Reticulocyten bij de diagnostiek van anemie

Vergelijkbare documenten
het anemieprotocol in de eerstelijn

WORKSHOP ANEMIE. een Maastrichtse aanpak. Michel van Gelder internist-hematoloog

Laboratoriumonderzoek bij vraagstelling/behandeling anemie

Versie 4 Ingangsdatum: Februari 2014 Controledatum: februari 2016

Anemie en zwangerschap

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

TTP. Anke te Stroet Hemovigilantiemedewerker

Lessenreeks Hematologie. Anemie. Diagnose en Gebreksanemieën. Caroline Brusselmans & Pieter Vermeersch LAG

Bloedtransfusie: randvoorwaarden

IJzer en Cystic Fibrosis. Renske van der Meer Longarts-onderzoeker Haga Ziekenhuis

Richtlijn NVKC Reflexdiagnostiek bij anemie

Clinical/diagnostic scenario

Bloed. Presentatie: Peter Elgersma

Allemaal Beestjes. Eline van der Hagen Kcio 15 juni 2017

anemie bij chronische ziekte anemie door ijzergebrek anemie bij myelodysplastisch syndroom hemolytische anemie

Reflecterend testen in de huisartsenpraktijk. Rein Hoedemakers / Peter van t Sant Klinisch chemici

Trombocytose. Dr. Dimitri Breems, internist-hematoloog ZNA Stuivenberg ZNA Medisch Centrum Regatta 3 juni 2014

Platystele jungermannioides

Adviseren over specialistisch onderzoek: hemoglobinopathieën

Erfelijke rode bloedcelafwijkingen: diagnostiek en kliniek. A.J. (Adriaan) van Gammeren KCHL Amphia Ziekenhuis, Breda,

Referentiewaarden. 1/11 Documentnummer 314, versie 44

Levensbedreigende microcytaire anemie: als het niet is wat het lijkt

Een onvergetelijk etentje. Dr AAM Ermens KCHL Amphia Ziekenhuis, Breda,

nederlandse samenvatting

Onze partners Symposium Chronische Nierschade 29 oktober 2012

KLINISCHE CHEMIE. REFER002 Referentiewaarde Overzicht intern Klinische Chemie /H.v.I./Versie1. referentie waarden.

BRRRRRRRuin Serum. MMC Eindhoven 26 maart 2015

Kind met onbegrepen anemie. Matthieu Bosman, klinisch chemicus i.o. MMC Veldhoven

In het algemeen duidt een RPI < 2 op onvoldoende tijd of vermogen van het beenmerg om te reageren op de anemie.

Laboratoria Nieuwsbrief December 2015 Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium Medisch Microbiologisch Laboratorium

AANDOENINGEN van het BLOED. H.H. TAN, arts 2015

Onverklaarde anemie bij mannen: denk aan hypogonadisme

Referentiewaarden. KLINISCHE CHEMIE Bepaling Eenheid Leeftijd / geslacht. Referentie waarden. Bronvermelding

Terug naar de schoolbanken. Terug naar de schoolbanken September 2018

Sacha Zeerleder, MD PhD Internist-hematoloog Afd. hematologie Academisch Medisch Centrum. Block 1.4

ACHTERGRONDEN BIJ DE CASUSSCHETSEN INCLUSIEF LEERDOELEN EN STELLINGEN

Reflecterend testen. Dr. Wytze P. Oosterhuis Arts klinische chemie

Post Transfusie Purpura

Myelodysplastisch syndroom

BLOEDONDERZOEK OP PARASIETEN OVERZICHT Sjef van de Leur Truus Derks Amsterdam, 19 maart 2015

IJzermetabolisme en Anemie

Lessenreeks hematologie

PAROXYSMALE NACHTELIJKE HEMOGLOBINURIE

Interpretatie labo-resultaten

Vraag screenend laboratorium hemostase onderzoek. 2. pas maar op dat die bloedneus niet gaat groeien. 3. Griekenland, 32 C en een Hermes schotel

Referentiewaarden Klinische Chemie Eenheid Hond Kat Eiwitten Eenheid Hond Kat Pancreas Darm Eenheid Hond Kat Bloedgassen Eenheid Hond Kat

Hans Oolders, psychiater Anand Ramlal, internist Dag van de Inhoud PG Haaglanden

IJzermetabolisme en Anemie

Presentatie Een 24-jarige vrouw presenteert zich met hypermenorrhoea, veel hematomen en bloedneuzen. Haar vorige menstruatie verliep normaal.

Hematologische afwijkingen bij de oudere: Anemie. Prof Dr Nele Van Den Noortgate Diensthoofd Zorgprogramma voor de geriatrische patiënt UZ-Gent

Maligne hematologie. Asia Ropela, internist-oncoloog St.Jansdal ziekenhuis 22 maart 2014

Hartfalen dubieus. Hartfalen onwaarschijnlijk

Bloedwaarden. Wat zeggen ze en wat kunnen we er mee? Landelijke contactdag Stichting Hematon 11 oktober door Joost Lips

Anemie door aangeboren afwijkingen van het hemoglobine, ook bij autochtone Nederlanders

Reflecterend testen. Een kwaliteitsverbetering voor huisarts en patient. Jeffrey Keuren, klinisch chemicus i.o. Atrium Medisch Centrum, Heerlen

Welkom. Bloedwaarden. Hematondag 3 oktober Jan de Jong, arts np

Practicum Laboratoriumgeneeskunde. Dr. Pieter Vermeersch Prof. Norbert Blanckaert

Acute myeloïde leukemie in het tweede en derde trimester van de zwangerschap

Is er een rol voor het gebruik van Immunoglobulinen bij CML? M. Roeven Canisius Wilhemina Ziekenhuis Nijmegen

NIERFUNCTIE STOORNISSEN juni 2015

35 Bloedarmoede. Drs. P.F. Ypma

Critically Appraised Topic De waarde van de immature plaatjesfractie

Medicatie geïnduceerde hemolyse

-deficiëntie. is echter onvoldoende sensitief om alle vitamine b 12

Valkuilen bij interpretatie van HbA1c

Consortium Transfusiegeneeskundig Onderzoek: Najaarssymposium 2016

Vitamine B12 deficiëntie. Een rapport naar De Incidentie en Prevalentie van vitamine B12 deficiëntie in Nederland

Trombose profylaxe bij patiënten. albumine is juist? Radboud Laboratorium voor Diagnostiek

Klinische Dag NVvH 2 oktober 2014 Disclosure belangen M. Roeven

Bloed en afweersysteem

Een verwittigd klinisch bioloog is er twee waard? Kathleen Deiteren (klinisch bioloog, UZA) Glenn Van Den Bosch (klinisch bioloog, AZ Herentals)

If Yes, date of informed consent: d d m m m y y y y

NEDERLANDSE SAMENVATTING NIET-INGEWIJDEN

Leverenzymstoornissen. Peter van Bommel, Dirk Bakkeren & Martijn ter Borg

hoofdstuk één hoofdstuk twee

Jehovah s getuigen en bloed

De belangrijkste macrocytaire anemieën

Anemie: waar beginnen we, en waar eindigt het?

Een patiente met acute leukemie Bloed en beenmerg Acute leukemie Chronische leukemie

Foutief verhoogd vitamine B12: Pitfalls in een immuno-assay

Apotransferrine, een panacee voor stoornissen in het ijzermetabolisme? Margit Boshuizen

Leukemie/Lymfoom Immunofenotypering. bespreking najaar 2018 Sectie IMCD 22 November 2018 Zwolle

REFERENTIEWAARDEN (vanaf 1 maart 2013)

Onverklaard ijzergebrek door Helicobacter pylori

Het hematologisch bloedonderzoek. Het hematologisch bloedonderzoek. is het onderzoek naar de bloedcellen

anemie 1.1 Overzicht van de anemieën 1.2 Congenitale anemieën 1.3 Verworven anemieën

1. Welke stof speelt de belangrijkste rol bij het bepalen van de glomulaire filtratiesnelheid, een maat voor nierschade? 1 van de 1 punt behaald

ONDERWERPEN BLOEDONDERZOEK OP PARASIETEN OVERZICHT Bloedonderzoek op parasieten overzicht 2012: Bloedonderzoek op parasieten overzicht 2012:

Deelname Volgende tabel geeft voor de verschillende parameters het aantal deelnemers weer :

Diagnostische score van flowcytometrie in MDS

IgA nefropathie. Joost van der Heijden, internist-nefroloog VU Medisch Centrum

STANDAARDISATIE IN DE INVESTIGATIE VAN ANEMIE

REFERENTIEWAARDEN (vanaf 1 januari 2015)

Referentiewaarden Klinisch Chemisch Hematologisch Laboratorium Zuyderland Medisch Centrum Locatie Heerlen Datum:

Op hoop van zegen Johan de Vries

Klinisch Pathologische Conferentie Papendal 2016

Anemie met een Chinees tintje

Chapter 9. Nederlandse Samenvatting (Dutch Summary)

ONBEHEERDE AFDRUK. Kwaliteitshandboek CKHL Bijlage 4-4: Referentiewaarden en Meetonzekerheid. Pagina 1 van 10. Alleen geldig op: vrijdag 17 april 2015

Nederlandse Nierdag Joost van der Heijden, internist-nefroloog VU Medisch Centrum

Transcriptie:

Labquiz Reticulocyten bij de diagnostiek van anemie Connie Heiligers-Duckers, Philo T. Werner, Marlea E.P. van Drunen Reticulocyten zijn onrijpe erytrocyten. In deze LabQuiz wordt besproken hoe de bepaling van het aantal reticulocyten een rol kan spelen in de diagnostiek van anemie. Daarnaast is er aandacht voor nieuwe bepalingen die gebruikt kunnen worden voor bijvoorbeeld het monitoren van therapie-effecten. Casus 1 Patiënt A, een 62-jarige vrouw, bezoekt de huisarts vanwege sinds enkele maanden progressieve vermoeidheid met inspanningsintolerantie. Bij oriënterend laboratoriumonderzoek valt een zeer lage hemoglobine(hb)- waarde op, waarop de huisarts patiënt doorstuurt naar de Spoedeisende Hulp. Er wordt een niet-acuut-zieke vrouw gezien met bleke conjunctiva. De anamnese vermeldt geen macroscopisch bloedverlies, geen verhoogde bloedingsneiging en een onveranderd defecatiepatroon. Aanvullend laboratoriumonderzoek toont onder andere een ernstige macrocytaire anemie, een verlaagd aantal reticulocyten, een trombopenie en aanwezigheid van fragmentocyten (tabel 1). Daarnaast is de waarde voor lactaatdehydrogenase (LDH) sterk verhoogd en de waarde voor haptoglobine verlaagd. TABEL 1 Laboratoriumuitslagen van patiënt A en B bepaling patiënt A patiënt B referentiewaarden* totaal bilirubine 48 90 < 17 μmol/l direct bilirubine 17 14 < 5 μmol/l LD 9380 2407 < 255 U/l creatinine 79 81 44-80 μmol/l haptoglobine < 0,08 <0,08 0,3-2,0 g/l CRP 8,5 3,0 < 5,0 mg/l Hb 3,0 4,2 7,5-10,0 mmol/l Ht 0,14 0,19 0,36-0,47 l/l MCV 116 103 82-98 fl concentratie reticulocyten 22 816 25-85 x 109/l percentage reticulocyten 1,9 45,6 0,5-2,5% trombocyten 31 109 150-400 x 109/l leukocyten 5,5 17,8 4-10 x 109/l fragmentocyten 2+ negatief negatief directe antiglobulinetest negatief negatief negatief PT 1,0 1,0 0,9-1,2 INR APTT 18 19 22-33 s * Referentiewaarden uit VieCuri MC. Vraag casus 1 Wat is uw waarschijnlijkheidsdiagnose? a Auto-immune hemolytische anemie b Trombotische trombocytopenische purpura c Vitamine B12-deficiëntie U d Diffuse intravasale stolling Casus 2 Patiënt B, een 52-jarige vrouw, wordt door de huisarts doorverwezen naar de internist vanwege een anemie. Patiënte heeft vermoeidheidsklachten en dyspnée d effort. Verder heeft zij geen klachten; er is geen macroscopisch bloedverlies. Zij is recent gediagnosticeerd met immuun trombocytopenische purpura, waarvoor zij behandeld wordt met prednison. Aanvankelijk had zij een goede respons op de therapie. Het laboratoriumonderzoek toont een macrocytaire anemie met een verhoogd aantal reticulocyten, trombocytopenie en leukocytose (zie tabel 1). Net als patiënt A heeft zij een verhoogde LDH-waarde en een verlaagde haptoglobinewaarde. In het bloedbeeld worden myeloïde voorlopercellen en sferocyten gezien. Vraag casus 2 Wat is uw waarschijnlijkheidsdiagnose? a Auto-immune hemolytische anemie b Trombotische trombocytopenische purpura c Vitamine B12-deficiëntie U d Chronische myeloïde leukemie > Antwoorden en uitleg elders in dit nummer NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6313LQ 1

Antwoorden op de Labquiz Reticulocyten bij de differentiële diagnostiek van anemie Connie Heiligers-Duckers, Philo T. Werner, Marlea E.P. van Drunen Antwoord casus 1: C vitamine B12-deficiëntie Patiënt A, een 62-jarige vrouw, werd door de huisarts doorgestuurd naar de Spoedeisende Hulp vanwege een ernstige anemie. Zij had last van vermoeidheid, inspanningsintolerantie en tintelingen in de vingers. Bij lichamelijk onderzoek vielen bleke conjunctiva op. Er was geen sprake van macroscopisch bloedverlies. In het laboratoriumonderzoek werden naast een macrocytaire anemie ook een trombocytopenie en fragmentocyten (erytrocytenfragmenten) gezien. Hierbij werd gedacht aan een micro-angiopathische anemie zoals trombotische trombocytopenische purpura, waarbij erytrocyten stukslaan tegen stolsels in de microvasculatuur. De hemolyse leidt tot verhoogde waarden voor LDH en indirect bilirubine, en een verlaagde waarde voor haptoglobine. De anemie stimuleert de erytropoëse in het beenmerg, wat resulteert in een verhoogd aantal reticulocyten (onrijpe erytrocyten). Reticulocyten hebben een groter celvolume dan oudere erytrocyten, waardoor bij een verhoogd aantal reticulocyten een verhoogd gemiddeld celvolume (mean corpuscular volume, MCV) gevonden wordt. De patiënte had echter een verlaagd aantal reticulocyten, wat duidt op een aanmaakprobleem. Er werd daarom gedacht aan een vitamine B12- of foliumzuurdeficiëntie, waarbij de waarde voor het MCV eveneens verhoogd is. Een vitamine B12-waarde van < 61 pmol/l bevestigde dit vermoeden. Vitamine B12-deficiëntie leidt bij het merendeel van de patiënten tot een macrocytaire anemie en hypersegmentatie van neutrofiele granulocyten. In zeldzame gevallen worden bij patiënten ernstigere afwijkingen gezien zoals een pancytopenie, hemolyse en fragmentocyten. Vanwege de zeer diepe anemie kreeg patiënt A 2 erytrocytenconcentraten toegediend. Daarnaast werd gestart met intramusculaire vitamine B12-injecties, waarop haar VieCuri Medisch Centrum voor Noord-Limburg, Venlo. Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium: dr. C. Heiligers-Duckers, klinisch chemicus in opleiding; dr. M.E.P. van Drunen, klinisch chemicus. Afd. Interne Geneeskunde: drs. P.T. Werner, internist-oncoloog. Contactpersoon: dr. M.E.P. van Drunen (mvdrunen@viecuri.nl). klachten verbeterden en haar bloedbeeld binnen 1 maand normaliseerde. Antwoord casus 2: A auto-immune hemolytische anemie Patiënt B, een 52-jarige vrouw, kwam bij de huisarts wegens vermoeidheidsklachten en dyspnée d effort. De huisarts constateerde een anemie en een milde trombocytopenie, waarop de vrouw werd doorverwezen naar de internist. Zij had verder geen klachten en er was geen macroscopisch bloedverlies. Zij was recent gestart met prednison in verband met een immuun trombocytopenische purpura. Het laboratoriumonderzoek toonde een macrocytaire anemie, een trombocytopenie en een verhoogde LDH-waarde. Dit beeld kon passen bij zowel een verlaagde erytropoëse ten gevolge van een megaloblastaire anemie of beenmergaandoening, bijvoorbeeld chronische myeloïde leukemie, als bij een verhoogde afbraak van erytrocyten ten gevolge van hemolyse. Bij een verminderde erytropoëse is het aantal reticulocyten verlaagd, bij een verhoogde afbraak van erytrocyten is het aantal reticulocyten verhoogd. Aangezien de patiënte een verhoogd aantal reticulocyten had, was er sprake van een verhoogde afbraak van erytrocyten. Het ontbreken van fragmentocyten maakte een microangiopathische anemie onwaarschijnlijk. In het bloedbeeld werden wel sferocyten gezien, hetgeen zou kunnen passen bij een immuungemedieerde afbraak van erytrocyten. Een test die immunoglobulines en complement op erytrocyten detecteert, de directe antiglobulinetest, was echter negatief. Omdat de standaard directe antiglobulinetest geen IgA detecteert, werd materiaal verzonden voor een test met anti-iga-antilichamen. De erytrocyten van de patiënte bleken inderdaad met IgA beladen te zijn, waarop de diagnose auto-immune hemolytische anemie werd gesteld. De combinatie auto-immune hemolytische anemie en trombocytopenie leidde tot de diagnose syndroom van Evans. Patiënte werd behandeld met prednison en rituximab, waarop de anemie en trombocytopenie normaliseerden. > Voor verdieping en achtergronden, zie www.ntvg.nl, zoeken op A6313 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6313A 1

Verdieping LabQuiz Reticulocyten bij de differentiële diagnostiek van anemie Achtergrond De ontwikkeling van erytrocyten wordt erytropoëse genoemd en vindt na de geboorte volledig plaats in het beenmerg. Een reticulocyt is het voorlaatste stadium van de erytropoëse; het is een onrijpe erytrocyt waarvan de celkern reeds is uitgestoten; een reticulocyt bevat nog wel RNA. Reticulocyten en jonge erytrocyten hebben een groter celvolume (mean corpuscular volume; MCV) dan oudere erytrocyten, wat leidt tot een macrocytair bloedbeeld als deze cellen in grote aantallen aanwezig zijn. De rijping van reticulocyten duurt ongeveer 4 dagen, waarvan 3 dagen in het beenmerg en 1 dag in het perifere bloed. In deze korte periode ondergaat de reticulocyt uitgebreide membraan- en volumeveranderingen en worden organellen, ribosomen en RNA verwijderd. 1 Erytropoëse De erytropoëse wordt gestimuleerd door het hormoon erytropoëtine (EPO) dat door de nier in respons op de zuurstofspanning wordt afgegeven aan het bloed. Bij een verlaagde hemoglobinewaarde of een verlaagd aantal erytrocyten (anemie) zal de EPO-productie toenemen en wordt de erytropoëse in het beenmerg gestimuleerd in een poging de anemie op te heffen. Door het aantal reticulocyten in het perifere bloed te bepalen, kan een uitspraak worden gedaan over de efficiëntie van erytropoëse. De beenmergrespons is adequaat bij een voldoende verhoogd aantal reticulocyten. Wanneer de anemie echter primair wordt veroorzaakt door een verlaagde aanmaak in het beenmerg vindt er onvoldoende compensatie plaats en is het aantal reticulocyten in het bloed nietafwijkend of verlaagd. Deze verlaagde aanmaak kan velerlei oorzaken hebben zoals een tekort aan de cofactoren vitamine B12 en foliumzuur, een tekort aan de bouwstof ijzer, een tekort aan erytropoëse-stimulerende hormonen (bijvoorbeeld een tekort aan EPO bij ernstig nierfalen en aan schildklierhormonen bij hypothyreoïdie), beenmergverdringing door maligniteiten of beenmergsuppressie door medicatie en infectie. Hemoglobinisatie Voor de adequate hemoglobinisatie van reticulocyten, de inbouw van hemoglobine in reticulocyten, dient voldoende ijzer beschikbaar te zijn. Dit vereist enerzijds een voldoende grote ijzervoorraad en anderzijds een adequate mobilisatie van ijzer uit deze voorraad. Bij een absoluut ijzergebrek is de voorraad onvoldoende, terwijl bij een functioneel ijzergebrek een disbalans bestaat tussen de hoeveelheid ijzer dat nodig is voor de erytropoëse en de hoeveelheid ijzer die gemobiliseerd wordt. Een directe consequentie van een te laag ijzeraanbod is een verminderde hemoglobine-inbouw. Doordat het reticulocytenstadium kort duurt, geeft de hemoglobine-inbouw in reticulocyten de actuele status van het beschikbare ijzer weer. Bepaling van reticulocytparameters In het verleden werden reticulocyten microscopisch geteld na kleuring van het ribosomale RNA-netwerk. De microscopische telling is onnauwkeurig door het relatief lage aantal (ongeveer 1000) erytrocyten en reticulocyten dat geteld wordt en door de variatie in preparatie, kleuring en visuele beoordeling. De analytische variatie van deze methode wordt geschat op 20-50%. Vanaf medio jaren 90 is de automatische telling van reticulocyten beschikbaar gekomen op hemocytometrie-apparatuur. Deze automatisering heeft geleid tot een geringere analytische en pre-analytische variatie, en een groter aantal erytrocyten en reticulocyten dat geteld wordt. Hierdoor is de nauwkeurigheid sterk verbeterd ten opzichte van de microscopische telling. Bij de automatische telling van reticulocyten wordt een combinatie van verschillende technieken gebruikt, zoals de fluorescente of chromogene kleuring van RNA, of het meten van lichtverstrooiing, weerstand en geleiding. De combinatie van gebruikte technieken verschilt per hemocytometer. De meeste hemocytometers bieden tegenwoordig de mogelijkheid om behalve het aantal reticulocyten ook andere metingen te doen, zoals van de hoeveelheid RNA, het volume, het reticulocyt-hb en de reticulocytenproductie-index (RPI). De bepaling van deze reticulocytindices berust op mathematische berekeningen en elke firma past hierbij zijn eigen technologie en algoritmen toe. Dit is de reden waarom reticulocyt-indices exclusief zijn voor iedere firma en er geen uniforme naamgeving gehanteerd wordt. Immature reticulocyte fraction De hoeveelheid RNA weerspiegelt de rijpheid van de reticulocyt en wordt gebruikt voor de bepaling van de minst rijpe fractie reticulocyten met een hoge concentratie RNA ( immature reticulocyte fraction ; IRF). De IRF geeft informatie over de mate van erytropoëse en kan bepaald worden op de meeste hemocytometers. Reticulocyt-Hb De bepaling van reticulocyt-hb, de NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6313V 1

gemiddelde hoeveelheid hemoglobine per reticulocyt, is heden nog niet beschikbaar op alle hemocytometers. Reticulocyten-productie-index Op basis van alleen het aantal reticulocyten kan niet beoordeeld worden of de erytropoëse voldoende toeneemt als er een anemie is. Doordat de reticulocyten als respons op anemie het beenmerg in een vroeger rijpingsstadium verlaten, neemt de rijpingstijd in het perifere bloed toe (tabel 2). De RPI is een mathematische formule om voor dit fenomeen te corrigeren en wordt als volgt berekend: RPI = (reticulocyten (in %) x hematocriet (in l/l)) / (rijpingstijd reticulocyten in perifeer bloed (in dagen) x 0,45). Een RPI van < 2 is een aanwijzing dat de beenmergrespons inadequaat is. 2 Reticulocyten bij de differentiële diagnostiek van anemie Volgens de meeste richtlijnen en stroomschema s voor het bepalen van de oorzaak van anemie wordt primair de waarde voor het MCV of voor het ferritine bepaald. Het aantal reticulocyten kan naast de bepaling van het MCV gebruikt worden om anemie op een eenvoudige functionele manier in te delen (figuur). Een evidente microcytaire anemie duidt in de meeste gevallen op een ijzergebrek, hetgeen bevestigd kan worden door het ferritine te meten. Eventuele uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld thalassemieën. Bij een normocytaire of macrocytaire anemie kan het aantal reticulocyten bepaald worden om te differentiëren tussen verlaagde erytrocytenaanmaak, waarbij er een inadequate reticulocytrespons is, en verlies of verhoogde afbraak, waarbij er een adequate reticulocytrespons is; dit werd ook getoond in de casussen. Bij een inadequate respons dienen de volgende oorzaken onderscheiden te worden: nutriëntdeficiëntie van ijzer, vitamine B12 of foliumzuur, chronische ziekte, beenmergaandoeningen, of een tekort aan erytropoëse-stimulerende hormonen bij hypothyreoïdie en nierfalen. Bij een adequate respons dient men onderscheid te maken tussen bloedverlies en hemolyse. TABEL 2 De rijpingstijden van reticulocyten in het perifere bloed bij verschillende hematocriet-waarden 3 hematocriet; l/l 0,40-0,45 1 0,35-0,39 1,5 0,25-0,34 2 0,15-0,24 2,5 < 0,15 3 rijpingstijd; dagen IJzergebreksanemie De meest voorkomende oorzaak van anemie is ijzergebrek. Anemie met deze oorzaak wordt ook wel ferriprieve anemie genoemd. Een ijzergebreksanemie ontstaat door een verminderde ijzerinname, een verminderde ijzeropname of door bloedverlies. IJzer wordt onder andere opgeslagen gebonden aan het eiwit ferritine. De hoeveelheid ferritine in bloed weerspiegelt bij gezonde mensen de ijzervoorraad; de bepaling van ferritine is een sensitieve test om een ijzertekort vast te stellen. Ferritine is echter een acutefase-eiwit; het is daardoor een minder goede marker voor de ijzerbeschikbaarheid bij patiënten met een inflammatie, een infectie of leverziekten. Een alternatieve indicator voor de ijzerbeschikbaarheid is het reticulocyt-hb. 4 Een lage waarde duidt op onvoldoende ijzerinbouw tijdens de erytropoëse hetgeen wijst op een absoluut ijzertekort (te weinig ijzervoorraad) of een functioneel tekort (onvoldoende mobilisatie van ijzer uit de voorraad). Reticulocyt-Hb is onder andere geschikt gebleken voor het aantonen van een ijzergebrek bij kinderen, 5 en voor het aantonen van een functioneel ijzergebrek bij hemodialysepatiënten. 6 Bij de interpretatie van de waarden voor reticulocyt-hb dient men er rekening mee te houden dat het reticulocyt-hb afhankelijk is van het reticulocyt-mcv. Patiënten met sommige typen hemoglobinopathieën of thalassemieën kunnen om die reden vals verlaagde waarden voor het reticulocyt-hb hebben, terwijl patiënten met een foliumzuur- of vitamine B12-deficiëntie vals verhoogde waarden hebben. 4,7 Zijn reticulocytparameters geschikt voor monitoring van therapie? Reticulocyten zijn geschikter dan erytrocyten om veranderingen in de erytropoëtische activiteit te monitoren omdat ze slechts enkele dagen in de circulatie aanwezig zijn. Hoe reticulocyten en reticulocyt-indices gebruikt kunnen worden bij de monitoring van therapie wordt hieronder uiteengezet. Behandeling bij nutriëntdeficiënties Door de lange levensduur van erytrocyten (120 dagen) zijn erytrocyt-indices minder geschikt om het effect van ijzersuppletie te monitoren. Het reticulocyt-hb weerspiegelt beter de actuele ijzerbeschikbaarheid en is daarom geschikt om kort na het starten van ijzersuppletietherapie vast te stellen of er een adequate respons is. De respons op oraal of intraveneus ijzer is al na 2 dagen zichtbaar en een niet-afwijkend reticulocyt-hb wordt na 4 dagen suppletie bereikt. 5,12 De respons van het reticulocyt-hb op de toediening van ijzer kan gebruikt worden om onderscheid te maken tussen een functioneel en een absoluut ijzertekort. 13 2 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6313V

MCV verlaagd ijzergebreksanemie thalassemie anemie van de chronische ziekte adequate beenmergrespons (RPI > 2) niet-afwijkend of verhoogd inadequate beenmergrespons (RPI < 2) bloedverlies hemolyse nutriëntdeficiëntie vitamine B12 foliumzuur ijzer anemie van de chronische ziekte beenmergaandoening tekort erytropoëse-stimulerende hormonen EPO schildklierhormonen FIGUUR Stroomschema voor het bepalen van de oorzaak van anemie. Als de waarde voor het MCV niet-afwijkend of verhoogd is, kan met behulp van de reticulocyten-productie-index (RPI) verder gedifferentieerd worden. Behalve het reticulocyt-hb kan het reticulocyt-mcv gebruikt worden om de respons op therapie te volgen. Bij succesvolle behandeling van een ferriprieve of megaloblastaire anemie zal het MCV respectievelijk toe- of afnemen. De abrupte verandering van het MCV zal binnen enkele dagen bij de reticulocyten zichtbaar zijn, doordat zij binnen 4 dagen uitrijpen. De verandering in erytrocyt-mcv vindt echter geleidelijk plaats over enkele maanden. 5 Erytropoësestimulerende therapie Succesvolle behandeling met erytropoëse-stimulerende middelen (recombinant humaan erytropoëtine, rhu- EPO) bij hemodialysepatiënten vereist een adequate mobilisatie van ijzer uit de voorraad. Wanneer de erytropoëse beperkt wordt door de aanvoer van ijzer ontstaat een functioneel ijzertekort. De klassieke indicatoren van de ijzervoorraad, de waarden voor ferritine en de transferrinesaturatie, voorspellen bij behandeling met rhu- EPO onvoldoende of een patiënt baat heeft bij extra ijzersuppletie. De waarde voor het reticulocyt-hb weerspiegelt daarentegen de actuele ijzerbeschikbaarheid en kan gebruikt worden om tijdig ijzersuppletie te starten. 5,8 De respons op ijzertherapie bij hemodialysepatiënten blijkt beter voorspeld te worden door de waarde voor het reticulocyt-hb dan door de waarden voor ferritine en de transferrinesaturatie. 9 Hoewel het reticulocyt-hb reeds is opgenomen in richtlijnen voor de behandeling van anemie bij hemodialysepatiënten, is verdere standaardisatie en meer onderzoek naar afkapwaarden nodig om deze bepaling een prominentere plaats te kunnen geven. 10,11 Engraftment na stamceltransplantatie Traditioneel wordt het aantal neutrofiele granulocyten gebruikt om het herstel van de aanmaak van bloedcellen na stamceltransplantatie ( engraftment ) aan te tonen. Bij een aantal neutrofiele granulocyten van > 0,5 x 10 9 /l spreekt men van succesvolle engraftment. Verschillende studies hebben aangetoond dat het percentage onrijpe reticulocyten, uitgedrukt als IRF, een vroegere marker van engraftment is. 2,5,14-16 Hoewel de resultaten van deze studies veelbelovend lijken, worden niet altijd significante verschillen gevonden. Inconsistente resultaten tussen verschillende studies worden mogelijk verklaard door verschillen in patiëntengroepen, methoden, definiëring van de IRF en de gebruikte afkapwaarden voor zowel de IRF als het aantal neutrofiele granulocyten. Of het berekenen van de IRF superieur is aan de bepaling van het aantal neutrofiele granulocyten voor het vaststellen van engraftment, en of de IRF gebruikt kan worden voor klinische beslisgrenzen moet nog uitgewezen worden. Referentiewaarden en testeigenschappen Vanwege de verschillende meettechnieken en het nog niet voorhanden zijn van internationaal referentiemate- NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6313V 3

riaal waarop de technieken gekalibreerd kunnen worden, hanteren laboratoria eigen referentiewaarden voor reticulocyt-aantallen en -indices. Harmonisatie en het vaststellen van nationale of internationale referentiewaarden is nodig voordat resultaten uitgewisseld kunnen worden tussen laboratoria. Er is geen eenduidigheid over de invloed van het geslacht en leeftijd van patiënten op de referentiewaarden; bij neonaten kunnen hogere aantallen reticulocyten gevonden worden. 2 Referentiewaarden worden bepaald bij een gezonde populatie. De referentiewaarden voor reticulocyten zijn dus afkomstig van een populatie met een stabiel nietafwijkende Hb-gehalte. In de kliniek heeft het meten van het aantal reticulocyten echter pas toegevoegde waarde als de patiënt een anemie heeft, waarbij een verhoogd aantal reticulocyten betekent dat er een niet-afwijkende respons is. Voor inzicht in de erytropoëse moet het aantal reticulocyten dus steeds in relatie tot het Hb-gehalte bekeken worden. Een niet-afwijkend aantal reticulocyten bij een patiënt met anemie wijst op onvoldoende compensatie en is dus eigenlijk afwijkend. Verder wijst een verhoogd aantal reticulocyten bij een niet-afwijkende waarde voor Hb op compensatie bij verlies of afbraak van erytrocyten. De meeste laboratoria prefereren de rapportage van het absolute aantal reticulocyten boven een promillage ten opzichte van het aantal erytrocyten. Een verhoogd promillage reticulocyten bij een patiënt met anemie suggereert een toegenomen erytropoëse, maar kan passen bij zowel een adequate als bij een inadequate respons en is derhalve lastig te interpreteren. Het rapporteren van het promillage reticulocyten is wel van meerwaarde bij het monitoren van de beenmergrespons bij een fluctuerend plasma volume. Kosten De Nederlandse Zorgautoriteit heeft het tarief voor de bepaling van reticulocyt-aantallen per 1 januari 2013 vastgesteld op 3,42. De reticulocyt-indices worden automatisch gegenereerd bij het meten van de reticulocyt-aantallen. Valkuilen Zoals eerder vermeld dient men rekening te houden met methodeafhankelijke referentiewaarden van reticulocytaantallen en -indices. Een ander belangrijk punt is de beperkte houdbaarheid van het materiaal dat voor de analyse gebruikt wordt. De houdbaarheid van het materiaal voor het meten van verschillende hemocytometrieparameters is afhankelijk van de meetmethode en de temperatuur waarbij het bloed opgeslagen wordt. Voor de bepaling van het aantal reticulocyten varieert dit bij kamertemperatuur van 10-48 h en bij 4 C van 48-72 h. 18 Het reticulocyt-hb is 28-48 h stabiel. 6,19 De andere reticulocyt-indices en de RPI hebben een kortere stabiliteit omdat parameters nodig zijn zoals hematocriet en celvolume die maar enkele uren bij kamertemperatuur stabiel zijn. 17-19 Conclusie Bij de differentiële diagnostiek van anemie is de bepaling van het aantal reticulocyten zeer nuttig om snel een onderscheid te kunnen maken tussen verminderde aanmaak en verlies of afbraak van erytrocyten. Daarnaast wordt door het reticulocyten-aantal te bepalen in een aantal gevallen een diagnostische valkuil ontlopen zodat tijdig met de juiste therapie gestart kan worden en onnodig onderzoek voorkomen wordt. Dit werd geïllustreerd in de casuïstiek. Bij patiënt A werd in eerste instantie gedacht aan een trombotische trombocytopenische purpura, die acuut behandeld zou moeten worden met plasmaferese. Het aantal reticulocyten gaf echter aan dat er primair een aanmaakprobleem was. Bij patiënt B liet het aantal reticulocyten zien dat de anemie door verlies of afbraak van erytrocyten veroorzaakt werd. Hierdoor hoefde geen belastend onderzoek naar een beenmergaandoening verricht te worden en werd verdere diagnostiek verricht naar auto-immune hemolytische anemie. In de toekomst kunnen afgeleide reticulocyt-parameters gebruikt worden, zoals reticulocyt-hb bij de diagnostiek naar ijzergebreksanemie en het reticulocyt-hb en -MCV bij het vervolgen van behandeling met ijzer, vitamine B12 of foliumzuur. > Kijk ook op www.ntvg.nl/klinischepraktijk 4 NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6313V

Literatuur 1 Ney PA. Normal and disordered reticulocyte maturation. Curr Opin Hematol. 2011;18:152-7. 2 Piva E, Brugnara C, Chiandetti L, Plebani M. Automated reticulocyte counting: state of the art and clinical applications in the evaluation of erythropoiesis. Clin Chem Lab Med. 2010;48:1369-80. 3 Hillman RS. Characteristics of marrow production and reticulocyte maturation in normal man in response to anemia. J Clin Invest. 1969;48:443-53. 4 Mast AE, Blinder MA, Lu Q, Flax S, Dietzen DJ. Clinical utility of the reticulocyte hemoglobin content in the diagnosis of iron deficiency. Blood. 2002;99:1489-91. 5 Brugnara C. Reticulocyte cellular indices: a new approach in the diagnosis of anemias and monitoring of erythropoietic function. Crit Rev Clin Lab Sci. 2000;37:93-130. 6 Brugnara C, Schiller B, Moran J. Reticulocyte hemoglobin equivalent (Ret He) and assessment of iron-deficient states. Clin Lab Haematol. 2006;28:303-8. 7 Canals C, Remacha AF, Sarda MP, Piazuelo JM, Royo T, Romero MA. Clinical utility of the new Sysmex XE 2100 parameter - reticulocyte hemoglobin equivalent - in the diagnosis of anemia. Haematologica. 2005;90:1133-4. 8 Wish JB. Assessing iron status: beyond serum ferritin and transferrin saturation. Clin J Am Soc Nephrol. 2006;1:S4-8. 9 Buttarello M, Pajola R, Novello E, Rebeschini M, Cantaro S, Oliosi F, et al. Diagnosis of iron deficiency in patients undergoing hemodialysis. Am J Clin Pathol. 2010;133:949-54. 10 KDOQI Clinical Practice Guidelines and Clinical Practice Recommendations for Anemia in Chronic Kidney Disease. Am J Kidney Dis. 2006;47:S11-145. 11 Richtlijn Anemie bij Chronische Nierinsufficiëntie, voor volwassen patiënten. Nederlandse Federatie voor Nefrologie; 2009. 12 Buttarello M, Temporin V, Ceravolo R, Farina G, Bulian P. The New Reticulocyte Parameter (RET-Y) of the Sysmex XE 2100. Am J Clin Pathol. 2004;121:489-95. 13 Thomas C, Thomas L. Anemia of chronic disease: pathophysiology and laboratory diagnosis. Lab Hematol. 2005;11:14-23. 14 Torres A, Sanchez J, Lakomsky D, et al. Assessment of hematologic progenitor engraftment by complete reticulocyte maturation parameters after autologous and allogeneic hematopoietic stem cell transplantation. Haematologica. 2001;86:24-9. 15 Noronha JFA, de Souza CA, Vigorito AC, et al. Immature reticulocytes as an early predictor of engraftment in autologous and allogeneic bone marrow transplantation. Clin Lab Haematol. 2003;25:47-54. 16 Gonçalo AP, Barbosa IL, Campilho F, Campos A, Mendes C. Predictive value of immature reticulocyte and platelet fractions in hematopoietic recovery of allograft patients. Transplant Proc. 2011;43:241-3. 17 Imeri F, Herklotz R, Risch L, et al. Stability of hematological analytes depends on the hematology analyser used: A stability study with Bayer Advia 120, Beckman Coulter LH 750 and Sysmex XE 2100. Clin Chim Acta. 2008;397:68-71. 18 Ermens AAM, Hoffmann JJML, Krockenberger M, Wijk EM. New erythrocyte and reticulocyte parameters on CELL-DYN Sapphire: analytical and preanalytical aspects. Int J Lab Hematol. 2012;34:274-82. 19 Hoffmann JJML, van den Broek NMA, Curvers J. Reference intervals of extended erythrocyte and reticulocyte parameters. Clin Chem Lab Med. 2012;50:941-8. NED TIJDSCHR GENEESKD. 2013;157: A6313V 5