de.wit, I Wethouder Rosier

Vergelijkbare documenten
Aan de raad AGENDAPUNT NR. 7. Doetinchem, 22 mei Bijstellen begroting rentekosten met ingang van begrotingsjaar 2014

NOTA RESERVES EN VOORZIENINGEN. Gemeente Nieuwkoop

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: - ONDERWERP VOORSTEL COLLEGE

Notitie Rentebeleid 2007

Naam en telefoon. Coen van den Hout (9300) Afdeling. Portefeuillehouder

Provincie Zuid-Holland Beleidsnota kostprijsberekening en rentetoerekening 2017

Nota Reserves en. Voorzieningen. Gemeente Ferwerderadiel

NOTA RENTEBELEID GEMEENTE BERGEN OP ZOOM

Raad. DM-nr. 2011/1800 Versie: 1. Herijking calculatierente. Ja Nee Nee Nee Nee

Nota Reserves en Voorzieningen

Nota reserves en voorzieningen

Nota Reserves en Voorzieningen Gemeente Bergen (N-H)

Raadsvoordracht. Onderwerp: Nota activa- en Rentebeleid Gevraagde beslissing De Nota Activa- en Rentebeleid 2016 vast te stellen.

Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 4. Bijlage(n): Najaarsrapportage 2016

Nota reserves en voorzieningen

Wijzigingen artikelsgewijs financiële verordening 212 nieuw versus huidig Bijlage 2

Raadsvoorstel 26 juni 2014 AB RV

Onderwerp Bestuursrapportage 2016 en Begroting 2017

Nota Reserves en Voorzieningen 2014 Gemeente Zundert

Onderwerp : Beschikbaar stellen krediet IBAproject

Voorstel: Wij stellen uw raad voor bijgaande Nota Reserves en Voorzieningen 2013 vast te stellen. Burgemeester en wethouders van Ferwerderadiel,

15 maart Begrotingswijziging

1. Inleiding en richtlijnen

Kadernota Gemeente Doesburg

Nota Reserves en. Voorzieningen

ECFE/U Lbr. 16/070

Nota reserves en voorzieningen Gemeente Oost Gelre 2010

Collegevoorstel onder verantwoordelijkheid van : Onderwerp. : onderbouwing voorziening gemeentelijke accommodaties. Programma.

Themaraad financiën 3 april

Nota reserves en voorzieningen 2017 Eijsden-Margraten

Raadsstuk. Onderwerp Decemberrapportage 2018 Nummer 2018/ Portefeuillehouder Snoek, M. Programma/beleidsveld 7.2 Algemene dekkingsmiddelen

GEMEENTEBLAD. Nr Nota Reserves en Voorzieningen 2016

Portefeuillehouder: H.J. van Schaik

Financiële begroting 2015 samengevat

Gemeente Stadskanaal: nota Waardering en afschrijving vaste activa

Financiële kadernota Samen kom je verder! Gemeente Leiderdorp

VOORSTEL DRECHTRAAD CARROUSEL MIDDELEN 5 NOVEMBER 2013 VOORSTEL DRECHTRAAD 3 DECEMBER 2013

Nota Reserves en voorzieningen

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 8. Onderwerp: Verbeterpunten Planning en Control Datum: 26 november 2012.

2. Waarom wordt de raad dit besluit voorgelegd? (In welke context, bijv. vanwege wet- en regelgeving of nieuw initiatief en wat komt hierna nog)

Inloopavond. 10 oktober 2016

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad. categorie/agendanr. B. en W RA B 3 16/479. Raad. Onderwerp: Kadernota 2017, Berap 2016-I en MPG

Nota reserve- en voorzieningenbeleid

Kadernota rentebeleid en rentetoerekening 2013 gemeente Heerhugowaard

raadsvoorstel Aan de raad,

B en W - advies. Bouwen 81 Milieu. Jans Drost en Hettie Tychon. Financiën en Personeel Nummer. Ter bespreking. Ter besluitvorming

Raadsstuk. Onderwerp Bestuursrapportage Nummer 2018/ Portefeuillehouder Snoek, M. Programma/beleidsveld 7.2 Algemene dekkingsmiddelen

Agendapunt. Op grond van artikel 192 van de gemeentewet is de raad het bevoegd orgaan om de begroting tussentijds te wijzigen.

Programmabegroting Versie:

T.J. Kolsteren raad maart 2012

Directie Middelen en Control Treasury, Risicomanagement en Deelnemingen

Gemeente Purmerend. Workshop voor raadsen commissieleden over Reserves en voorzieningen

Financiële verordening gemeente Achtkarspelen

VMLJ Sweelssen. Telefoonnummer:

categotie/ agendanr

Nota reserves en voorzieningen BghU 2018

PARAGRAAF 3 FINANCIERING

VOORSTEL DRECHTRAAD 3 DECEMBER 2013

Voorstel raad en raadsbesluit

Begrotingswijziging. Saldo primitieve begroting (2016 is incl. onvoorzien)

Nota reserves en voorzieningen Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland

Wijzigingen nota financieel beleid 2018 tov 2013: Samenvatting. Hoofdstuk 1 Activeren, waarderen en afschrijven

Raadsvoorstel. Samenspraak visie beeldende kunst Zaaknummer Documentnummer DOC Versie Auteur. Nood, R. van. Paalvast, R.C.

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

Eemsmond en nota activabeleid gemeente Eemsmond

Nota Rentebeleid Schouwen-Duiveland 2006

Kwaliteit begrotingsprogramma's Gemeente Dordrecht Bijlage 2

Nota Reserves en voorzieningen

Haarlem, 23 augustus Onderwerp: Begroting Bijlagen: ontwerpbesluit, begroting

Voorzien in reserves? Een geactualiseerde nota over reserves en voorzieningen bij de gemeente Schiermonnikoog

NOTA RESERVES EN VOORZIENINGEN

IJsselstein. Raadsvoorstel. agendapunt. Aan de raad van de gemeente IJsselstein. Datum: 1 mei 2018 Blad : 1 van 5

Raadsvoorstel Governance samenwerking jeugdhulp H-10 en derde wijziging Gemeenschappelijke regeling Inkoopbureau H-10 Zaakid

GEMEENTEBLAD. Nr

Nota Reserves en Voorzieningen RMH

Gemeente f Bergen op Zoom

DOEL EN OMVANG RESERVES EN VOORZIENINGEN

Inhoudsopgave. Nota activabeleid 2

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 november 2008;

B ' Provincie Noord-Brabont. De raad van de gemeente Bergen op Zoom Postbus AA BERGEN OP ZOOM. Begroting Geachte raadsleden,

Stichtse Vecht. Financiële verordening gemeente Stichtse Vecht Intitulé. Financiële verordening Stichtse Vecht

VOORBLAD RAADSVOORSTEL. Presentatie aan de raad 16 mei 2013

Onderwerp: Eenmalige bijdrage groot onderhoud Gebouw Irene, Willemstad

Toelichting op de artikelen Financiële Verordening gemeente Groningen

Het digitale Gemeenteblad Officiële uitgave van gemeente De Wolden

Zuidplas. Raadsvoorstel. Aan de raad van de gemeente Zuidplas

Gemeente fi Bergen op Zoom

Financiële begroting 2016

b e s l u i t : 1 Inleidende bepaling 2 Begroting en verantwoording Nr: a De raad van de gemeente Barneveld;

Raadsvoorstel Stelselwijziging: activeren investeringen Maatschappelijk Nut

Artikel 1. Definities

Raadsvoorstel agendapunt

Gemeente Breda ~Q~ ~,,~ Registratienr: [ 40523] Raadsvoorstel

Voorstel In te stemmen met de 10e wijziging van de begroting 2018 waarin de mutaties zijn verwerkt van de

Nr.: 06-50a Diemen, 15 september 2006 Onderwerp: Voorjaarsnota 2006 (aanvullend voorstel) Op 11 september behandeld geweest in de auditcommissie

B&W Vergadering. B&W Vergadering 22 november 2016

Voorgesteld wordt de volgende uitgangspunten voor de begroting 2014 te hanteren:

Toelichting op het voorstel

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 8. Onderwerp: Meerjaren Prognose Grondexploitatie (MPG 2018) Datum: 13 maart 2018.

Transcriptie:

Raadsvoorstel Onderwerp Raadsvoorstel rentenota 2018 Zaakid 0637341872 Versie Auteur de.wit, I i.j.de.wit@zoetermeer.nl 06-25701468 Gemeentesecretaris Directeur Tomassen. J.F.A. Merks, J.H.F.M. Portefeuillehouder Wethouder Rosier Medeverantwoordelijke(n) Uiterste behandeldatum (+ reden) Programma(s) Alle Eerdere besluitvorming Samenvatting De Rentenota beschrijft het beleid met betrekking tot het berekenen van de rentelasten en de wijze waarop de rentelasten (en -baten) in de begroting en jaarrekening worden verwerkt. Deze nota maakt onderdeel uit van het financiële beleid van de gemeente zoals staat opgenomen in artikel 8 van de Financiële verordening. Door wijzigingen in de rijksregelgeving verandert de tot nu toe gevolgde werkwijze van begroten en verantwoorden. In deze Rentenota wordt invulling gegeven aan de nieuwe regelgeving. Daarnaast wordt in deze rentenota een aantal Zoetermeerse beleidsuitgangspunten specifiek geformuleerd. Met name de werkwijze met betrekking tot het met betrekking tot de te hanteren hoogte van de verwachte renteontwikkeling in de begroting en jaarrekening springt daarbij in het oog. In de nieuwe Rentenota is, scherper dan voorheen, de werkwijze ten aanzien van het omgaan met het rentescenario en afwijkingen daarop omschreven. Naast de beleidsmaatregelen ten aanzien van het verwerken van de rentelasten in begroting en jaarrekening wordt een inhoudelijke wijziging voorgesteld ten aanzien van het toerekenen van rentekosten in de kostprijsberekening die aan de leges en heffingen ten grondslag ligt. Dit voorstel leidt tot een lagere kostprijs met een lagere opbrengst voor de afvalstoffenheffing van 75.000 als gevolg. Bijlagen 1. Rentenota 2018 2. Waardevast houden reserves en voorzieningen 3. Afschrijvingstermijnen 4. Begrotingswijziging

Raadsbesluit 0637341872 Raadsvoorstel rentenota 2018 De raad van de gemeente Zoetermeer; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 september 2018 besluit Met betrekking tot de rentenota 1. Met betrekking tot het ramen en verantwoorden van rentelasten: a. Geen rente te berekenen over de eigen financieringsmiddelen. b. De lasten en baten met betrekking tot de rentelasten te verantwoorden op het nieuw in te stellen product Treasury op programma OAD (Overzicht Algemene Dekkingsmiddelen) c. Bij de jaarrekening een herberekening van het rente-omslagpercentage op te stellen en een hernieuwde toerekening aan de programma s alleen te maken bij een afwijking op de toe te rekenen rente aan de programma s van meer dan 25% of meer dan 500.000. d. Voor de kostenonderbouwing van leges en heffingen het gemiddelde percentage over de vier begrotingsjaren uit het rentescenario te hanteren. Voor 2019 is dit 2,75%. e. De rente-egalisatie reserve te maximeren op 1,5% van de financieringsbehoefte voor 4 jaar. Met betrekking tot waardevast houden van reserves en voorzieningen. 2. Het waardevast houden van reserves en voorzieningen te koppelen aan de inflatie 3. De volgende reserves waardevast te houden door toevoeging van de inflatie: Reserve groot onderhoud ambtelijke huisvesting Reserve egalisatie investeringen schoolgebouwen Reserve groot onderhoud sociaal culturele accommodaties Reserve groot onderhoud sport accommodaties 4. De volgende voorzieningen waardevast te houden door toevoeging van inflatie: Voorziening onderhoud schoolgebouwen Voorziening afkoopsommen onderhoud graven Voorziening wethouderspensioenen Voorziening afvalstoffenheffing 5. De voorziening riolering waardevast te houden met een vast percentage van 4% tot aan de herijking van deze voorziening. Met betrekking tot vervangingsfonds schoolgebouwen 6. De rente ten behoeve van schoolgebouwen niet langer te dekken uit het vervangingsfonds 7. De storting in het vervangingsfonds schoolgebouwen te verlagen met 3,3 miljoen per jaar. Met betrekking tot investeringen in activa met maatschappelijk nut 8. In verband met het activeren van investeringen met maatschappelijk nut: a. Het beschikbaar stellen van investeringsbudgetten voor levensduur verlengend onderhoud voor een bedrag van 3.428.727 in 2018. b. De budgetten groot onderhoud op programma 3 die met ingang van 2018 worden geactiveerd af te ramen ten gunste van het begrotingssaldo. En de uit de activa voortvloeiende kapitaallasten op te nemen als budget op programma 3. c. Het beschikbaar stellen van investeringsbudgetten voor uitbreidingsinvesteringen met maatschappelijk nut 1.258.991 in 2018. d. De budgetten voor uitbreidingsinvesteringen op programma 7 die met ingang van 2018 worden geactiveerd af te ramen ten gunste van het begrotingssaldo. En de uit de activa voortvloeiende kapitaallasten op te nemen als budget op programma 7. e. Het beschikbaar stellen van investeringsbudgetten voor investeringen op het gebied van mobiliteit van 450.000 in 2018. datum print: woensdag 3 oktober 2018 2

Algemeen f. De budgetten voor mobiliteit op programma 7 die met ingang van 2018 worden geactiveerd af te ramen ten gunste van het begrotingssaldo. En de uit de activa voortvloeiende kapitaallasten op te nemen als budget op programma. g. Het aframen van de inkomsten uit subsidies op de exploitatie voor 723.750 in 2018 en 801.500 in 2020. h. De geraamde bijdragen uit de reserve investeringsfonds respectievelijk de brede bestemmingsreserve met betrekking tot deze uitgaven die geactiveerd gaan worden (besluit 8d. voor een bedrag van 919.881 in 2018, 1.135.989 in 2019 en 334.489 in 2020 af te ramen. i. De afschrijvingslasten en onderhoudslasten voor de fietsbruggen van Tuijlpark ad 8.667 op te nemen in de begroting. j. De bijlage met de afschrijvingstermijnen bij de nota waarderen, activeren en afschrijven aan te vullen met: 80 jaar betonnen kunstwerken 50 jaar voor nieuw te bouwen gebouwen 9. De rentenota 2018 vast te stellen. 10. De nota calculatierente van 2011 in te trekken 11. De uit dit voorstel voortvloeiende begrotingswijziging vast te stellen Dit besluit treedt in werking twee weken na de bekendmaking daarvan. Tenzij over dit besluit een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 5 november 2018 de griffier, de voorzitter, drs. R. Blokland MCM Ch.B. Aptroot datum print: woensdag 3 oktober 2018 3

Toelichting De Rentenota beschrijft het beleid met betrekking tot het berekenen van de rentelasten en de wijze waarop de rentelasten (en -baten) in de begroting en jaarrekening worden verwerkt. Kort gezegd beschrijft de Rentenota het beleid met betrekking tot: het ramen van de verwachte rentelasten en baten; de basis waarop die rentelasten en -baten met een percentage (rente-omslagpercentage) aan de programma's in de begroting worden toegerekend; de rentelasten die gehanteerd kunnen worden bij het nemen van investeringsbeslissingen en bij de kostentoerekening van leges en heffingen; de manier waarop met optredende rentestijgingen en -dalingen wordt omgegaan in de jaarrekening en meerjarenbegroting. Hierbij wordt zowel aandacht gegeven aan de gevolgen van feitelijke als mogelijk toekomstige renteschommelingen. Deze nota maakt onderdeel uit van het financiële beleid van de gemeente zoals staat opgenomen in artikel 8 van de Financiële verordening. Door wijzigingen in de rijksregelgeving (Besluit Begroten en verantwoorden, BBV) verandert de tot nu toe gevolgde werkwijze van begroten en verantwoorden. In deze Rentenota wordt invulling gegeven aan de nieuwe regelgeving. Daarnaast wordt in deze rentenota een aantal Zoetermeerse beleidsuitgangspunten meer specifiek geformuleerd 1. In de voorliggende Rentenota zijn al de beleidsuitgangspunten systematisch opgenomen. Waar sprake is van nieuw beleid of aanvulling op bestaand beleid is in dit raadsadvies de voorgestelde besluitvorming opgenomen. De nota is zelfstandig leesbaar en vervangt de nota Herijking calculatierente uit 2011 (raadsbesluit 31-03-2011, 110086). De opbouw van dit raadsvoorstel is als volgt. Paragraaf 1 vormt het hart van het voorstel. Het gaat in op de beleidsuitgangspunten en op de gevolgen van de Rentenota. In het raadsadvies en het voorgestelde -besluit wordt specifiek ingegaan op de aanpassingen in het rentebeleid ten opzichte van de bestaande werkwijze en beleidsuitgangspunten. In de Rentenota zelf (bijlage 1 bij het advies) worden de beleidsuitgangspunten (van bestaand en nieuw) beleid in samenhang als geheel beschreven. De gevolgen van de beleidsuitgangspunten vanuit de Rentenota werken in technische zin door naar een aantal met rente verbonden onderwerpen. Die doorwerking vraagt ook om formele raadsbesluiten. Deze onderwerpen komen in de paragrafen 2 tot en met 4 van dit raadsvoorstel aan de orde. In paragraaf 2 wordt de werkwijze en voorgestelde besluiten met betrekking tot het waardevast houden van voorzieningen en reserves toegelicht. Paragraaf 3 beschrijft een voorstel met betrekking tot het vervangingsfonds schoolgebouwen en tenslotte wordt in paragraaf 4 ingegaan op een aantal gevolgen voor investeringen met maatschappelijk nut. Dit laatste onderdeel is een vervolg op het raadsvoorstel van december 2017. Aan het eind van het advies is - gecomprimeerd - het financieel effect voor de begroting als geheel opgenomen. Omdat de aanpassingen in rijksregelgeving en daarop aansluitende aanpassingen in Rentenota door de gehele begroting heen lopend is de begrotingswijziging zeer uitgebreid en bijzonder technisch van karakter. De belangrijkste onderdelen van de begrotingswijziging betreffen een, door de BBV voorgeschreven, andere wijze van toerekenen van rentekosten aan de programma's in de begroting en het niet langer dekken van de toegerekende rentekosten van schoolgebouwen via het vervangingsfonds schoolgebouwen. Het verwerken van deze begrotingswijziging in het jaar 2018 is noodzakelijk om vanaf het jaar 2018 te kunnen voldoen een de nieuwe rijksregelgeving met betrekking tot het verwerken van rentekosten in de begroting en verantwoording. 1 Deze aangepaste Rentenota geeft invulling aan artikel 16.5 van de Financiële verordening dat voorschrijft dat een geactualiseerde beleidsnota aan de raad wordt aangeboden indien bijstelling nodig is. datum print: woensdag 3 oktober 2018 4

De budgettaire gevolgen van de in dit voorstel opgenomen beleidsvoorstellen zijn op hoofdlijn al opgenomen in de Perspectiefnota van juni 2018 respectievelijk het raadsvoorstel van december 2017. De verdere uitwerking van de financiële gegevens op basis van dit voorstel en de Rentenota leiden tot een financiële uitkomst die ten gunste of ten laste van het begrotingssaldo wordt gebracht. Aan deze financiële uitkomst liggen geen andere dan in bestaand beleid vastliggende beleidsuitgangspunten ten grondslag. De financieel technische uitkomst betekent alleen een verschuiving van lasten in de tijd en binnen de begroting als geheel. Uitzondering daarop vormt het beleidsvoorstel om het rentepercentage dat in de kostprijs van leges en tarieven wordt gehanteerd aan te passen; dat voorstel betekent een last voor het begrotingssaldo van 75.000. 1 Rentenota Rentelasten en rente-omslagpercentage Om de verwachte rentelasten te bepalen worden aannames gedaan over de financieringsbehoefte (hoeveel geld wordt er geleend) en over de hoogte van de rente (het rentepercentage). Hoe gekomen wordt tot financieringsbehoefte en de hoogte van de rente staat uitgewerkt in de rentenota 2018 in hoofdstuk 2. Jaarlijks zullen deze parameters en het rente-omslagpercentage worden voorgelegd in de perspectiefnota en worden vastgesteld in de programmabegroting. Voor de begroting 2018 en 2019 worden de parameters in dit raadsvoorstel voorgelegd. Rentescenario Voor de raming in de begroting van het te betalen rentepercentage wordt een rentescenario gehanteerd. Dit scenario is een scenario voor de structurele rente. Het is gebaseerd op de huidige marktrente voor langlopende leningen (10 jaar fixe) en inschattingen van de renteontwikkeling. Daaruit volgt een scenario voor een structureel renteniveau. Vervolgens wordt vanuit de huidige marktrente in het huidige begrotingsjaar in 4 gelijke stappen toegegroeid naar dit structurele percentage. Tenslotte wordt de rente op korte leningen afgeleid van het scenario op lange leningen. Hiervoor wordt een rekenregel gehanteerd. In paragraaf 2.1.2 van de rentenota staat dit verder toegelicht. Ieder jaar zal bij de perspectiefnota een voorstel worden gedaan voor het rentescenario, waarna het in de programmabegroting wordt vastgesteld. Rentescenario 2018 en 2019 Omdat bij de Perspectiefnota 2019 de Rentenota nog niet gereed was, is er geen expliciet voorstel gedaan voor het rentescenario. Wel is in het financiële beeld zoals geschetst in de Perspectiefnota voor 2018 en voor de programmabegroting 2019-2022 het volgende scenario te gehanteerd: Rentescenario 2018 2019 2020 2021 2.022 rente lang vreemd vermogen nieuwe lening 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% rente kort vreemd vermogen 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% Hierbij wordt het structurele rentescenario voorgesteld op 3,5% en wordt vanaf 2018 (percentage van 1,5%) in 4 gelijke stappen toegegroeid naar dit structurele percentage. De voorgelegde rekenregel voor rente op korte leningen is dat de korte rente 1% onder de lange rente ligt. In de programmabegroting 2019 is dit scenario opgenomen. Berekening rente-omslagpercentage en rente eigen vermogen (besluit 1a) Het rente-omslagpercentage wordt bepaald door het saldo van de rentelasten en de rentebaten. Vervolgens wordt dit saldo omgeslagen over de waarde van de activa (bezittingen) die de gemeente heeft. In paragraaf 2.3 van de Rentenota staat de berekening uitgewerkt en toegelicht. De berekening geeft een percentage van 0,1% in 2018 en 0,3% in 2019. Jaarlijks wordt het rente-omslagpercentage bij de perspectiefnota berekend en in de programmabegroting opgenomen. Het opgenomen rente-omslagpercentage is berekend volgens de regelgeving van de BBV. Deze regelgeving laat de keus aan de gemeente om wel of geen rente toe te rekenen aan het eigen vermogen (die middelen leen je van jezelf ). Het heeft de voorkeur van de BBV om geen rente over het eigen vermogen te rekenen. Zoetermeer volgt deze voorkeur, omdat de rente over het eigen vermogen niet daadwerkelijk betaald hoeft te worden. In de begroting staat de rente over het eigen vermogen als last op de programma s, maar is vervolgens een baat op het Overzicht algemene dekkingsmiddelen (OAD). Per saldo is het voor de gemeente dus neutraal. Het verhoogt zowel de lasten als de baten. Dit staat verder uitgewerkt in paragraaf 2.1.3 van de rentenota. Bij besluit 1a wordt dan ook voorgesteld om geen rente over het eigen vermogen toe te rekenen. Deze keus zit verwerkt in bovengenoemd rente-omslagpercentage en in de begrotingswijziging. datum print: woensdag 3 oktober 2018 5

Rentetoerekening Rentetoerekening aan programma s (besluit 1 b) De BBV schrijft voor dat aan de programma s het rente-omslagpercentage moet worden toegerekend. Dit staat toegelicht in paragraaf 3.1 van de rentenota. De methodiek van berekenen van dat omslagpercentage is in de BBV vastgelegd. Die geeft een wijziging ten opzichte van de huidige werkwijze in de begroting. In de huidige begroting staat op alle programma s een rente van 4,35% (of hoger bij oudere investeringen) over de aan het programma verbonden bezittingen (activa). Zo staat bijvoorbeeld op programma 1 de rentelast voor de schoolgebouwen opgenomen. In de vernieuwde BBV mag aan de programma s niet meer dan het berekende rente-omslagpercentage worden toegerekend. Dit leidt tot een aframing van de rentelast gebaseerd op de calculatierente op de programma s en vervolgens ook tot een opraming van het rente-omslagpercentage op de programma s. Beide staan opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 1: begrotingswijziging per programma in verband met rente-omslagpercentage aframen rentelast per programma 2018 2019 2020 2021 2022 1. Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie -6.600.725-7.330.287-7.350.987-7.202.505-7.053.680 3. Leefbaarheid, duurzaam en groen -538.055-535.550-547.068-521.256-497.981 4. Vrije tijd -3.869.405-3.803.998-3.718.583-3.630.339-3.538.832 5. Veiligheid -1.857-947 6. Dienstverlening en samenspraak -24.247-19.124-14.661-9.993-5.109 7. Inrichting van de stad -484.323-478.397-473.078-467.563-461.842 Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien -39.232-31.183-23.968-16.439-8.581 Overzicht overhead -1.843.066-1.798.447-1.723.098-1.652.610-1.580.289-13.400.911-13.997.933-13.851.444-13.500.704-13.146.315 opramen rentelast per programma op basis van rente-omslagercentage 1. Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie 172.876 551.789 539.315 530.367 519.121 3. Leefbaarheid, duurzaam en groen 19.076 56.636 63.990 61.495 59.144 4. Vrije tijd 97.326 288.933 282.494 275.834 268.923 5. Veiligheid 43 65 - - - 6. Dienstverlening en samenspraak 557 1.319 1.011 689 352 7. Inrichting van de stad 13.580 40.323 39.952 39.568 39.169 Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien 902 2.151 1.653 1.134 592 Overzicht overhead 50.523 148.062 142.594 137.454 132.178 354.883 1.089.277 1.071.010 1.046.541 1.019.480 De aframing van de rentelasten verlaagt de lastenkant van de begroting met bijna 14 mln. Dit is geen voordeel in de begroting aangezien de batenkant ook met 14 mln naar beneden gaat. Dit is zichtbaar in de begrotingswijziging op OAD. De rentelast die wordt opgenomen op de programma s wordt over de jaren constant gehouden. Eventuele toe- of afname van de rentelasten in de toekomst staan opgenomen op het overzicht algemene dekkingsmiddelen en worden daar toegelicht. Hiermee worden de rentelasten en baten in de begroting transparant opgenomen op 'programma' Overzicht Algemene Dekkingsmiddelen. Om dit inzichtelijk te kunnen doen wordt een product Treasury gecreëerd waar alle rentelasten en baten op geraamd en verantwoord worden. Verwerking rente-omslagpercentage in de programma s in de jaarrekening (besluit 1c) Wanneer de werkelijke rentelasten die toegerekend moeten worden aan de programma s, afwijken van de begrote rentelasten kan een nieuw rente-omslagpercentage worden toegerekend aan de programma s. Dit is vanuit de BBV verplicht voor afwijkingen van meer dan 25% op de rentelasten of wanneer de afwijking op de rentelasten materieel is. Voorgesteld wordt om een afwijking van 500.000 of meer te bestempelen als materieel. In paragraaf 2.3 van de rentenota is dit uitvoeriger beschreven. Rentetoerekening aan investeringsbeslissingen Wanneer een nieuwe investering aan de raad wordt voorgelegd, wordt dekking gevraagd voor de meerjarige kapitaallasten (rente en afschrijving). Voorgesteld wordt om voor de rente dekking te vragen voor het structurele percentage uit het rentescenario. In de rentenota staat dit uitgewerkt in paragraaf 3.2. Dat betekent concreet voor 2018 dat wordt voorgesteld bij investeringsbeslissingen dekking te creëren van 3,5% en niet het rente-omslagpercentage. Hiervoor zijn twee redenen aan te geven: datum print: woensdag 3 oktober 2018 6

Het huidige rente-omslagpercentage geeft de rente in het verleden weer, terwijl dekking nodig is voor de toekomstige financiering. Investeringsbeslissingen worden op deze manier niet beïnvloed door een toevallige hoge of lage rentestand en zijn onafhankelijk van de wijze van financiering (eigen of vreemd vermogen) Het tijdelijk verschil tussen de bij het investeringsbesluit opgenomen rente en de op korte termijn verwachte rentekosten (scenario) wordt betrokken bij de jaarlijkse herijking van de rentelasten op Treasury. Rentetoerekening aan leges en heffingen (besluit 1d) Voor leges en heffingen waar activa aan gerelateerd zijn (momenteel afvalstoffenheffing en lijkbezorgingsrechten) mag de rentelast als kostenpost worden toegerekend. Het rentepercentage dat wordt toegerekend is door de gemeente zelf te bepalen, mits goed onderbouwd. Wanneer het tarief 100% kostendekkend is en de kosten lager worden (door een lager rentepercentage), moet het tarief daarop worden aangepast. Er zijn verschillende mogelijkheden voor de hoogte van de toe te rekenen rente. In de rentenota in paragraaf 3.3 staan deze optie uitgewerkt en toegelicht. Voorgesteld wordt om het rentepercentage dat wordt betrokken in de tariefsberekening voor leges en heffingen te baseren op het gemiddelde percentage uit het rentescenario voor de 4 begrotingsjaren. Voor 2019 is dit percentage 2,75%. Dit wordt voorgesteld vanwege het belang van objectiviteit/herkenbaarheid van het percentage en vanwege de relatieve stabiliteit in de renteontwikkeling. In de huidige begroting is nog rekening gehouden met een kostentoerekening van 3,5%. De verlaging naar 2,75% houdt een vermindering van de opbrengst van de afvalstoffenheffing in van 75.000. Dit bedrag is in de begrotingswijzing verwerkt en ten laste van het begrotingssaldo gebracht. De gevolgen van een lagere rentetoerekening aan de afvalstoffenheffing voor het tarief zelf worden betrokken in het tarievenvoorstel van december 2018. Renterisico en egalisatiereserve Rente-egalisatie in de jaarrekening De werkelijke rentelasten en rentebaten zullen bij de jaarrekening altijd afwijken van de begroting. Dit komt doordat het rentepercentage op (korte) leningen door het jaar heen fluctueert en doordat de financieringsbehoefte schommelt en afhangt van het moment waarop uitgaven gedaan worden en eventuele inkomsten ontvangen zullen worden. Deze schommelingen hebben niet te maken met beleidskeuzes, maar zijn toevallige uitkomsten. Om deze schommelingen niet van invloed te laten zijn op het exploitatieresultaat worden voor- of nadelen ten opzichte van de begroting gestort cq onttrokken aan de rente-egalisatiereserve. Het renteresultaat wordt daarmee neutraal gemaakt in de jaarrekening. Op het product Treasury op OAD worden eventuele grotere afwijkingen in de jaarrekening toegelicht.. Gebruik rente-egalisatiereserve in de perspectiefnota/begroting Wanneer bij het opstellen van de begroting de verwachting is dat de marktrente in enig jaar hoger of lager zal zijn dan opgenomen in het rentescenario wordt een nieuwe raming van de rentelasten gemaakt. Om deze incidentele afwijking van de rentelast geen invloed te laten hebben op het begrotingssaldo wordt het verschil ten opzichte van raming geneutraliseerd door een storting of onttrekking uit de renteegalisatiereserve. Dit geldt alleen voor tijdelijke verwachte wijzigingen in de marktrente. Als de verwachting is dat de rente voor de langere termijn gaat wijzigen met een behoorlijke omvang, dan wordt er bij de perspectiefnota voorgesteld het rentescenario te wijzigen. De financiële gevolgen van een wijziging in het rentescenario worden niet verrekend met rente-egalisatiereserve en hebben altijd budgettaire gevolgen voor het begrotingssaldo. Grote wijzigingen in de financieringsbehoefte hebben ook effect op de rentelasten. Deze worden over het algemeen veroorzaakt door beleidskeuzes waarbij ook in dekking voor de rente wordt voorzien. Deze wijzigingen worden dan ook niet geneutraliseerd via de reserve. Omvang rente-egalisatiereserve (besluit 1e) Om renteschommelingen niet direct van invloed te laten zijn op de exploitatie is een renteegalisatiereserve beschikbaar om de budgettaire gevolgen van die schommelingen in ieder geval tijdelijk op te kunnen vangen. Als beleidsuitgangspunt geldt dat een rentestijging van 1,5% bij een gegeven datum print: woensdag 3 oktober 2018 7

financieringsbehoefte voor een periode van vier jaar kan worden opgevangen binnen deze reserve. Wanneer de verwachting of realiteit is dat de rentestijging hoger is of van langere duur dan is er aanleiding om een aanpassing van het rentescenario, met budgettaire gevolgen, te overwegen. De uitwerking daarvan is opgenomen in de Rentenota. Naar de gegevens van 2019 is het maximum van de rente egalisatiereserve 6 mln. (1,5% * 4 jaar voor * 100 mln financiering). In het huidig beleid is de omvang van de rente egalisatiereserve gemaximeerd op 4,8 mln. Voorgesteld wordt om dit maximum niet langer aan een bedrag te koppelen maar aan het genoemde inhoudelijke beleidsuitgangspunt (1,5 % gedurende vier jaar over de financieringsbehoefte). 2. Waardevast houden reserves en voorzieningen Besluit 2, 3 en 4. Huidige situatie De reserves en voorzieningen hebben verschillende functies, waaronder financieringsfunctie. Ze vormen de financiering voor een groot deel van de gemeentelijke bezittingen (activa). Vanwege deze financieringsfunctie wordt er in de huidige situatie rente berekend over de financieringsmiddelen. Deze rente betalen we aan onszelf waardoor deze lasten dan ook geen werkelijke lasten zijn voor de gemeenten. Ze zijn een last op de programma s en een baat in het renteresultaat op OAD. Een deel van deze baat wordt ingezet om een aantal reserves en voorzieningen waardevast (op peil) te houden. Dit heeft te maken met een andere functie van de reserves en voorzieningen, namelijk de bestedingsfunctie. De zogenaamde bestemmingsreserves en alle voorzieningen kennen een bestedingsdoel. Om te zorgen dat de besteding in de toekomst ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden, is het nodig de reserves en voorzieningen waardevast te houden. Dit wordt gedaan door rente bij te schrijven op bepaalde reserves en voorzieningen. Hiervoor worden verschillende percentages gehanteerd. Bepaalde reserves en voorzieningen ontvangen inflatierente en andere een marktrente of vaste rente. Nieuwe werkwijze In de nieuwe werkwijze wordt voorgesteld het waardevast houden van reserves en voorzieningen los te koppelen van de rente. Het waardevast houden om bestedingen in de toekomst te kunnen doen, heeft te maken met inflatie en niet de hoogte van de rente. Dit in combinatie met de voorkeur van de BBV om geen rente meer toe te rekenen over het eigen vermogen leidt tot het voorstel om het waardevast houden van reserves en voorzieningen los te koppelen van de rente. Voorgesteld wordt de bijschrijving te koppelen aan de inflatie. De dekking van deze bijschrijving op reserves en voorzieningen komt niet meer ten laste van de rentebaten, maar komt rechtstreeks vanuit uit het begrotingssaldo. Er is ook bekeken, gezien deze nieuwe werkwijze, welke reserves en voorzieningen waardevast gehouden moeten worden. Hiervoor zijn criteria ontwikkeld zodat het begrotingssaldo alleen belast wordt als dit daadwerkelijk nodig is. Het betreft de volgende criteria: Is er sprake een vastgesteld meerjarig bestedingsplan en hangt de omvang van de reserve samen met dit bestedingsplan? Onder deze reserves ligt een harde onderbouwing van de benodigde uitgaven. Dit betreft een aantal onderhoudsreserves. De dekking van het onderhoud in de exploitatie komt jaarlijks in zijn geheel ten laste van de reserve. Het is nodig inflatie toe te voegen aan deze reserve om voldoende dekking te hebben voor de benodigde uitgaven. Uit dit criterium volgt dat egalisatiereserves (om tekorten of overschotten in een bepaald jaar te neutraliseren) niet waardevast gehouden hoeven te worden. Deze reserves worden gevoed door overschotten en de onttrekkingen zijn dekking voor tekorten. Heeft de reserve of voorziening enige omvang (minimaal boven de 250.000)? Bij een reserve van minder dan 250.000 gaat toevoeging van inflatie om relatief kleine bedragen. De administratieve last om inflatie toe te voegen overschrijdt dan de toegevoegde waarde. Voorgesteld wordt deze reserves niet te verhogen met inflatie. Is de looptijd van de reserve langer dan drie jaar? datum print: woensdag 3 oktober 2018 8

Wanneer de looptijd van een reserve drie jaar of korter is, heeft toevoeging van inflatie weinig waarde. Voorgesteld wordt deze reserves niet te verhogen met inflatie. Ook hiermee worden de administratieve lasten beperkt. Deze criteria/kaderstelling leidt er toe dat de volgende reserves geen inflatie meer krijgen toegerekend: Reserve investeringsimpuls amateurverenigingen (geen vastgesteld meerjarig bestedingsplan); Reserve beeldende kunst in de openbare ruimte (geringe omvang en geen vastgesteld meerjarig bestedingsplan); Reserve onderhoud beeldende kunst in de openbare ruimte (geringe omvang en geen vastgesteld meerjarig bestedingsplan); Egalisatiereserve groot onderhoud ondergronds (omvang van reserve hangt niet samen met meerjarig vastgesteld bestedingsplan en kent een plafond (gemaximeerde omvang)); Reserve investeringsfonds 2030 (geen vastgesteld meerjarig bestedingsplan voor de volledige omvang van de reserve). Voor de voorzieningen wordt, conform externe regelgeving, bij het opstellen van de jaarrekening een herijking van de verplichtingen opgesteld die mogelijk aanleiding is voor een dotatie aan of vrijval uit de voorziening ten laste/gunste van de exploitatie. Op begrotingsbasis vindt al dan niet toevoeging van inflatie plaats: De voorziening spaarverlof krijgt geen inflatie meer krijgt toegerekend vanwege zijn geringe omvang; De voorziening afkoopsommen onderhoud graven gaat van marktrente naar inflatie; De voorziening wethouders pensioenen gaat van een vast percentage naar inflatie. In bijlage 2 staat een overzicht van de reserves en voorzieningen waarbij is aangegeven aan welke reserves en voorzieningen inflatie wordt toegerekend en aan welke niet. De hoogte van de toe te voegen inflatie aan reserves en voorzieningen wordt gebaseerd op de prijsinflatie zoals die gehanteerd wordt in de exploitatie. Dit percentage wordt opgenomen in de perspectiefnota en vastgesteld bij de programmabegroting. Het betreft het inflatiecijfer uit het Centraal Economisch Plan (CEP) dat jaarlijks begin maart door het CPB wordt gepubliceerd. Hierin worden correcties uit voorgaande jaren verwerkt. Besluit 5. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de voorziening riolering. Deze voorziening houdt een vaste toevoeging van 4% tot de herijking van deze voorziening. 3. Aanpassing vervangingsfonds schoolgebouwen Besluit 6 en 7 Het in stand houden en vervangen van schoolgebouwen gebeurt via een integraal huisvestingsplan. Dit plan wordt om de vier jaar herijkt. De dekking van de kapitaallasten (rente en afschrijving) die voortvloeien uit dit huisvestingsplan vindt plaats vanuit de reserve egalisatie investeringen schoolgebouwen (kortweg vervangingsfonds). Deze reserve wordt gevoed met een jaarlijkse storting en wordt waardevast gehouden met inflatie. Hier tegenover staat een jaarlijkse onttrekking aan de reserve ten behoeve van dekking van de kapitaallasten. Met de nieuwe regelgeving zoals beschreven in de rentenota, wordt het toerekenen van rente aan de programma s gebaseerd op de door de BBV bepaalde definitie van het rente-omslagpercentage. Omdat er geen invloed kan worden uitgeoefend op de rentelasten ten behoeve van de investeringen in schoolgebouwen, wordt voorgesteld de dekking van rentelasten geheel buiten het vervangingsfonds te laten en het fonds alleen dekking te laten zijn voor de afschrijvingslasten. Voorgesteld wordt de rentelast deel uit te laten maken van de rentelasten op Treasury en dekking hiervoor uit de algemene middelen te halen. De verlaging van de toerekening van rentekosten aan het programma ''Onderwijs'' heeft als gevolg dat ook de jaarlijkse onttrekking uit de reserve lager wordt. En dat heeft op zijn beurt weer als gevolg dat de jaarlijkse storting in het fonds naar beneden kan worden bijgesteld. De storting kan worden verlaagd met 3,3 mln. De storting en onttrekking zijn, gegeven het karakter van de egalisatiereserve, niet jaarlijks aan elkaar gelijk. Hierdoor ontstaat een verschil in het begrotingssaldo. datum print: woensdag 3 oktober 2018 9

4. Investeringen met maatschappelijk nut Besluit 8 In het raadsvoorstel uitwerking wijzigingen BBV: nota waarderen, activeren, afschrijven en rente van december 2017 is opgenomen dat in verband met de vernieuwde BBV, investeringen met maatschappelijk nut moeten worden geactiveerd (op de balans moeten worden opgenomen) en moeten worden afgeschreven. De financiële consequenties van deze wijziging waren nog niet volledig in beeld. In december 2017 is daarom alleen de begroting 2017 hierop aangepast. Inmiddels zijn de consequenties verder doorgerekend en wordt bij dit voorstel de begroting meerjarig gewijzigd. Daarnaast zijn er nog wat aanvullingen op de in december vastgestelde werkwijze met betrekking tot de investeringen met maatschappelijk nut. De financiële consequenties zijn al meegenomen in de perspectiefnota 2019 (juni 2018). De investeringen met maatschappelijk nut voor wat betreft het onderwerp mobiliteit waren ten tijde van de perspectiefnota nog onvoldoende in beeld. De verwachting is dat de uitgaven voor mobiliteit voor het grootste deel onder de verplichting van activering gaan vallen. Hiermee vervalt het budget in de exploitatie voor een bedrag van 450.000. Dit komt ten gunste van het begrotingssaldo. Hier tegenover komt een jaarlijks investeringsbudget met bijbehorende kapitaallast die ten laste van het begrotingssaldo komt. Voor de fietsbruggen van het van Tuylpark waren nog geen afschrijvings- en onderhoudslasten opgenomen. Voorgesteld wordt dit budget van 8.667 alsnog op te nemen in de begroting. Afschrijvingstermijnen In het hiervoor genoemde nota waarderen, activeren en afschrijven is een bijlage met afschrijvingstermijnen opgenomen. Er is een omissie geconstateerd in deze bijlage. De afschrijvingstermijn voor nieuwe overige gebouwen grotendeels van steen stond niet opgenomen in de bijlage. Deze wordt alsnog toegevoegd. Het gaat om een termijn van 50 jaar. Ook was in die bijlage voor de kunstwerken van beton (bruggen, tunnels en viaducten) nog geen afschrijvingstermijn opgenomen. Conform de huidige onderhoudsstrategie worden deze betonnen kunstwerken toegevoegd aan de bijlage met afschrijvingstermijnen toegevoegd met een termijn van 80 jaar. Financiën Financiële consequenties rentenota en investeringen met maatschappelijk nut De beleidswijzigingen uit de rentenota en dit raadsvoorstel zijn financieel vertaald in een begrotingswijziging. Deze begrotingswijziging laat een positief saldo zien van 1,085 mln. in 2018 dat jaarlijks afloopt. In de Perspectiefnota 2019 (pagina 33) was al voor een deel rekening gehouden met een financieel effect van een aantal elementen uit dit advies. Ten opzichte van het in de Perspectiefnota opgenomen effect leidt dit raadsvoorstel tot een positieve bijstelling van het begrotingssaldo van 554.000 in 2018 aflopend tot een negatieve bijstelling van ruim 200.000 in 2022. De financiële doorvertaling vanaf 2023 is nog in voorbereiding. Tabel effect rentenota en investeringen met maatschappelijk nut op begrotingssaldo 2018 2019 2020 2021 2022 Totaal uitkomst raadsvoorstel rentenota 1.085.499 946.949 322.446-80.832-520.686 AF: Saldo gemeld bij PN rente en invest. maatsch. Nut 531.000 405.000-110.000-135.000-313.000 Nieuw resultaat 554.499 541.949 432.446 54.168-207.686 De bijstelling van het budgettair effect op het begrotingsaldo ten opzichte van de situatie in de Perspectiefnota wordt vooral veroorzaakt door: Verschil in fasering van het vervangingsfonds schoolgebouwen Investeringen maatschappelijk nut, onderdeel mobiliteit Toerekening inflatie aan reserves en voorzieningen Aframing van de opbrengst afvalstoffenheffing met 75.000 Naast een wijziging in het begrotingssaldo levert de begrotingswijziging een verlaging van zowel de lasten als de baten met ongeveer 18 mln. Dit heeft te maken met het niet langer toerekenen van rente datum print: woensdag 3 oktober 2018 10

over het eigen vermogen en het niet langer toerekenen aan de programma s van de calculatierente. Hierdoor is de rentelast op de programma s verlaagd van 4% naar 0,1% in 2018 en naar 0,3% in 2019. De lasten zijn dus fors naar beneden (zie tabel 1). Dit betekent echter dat dit ook geen rentebaat meer is. In de praktijk betekent het dat de renteopbrengst van de reserve algemeen dekkingsmiddel niet meer in de begroting aan de inkomstenkant is geraamd. Het zogenaamde ''rond pompen van rente door de begroting vervalt. Aan beide kanten van de begroting (de lasten en de baten) wordt de begroting hierdoor verlaagd met bijna 14 mln. Daarnaast wordt de storting in het vervangingsfonds onderwijshuisvesting verlaagd met 3,3 mln., omdat alleen nog de afschrijvingslasten via het fonds worden gedekt en niet meer de rentelasten (besluit 7,8 en 9). Hierdoor wordt de jaarlijkse onttrekking uit de reserve (baat) ook verlaagd met ongeveer eenzelfde bedrag. Samenspraak en Communicatie N.v.t Duurzaamheid N.v.t. Toegankelijkheid en bruikbaarheid voor gehandicapten N.v.t. Rapportage en evaluatie N.v.t. Begrotingswijziging Bijlage 4 datum print: woensdag 3 oktober 2018 11