Additionele opmerkingen aangaande L A TEX op notebooks Cor Hurkens 1 december Inhoudsopgave 1 Aanvullingen op L A TEX-introductie 1 1.1 Commando s voor accenten... 1. Commando s voor sub- en superscripts............... 1.3 Wiskundige vormgeving..... Importeren van stukjes graphics.1 Postscript plaatjes........ 3. Generatie en export van een grafiek in Mathematica....... 3 3 Figuren en tabellen 3.1 Vloeiende tekstdelen....... 3. Opzet van een tabel....... 3.3 Voorbeeld van een tabel..... 5 Lijst van figuren 1 Normale verdeling in het reële vlak 3 mathematica notebook...... 6 1 Aanvullingen op L A TEX-introductie Hier volgen aanvullende aanwijzingen voor het handig gebruik van het MikTEXpakket. Vanuit de WinEdt omgeving is het niet moeilijk L A TEX-brontekst op te maken. Met de menu s is het gemakkelijk allerlei symbolen te kiezen. Maar wanneer je in de brontekst bezig bent kun je de L A TEX-commando s natuurlijk ook direct ingeven. En ook bij gebruik van de shortcuts via WinEdt moet je zelf blijven nadenken. 1
1.1 Commando s voor accenten Gebruik voor accenten de commando s \, \, \ direct en bedenk dat ze effect hebben op het eerst volgende karakter. Zo geven deze losgelaten op de letter e het volgende effect: é, è, ë. Wanneer je een trema wilt zetten op de letter i, bedenk dan dat je niet echt twee puntjes boven een letter i wilt zetten, want dan heb je uiteindelijk drie puntjes: ï. Je bent juist geïnteresseerd in een i met in plaats van de ene punt, twee naast elkaar gelegen puntjes, dus in twee puntjes boven een dotless i, dat is boven de letter ı, die je aangeeft met \ i. 1. Commando s voor sub- en superscripts Binnen wiskundige tekst maken we veel gebruik van subscripts en super scripts, die we met een underscore ( ) aangeven respectievelijk met een dakje (ˆ). Bedenk ook hier weer dat alleen het eerstvolgende symbool hiervan effect ondervindt. Beslaat het subscript méér dan een symbool, zoals in x ij, gebruik dan hiervoor $x_{ij}$. Wanneer je de accoladen weglaat, zoals bij $x_ij$, krijg je een ongewenst effect: x i j. 1.3 Wiskundige vormgeving Binnen de wiskunde mode wordt een serie aaneengesloten letters aangezien voor een product van een aantal éénletterige symbolen en komen er daarom subtiele spaties tussen te staan. In plaats van de abc-formule krijg je dan de abc-formule. Tekst wordt dus standaard in schuin schrift gezet. Let hier vooral op als je in de wiskundige tekst verzamelingen, variabelen of labels met méér dan een letter aangeeft. Stel dat je met CD de klasse van continu differentieerbare functies wilt aangeven. Let erop dat je dan overal de letters C en D aan elkaar schrijft, zowel in de lopende tekst, als in een wiskunde omgeving zoals f CD, hetgeen is geproduceerd met $f \in \mathit{cd}$. Met \mathrm{..}, \mathbf{..}, \mathit{..} zet je binnen math-mode tekst in stijlen romein, vet, en schuin schrift. Importeren van stukjes graphics In wiskunde documenten komen vaak plaatjes voor van grafieken, alsmede van tabellen. Grafieken worden vaak met een extern pakket gemaakt, zoals bijvoorbeeld Matlab of Mathematica. Plaatjes kun je ook maken met L A TEXcommando in de zogenaamde picture-mode. Het is vaak handiger daarvoor een programma als TeXCad of xfig (onder UNIX) te gebruiken.
.15.1.5 - - - -.15.1.5 - - - - Figuur 1: Normale verdeling in het reële vlak.1 Postscript plaatjes In Mathematica kan men plaatjes als een EPS-bestand opslaan (Encapsulated PostScript). Postscript is een taal voor printers. De term Encapsulated slaat op het feit dat het EPS-bestand een postscript-beschrijving van een plaatje bevat alsmede van een omschrijvende rechthoek (Bounding Box). Dit maakt het mogelijk uit zo n bestand het plaatje over te nemen, en het zelfs naderhand nog te schalen en te roteren. Hiervoor gebruiken we in L A TEX vaak het package graphicx. Dáár waar in de tekst een plaatje moet komen zetten we dan het commando \includegraphics{normaal}, wanneer we duiden op het eps-bestand normaal.eps. Als we verder geen nadere informatie geven dan wordt de figuur die genoemde file staat in zijn oorspronkelijke omvang op deze plek ingevoegd. Dat kan een groot plaatje zijn (zie Figuur 1) dat je waarschijnlijk bij voorkeur centreert (met \begin{center}...\end{center}), maar het kan ook een minimaal figuurtje zijn ter grootte van een gewone letter zoals ik hier invoeg: het - - plaatje vind je verderop in Figuur 1.. Generatie en export van een grafiek in Mathematica In Figuur vindt U de inhoud van een Mathematica notebook waaruit blijkt hoe de grafiek in Figuur 1 is gegenereerd. 3
3 Figuren en tabellen 3.1 Vloeiende tekstdelen Merk op dat de figuur die in de vorige sectie is genoemd niet per se verschijnt op de plek waar er voor het eerst naar wordt gerefereerd. Plaatjes en tabellen worden vaak niet in de lopende tekst opgenomen, maar bij voorkeur bovenaan of onderaan een bladzijde, niet ver van het referentiepunt. Een verdere eigenschap is dat zulke plaatjes vaak zijn voorzien van een onder- of bovenschrift (caption), die zelf vaak ook weer gelabeld is Figuur 1,, etc. of Tabel 1,, etc. In grotere documenten wordt vaak naast een overzicht van de inhoud, in de inhoudsopgave (tableofcontents), ook een overzicht van de figuren gegeven (listoffigures), en een van de tabellen (listoftables). Merk het onderscheid op tussen een plaatje als object in een stuk tekst (picture of \includegraphics{...}) en het gebruik van een figuur als floating environment (figure). Vergelijk ook het gebruik van een tabel als matrix van objecten (tabular), en het vloeiende tekstelement table. 3. Opzet van een tabel Voor het bloksgewijs weergeven van getallen of stukjes tekst maken we gebruik van de tabular-omgeving : \begin{tabular}[optioneel]{argumenten} data \end{tabular} Als argument wordt meegegeven een beschrijving van de tabel in zijn algemeen: aantal kolommen, het links (l), gecentreerd (c) of rechts (r) uitlijnen per kolom, het al dan niet scheiden van opeenvolgende kolommen door een verticale lijn ( ). Horizontale scheidslijnen (\hline), alsmede lokaal afwijkende kolomindelingen (\multicolumn{.}{...}{...}) komen in het data-deel terecht, waar ook de elementen van de tabel worden opgesomd. Omdat een tabular een tekstobject is, dat eventueel op een regel staat met andere tekstelementen, kan het handig zijn aan te geven of de tabel ten opzichte van de andere tekstelementen in verticale zin met de bovenkant (top), het midden (center) of met de onderkant (bottom) met de regel moet samenvallen. dat gebeurt dan door voor het optionele argument t, c respectievelijk b te kiezen.
3.3 Voorbeeld van een tabel type stijl \begin{tabular}{ l l r } slim roodharig kort \hline\hline \textbf{type} & dom blond lang \multicolumn{}{c }{\textbf{stijl}} \\ \hline slim & roodharig & kort \\ dom & blond & lang \\ \hline\hline \end{tabular} 5
f[x_,y_]:= Exp[-.5(x^+y^)]/( Pi) grafiek = Plot3D[f[x,y], {x,-,+}, {y,-,},plotrange->{,.16}, PlotPoints->6].15.1.5 - - - - - SurfaceGraphics - Display["normaal.eps", grafiek, "EPS"] - SurfaceGraphics - Figuur : mathematica notebook 6