is afgeleid uit de antwoorden van gemeenten op zeven enquêtevragen die geselecteerd zijn op inhoudelijke of theoretische relevantie (ze gaan over de kern van de Wmo voor mensen met een beperking) en interne betrouwbaarheid. 5 De antwoorden zijn vervolgens gehercodeerd 6 voor vergelijkbaarheid, opgeteld en ingedeeld in drie groepen. 7 Om voldoende zicht te hebben op grote gemeenten (G32) en op gemeenten die zeer of nauwelijks gekanteld werken, zijn gemeenten in deze strata oversampled. In tabel C1 is te zien hoeveel gemeenten benaderd zijn en hoeveel er deelnamen. Tabel C1 Responsoverzicht op gemeenteniveau, naar stratum stratum doel benaderd deelgenomen 1 G32 zeer gekanteld 7 10 7 2 G32 matig gekanteld 6 12 5 3 G32 nauwelijks gekanteld 7 9 3 4 niet-g32 zeer gekanteld 20 40 20 5 niet-g32 matig gekanteld 20 87 22 6 niet-g32 nauwelijks gekanteld 20 58 16 totaal 80 217 73 Deelnemende gemeenten hebben geanonimiseerde lijsten aangeleverd van alle Wmo-aanvragers in 2011, zowel van nieuwe als van bestaande Wmo-cliënten. Alleen personen met een periodieke herindicatie vielen hierbuiten, d.w.z. bestaande Wmo-cliënten die benaderd waren door de gemeente (of een uitvoerende instelling) om te beoordelen of hun voorziening aangepast moest worden. Van de aanvragers waren een aantal kenmerken weergegeven, te weten leeftijd, geslacht, aangevraagde voorziening en besluit. Deze kenmerken zijn gebruikt om de omvang van de populatie in 2011 te schatten en om een weegfactor voor de data aan te maken (zie 3). Het doel was om per gemeente ongeveer 50 aanvragers te interviewen. Daartoe stelde iedere gemeente een brutosteekproef van 100 adressen van Wmo-aanvragers in de periode september-november 2011 8 beschikbaar. Omdat er minder gemeenten deelnamen dan verwacht (73 i.p.v. 80) en omdat de nagestreefde verdeling van gemeenten over de strata niet gerealiseerd kon worden, is in sommige gemeenten een kleiner aantal respondenten geworven en in andere een groter aantal, om toch een goede verdeling van respondenten over de strata te verkrijgen. Het aantal respondenten per gemeente liep uiteen van 28 tot 79. 2 Veldwerk In de periode april-juli 2012 zijn 5610 Wmo-aanvragers uitgenodigd voor het onderzoek. Het onderzoek en het verzoek tot deelname waren eerst aangekondigd in een brief. Aanvragers kregen de gelegenheid om zich af te melden voor deelname; 752 uitgenodigden deden dit (13%, zie 17

tabel C2). In de meeste gevallen had de gemeente deze brief verstuurd (namens het SCP) en in enkele gevallen het SCP zelf (wanneer de gemeente dat liever had). Uiteindelijk zijn bij 4041 Wmo-aanvragers persoonlijk interviews afgenomen. Deze interviews vonden plaats bij de aanvrager thuis, op een dag en tijdstip die zij van tevoren met de interviewer hadden afgesproken. In tabel C2 is te zien hoeveel respondenten zijn uitgenodigd voor deelname en hoeveel er daadwerkelijk deelnamen (het verschil hiertussen is de non-respons). Tabel C2 Responsoverzicht op persoonsniveau (in aantallen en procenten) aantal % brutosteekproef 7252 niet gebruikt 1642 benaderbare steekproef 5610 100 deelname geweigerd 752 13 non-respons door andere oorzaak 817 15 geslaagde interviews 4041 72 De interviews duurden gemiddeld 52 minuten en zijn afgenomen door ervaren interviewers van GfK Panelservices die vooraf getraind waren. Het gesprek ging onder andere over de aanvraagprocedure. Hiervoor moesten mensen dus ongeveer een half jaar terug in hun herinnering. Bij vragen naar het verleden kan mogelijk recall bias optreden. Maar die is beperkter naarmate het over concretere zaken gaat en dat was hier het geval, dus we verwachten niet dat problemen met herinneringen de resultaten hebben vertekend. Na afloop van ieder gesprek gaven interviewers aan of zij dachten dat de respondent de vragen goed begrepen had. Bij 34 respondenten hadden de interviewers hier ernstige twijfels over. Deze interviews zijn niet gebruikt, waardoor het aantal bruikbare interviews 4007 bedraagt. Op dit aantal zijn de analyses in dit rapport gebaseerd. Meer informatie over de opzet en het verloop van het veldwerk is te vinden in de onderzoeksverantwoording (GfK 2012a). Proxi s Sommige aanvragers waren niet in staat om het gesprek met de interviewer zelfstandig te voeren (zoals kinderen of mensen met verstandelijke beperkingen). Iemand anders die hen goed kende (zoals een ouder of mantelzorger) kon het interview dan namens hen doen (een proxi). Deze personen zijn met klem verzocht om steeds namens de aanvrager te antwoorden, bijvoorbeeld bij vragen over de gezondheid. Sommige sterk persoonlijke vragen mochten zij overslaan. Nameting In het najaar van 2012 is nogmaals een vragenlijst afgenomen onder aanvragers aan wie ten minste een voorziening (gedeeltelijk) was toegekend (GfK 2012b). In deze nameting is gevraagd naar het gebruik van de Wmo-ondersteuning en in hoeverre die hielp bij de redzaamheid, de sociale contacten en de maatschappelijke participatie. Hierdoor is aanvullend inzicht verkregen in het doelbereik van de Wmo onder aanvragers die de ondersteuning een tijdje in gebruik hebben. Van de 3566 aanvragers die in aanmerking kwamen voor de nameting gaf 80% (n = 2841) toestemming om herbenaderd te worden voor de nameting. Van hen nam 80% (n = 2265) ook werkelijk deel, dat is 64% van degenen die in aanmerking kwamen (responstype: 59% papier, 23% internet, 18% telefonisch). Deze groep vormde een redelijke afspiegeling van de hele steekproef. Alleen ouderen, mensen met niet geringe inkomens en mensen met matige en ernstige beperkingen namen significant vaker deel aan de nameting. Er is een aparte weegfactor toegepast om hiervoor te corrigeren. In de maanden tussen de hoofd- en nameting kan de gezondheidstoestand van aanvragers veranderd zijn, waardoor de scores niet goed vergelijkbaar zijn tussen de twee meetmomenten. Daarom zijn alleen de gegevens gebruikt van mensen van wie (naar eigen zeggen) de gezondheid stabiel was gebleven. Hiermee bedroeg het totaal aantal bruikbare cases 1193. In methodisch opzicht zijn er enkele verschillen die mogelijk invloed hebben op de vergelijkbaarheid van de scores in de hoofd- en nameting. Zo verschilde de methode van ondervraging (in de hoofdmeting een persoonlijk interview, in de nameting internet, papier of telefoon) en de plaats in de vragenlijst van de vragen over redzaamheid en participatie (in de hoofdmeting na een vragenblok over de ontvangen ondersteuning en in de nameting na enkele 18

vragen over de persoonlijke situatie). Ook is er mogelijk sprake van seizoensinvloed (de hoofdmeting is afgenomen in de lente en de nameting in de herfst). Hoe en hoe sterk deze verschillen doorwerken in de antwoorden is niet precies vast te stellen, maar in het algemeen moeten de uitkomsten van de nameting met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. 3 Representativiteit Berekening aantal nieuwe Wmo-aanvragers in Nederland, 2011 Van de aanvragers uit bijna alle deelnemende gemeenten zijn gegevens over leeftijd, geslacht en aangevraagde voorziening aangeleverd. Op deze manier is van 69 (van de 73) gemeenten het totaal aantal aanvragers inclusief hun kenmerken in 2011 bekend. Om de gegevens van deze gemeenten om te rekenen naar nationale totalen zijn in CBS StatLine relevante kenmerken geselecteerd die voor alle gemeenten bekend zijn (aantal inwoners, geslachtsspecifieke leeftijdsopbouw, aandeel eenpersoonshuishoudens, stedelijkheid en provincie). Vervolgens is een model ontwikkeld met deze kenmerken als voorspellers. De coëfficiënten van dat model zijn gebruikt om het aantal Wmo-aanvragers te imputeren voor de overige gemeenten. Op basis hiervan is een nationaal totaal berekend. Het (geschatte) totale aantal nieuwe Wmo-aanvragers in 2011 is bijna 390.000 (met een onzekerheidsmarge van +/- 50.000). Bij de eerste Wmo-evaluatie in 2008 is eveneens een schatting gemaakt van het aantal Wmoaanvragers en die bedroeg 496.000 (Tuynman 2010). Wellicht dat gemeenten destijds te maken hadden met een hoog aantal aanvragen omdat de Wmo toen net in werking was getreden en er een achterstallige vraag naar ondersteuning bij gemeenten binnenkwam. Een recentere schatting (SGBO 2012) komt uit op 473.000, maar dit aantal betreft aanvragen, niet aanvragers; het aantal aanvragers ligt waarschijnlijk lager (omdat mensen immers meerdere aanvragen in een jaar kunnen doen). Uit dezelfde bron blijkt dat het aantal aanvragen is gedaald over de tijd (582.000 in 2009; 544.000 in 2010) (SGBO 2012). Wellicht dat, doordat meer gemeenten gekanteld zijn gaan werken, minder aanmeldingen bij de Wmo tot een aanvraag leiden. Mogelijk loopt het aantal mensen dat zich meldt bij de Wmo-loket ook terug, omdat men zelf inschat minder kans te maken op ondersteuning, bijvoorbeeld doordat men in de media verneemt dat eigen bijdragen hoger worden of toekenningscriteria strenger. Weging Om te kunnen beoordelen of de deelnemende gemeenten een goede afspiegeling vormen van alle Nederlandse gemeenten, is de representativiteit bekeken wat betreft landelijke spreiding (provincies), stedelijkheid en enkele kenmerken van de bevolking, namelijk inwonertal, geslachtsspecifieke leeftijdsopbouw en aandeel eenpersoonshuishoudens. De afwijking van de deelnemende gemeenten ten opzichte van het gemiddelde is uitgedrukt in een weegfactor op gemeenteniveau. Ook is per steekproefgemeente nagegaan hoe representatief de uitgenodigde en deelnemende respondenten waren voor alle aanvragers uit die gemeente, wat betreft leeftijd en geslacht. Met een weegfactor op persoonsniveau is gecorrigeerd voor verschillen tussen respondenten, steekproefpersonen en alle aanvragers per steekproefgemeente. Deze twee weegfactoren zijn samengevoegd tot een totale weegfactor, die maakt dat de gewogen uitkomsten in dit rapport representatief zijn voor alle Wmo-aanvragers in Nederland. Voor de meeste respondenten was het verschil met de totale populatie klein (de weegfactor voor de middelste 50% ligt tussen 0,39 en 1,26 en de extremen bedragen 0,06 en 9,8; dergelijke waarden zijn niet ongebruikelijk wanneer de steekproef gestratificeerd is). Representativiteit in aangevraagde voorziening en uitkomst Het zou kunnen zijn dat de respondenten in dit onderzoek geen goede afspiegeling vormen van alle aanvragers wat betreft de uitkomst van hun aanvraag. Zo is het denkbaar dat mensen die een afwijzing kregen vaak niet meedoen omdat ze niet aan de afwijzing herinnerd willen worden. Of dat ze juist vaker meedoen omdat ze dan hun verhaal nog eens kwijt kunnen. Alhoewel we de uitkomst van de aanvraag niet konden meenemen in de weegfactor (deze informatie is immers niet voor alle aanvragers bekend), kunnen we wel de respondenten vergelijken met alle aanvragers uit de steekproefgemeenten. Die hadden immers registratiebestanden aangeleverd waarin ook de aangevraagde voorziening en de uitkomst opgenomen waren. Tabel C3 toont de uitkomst van alle ruim 100.000 aanvragen waarvan die bekend was; tabel C4 vermeldt om welk type ondersteuning het ging. 19

Tabel C3 Uitkomst van de aanvraag a, Wmo-aanvragersregistratiebestand, 2011 (in procenten; n = 106.902) a toekenning 66 afwijzing 7 intrekking 6 in behandeling 3 afgehandeld 17 buiten behandeling 1 beëindigd 1 anders 3 onbekend / onduidelijk 5 a De percentages tellen op tot meer dan 100 omdat mensen meerdere voorzieningen konden aanvragen. Tabel C4 Type aangevraagde ondersteuning, Wmo-aanvragersregistratiebestand, 2011 (in procenten; n = 106.902) a hulp bij het huishouden 41 rolstoel 13 vervoer beltaxi, Wmo-taxi 19 ander vervoermiddel 9 vervoersvoorziening, type onbekend 11 ervoerskostenvergoeding 3 wonen losse woonvoorziening 3 vaste woningaanpassing 9 verhuiskostenvergoeding 2 woonvoorziening, type onbekend 9 ondersteuning bij het ontmoeten van mensen < 1 gehandicaptenparkeerkaart of -plaats 3 iets anders 9 a De percentages tellen op tot meer dan 100 omdat mensen meerdere voorzieningen konden aanvragen. 4 Methode De meeste analyses in dit rapport zijn beschrijvend van aard. Zij hebben de vorm van frequentietabellen (univariaat) of kruistabellen (bivariaat) met percentages. Wanneer we wilden kijken of percentages op een bepaalde variabele tussen groepen verschilden, is dit getoetst door middel van multivariate regressie (logistische regressie voor dichotome variabelen, multinomiale regressie voor nominale variabelen, ordinale logistische regressie voor ordinale variabelen en lineaire OLS-regressie voor continue variabelen). Voor toetsing is steeds een betrouwbaarheidsinterval van 95% gehanteerd, dat wil zeggen α = 0,05. In de tekst beschrijven we alleen significante verschillen van enige omvang (tenminste vijf procentpunt verschil). De groepen waartussen we verschillen toetsten, behoorden tot een standaardset die steeds voor toetsende analyses is gebruikt, bestaande uit leeftijd, geslacht, huishoudenssamenstelling, woonvorm, inkomen, opleidingsniveau, type beperking en ernst van de lichamelijke beperking. Soms zijn daar nog andere kenmerken aan toegevoegd die in specifieke gevallen relevant waren, te weten vermoeidheid, verslechtering of wisselvalligheid van de gezondheid en competenties (mastery en self-efficacy). Zie paragraaf 5 voor een beschrijving van de meting van ieder van deze variabelen. Sommige analyses zijn uitgevoerd op een selectie van respondenten (bijv. alleen volwassen aanvragers). Deze selecties zijn omschreven in de tabeltitel, met vermelding van het aantal respondenten (n). De percentages in tabellen zijn berekend op basis van die n. Soms worden uitkomsten van selecties daarnaast uitgedrukt als percentage van alle aanvragers (in aparte tabelkolommen of in de tekst), om een indruk te geven van om hoeveel mensen het nu in totaal gaat. De data zijn, zoals gezegd, verzameld in 73 gemeenten. Aanvragers in dezelfde gemeente zijn onderhevig aan hetzelfde Wmo-beleid en andere gemeentekenmerken. Daarom zullen hun antwoorden mogelijk meer op elkaar lijken dan op antwoorden van aanvragers uit andere gemeenten. In alle analyses is statistisch rekening gehouden met deze geclusterde structuur van de data (multilevelcorrectie). 20

5 Variabelen In het onderzoek worden uitkomsten steeds afgezet tegen kenmerken van personen. Hiervoor is een standaardset van kenmerken gebruikt. Leeftijd In jaren, op het moment van het interview, in drie klassen: 0-54 jaar (in de tekst vaak jongere aanvragers genoemd); 55-74 jaar; 75 jaar of ouder. Geslacht Man of vrouw (dit werd door de enquêteur zelf ingevuld, tenzij de respondent een proxi was; dan vroeg de enquêteur wat het geslacht van de aanvrager was). Huishoudenssamenstelling Alleen- of samenwonend. Samenwonend kan zijn met een partner en/of kinderen, maar ook met andere familieleden of met niet-verwante huisgenoten, bijvoorbeeld in een instelling of begeleid-wonen-huis (zie ook tabel B2.1 in bijlage B). Woonvorm Zelfstandige woning, wonen-met-zorg of instelling. Inkomen Besteedbaar huishoudensinkomen (gevraagd als: Zou u kunnen zeggen wat uw nettogezinsinkomen per maand is? ). Het eventuele inkomen van een partner moest men ook meerekenen; inkomen van of kinderbijslag voor eventuele kinderen niet. Inkomensklassen werden getoond op een toonkaart. Iedere klasse had een willekeurige letter, zodat de respondent alleen een letter hoefde te noemen en niet het bedrag. De klassen waren: minder dan 1000 euro; tussen de 1000 en 1500 euro; tussen de 1500 en 2000 euro; tussen de 2000 en 3000 euro; meer dan 3000 euro. Opleidingsniveau Laag (geen onderwijs, basisonderwijs, of lbo); midden (mavo, havo/vwo of mbo); hoog (hbo of wo). Bij ieder niveau werden ook onderwijsvormen uit de tijd van oudere aanvragers genoemd, zoals mulo, hbs, huishoudschool of middenstandsdiploma. Type beperking Lichamelijke beperking (ernstige gezichtsbeperking, ernstige gehoorbeperking of motorische beperking); langdurige psychische klacht (zoals depressie of angst); psychosociaal probleem (zoals eenzaamheid); verstandelijke beperking. Ernst van de lichamelijke beperking Soms vinden mensen van zichzelf dat zij geen beperkingen hebben, maar hebben zij in de praktijk toch (veel) moeite met bepaalde dagelijkse handelingen. Daarom hebben we mensen ook gevraagd of ze een aantal algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl) zonder moeite, met moeite of alleen met hulp van anderen konden doen (zonder gebruik van hulpmiddelen). Het ging in totaal om vijftien handelingen die te maken hebben met langdurig zitten en staan, mobiliteit (zoals traplopen, het openbaar vervoer gebruiken), zichzelf verzorgen (zoals aan- en uitkleden, gebruik maken van het toilet) en huishoudelijke bezigheden (zoals boodschappen doen, bed verschonen, ramen zemen). Als mensen met een of enkele van zulke activiteiten 21

(veel) moeite hebben zijn zij geclassificeerd als licht beperkt ; vaak ging het dan om zware huishoudelijke klussen zoals ramen zemen. Als mensen met vijf of meer activiteiten moeite hadden zaten daar ook vaak problemen met mobiliteit (meestal traplopen) bij en werden mensen geclassificeerd als matig beperkt. Mensen die minstens een van de activiteiten helemaal niet zelf konden doen werden geclassificeerd als ernstig beperkt (De Klerk et al. 2006). Vermoeidheid Gevraagd als: Heeft u last van vermoeidheid? (ja, vaak / ja, soms / nee). Deze vraag is gehercodeerd tot een dichotome variabele met de categorieën ja, vaak en ja, soms / nee. Verslechtering of wisselvalligheid van de gezondheid Gevraagd als: Verandert uw lichamelijke gezondheid de laatste tijd? (ja, die verslechtert / ja, die verbetert / ja, die wisselt / nee, die is stabiel). Deze vraag is gehercodeerd tot twee dichtome variabelen: een met ja, die verslechtert in de ene categorie en de rest in de andere; en een met ja, die wisselt in de ene categorie en de rest in de andere. Competenties Mastery: het gevoel van de mate waarin een persoon controle heeft over zijn leven en de gebeurtenissen in zijn leven. Dit gevoel van controle wordt gezien als een psychosociale hulpbron waarmee men om kan gaan met stressvolle levensgebeurtenissen of situaties (zoals om hulp vragen of omgaan met een beperking). Een groter gevoel van controle verlaagt gevoelens van stress en verhoogt het welbevinden (Jonker et al. 2009). Deze competentie is gemeten met de gevalideerde verkorte versie van de PearlinMasteryScale (Pearlin en Schooler 1978), waarbij men kon antwoorden op een vijfpuntsschaal, lopend van zeer mee oneens tot zeer mee eens. De items waren: Ik heb weinig controle over de dingen die me overkomen. Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen. Er is weinig dat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen. Ik voel me vaak hulpeloos bij het omgaan met de problemen van het leven. Soms voel ik dat ik een speelbal van het leven ben. Self-efficacy: de sterkte van het geloof van een persoon in zijn eigen vermogen om bepaalde activiteiten te ondernemen en uit te voeren die nodig zijn om een bepaald resultaat te behalen. Dit geloof beïnvloedt het type activiteiten dat mensen besluiten te gaan ondernemen (initiative), de hoeveelheid moeite die zij doen om iets voor elkaar te krijgen (effort), en hun vasthoudendheid bij tegenslag (persistence) (Sherer et al. 1982). Voor dit onderzoek is vooral dat eerste aspect gemeten (het type activiteiten dat men besluit te gaan ondernemen: initiative). Hiervoor zijn drie items van de schaal voor self-efficacy opgenomen in de vragenlijst, waarbij men kon antwoorden op een vijfpuntsschaal, lopend van zeer mee oneens tot zeer mee eens. De items waren: Wanneer ik de indruk heb dat iets ingewikkeld is, begin ik er niet aan. Wanneer ik aan iets nieuws begin, moet ik snel het idee hebben dat ik op de goede weg ben, anders houd ik ermee op. Ik begin niet aan het leren van nieuwe dingen wanneer ze mij te moeilijk lijken. De competentievariabelen zijn vooral gebruikt in de analyses over redzaamheid, sociale contacten en participatie (hoofdstukken 6 en 7), omdat we veronderstellen dat deze uitkomsten (meer dan de overige uitkomsten in dit rapport) samenhangen met persoonlijkheidskenmerken. Open antwoorden Sommige vragen hadden de antwoordcategorie anders, namelijk, die mensen konden gebruiken om een antwoord te geven dat niet paste in een van de voorgeprogrammeerde categorieën. Door de onderzoekers zijn deze open antwoorden gehercodeerd als erg veel open antwoorden toch bij een voorgeprogrammeerd antwoord pasten of als er zo veel dezelfde open antwoorden waren dat die een zelfstandige categorie vormden. Verder zijn de open antwoorden gebruikt om een staalkaart te tonen van andere antwoorden die werden gegeven. 6 Vergelijking over de tijd In 2008, ongeveer een jaar na de invoering van de Wmo, is een soortgelijk onderzoek uitgevoerd onder aanvragers van individuele Wmo-voorzieningen (De Klerk et al. 2009). Dit onderzoek was gelijk van opzet 22

(getrapte, gestratificeerde steekproef; dataverzameling middels face-to-face-interviews; ruim 4000 respondenten). Daarom zijn de resultaten in principe vergelijkbaar. Alleen waren de vragen niet altijd hetzelfde geformuleerd, of was de plaats in de vragenlijst gewijzigd. Waar mogelijk zijn de uitkomsten tussen 2008 en 2012 vergeleken en zijn verschillen (of het ontbreken daarvan) gerapporteerd in de tekst. Verschillen zijn getoetst door middel van chi-kwadraattoetsen. Als er niets in de tekst staat over een vergelijking met 2008, dan komt dat doordat vergelijking niet mogelijk was. De gemeentesteekproeven in 2008 en 2012 zijn onafhankelijk van elkaar getrokken. Van de 73 gemeenten die in 2012 deelnamen deden er 20 ook in 2008 mee (dit berust op toeval). Per gemeente zijn de respondenten aselect getrokken. De respondenten in 2012 zijn dus andere dan in 2008 (met uitzondering van mogelijke toevalstreffers in de 20 gemeenten die in beide jaren deelnamen). 7 Methodologische verantwoording mantelzorgonderzoek Van de aanvragers met mantelzorg heeft 60% deze mantelzorg minimaal vier uur per week gedurende minimaal drie maanden, 36% heeft minder dan vier uur per week en langer dan drie maanden hulp en 4% heeft korter dan drie maanden hulp. Bij het vorige Wmo-mantelzorgonderzoek uit 2008 (De Klerk et al. 2009) gaf weliswaar een iets groter aandeel aanvragers aan dat zij mantelzorg hadden (61%), maar iets minder vaak met de intensiteit van minimaal vier uur per week gedurende minimaal drie maanden (58%). Het aandeel aanvragers dat minimaal drie maanden minimaal vier uur per week hulp kreeg was vergelijkbaar (35% van alle aanvragers). Destijds gaf 85% van de aanvragers toestemming om de mantelzorger te benaderen en werkte uiteindelijk 75% van de (langdurig en intensieve) mantelzorgers daadwerkelijk mee aan het mantelzorgonderzoek. Van de aanvragers met langdurige en intensieve hulp in de onderhavige studie gaf 81% toestemming om de mantelzorger te benaderen en verstrekte de adresgegevens. Van de mantelzorgers van wie een adres bekend was, heeft 82% (915 mensen) meegedaan aan het zogenoemde mantelzorgonderzoek. Dezelfde procedure werd gevolgd bij mensen die of korter dan drie maanden of minder dan vier uur per week hielpen. Hier was zowel het aandeel aanvragers dat toestemming gaf veel geringer (23%) als het aandeel mantelzorgers dat meedeed (20%). Blijkbaar voelen mensen zich minder aangesproken door het onderwerp. Deze groep blijft verder buiten beschouwing in dit rapport. Voor de definitieve analyses in de hoofdstukken 8 en 9 zijn de gegevens van 42 mantelzorgers die zelf aangeven minder dan vier uur of korter dan drie maanden hulp te geven buiten beschouwing gelaten, zodat de analyses dan steeds betrekking hebben op 873 respondenten. 23