enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt

Vergelijkbare documenten
Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Antwoorden Thema 5 Vrije tijd

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Antwoorden Thema 4 Vervoer

Herhalingsoefeningen. Thema 7 Wonen. 1 Woorden. 2 Woorden. Zet de objecten in de juiste kolom:

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Een retour Rotterdam

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. SPREKEN NIVEAU A1

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Draaiboek Spoorwegmuseum. (Keuze C) Inleiding: Deze opdracht gaat over de camping de Berenkuil in Utrecht.

Kijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs.

Weekje weg: shoppen, interview/fotoshoot en veel praten

Take a look at my life 12

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

3 Jij gaat toch volgende week verhuizen? Je mag het... van mijn vriendin wel gebruiken! a bus b busje

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

HARTELIJK BEDANKT: SCHRIJVER: Racheal

2.7 In de supermarkt **

Deel D Spreken - Thema 11 Milieu

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein OPDRACHTKAART.

Wat heb je gisteren gedaan?

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Iris marrink Klas 3A.

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD

Tips voor extra werkvormen. Thema 1 Kennismaken en begroeten. Oefening 1 en 2. Oefening 6. Grammatica Tegenwoordige tijd

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Logeren bij mijn vriendin

REGELS. Kies het goede woord. 1 Ik vind de fiets niet mooi. Ik koop... niet. a het b hem

MIJN BEZOEK AAN HET KLOMPENMUSEUM & BELEVINGSPAD IN LAAKDAL

Geef antwoord op de vraag met een complete zin. VOORBEELD: Waar slaap jij? ANTWOORD: Ik slaap in een bed. (Schrijf uw antwoorden ook in uw schrift).

~~Weekly Diary~~ Week 2

Herhalingsoefeningen De Sprong, thema 7

MIJN RONDLEIDING IN DE LUCHTHAVEN VAN ANTWERPEN

René op vakantie mei 2013 P U T T E N

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich?

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

~~Weekly Diary~~ Week 2

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Puzzel OVCP - Wal. Beste medewerker,

De OV-chipkaart Reizen met de OV-chipkaart bij NS

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

Reizen met de Keuzedagen van uw Voordeelurenabonnement?

Spreken. Les 4: Wat zeg je? In een kledingzaak OPDRACHTKAART.

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND

Buiten worden we opgewacht door Hazel de eigenaresse van ons appartement. We gaan met drie ruime auto s naar Lagos. Het is bijna een uurtje rijden.

Lesbrief 8. Een taxi bellen

april 2013 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Buschauffeur

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus.

Argus Clou Aardrijkskunde Groep 3 Proeflessen Mensen op wielen Malmberg, s-hertogenbosch 2

Gewijzigde dienstregeling

Deelnemers: Bert, Robert, Els, Nel, Marijke en Pier. Begeleiders: Henriëtte, Frank en Tineke

TOETS NT2-1 schrijven. Goed voorbereid slagen. voor het staatsexamen NT2 programma 1. Opgavenboekje nr. 1 SCHRIJVEN. niveau B1. tijdsduur: 120 minuten

5 Verkeer en vervoer

Take a look at my life week 5&6

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 58 naar Verschillende vormen van werkwoorden. Onderstreep nu de werkwoorden in je zinnen.

Taalklas.nl Plus Cursistenmateriaal

Gewijzigde dienstregeling

Veelzijdig Limburg. 31 augustus tot en met 4 september 2015 in Valkenburg

Take a look at my life week 13

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

Wij zijn met elkaar op vakantie:

Spreekopdrachten thema 7 Werken

De OV-chipkaart Reizen met de OV-chipkaart bij NS

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Stufe 1. Kreuzen Sie die richtige(n) Lösung(en) an. 1. Waar kom je a) van. b) vandaan. c) vandaag. 2. u Duitse? a) Bent b) Ben c) Zijn

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel

VOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel.

Onze week in Kempten. -Merle Wellink VWO 4

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

ZVG kamp 2009 in. 19 augustus.

leeruitstap Kwadrant donderdag 17 mei 2001 hoofdstad van België hart van Europa

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

GRAN CANARIA. Playa Del Ingles. Hotel Greenfield. Jaap Erkelens. Ronald Erkelens. Caroline de Ligt

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.

Zeggen ze Persoon A Persoon B Persoon C Persoon D Persoon E Iets over de maat? Iets over de kleur? Iets over de stof? Iets over de prijs?

Dat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager

Melkweg. De deur op slot. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Veilig wonen

Vragen en antwoorden Vrij reizen voor 65-plus Capelle aan den IJssel Versie 3.2

Dit is een gatentoets die een selectie van teksten bevat die geleerd zijn in de cursus Nederlands voor buitenlanders. Er zijn 100 opgaven.

MIJN BEZOEK AAN HET EMABB IN BOOM

Vakantie Valkenburg Andre-Menie-Sander-Ruddy-Minie-Jan-Herwig. Reisbegeleiders: Reina en Lea

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

BESTEMMING BEREIKT?! Opdrachtenblad Niveau:

Spreken. Wat zeg je? SPREKEN NIVEAU A1

Spreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1

Wat zie je er leuk uit!

Transcriptie:

Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt Meneer, mag ik u wat vragen? Medewerker NS: Ja, natuurlijk. Ik moet met de trein naar Amsterdam. Is er een trein van Apeldoorn naar Amsterdam? Medewerker NS: Nee, u moet in Amersfoort. Hoe laat en van welk spoor vertrekt de volgende trein? Medewerker NS: Die om 10.13 uur van 1. Dank u wel. En hoe laat ben ik dan in Amersfoort? Medewerker NS: Om 10.37 uur. Dan vertrekt de trein uit Amersfoort naar Amsterdam om 10.56 uur. U hebt dus 20 minuten om over te stappen. Oké, dat is tijd. En hoe laat ben ik dan in Amsterdam? Medewerker NS: Om 11.30 uur. Hoeveel kost een reis? Medewerker NS: U reist buiten de spits, dus u reist met 40%. Een enkele reis Apeldoorn-Amsterdam met korting kost 9,10 euro. Hartelijk dank voor de. Medewerker NS: Graag gedaan, en een goede. Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 1

2 Woorden Zet de volgende woorden in de juiste kolom: : de gate de halte inchecken (3x) de lijn de OV-chipkaart (2x) de paspoortcontrole het perron het spoor de stationshal het stationsplein uitchecken (2x) de vertrekhal de vlucht de trein de tram het vliegtuig 3 Woorden Geef van elke comparatief het antoniem (het tegengestelde woord). Voorbeeld: kleiner - groter 1 ouder - 2 warmer - 3 donkerder - 4 langzamer - 5 minder - 6 vroeger - 7 dikker - 8 slechter - 9 lager - 10 moeilijker - Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 2

4 Woorden Combineer de vragen met de juiste reactie. 1 Hoe ga je naar de cursus? a U kunt lijn 1 en lijn 4 nemen. 2 Welke bus gaat naar het centrum? b Tegenover het station. 3 Is dat een directe trein? c Een half uur. 4 Waar kan ik een OV-chipkaart kopen? d Met de bus. 5 Van welk spoor vertrekt de trein? e In Amersfoort. 6 Hoe reis je naar Tokio? f Met het vliegtuig. 7 Hoe laat vertrekt de bus? g Bij de automaat. 8 Hoelang bent u onderweg? h Nee, u moet overstappen. 9 Waar zijn de tramhaltes? i Van spoor 8. 10 Waar moet ik overstappen? j Om 10.29 uur. 5 Grammatica Schrijf bij elk adjectief de comparatief en de superlatief. Voorbeeld: warm - warmer - warmst 1 gezellig - - 2 snel - - 3 veel - - 4 hoog - - 5 zwaar - - 6 dun - - 7 goed - - 8 oud - - 9 moeilijk - - 10 mooi - - Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 3

6 Grammatica Kijk naar de drie pizza s. Maak bij elk adjectief een zin met een comparatief en een zin met een superlatief. pizza 1 e 2,45 pizza 2 e 4,75 pizza 3 e 7,99 1 (duur) 2 (goedkoop) 3 (klein) 4 (groot) 5 (gezond) 7 Grammatica Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in. Voorbeeld: (werken) Gisteren heb ik tot 17.30 uur gewerkt. 1 (wonen) Peter heeft drie jaar in Brussel. 2 (kopen) Marjan heeft een nieuwe spijkerbroek. 3 (horen) Heb je wat er op het station is gebeurd? 4 (spreken) Na de les heeft Enrico nog even met de docent. 5 (kijken) Na het eten hebben we nog een uurtje televisie. 6 (nemen) We hebben de trein naar Maastricht. 7 (koken) Eline heeft lekkere soep. 8 (drinken) Gisteravond hebben we te veel biertjes. 9 (sturen) Ik heb je een e-mail. 10 (slapen) Heb je lekker? Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 4

8 Grammatica Kijk naar de plaatjes. Schrijf bij elk plaatje wat de man heeft gedaan. Gebruik de voltooide tijd (het perfectum). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 5

9 Lezen Margriet en Marit zijn een dagje naar Amsterdam geweest. Marit schrijf een e-mail aan haar zus. Ze vertelt over de leuke dag met Margriet. Lees de e-mail en beantwoord de vragen. Hoi lieve zus! Hoe gaat het? Alles goed op je werk, en met Paul? Met mij gaat het prima. Ik was een weekje vrij. Zaterdag ben ik een dag met Margriet naar Amsterdam geweest. Dat was echt heel leuk! s Ochtends heb ik in Utrecht de trein genomen naar Amsterdam Centraal. Er was wel wat vertraging, dus ik heb Margriet gebeld. Ze heeft in Amsterdam op mij gewacht op spoor 12. Toen zijn we even naar de Bijenkorf gegaan. Margriet heeft een nieuwe tas gekocht en ik heb een trui gepast. Ik heb hem niet gekocht, want hij was een beetje te groot. Daarna hebben we lekker geluncht in een gezellig café. Ik heb een broodje gezond gegeten en Margriet een tomatensoep. Na de lunch zijn we naar het Van Gogh Museum geweest. Daar hebben we prachtige schilderijen gezien en Margriet heeft nog mooie kaarten in de museumwinkel gekocht. Van een museum word je moe, dus daarna hebben we tram 2 naar het centraal station genomen. Op het station heb ik Margriet gedag gezegd en de trein van 16.32 uur genomen van spoor 5. In Utrecht heb ik nog even boodschappen gedaan. Thuis heb ik een simpele soep gekookt en s avonds heb ik alleen nog even televisie gekeken. Het was een leuke maar vermoeiende dag, dus ik ben om 22.00 uur naar bed gegaan. Heb jij nog wat leuks gedaan dit weekend? Zullen wij binnenkort ook weer eens iets leuks doen? Misschien een dagje naar Arnhem? Veel liefs, Marit 1 Onderstreep alle vormen van de voltooide tijd (perfectum) in de tekst. 2 Op welke dag is Marit met Margriet naar Amsterdam geweest? 3 Waarom was Marit te laat in Amsterdam? 4 Waar hebben Marit en Margriet afgesproken? 5 Wat heeft Margriet in de Bijenkorf gekocht? 6 Waarom heeft Marit de trui niet gekocht? 7 Wat heeft Margriet gegeten in het lunchcafé? 8 Hoe zijn Margriet en Marit van het museum terug naar het station gegaan? 9 Hoe laat en van welk spoor heeft Marit de trein naar Utrecht genomen? 10 Wat heeft Marit s avonds gedaan? Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 6

10 Schrijven Maak de zinnen compleet in de voltooide tijd (het perfectum). Gebruik het werkwoord tussen haakjes. Voorbeeld: (zijn) Vorig weekend ben ik met mijn vrienden naar een concert in Amsterdam geweest. 1 (koken) Gisteren 2 (bellen) Gisteravond 3 (maken) Een paar dagen geleden 4 (werken) Afgelopen weekend 5 (kopen) Vorig jaar 6 (kijken) De afgelopen tijd 7 (eten) Vorige week 8 (komen) In 2016 9 (vinden) Een tijdje geleden 10 (wonen) Van 2012 tot 2015 11 Spreken Beschrijf een dagje uit. Gebruik de voltooide tijd (het perfectum). Gebruik de kloktijden en de gegeven werkwoorden. Voorbeeld: 09.30 uur - de trein nemen Om half tien hebben we de trein naar Amsterdam genomen. 1 10.15 uur - koffie drinken 2 11.00 uur - winkelen 3 13.00 uur - lunchen 4 14.30 uur - het Rijksmuseum bezoeken 5 17.00 uur - in het Vondelpark wandelen 6 19.15 uur - in een restaurant eten 7 22.30 uur - naar huis gaan Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 7