Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt Meneer, mag ik u wat vragen? Medewerker NS: Ja, natuurlijk. Ik moet met de trein naar Amsterdam. Is er een trein van Apeldoorn naar Amsterdam? Medewerker NS: Nee, u moet in Amersfoort. Hoe laat en van welk spoor vertrekt de volgende trein? Medewerker NS: Die om 10.13 uur van 1. Dank u wel. En hoe laat ben ik dan in Amersfoort? Medewerker NS: Om 10.37 uur. Dan vertrekt de trein uit Amersfoort naar Amsterdam om 10.56 uur. U hebt dus 20 minuten om over te stappen. Oké, dat is tijd. En hoe laat ben ik dan in Amsterdam? Medewerker NS: Om 11.30 uur. Hoeveel kost een reis? Medewerker NS: U reist buiten de spits, dus u reist met 40%. Een enkele reis Apeldoorn-Amsterdam met korting kost 9,10 euro. Hartelijk dank voor de. Medewerker NS: Graag gedaan, en een goede. Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 1
2 Woorden Zet de volgende woorden in de juiste kolom: : de gate de halte inchecken (3x) de lijn de OV-chipkaart (2x) de paspoortcontrole het perron het spoor de stationshal het stationsplein uitchecken (2x) de vertrekhal de vlucht de trein de tram het vliegtuig 3 Woorden Geef van elke comparatief het antoniem (het tegengestelde woord). Voorbeeld: kleiner - groter 1 ouder - 2 warmer - 3 donkerder - 4 langzamer - 5 minder - 6 vroeger - 7 dikker - 8 slechter - 9 lager - 10 moeilijker - Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 2
4 Woorden Combineer de vragen met de juiste reactie. 1 Hoe ga je naar de cursus? a U kunt lijn 1 en lijn 4 nemen. 2 Welke bus gaat naar het centrum? b Tegenover het station. 3 Is dat een directe trein? c Een half uur. 4 Waar kan ik een OV-chipkaart kopen? d Met de bus. 5 Van welk spoor vertrekt de trein? e In Amersfoort. 6 Hoe reis je naar Tokio? f Met het vliegtuig. 7 Hoe laat vertrekt de bus? g Bij de automaat. 8 Hoelang bent u onderweg? h Nee, u moet overstappen. 9 Waar zijn de tramhaltes? i Van spoor 8. 10 Waar moet ik overstappen? j Om 10.29 uur. 5 Grammatica Schrijf bij elk adjectief de comparatief en de superlatief. Voorbeeld: warm - warmer - warmst 1 gezellig - - 2 snel - - 3 veel - - 4 hoog - - 5 zwaar - - 6 dun - - 7 goed - - 8 oud - - 9 moeilijk - - 10 mooi - - Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 3
6 Grammatica Kijk naar de drie pizza s. Maak bij elk adjectief een zin met een comparatief en een zin met een superlatief. pizza 1 e 2,45 pizza 2 e 4,75 pizza 3 e 7,99 1 (duur) 2 (goedkoop) 3 (klein) 4 (groot) 5 (gezond) 7 Grammatica Vul de juiste vorm van het voltooid deelwoord in. Voorbeeld: (werken) Gisteren heb ik tot 17.30 uur gewerkt. 1 (wonen) Peter heeft drie jaar in Brussel. 2 (kopen) Marjan heeft een nieuwe spijkerbroek. 3 (horen) Heb je wat er op het station is gebeurd? 4 (spreken) Na de les heeft Enrico nog even met de docent. 5 (kijken) Na het eten hebben we nog een uurtje televisie. 6 (nemen) We hebben de trein naar Maastricht. 7 (koken) Eline heeft lekkere soep. 8 (drinken) Gisteravond hebben we te veel biertjes. 9 (sturen) Ik heb je een e-mail. 10 (slapen) Heb je lekker? Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 4
8 Grammatica Kijk naar de plaatjes. Schrijf bij elk plaatje wat de man heeft gedaan. Gebruik de voltooide tijd (het perfectum). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 5
9 Lezen Margriet en Marit zijn een dagje naar Amsterdam geweest. Marit schrijf een e-mail aan haar zus. Ze vertelt over de leuke dag met Margriet. Lees de e-mail en beantwoord de vragen. Hoi lieve zus! Hoe gaat het? Alles goed op je werk, en met Paul? Met mij gaat het prima. Ik was een weekje vrij. Zaterdag ben ik een dag met Margriet naar Amsterdam geweest. Dat was echt heel leuk! s Ochtends heb ik in Utrecht de trein genomen naar Amsterdam Centraal. Er was wel wat vertraging, dus ik heb Margriet gebeld. Ze heeft in Amsterdam op mij gewacht op spoor 12. Toen zijn we even naar de Bijenkorf gegaan. Margriet heeft een nieuwe tas gekocht en ik heb een trui gepast. Ik heb hem niet gekocht, want hij was een beetje te groot. Daarna hebben we lekker geluncht in een gezellig café. Ik heb een broodje gezond gegeten en Margriet een tomatensoep. Na de lunch zijn we naar het Van Gogh Museum geweest. Daar hebben we prachtige schilderijen gezien en Margriet heeft nog mooie kaarten in de museumwinkel gekocht. Van een museum word je moe, dus daarna hebben we tram 2 naar het centraal station genomen. Op het station heb ik Margriet gedag gezegd en de trein van 16.32 uur genomen van spoor 5. In Utrecht heb ik nog even boodschappen gedaan. Thuis heb ik een simpele soep gekookt en s avonds heb ik alleen nog even televisie gekeken. Het was een leuke maar vermoeiende dag, dus ik ben om 22.00 uur naar bed gegaan. Heb jij nog wat leuks gedaan dit weekend? Zullen wij binnenkort ook weer eens iets leuks doen? Misschien een dagje naar Arnhem? Veel liefs, Marit 1 Onderstreep alle vormen van de voltooide tijd (perfectum) in de tekst. 2 Op welke dag is Marit met Margriet naar Amsterdam geweest? 3 Waarom was Marit te laat in Amsterdam? 4 Waar hebben Marit en Margriet afgesproken? 5 Wat heeft Margriet in de Bijenkorf gekocht? 6 Waarom heeft Marit de trui niet gekocht? 7 Wat heeft Margriet gegeten in het lunchcafé? 8 Hoe zijn Margriet en Marit van het museum terug naar het station gegaan? 9 Hoe laat en van welk spoor heeft Marit de trein naar Utrecht genomen? 10 Wat heeft Marit s avonds gedaan? Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 6
10 Schrijven Maak de zinnen compleet in de voltooide tijd (het perfectum). Gebruik het werkwoord tussen haakjes. Voorbeeld: (zijn) Vorig weekend ben ik met mijn vrienden naar een concert in Amsterdam geweest. 1 (koken) Gisteren 2 (bellen) Gisteravond 3 (maken) Een paar dagen geleden 4 (werken) Afgelopen weekend 5 (kopen) Vorig jaar 6 (kijken) De afgelopen tijd 7 (eten) Vorige week 8 (komen) In 2016 9 (vinden) Een tijdje geleden 10 (wonen) Van 2012 tot 2015 11 Spreken Beschrijf een dagje uit. Gebruik de voltooide tijd (het perfectum). Gebruik de kloktijden en de gegeven werkwoorden. Voorbeeld: 09.30 uur - de trein nemen Om half tien hebben we de trein naar Amsterdam genomen. 1 10.15 uur - koffie drinken 2 11.00 uur - winkelen 3 13.00 uur - lunchen 4 14.30 uur - het Rijksmuseum bezoeken 5 17.00 uur - in het Vondelpark wandelen 6 19.15 uur - in een restaurant eten 7 22.30 uur - naar huis gaan Van start - Boom uitgevers Amsterdam, 2018 7