ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Vergelijkbare documenten
Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL LES 2: VRIJE TIJD LES 3: THUIS LES 4: NEDERLAND LES 5: TOEKOMST 126

Melkweg. Hoe gaat het? Lezen Alfa A. De dokter

Melkweg. Hier is de bon. Lezen Alfa A. Naar de winkel

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Melkweg. Wat doe jij? Lezen Alfa A. Werk

Melkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool

begrijpend lezen werkboek

Melkweg. De deur op slot. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Veilig wonen

Melkweg. Wat eet u? Lezen Alfa A. Gezond eten

z ó leuk is lezen! taart van juf jet Anneke Scholtens en Pauline Oud Zwijsen

LES 1: NAAR SCHOOL 8 1 Naar Amsterdam 8 2 Het elfje 12 3 Telefoon op school 16 4 Pesten 21 Extra 26

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

2. Auditieve Sinthese: A: Lettergrepen samenvoegen tot een woord. B: Letters samenvoegen tot een woord.

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Melkweg. Waar woon je? Lezen Alfa A. Het huis

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 1 groep 3. Thema 1 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis

Melkweg. Lijn 5. Lezen Alfa A. Reizen

Auditieve taaloefeningen bij het onderwerp: 1. Auditieve Analyse: A: Eén en twee lettergrepen nazeggen. B: Drie of meer lettergrepen nazeggen.

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Melkweg. Een ander huis. Lezen Alfa A. Verhuizen

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Van. horen zeggen. Teksten van de oefeningen

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Uitleg racelezen. Veel succes en plezier met oefenen!

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

Hiphop in de modder. naar buiten!

Inleiding Waarom vind jij bewegen belangrijk?

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Thema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein

Praat-plaat. eten. aad/thema/eten werkblad 1

Melkweg. Een dagje ouder. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Ouder worden

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 7 Delen maakt blij. H. Theobaldusparochie, Overloon

Elke dag een kans. Zo maak je het leven van anderen en jezelf dag voor dag gelukkiger

Melkweg. Wat eet u vandaag? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezond eten

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Melkweg. Help je mee? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Vrijwilligerswerk

40 dagen sparen voor ons goede doel

Hoe gaat het in groep 1/2 b

ij / ei/ sch 9 De geit is grijs Kijk en schrijf de... A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X IJ Z

Voorbereiding Heilig Avondmaal

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Melkweg. Van kop tot teen. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: Het lichaam

bruin bruin de kuil de ui de uil de muis het huis de tuin de fluit het fruit de huid a/aa, e/ee, o/oo, u/uu, i/ ie, ij/ei, oe, ui, eu, au/ou

zelfstandig naamwoord

Leesboekje eten en drinken

Schoolreis met zwaailicht

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

Melkweg. Naar de speelzaal. Lezen van Alfa B naar Alfa C. Taal en ouders: Peuters. Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann

reeks 1 leesboek 1 Leesteksten bij Leesboekje 7/43-1 1

Nieuwsbrief groep 3 oktober 2016

instapkaarten taal verkennen

Melkweg. Iedereen fit! Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: Sporten en bewegen

Nieuwsbrief groepen 3 week: 4

LILLIE LOLLIE IN DE SNOEPJES TOVERTUIN Geschreven en geïllustreerd door PetraLouise Muris.

- je kan me wat - module 1. docere delectare movere. tekeningen -

Je bent nu al bijna vier jaar en dan mag je naar school. Eerst mag je een paar ochtenden komen kijken.

Gezond thema: DE HUISARTS

DONDERDAG. Vijver. Mop van de dag NIEUWJAARSDAG JANUARI.

Nieuwsbrief groep 3 oktober 2017

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Wat zie je er leuk uit!

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Joopie op het strand.

Melkweg. Een volle tas. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Boodschappen

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Voorjaarsboekje Voorjaarsboekje

Melkweg. Naar de dokter. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: De huisarts

Nieuwsbrief oktober 2014

joep is op jet Nicolle van den Hurk Zwijsen

Zwart = tekst van verhaal Rood = de vragen die de voorlezer tussendoor stelt Blauw = de antwoorden die de kinderen kunnen geven

De Weier Vissedijk 35c 7602 CP Almelo

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag

6 Past je werk bij je privéleven? In deze prestatie ga je laten zien dat stage en privéleven best samen kunnen gaan.

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Bij de tijd Groep 6 thema 5, les 1 Gelijke rechten Werkblad 1. boos = geel arm = rood mis-lukt = blauw

Thema Op zoek naar werk

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Handleiding basiswoordenschat.

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

René op vakantie mei 2013 P U T T E N

Wist je dat? Week

REGELS. Wat hoort bij elkaar?

Ik schrijf op wat ik hoor.

De kinderen van Ayse spelen nu wel lekker buiten!

Transcriptie:

STER IN LEZEN ALFA A

LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet? Ik ben ziek. Wanneer kom je weer? Ik mis jou! 2

LES 1: NAAR SCHOOL 2 Plus en min 1 a 2 a 3 b b B Rada gaat naar huis. C 9 2 = 2 + 4 = 8 + 1 = 9 12 3 = 9 3

LES 1: NAAR SCHOOL 3 Wat moet en wat is goed? Doe je pet af. Doe je mobiel uit. Kom op tijd. Je mag niet eten in de klas. Werk samen. Ruim op. a B Je ziet keer oe. C 1 a 2 a 3 b 4

LES 1: NAAR SCHOOL 4 De bel 1 a 2 a 3 b 4 a b B Je ziet keer bel. C taal thee les wel thuis lokaal mee zes bel huis

LES 1: NAAR SCHOOL Woorden 1 1 Hoe 2 goed 3 Waarom 4 maandag ook 2 1 plus 2 min 3 heeft 4 geef 3 1 De pet moet af. 2 De mobiel moet uit. 3 Ik kom op tijd. 4 Ik werk hard. Ik ruim op. 4 1 loop 2 hoor 3 bus 4 op tijd moe

LES 1: NAAR SCHOOL 1 het boek 2 de thee 3 de pet 4 maandag 1 + 1= 2 de bus de som het bed de jas de pen de pet het boek de klas goed plus niet op tijd fout min wel te laat 8 1 Hoi 2 kom 3 ziek 4 Wanneer mis

LES 1: NAAR SCHOOL 9 de pen de peer de thee de kaas ja nee 10 1 1 d a g 2 m o e 3 s n e l 4 b e d b e l w e e r w o o r d 8 k l a s 9 z e g 11 1 Ik heb geen tijd. 2 Ik moet naar huis. 3 Ik leer een woord. 4 Ik drink vaak thee. 12 Mo gaat naar huis. Rada gaat naar de les. 8

LES 1: NAAR SCHOOL 13 a s w a a r o m k l s a m e n t c a l d i n s m o b i e l g t h c k l a s n e w a n n e e r o k z i n b b t l e r a k h v w o o r d j l 9

LES 2: VRIJE TIJD 1 Naar de film 1 a 2 a 3 a 4 b a B d p v w de top veel waar dan vet wil geld vier weet daar wint C Waar ben je? Wil je naar de film? Hij wint geld. Waar gaat het over? Vet. Ik ga mee. Dit is een vraag. 10

LES 2: VRIJE TIJD 2 Rada wil fit zijn 1 a 2 a 3 a 4 b a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZATERDAG ZONDAG C Het is vijf uur. Het is tien uur. Het is een uur. 11

LES 2: VRIJE TIJD 3 Vrije tijd 1 a 2 b 3 a 4 a b B zes woorden () vier woorden (4) drie woorden (3) vier woorden (4) C ei ij ie i reist tijd die in vrij 10 (tien) 20 (twintig) kijkt Mobiel fit zijn vriend winkel wilt 12

LES 2: VRIJE TIJD 4 Ik ben vrij 1 a 2 a 3 a 4 b b B Je ziet keer hoek. C Woorden met ij: vrij blij ijs fijn mijn 13

LES 2: VRIJE TIJD Woorden 1 1 jongen 2 wint 3 rijk 4 zaal 2 1 fiets-les 2 voetbal 3 dans 4 fit 3 1 eet 2 reist 3 werkt 4 vriend winkel ligt 4 1 want 2 hoek 3 praat 4 ijs 14

LES 2: VRIJE TIJD 1 muziek 2 de film 3 dan 4 mee de wijk 1 Waar 2 Hoe duur 3 Hoe laat 1 Waar ga je heen? Naar de hoek. 2 Hoe duur is dit boek? Tien euro. 3 Hoe laat is de les klaar? Om drie uur. 8 de euro de mobiel de jongen het ijs de winkel de bank 1

LES 2: VRIJE TIJD 9 1 1 z o n 2 r a p 3 w a n t 4 m o b i e l n a a r d a n s p r a a t 8 g e e n 10 1 ben 2 koop 3 is 11 geen veel 12 1 Wil 2 wijk 3 op 4 uur 1

LES 2: VRIJE TIJD 13 1 het uur de tijd 2 fit voetbal 3 de muziek de rap 4 de vriend de jongen 1

LES 3: THUIS 1 Een nieuw huis 1 a 2 b 3 a 4 a b C Je ziet een tuin en een ui. 18

LES 3: THUIS 2 Een stoel voor Bem 1 b 2 a 3 b 4 a a B geel bruin groen wit grijs Je ziet 3 keer g. C a oo aa ee oe van voor vaas Leerdam stoel Leerdam rood 12 (twaalf) geel groen kan mooi staat een zoekt mat ook heeft tafel veertig 40 (veertig) 19

LES 3: THUIS 3 Warm en koud 1 a 2 b 3 a 4 winter Buiten is het 4 graden. koud zomer Buiten is het 2 graden. warm a B 1 Het is 2 graden. 40 30 20 10 0-10 -20 40 30 2 Het is 4 graden. 20 10 0-10 -20 40 30 3 Het is 20 graden. 20 10 0-10 -20 C 1 2 3 4 8 9 10 11 12 23 14 1 1 1 18 19 20 20

LES 3: THUIS 4 Dit is mijn huis 1 b 2 a 3 b 4 b a B 1 De deur is rood. 2 De deur is groen. 3 De deur is zwart. C 11 12 1 11 12 1 11 12 1 10 2 10 2 10 2 9 3 9 3 9 3 8 4 8 4 8 4 21

LES 3: THUIS Woorden 1 1 stad 2 boek 3 naam 4 tas 2 1 deur 2 kan 3 stoel 4 vaas 3 1 warm 2 koud 3 graden 4 duur 4 1 rood 2 thuis 3 tv 4 soep 1 binnen buiten 2 de zomer de winter 3 warm koud 22

LES 3: THUIS 1 De vaas is geel. 2 De vaas is wit. 3 De vaas is groen. 4 De vaas is grijs. De vaas is bruin. De vaas is zwart. De vaas is rood. 1 Kom in mijn huis. Welkom. 2 Hoe laat is het? Drie uur. 3 Wat wast hij? Zijn voet. 8 1 Ik ga naar bed. Het is laat. 2 Ik kook soep. Ik pak een ui. 3 Ik zoek een stoel. Ik heb daar 40 euro voor. 4 Ik krijg een brief. Die is van de gemeente. 9 1 bel 2 gaat 3 buurman 4 wc 23

LES 3: THUIS 10 1 Ik wil een tas. 2 Ik zit in de zon. 3 Ik ga naar huis. 11 1 geluk 2 het gas 3 het bed 4 niet 12 1 Let op 2 het plaatje 3 veel 4 stuur de mat 13 a s b u u r m a n f p a s c v f s o e p t l w i t v e e l d k w i n t e r l g t k b e l k e m o o i v g e l u k e t v v g a s w e l k o m l s t o e l b i n n e n o u z o n p l g r a d e n e z o m e r p 24

LES 4: NEDERLAND 1 Naar de film 1 a 2 a 3 b 4 b b B heet zout koud zon zak vrouw nat poes hoort bij het weer C z v d zon veel drop zie vrouw koud zeg vies die zak hond zus dat zout zit 2

LES 4: NEDERLAND 2 Een fiets voor Bem 1 b 2 a 3 a 4 b a B Ik loop naar school. Ik lees naar school. Ik kom met de bus naar school. Ik heb naar school. Ik woon naar school. Ik ren naar school. Ik eet naar school. Ik fiets naar school. Kan wel C geel tas raar koud dat bus heel pas waar oud wat zus 2

LES 4: NEDERLAND 3 Bij de zee 1 b 2 a 3 a 4 a a C het duin de kleur de dijk het land de mens de fiets de duinen de kleuren de dijken de landen de mensen de fietsen 2

LES 4: NEDERLAND 4 Dit is mijn huis 1 a 2 b 3 b 4 a b B winter ijs eet nat huis jas zon das tak Hoort bij koud C i ee ij dit nee hij winter heel ijs is een jij zin mee in meer hoi eet heet 28

LES 4: NEDERLAND Woorden 1 1 laag 2 koud 3 hoog 4 nat vies 2 1 vrouw 2 poes 3 kind 4 hond man 3 1 fiets 2 stuur 3 rem 4 heeft jaar 4 1 gaan 2 doet 3 roept 4 pakt komt 29

LES 4: NEDERLAND 1 het snoep 2 het ijs 3 de fiets het water de dijk het duin de zee 1 ziet 2 gaat 3 pakt 4 roept is eet komt 8 is 8 1 jong oud 2 hoog laag 3 goed fout 4 zoet zout koud heet 30

LES 4: NEDERLAND 9 1 bel 2 rem 3 stuur 4 snoep 10 1 1 n a t 2 b e l 3 w i n d 4 z e e r e m w i e l j a s 8 d u i n 9 d a s 11 1 geel 2 groen 3 rood wit blauw 31

LES 4: NEDERLAND 12 de zee het duin de zee de dijk 13 n v l f i e t s b k z w g f z e e n s s k h e o l g m e r k a m e e r r d e z q m e N e d e r l a n d s v b u d r o p d r w l e d t g r h b h e l p j k k l b k o u d t a w g m a r s z h o n u n u i g v a l t 32

LES : TOEKOMST 1 Ik werk 1 Sneek 2 school winkel 3 de klant 4 de taal b 2 Naar Mars 1 a 2 b 3 b b B dag maand jaar maandag maart 199 vrijdag mei 201 33

LES : TOEKOMST 3 Kom binnen bij Entree 1 a 2 b 3 c 4 a a C woorden letters Wil jij werken met je handen? Op een dak? 3 2 Of op de weg? 4 3 Dan is dit jouw school. 4 God zal me helpen 1 a 2 b 3 a 4 b b B Je ziet 4 keer brood. 34

LES : TOEKOMST Woorden 1 1 woon 2 werk 3 praat 4 leer 2 1 maan 2 ver 3 reis 4 stap 3 1 Wat 2 vak 3 handen 4 helpt graag 4 1 arm 2 honger 3 dood 4 dom 1 het brood 2 leuk 3 het zout 3

LES : TOEKOMST 1 arm rijk 2 binnen buiten 3 dom slim 4 groot klein oud jong de hand het kind het dak de weg het brood de klant 3

LES : TOEKOMST 8 1 leer 2 leer 3 bak 4 ga help zoek praat 8 kom 9 1 jas 2 man 3 maan 10 1 1 m a a n 2 n e e m 3 m e n s e n 4 W i e t e d a a r o m 11 1 zoek 2 dag 3 groetjes 4 plan 3

LES : TOEKOMST 12 de man klein het brood de vrouw groot de jas 13 k l a n t z b y p l k k f t y p p s s c h o o l m e n e e r k a a r d e z q m e n s e n v v r e i s h a n d e n b a k k e n g g t h e l p e n j k k l b r o o d t b h t r a a w c b b a u h o n g e r a 38