De toekomst is onbekend. Er komt een leeftijd dat werken niet meer gaat. Je hebt dan wel geld nodig om van te leven. Geld voor de oude dag wordt deels door de overheid geregeld. De overheid heeft een staatspensioen ingesteld (AOW, algemene ouderdomswet). Maar dat pensioen is in geld uitgedrukt, beperkt. Een tweede manier van voorbereiden op de oude dag is het bedrijfspensioen. Veel bedrijven hebben een spaarregeling voor een bedrijfspensioen. Als een bedrijf een dergelijke spaarregeling heeft, ben je verplicht mee te sparen. Je betaalt dan iedere maand pensioenpremie aan het pensioenfonds. Dat pensioenfonds belegt deze gespaarde gelden. Ten slotte kun je zelfstandig een extra bedrag sparen als je bijvoorbeeld niet spaart via een pensioenfonds, of het verwachte pensioen niet hoog genoeg vindt. Drie pijlers. De drie manieren van pensioen sparen noemen we de 3 pijlers van het pensioensysteem. Figuur 1. De drie pijlers van het pensioensparen. Pijler 1: voor de AOW wordt niet gespaard. Het omslagstelsel. De AOW wordt opgebracht door alle werkenden premie te laten betalen, die direct wordt uitgekeerd (in hetzelfde jaar) aan de uitkeringsgerechtigden. Dat noemen we het omslagstelsel. De premie van de werkende wordt rechtstreeks omgeslagen naar de uitkeringsgerechtigde. Pagina 1 van 5
Recht op de AOW. Voor ieder jaar dat je woonachtig bent in Nederland, tussen je 15 e en 65 e, bouw je 2% recht op AOW op. Je hoeft dus nooit gewerkt te hebben om een AOW te krijgen. Alleen de werkenden betalen premie. Met name voor asielzoekers en gastarbeiders die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen kan dit problemen geven, omdat ze maar een deelpercentage van de AOW krijgen. Dat deelpercentage kan te weinig zijn om van te leven. Volksverzekering. De AOW is een volksverzekering. Dat betekent dat iedereen die woonachtig is in Nederland, recht heeft op een AOW uitkering. Daar is een voorwaarde aan verbonden: Ieder jaar dat iemand tussen zijn 15 e en zijn 65 e in Nederland woonde, bouwt hij een recht van 2% op. Vergrijzing. Vergrijzing is het proces waarin er in verhouding meer ouderen (uitkeringsgerechtigden) dan werkenden (premie betalers) komen. Dat kan voortkomen uit een afname van het aantal werkenden, maar ook omdat het aantal mensen dat boven de 65 is, sneller groeit dan het aantal mensen dat werkt. Het gaat om de verhouding tussen deze twee groepen, dus om de relatieve hoeveelheid ouderen (ten opzichte van de werkenden). Vergrijzing maakt de AOW slechter betaalbaar. De werkende moeten immers de uitkeringen van de ouderen opbrengen. Om die reden heeft de Nederlandse overheid recentelijk de AOW gerechtigde leeftijd naar achteren geschoven. Dat mes snijdt aan twee kanten. Werkenden werken langer en betalen dus langer premie. Ouderen krijgen minder lang een uitkering, omdat de uitkering pas op latere leeftijd start. pijler 2. Bedrijfspensioenen en het kapitaaldekkingssysteem. Je betaalt iedere maand aan het pensioenfonds een bedrag. Het pensioenfonds belegt deze bedragen waardoor het geld meegroeit met de inflatie, of zelfs meer, de cao lonen. Sparen voor de oude dag via pensioenfondsen is een voorbeeld van een kapitaaldekkingssysteem. Je legt kapitaal opzij om je toekomstige uitgaven te dekken. Bij collectief pensioensparen (pijler 2) houdt het pensioenfonds rekening met de hoogte van de AOW, voor het te sparen bedrag. Pensioensparen is vaak gekoppeld aan de hoogte van het gemiddelde loon wat je in je leven verdiend hebt (middelloon Pagina 2 van 5
systeem). Daar spaar je vaak 80% van. Stel je gemiddelde loon was 50.000,-- per jaar en de AOW is 10.000,-- per jaar. Je pensioenfonds rekent dan met een bedrag van 40.000,-- per jaar pensioen (80% van je gemiddelde loon), waarvan 10.000,-- per jaar via de AOW wordt opgebracht. Je spaart dan voor een pensioenuitkering van 40.000-10.000 = 30.000,-- per jaar. Hoe werkt het pensioenfonds. Pensioenfondsen innen de premies van de werkenden en stoppen al dat geld in een grote spaarpot. Uit deze pot betaalt het pensioenfonds de pensioengerechtigden hun pensioen. Hoe meer de pensioengerechtigde heeft gespaard, hoe hoger zijn pensioen. Omdat alle premies in een gezamenlijke pot worden gestopt, is het voor buitenstaanders niet duidelijk wie op welk deel van de pot recht heeft. Let op: de betaalde premies en de pensioenuitkeringen zijn stroomgrootheden, het geld in de pensioenpot is een saldo op een specifiek moment en daarmee een voorraadgrootheid Het grote risico van pensioensparen: beleggingsresultaat. Pensioenfondsen beleggen alle gespaarde gelden (de inhoud van de pensioenpot) om tot een zo hoog mogelijk eindresultaat te komen. Pensioenfondsen moeten minimaal de waarde van de pot laten meegroeien met de inflatie zodat de koopkracht van het gespaarde pensioen intact blijft. Als dat het geval is spreken we van een waardevast pensioen. Als het pensioenfonds de belofte heeft gedaan dat pensioenen meegroeien met de cao lonen in het land, dan zijn de pensioenen welvaartsvast. De cao lonen stijgen normaal gesproken harder dan de inflatie. Groei van de gespaarde pensioenen vraagt om goede beleggingsresultaten. Beleggen is dan ook de kerntaak van pensioenfondsen. Gaat het beleggen niet goed, bijvoorbeeld door een zware economische crisis, dan kan het zijn dat de premies voor werkende omhoog moeten, of de uit te keren pensioenen omlaag moeten. Pagina 3 van 5
Gedwongen solidariteit. Werkenden die premie betalen aan de gezamenlijk pot en de pensioengerechtigden die een uitkering uit de gezamenlijke pot krijgen, zijn vaak onbewust, gedwongen solidair met elkaar. Generatieconflict. Gedwongen solidariteit kan tot een generatieconflict leiden. Gepensioneerden (ouderen) eisen hogere pensioenen. Werkenden (jongeren) willen een zo laag mogelijke premie betalen. Hogere pensioenen aan ouderen uit keren betekent dat de pot leeg loopt. Het kan zijn dat de huidige generatie werkenden daardoor in de toekomst een lager pensioen overhoudt. Je huis als pensioen. Mensen met een eigen huis zien de waarde van het huis in de toekomst als een vorm van pensioen (derde pijler). De argumenten daarvoor zijn de volgenden: - Als je je huis aflost heb je in de toekomst veel minder woonlasten omdat je geen rente en aflossing meer hoeft te betalen, terwijl een huurder zijn leven lang huur blijft betalen. Die huur wordt ieder jaar ook nog iets hoger vanwege de inflatie. - De nominale waarde van de huis wordt steeds groter en de reële waarde van je hypotheekschuld steeds kleiner. Beiden worden veroorzaakt door de inflatie. Om echt van het geld van de waarde van je huis gebruik te kunnen maken moet je je huis verkopen. Als je dat doet kun je die grote som geld op je oude dag opmaken. Maar een deel van dat geld geef je dan uit aan huurkosten omdat je dan een woning moet huren. Nominaal pensioen, middelloonsysteem of eindloonsysteem. Er zijn 3 soorten pensioenbeloften van pensioenfondsen. Hoe luxer de belofte, hoe hoger het premiepercentage. 1. Een nominaal pensioen. Je spaart voor een vooraf vastgesteld maandelijks bedrag, of een vastgesteld bedrag dat je in een keer gestort krijgt op de dag van je pensionering. Nadeel is dat de inflatie dit pensioen reel gezien steeds minder waard maakt. Pagina 4 van 5
2. Een pensioen op basis van middelloonsysteem. Je ontvangt dan een maandelijks pensioen op basis van je gemiddelde loon in je werkende leven. Daar zit een nadeel aan. Omdat je op late leeftijd het meest verdiend val je op de dag van je pensioengerechtigde leeftijd vaak fors terug in inkomen. Je kan dat ondervangen door je huis te hebben afgelost (minder woonlasten) of door zelf extra te hebben gespaard (pijler 3). 3. Een pensioen op basis van eindloonsysteem. Dat is het meest luxe systeem, maar erg duur, dus een hoge premie. Omdat werkgevers vaak een deel van de pensioenpremie voor hun rekening nemen, willen zij over het algemeen af van het eindloonsysteem. Het eindloonsysteem komt dan ook niet meer zo veel voor in de praktijk. Pagina 5 van 5