Kansen voor duurzame logistiek in de zuivelbranche



Vergelijkbare documenten
Historie. Feiten Nederlandse zuivelsector

Gedetailleerde doelen Duurzame Zuivelketen

De noodzaak van de focus op Melkkwaliteit bij ontwikkelingen in de primaire sector ir Margreet Hovenkamp

DOC KAAS EN ROYAL A-WARE

Visie op de ontwikkeling van de zuivelmarkt Thom Albers Landelijke Onderwijsdag 19 november 2013

Ambachtelijk en authentiek

Caring Dairy en het. Het Kringloop-Kompas. Inhoud. CONO Kaasmakers. Wat is duurzaamheid voor CONO Kaasmakers? Caring Dairy: Hoe het begon

Voorproefje Cosun MVO-verslag 2011

FEITEN OVER BIOLOGISCHE GEITEN

Visie op het EU zuivelbeleid na de quota

Duurzame Logistiek Rapport 1 e pilot VBZ en NVB

Historie. Feiten Nederlandse zuivelsector

In Nederland zijn het klimaat en het landschap zeer geschikt voor veeteelt. Logisch dat we veel koeien houden en melkproducten maken.

Roelof Joosten Duurzame waardecreatie gedreven door een company purpose als baken en bron van inspiratie

Historie. Feiten Nederlandse zuivelsector

Zuivelperspectief 2030: samen duurzaam en economisch gezond. Toekomstvisie van de Nederlandse Zuivel Organisatie

INFO OVER DE GEITENMELKSECTOR. Alles over productie, verwerking en afzet

Gezondere veestapel met het Koe-Kompas!

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

Duurzame zuivelketen. Programmateam Diergezondheid en Dierenwelzijn. 20 september 2016

Inleiding Ab van Marrewijk, directeur Wematrans

MELKPRIJSVERGELIJKING MEI 2010

Alle zuivelvakkennis op één site.

Stand van zaken resultaten en afspraken (per 27 juni 2016) Hieronder beschrijven we de stand van zaken van bovenstaande resultaten en afspraken.

gespecialiseerde bedrijven overige bedrijven aantal varkens per bedrijf

Rabobank Cijfers & Trends

Convenant Weidegang. Weesp, 18 juni 2012

Onderwijsdag 2008 TvH, Heino, 4 november, Onderwijs en onderzoek De brandstoffen voor De Witte Motor

2 Kwaliteit en kwaliteitszorg Wat is kwaliteit? Kwaliteit en consument Samenvatting 38

Vierjaarlijkse beoordeling representativiteit van het Productschap Zuivel

Op een melkveehouderij wordt melk gemaakt door de koeien in de wei. De koeien worden minimaal twee keer per dag gemolken.

Internationale handel visproducten

Lesbundels Levensmiddelentechnologie 6

CO2-footprint Bosman Watermanagement B.V. Overzicht 2016

ENERGIE & KLIMAATBESCHERMING

CO2 prestatieladder niveau 5

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

CO2-footprint Bosman Watermanagement B.V. Overzicht 2015

Royal Bel Leerdammer B.V. DALFSEN

Iedere melkveehouder werkt in een zuivelketen. Wat betekent dit voor het onderwijs?

FrieslandCampina Erwin Wunnekink FrieslandCampina

1. kwaliteitssystemen en voedselveiligheid 2. organiseren 3. projecten. 1 Kwaliteitssystemen & voedselveiligheid

Jan Willem Straatsma Samen klantwaarde realiseren met kwaliteit en duurzaamheid in onze keten

Ruim Europese transport professionals slechts één muisklik verwijderd

nederlands Accelereer uw laad proces

PROJECTPLAN MELK OP MAAT. Gebiedsgericht Innovatie Beleid

Zaaknummer 1237/Ontheffingsaanvraag Stichting Keten Kwaliteit Melk

Waar ligt de Beemsterpolder?

ENERGIE MANAGEMENT ACTIEPLAN 2014

Initiatieven richting duurzame ontwikkeling ondergrond succesvoller met Grondslagen voor Governance

Actieve deelname aan keteninitiatief maart tussentijdse rapportage. Inhoudsopgave

CO2 uitstoot per klant Tolheffingen per klant Lege kilometers Gereden kilometers per stop en klant Transport- of voertuigkosten per stop en klant

we work for your success

Opbrengst van melk op basis van Nederlandse noteringen, respectievelijk wereldmarktprijzen voor boter en mager melkpoeder

Lean and Green Personal Mobility

Ketenanalyse Papier. Rapportage: KAP 2015 Datum: 21 augustus 2015 Opgesteld door: Rick Arts Versie: 1.1

MJA Sectorrapport 2011 Zuivelindustrie

Buitenlandse vrachtwagens op de Nederlandse wegen

Strategieën voor een veranderende wereld. Frans Keurentjes

Meerjaren Speurwerkprogramma Voortgangsrapportage 2013 Vraaggestuurd Programma Evidence Based Design

Jos van der Graaf B.V.

Sector- en keteninitiatieven CO 2 -prestatie

CONSTANT ONDERHANDEN WERK ZORGT VOOR STABIELE DOORLOOPTIJDEN

Ketenanalyse Transport

Geachte melkveehouder,

OVEREENKOMST. Verbeteren mineralenefficiëntie van melkveebedrijven via KringloopWijzer

Duurzaamheid in de melkveehouderij

De agrarische handel van Nederland in 2013

Milieu Management V1.4

Opbrengst van melk op basis van Nederlandse noteringen, respectievelijk wereldmarktprijzen voor boter en mager melkpoeder

Tussentijdse halfjaarlijkse rapportage CO2 prestatieladder, niveau 3

Voeg hier uw bedrijfslogo in. Lean and Green Award. Plan van Aanpak [NAAM BEDRIJF]

V.o.f. transportbedrijf G.L. De Haan

De agrarische handel van Nederland in 2014

Green Order voor (potentiële) Lean & Green Awardwinnaars. Beschrijving & case

Opbrengst van melk op basis van Nederlandse noteringen, respectievelijk wereldmarktprijzen voor boter en mager melkpoeder

Onderzoek Trappers. rapportage. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Nationale Fiets Projecten Postbus AN Heerenveen

Duurzame melk in supermarkten

Plan van aanpak. Project : Let s Drop. Bedrijf : DropCo BV

De agrarische handel van Nederland in 2010

Professionals in veelogistiek, belangrijke schakel in een duurzame voedselketen

MELKPRIJSVERGELIJKING AUGUSTUS 2010

Onderwijsdag Onderzoeksvisie Melkveehouderij in beweging. Paul Witlox Afdeling Beleidszaken. Heino, 23 november

Opbrengst van melk op basis van Nederlandse noteringen, respectievelijk wereldmarktprijzen voor boter en mager melkpoeder

Energie meetplan Conform niveau 3 op de CO 2 -prestatieladder 2.1

De agrarische handel van Nederland in 2012

Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij

Opbrengst van melk op basis van Nederlandse noteringen, respectievelijk wereldmarktprijzen voor boter en mager melkpoeder

Samenvatting Tabel 1 Kwalitatieve typering van de varianten

VERMEER TRANSPORT INNOVATIE IN SIERTEELT LOGISTIEK. Vermeer Transport

Nederlandse zuivel in internationale context

Lean and Green Award. Plan van Aanpak [NAAM BEDRIJF]

LANDEN ANALYSE DENEMARKEN

Medewerker groothandel KB

Vraag naar en aanbod van zuivelproducten. Marktontwikkelingen in de zuivel: invloed op de melkprijs. Factsheet

Energie van ons allemaal

NZV LUSTRUM - De Veeteler in de Wereld

200% rendement uit 100% energie: De witte motor van uw woonhuis!

Nieuwjaarsrede uit te spreken door C.H. Wantenaar, voorzitter van het Productschap Zuivel, op 3 januari 2013 in het Kurhaus te Scheveningen

KEY ACCOUNT MANAGER. Account Management #VACANCY

Transcriptie:

TNO-rapport 2008-D-R-1092A Kansen voor duurzame logistiek in de zuivelbranche Mobiliteit en Logistiek Van Mourik Broekmanweg 6 Postbus 49 2600 AA Delft www.tno.nl T +31 15 276 30 00 F +31 15 276 30 10 info-beno@tno.nl Datum 12 november 2008 Auteur(s) Bart Lammers, Bas van der Moolen en Hans Quak Opdrachtgever Connekt Projectnummer 034.20042/01.01 Titel Kansen voor duurzame logistiek in de zuivelbranche Bijlagen 0 Aantal pagina's 51 (incl. bijlagen) Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan. 2008 TNO

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 2 / 51 Samenvatting Het Innovatieprogramma Duurzame Logistiek, een programma van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, ondersteunt ondernemingsorganisaties bij het zoeken naar logistieke verbeteringen die leiden tot een besparing van voertuigkilometers bij hun leden. Dit programma is door Verkeer en Waterstaat ondergebracht bij de stichting Connekt te Delft. Eén van die brancheorganisaties is de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO). De NZO is de brancheorganisatie van de Nederlandse zuivelindustrie. De bij de NZO aangesloten ondernemingen verwerken gezamenlijk circa 98 procent van de Nederlandse boerderijmelk. Het bestuur van de NZO wil een optimale logistieke bedrijfsvoering bij de ledenbedrijven bevorderen en heeft daartoe met het Innovatieprogramma Duurzame Logistiek afgesproken een pilot uit te voeren om te onderzoeken of er logistieke verbeteringen mogelijk zijn. De vraagstelling van het Innovatieprogramma Duurzame Logistiek aan TNO was als volgt: onderzoek de mogelijke verbetermaatregelen per bedrijf en breng per maatregel een advies uit waarbij per maatregel gerapporteerd wordt over de mogelijke: kostenbesparing kilometerbesparing haalbaarheid Om een antwoord te kunnen formuleren op deze vraagstelling is de sector geanalyseerd en is een logistieke scan uitgevoerd bij de volgende bedrijven: CONO Kaasmakers, Middenbeemster DOC Kaas, Hoogeveen Hochwald Nederland BV, Bolsward Bel Leerdammer BV, Schoonrewoerd Nemelco, Voorthuizen (Vreugdenhil) Rouveen Kaasspecialiteiten, Rouveen Lyempf, Kampen In de sector brede analyse is onder andere gekeken naar: import vs. export, dominante partijen, werkwijze, trends, ontwikkelingen en de concurrentiepositie van de sector als geheel. Typerend voor de zuivelbranche is de manier waarop verschillende zuivelondernemingen georganiseerd zijn, de extreem hoge inzet van materieel, de samenwerking tussen zowel de zuivelondernemingen als de logistiek dienstverleners en de veehouders. Dit maakt dat de sector als geheel al relatief efficiënt georganiseerd is en zelfs een voorbeeldfunctie kan vervullen voor andere sectoren. Dit wil niet zeggen dat er niets meer te halen valt. Integendeel dit maakt dat juist een aantal vergaande besparingsmogelijkheden op strategisch en operationeel niveau wel haalbaar zijn in de zuivelsector, als bepaalde vaste denkwijzen losgelaten worden.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 3 / 51 Na de sector brede analyse is ingezoomd op de supply chains van de deelnemende ondernemingen en zijn er uiteindelijk 19 besparingsmaatregelen gedefinieerd (figuur 1). hoog 2 Partijen nodig om besparingsmaatregel in praktijk te brengen Zuivelonderneming 15 Zuivelsector Zuivelsector en partijen van buiten de sector besparing 4 1 3 18 16 19 13 10 8 beperkt 14 beperkt 9 7 17 haalbaarheid 5 11 6 12 hoog 1. Gebruik RMO opleggers (35 ton) 2. Indikken van melk bij veehouder 3. Samenwerking vervoerders ( witte RMO versie I ) 4. Veehouders toewijzen aan dichtstbijzijnde fabriek ( witte RMO versie II ) 5. Melkrobot 6. Reduceren aantal opleg locaties (kaas) 7. Verhogen pompsnelheid bij veehouder 8. RMO-wagens op aardgas 9. Grotere tanks voor melkopslag en langer in de tanks bewaren 10. LZV voor vervoer van cluster vergelegen veehouders naar de fabriek, tussen locaties en naar handelaren 11. Congestie meenemen in verdeling veehouders onder vervoerders 12. Volledig afvullen RMO wagens 13. Voorraad en productie afstemmen, verbeteren intra-company transport 14. Ook melk halen op zondag (6/6/6-melkmalen) 15. Retourlading voor uitgaand transport 16. Grotere productieruns (met name melkpoeder producten) 17. Bewerking eindproduct voor langere houdbaarheid (melkpoeder producten) 18. Sturen op batches (volle wagens) klant 19. Intermodaal vervoer Figuur 1, 19 geïdentificeerde besparingsmaatregelen, naar haalbaarheid en besparing en partijen die nodig zijn om besparingen in de praktijk te brengen De maatregelen verschillen sterk in haalbaarheid en mogelijke besparingen. Een aantal maatregelen kunnen opgepakt worden door een individuele zuivelonderneming. Deze maatregelen zijn soms context gebonden en van toepassing voor een specifieke productgroep. Voor andere maatregelen is overleg of samenwerking met meerdere (ook niet-zuivel) bedrijven of organisaties noodzakelijk. Hierbij kan gedacht worden aan samenwerkingsverbanden tussen de zuivelondernemingen en transporteurs maar ook aan een actieve lobby om wet- en regelgeving aan te passen. Voor een viertal

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 4 / 51 maatregelen, te weten de witte RMO, intra-company transport, RMO-wagens op aardgas en het indikken van melk, is in het rapport een eerste aanpak uitgewerkt. Gekozen is voor deze maatregelen omdat ze technisch haalbaar zijn, de besparing realistisch is en ze alle vier op een andere manier ingrijpen op de huidige manier van werken. De scope van dit onderzoek is beperkt tot een eerste inventarisatie van mogelijke verbeteringsmaatregelen. Het verdient dan ook de aanbeveling om met toevoeging van Friesland Foods en Campina middels een modelmatige aanpak deze vier besparingsmogelijkheden door te rekenen. Op basis hiervan kunnen de besparingsmogelijkheden voor de gehele sector én voor de individuele partijen worden berekend waarna pilot projecten kunnen worden geïnitieerd. Belangrijk bij het succesvol doorvoeren van besparingsmaatregelen die de veehouders raken, is dat hun participatie vrijwillig is en ze meedelen in de winst, ook als hun bijdrage daarin slechts indirect is.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 5 / 51 Inhoudsopgave Samenvatting... 2 1 Inleiding en aanpak duurzaamheidscan in de zuivelsector... 6 1.1 Aanleiding zuivel duurzaamheidscan... 6 1.2 Deelnemende bedrijven bij de scan... 6 1.3 Belang om mee te werken aan deze scan... 8 1.4 Vraagstelling... 9 1.5 Opbouw en structuur van dit rapport... 9 2 Projectaanpak... 10 3 De Zuivelbranche... 12 3.1 Kenmerken voor de zuivelbranche... 12 3.2 Rijdend melkontvangst (RMO)... 13 3.3 Uitgaand transport... 16 3.4 Kengetallen belang sector voor Nederlandse economie/maatschappij... 16 3.5 De Nederlandse zuivelsector in Europa... 18 3.6 Kenschets logistiek SCM-netwerk in sector... 20 3.7 Logistieke trends en ontwikkelingen, en groeimogelijkheden sector... 21 3.8 Bedrijfs- en productkenmerken PARTICO leden... 23 4 Verbetermaatregelen in de zuivel... 33 4.1 Op weg naar mogelijke besparingen... 33 4.2 Besparingsmaatregelen... 33 4.3 Analyse verbetermaatregelen... 37 4.4 Opvallende maatregelen... 39 5 Conclusies en aanbevelingen... 49 Geraadpleegde bronnen... 51

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 6 / 51 1 Inleiding en aanpak duurzaamheidscan in de zuivelsector 1.1 Aanleiding zuivel duurzaamheidscan Het Innovatieprogramma Duurzame Logistiek, een programma van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, ondersteunt ondernemingsorganisaties bij het zoeken naar logistieke verbeteringen die leiden tot besparing van voertuigkilometers bij hun leden. Dit programma is door Verkeer en Waterstaat ondergebracht bij de stichting Connekt te Delft. Eén van die brancheorganisatie is de Nederlandse Zuivel Organisatie. De NZO is de brancheorganisatie van de Nederlandse zuivelindustrie. De bij de NZO aangesloten ondernemingen verwerken gezamenlijk circa 98 procent van de Nederlandse boerderijmelk. De omzet van de zuivelactiviteiten van de NZO-leden bedraagt circa 7 miljard op basis van productie en verwerking in Nederland, waarvan tweederde wordt geëxporteerd. Het bestuur van de NZO wil een optimale logistieke bedrijfsvoering bij de ledenbedrijven bevorderen en heeft daartoe met het Innovatieprogramma Duurzame Logistiek afgesproken een pilot uit te voeren om te onderzoeken of er logistieke verbeteringen mogelijk zijn. 1.2 Deelnemende bedrijven bij de scan De volgende bedrijven hebben meegewerkt aan dit onderzoek: CONO Kaasmakers, Middenbeemster CONO Kaasmakers is de commerciële naam van Coöperatieve Zuivelonderneming CONO B.A. en is een zelfstandige coöperatieve vereniging met ongeveer 600 aangesloten melkveehouders. Deze melkveehouders leveren jaarlijks ca. 285 miljoen liter melk waarvan ongeveer 28.000 ton kaas wordt gemaakt. De aangesloten melkveehouders zijn hoofdzakelijk gevestigd in Noord-Holland. Ook zijn er een aantal melkveehouders gevestigd in Overijssel, de Flevopolder, Drenthe, Friesland en Zuid- Holland. CONO Kaasmakers heeft een kaasmakerij en een weipoederfabriek in Westbeemster, Noord-Holland. DOC Kaas, Hoogeveen DOC (Drents-Overijsselse Coöperatie) Kaas is een coöperatieve vereniging die rechthoekige en ronde kazen produceert in bulk hoeveelheden. DOC Kaas produceert vele soorten kaas, zoals folie- en natuurgerijpte kaas, kaas met of zonder gaten en verschillende vet- en zoutgehalten. Zo heeft DOC een breed portfolio van laagwaardige kaas voor pizza s tot hoogwaardige kazen zoals Old Amsterdam.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 7 / 51 Hochwald Nederland BV, Bolsward Hochwald Nederland B.V. is de Nederlandse dochter van het Duitse Hochwald Nahrungsmittel-Werke GmbH. Hochwald Nederland B.V. is recentelijk door Hochwald overgenomen van Nestlé. Ze produceren vooral langhoudbare vloeibare melkproducten, met name gesuikerde gecondenseerde melk, gesteriliseerde room en ready-to-drink melkproducten, voor de buitenlandse markt, waarbij een aanzienlijk percentage naar landen buiten de EU wordt geëxporteerd. Daarnaast levert Hochwald Nederland B.V. verpakkings-materiaal, vooral blikcomponenten, aan verschillende (internationale) klanten. Bel Leerdammer BV, Schoonrewoerd Leerdammer is sinds 1977 de merknaam van een kaassoort (Maasdammer) van Bel Leerdammer b.v.. Het kaasmerk is sinds 2002 onderdeel van het Franse kaasbedrijf Le Groupe Bel. De ontwikkeling van Leerdammer begon reeds in 1976, maar de kaas werd pas in 1984 op de markt gebracht. De kaas wordt geproduceerd in Schoonrewoerd in de gemeente Leerdam en in Dalfsen (Overijssel). Nemelco, Voorthuizen (Vreugdenhil) Nemelco is een internationale aanbieder van gesproeidroogde zuivelproducten en op zuivel gebaseerde specialiteiten voor de levensmiddelenindustrie en is onderdeel Vreugdenhil Dairy Foods. Wereldwijd levert Nemelco kwalitatief hoogwaardige melkpoeders en specialiteiten aan onder meer de zuivel-, de chocolade-, de ijs- en de bakkerij-industrie. Rouveen Kaasspecialiteiten, Rouveen De coöperatieve zuivelfabriek Rouveen Kaasspecialiteiten is in 1987 ontstaan uit een fusie en richt zich op kaas met duidelijke toegevoegde waarde. Dat wil zeggen dat Rouveen Kaasspecialiteiten zich richt op een niche van specialistische kaasproducten waarin de melksoorten, het vet en vetgehalte, het zoutgehalte, hulpstoffen, ingrediënten, vormen en de verpakking en coating op bestelling gevarieerd kunnen worden. Lyempf, Kampen Lyempf is een particulier bedrijf dat zich richt op het behandelen van melk, het produceren van enkelvoudige melkpoeders en diverse soorten samengesteld poeder op basis van melk, waaronder babyvoeding. Daarnaast is Lyempf specialist in het drogen van hoogwaardige melkvrije producten die dienen als ingrediënt voor de levensmiddelenindustrie, namelijk loondrogen, bijvoorbeeld gist.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 8 / 51 Deze bedrijven (figuur 2) vormen samen de PARTICO groep. PARTICO is samenwerkingsverband op het gebied van boerderijmelk tussen de bovenstaande zuivelondernemingen. PARTICO tracht de gemeenschappelijke belangen van haar leden op het terrein van de boerderijmelk te bevorderen en daar waar mogelijk te opereren als partij naast de grotere zuivelcoöperaties Friesland Foods en Campina. Naast de directe belangenbehartiging worden binnen PARTICO diverse projecten opgezet en centraal aangestuurd. PARTICO is toegankelijk voor alle NZO-leden. De huidige 7 leden verwerken samen ongeveer 25% van de Nederlandse boerderijmelk. Organisatorisch bestaat PARTICO uit een bestuur bestaande uit de voor melkvoorziening verantwoordelijke functionarissen van: DOC Kaas, Nemelco en CONO Kaasmakers. Hochwald Nederland BV DOC Kaas CONO Kaasmakers Rouveen Kaaasspecialiteiten Lyempf Nemelco Bel Leerdammer BV Figuur 2 Overzicht van deelnemende bedrijven en gescande productielocaties. Omdat de bedrijven Friesland Foods en Campina voornemens zijn te fuseren en dergelijke fusies grote veranderingen op logistiek gebied veroorzaken, zijn deze bedrijven niet meegenomen in deze scan. 1.3 Belang om mee te werken aan deze scan De zuivelscan geeft een beeld van de mogelijkheden om transportkosten te reduceren per bedrijf. Door de sterke stijging van de brandstofprijs is de relevantie hiervan toegenomen zeker in een markt waarvan de marges minimaal zijn en de transportcomponent aanzienlijk is. Daarnaast worden bedrijven en overheden door afnemers in toenemende mate aangesproken op vermindering van hun 'carbon footprint'. De scan laat zien waar kilometers bespaard kunnen worden en draagt daarmee bij aan het verminderen van de carbon footprint. Iedere vrachtautokilometer veroorzaakt immers een uitstoot van bijna één kilogram CO 2. Aangezien zuivel verwerkende bedrijven hun logistieke activiteiten allemaal hebben uitbesteed aan een of

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 9 / 51 meerdere gespecialiseerde logistieke dienstverleners is voor deze scan gekozen voor een integrale aanpak waarbij de belangrijkste actoren in de supply chain zijn gehoord. Daarnaast is het onderwerp 'logistiek en transport' als inspanningsverplichting opgenomen vanaf 2009 in de Meerjarenafspraken Energie Efficiency, MJA s, die de zuivelbedrijven via SenterNovem zijn aangegaan met het ministerie van Economische Zaken. Meewerken aan de scan vergt een inspanning van de bedrijven waarmee ze voldoen (makkelijker) aan genoemde inspanningsverplichting en is een uitstekende eerste stap richting het verder optimaliseren van de eigen supply chain. Afhankelijk van de besparingspotentie is de scan de eerste stap in een mogelijke samenwerking tussen het Innovatieprogramma Duurzame Logistiek en de NZO. 1.4 Vraagstelling De vraagstelling van het Innovatieprogramma Duurzame Logistiek aan TNO was: onderzoek de mogelijke verbetermaatregelen per bedrijf en breng per maatregel een advies uit waarbij per maatregel gerapporteerd wordt over de mogelijke kostenbesparing, de kilometerbesparing en de haalbaarheid. 1.5 Opbouw en structuur van dit rapport De opbouw van dit rapport is als volgt: in het eerste hoofdstuk is de aanleiding van deze scan besproken, de deelnemende bedrijven, het belang om mee te werken en de vraagstelling. In hoofdstuk twee wordt de door TNO gekozen project aanpak nader toegelicht. Hierna volgt een introductie van de zuivelbranche. In dit hoofdstuk wordt dieper in gegaan op het rijdend melkontvangst (RMO), het belang van de sector en de positie in vergelijking met andere Europese landen. Twee initiatieven met betrekking tot duurzaamheid en milieu uit de zuivelbranche worden kort toegelicht. Dit hoofdstuk sluit af met een beschrijving van de deelnemende ondernemingen. In het vierde hoofdstuk worden de geïdentificeerde maatregelen gepresenteerd en besproken. Deze maatregelen verschillen qua mogelijke besparing, haalbaarheid, scope en insteek (ook per zuivelonderneming). Vier van deze maatregelen zijn in dit hoofdstuk uitgewerkt tot een concreet stappenplan. Dit rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 5.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 10 / 51 2 Projectaanpak Om de vraagstelling te beantwoorden, zijn achtereenvolgens een aantal activiteiten uitgevoerd: Activiteit 1: Oriëntatie op de zuivelbranche Om een beeld te krijgen van de actuele ontwikkelingen en omvang van de branche zijn beschikbare rapporten, artikelen en websites bestudeert. Met als doel gevoel te krijgen bij de belangrijkste factoren, knelpunten en besparingskansen. Activiteit 2: Uitvoeren scans Er zijn zeven bedrijven die aangegeven hebben aan de scan te willen meewerken. Bij deze bedrijven is expliciet gekeken naar de volgende deeltrajecten in de productie van zuivel producten op basis van verse melk: 1 Ophalen melk van het land (RMO, rijdend melkontvangst) 2 Vervoer melk tussen de fabrieken 3 Vervoer producten naar de afnemers in Nederland (groothandel, retail) 4 Vervoer producten naar het buitenland (export) Per bedrijf zijn meerdere mensen geïnterviewd. Dit betrof naast de logistieke of transportverantwoordelijken, ook mensen uit andere disciplines wat essentieel is omdat ook elders in de organisatie beslissingen worden genomen die een aanzienlijke impact hebben op de logistieke activiteiten. Aangezien de gescande bedrijven het transport uitbesteden aan gespecialiseerde transporteurs zijn ook deze bij het onderzoek betrokken. Om een compleet beeld te krijgen van praktische problemen en de haalbaarheid van besparingsmogelijkheden is een van de TNO-adviseurs een dag mee geweest met een RMO chauffeur. Voor het uitvoeren van het interview is niet strik vast gehouden aan het interviewprotocol. Dit om enerzijds flexibeler te kunnen inspelen op de onderwerpen die top of mind (brainstorm sessie) zijn en anderzijds om richting te geven aan het interview. Deze manier van werken is zeer effectief gebleken. Activiteit 3: Tussentijdse bijeenkomst De tussentijdse resultaten van de scans zijn besproken in een NZO-bijeenkomst met alle logistieke managers (3 september 2008). Hierbij waren ook de logistiek managers van Friesland Foods en Campina aanwezig.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 11 / 51 Activiteit 4: Eindbijeenkomst Nadat alle scans zijn uitgevoerd, heeft TNO aanbevelingen voor de branche als geheel geformuleerd. De concept eindresultaten zijn gepresenteerd en er is overleg geweest over het concepteindrapport tijdens een NZO overleg (28 oktober 2008) waarbij ook Rob Eijgendaal van Connekt aanwezig was evenals de logistiek managers van Friesland Foods en Campina. In deze bijeenkomst is afgesproken dat de eindresultaten ook gepresenteerd zullen worden tijdens de volgende NZO-bijeenkomst (WBA) van bedrijven in de branche, waar ook de directeuren aanwezig zullen zijn. Hiermee is de mogelijkheid vervallen om de resultaten op locatie te presenteren bij de deelnemende zuivelondernemingen Activiteit 5: Rapportage Dit rapport is het eindresultaat van dit verkennende onderzoek. Hierin wordt expliciet een antwoord gegeven op de vraagstelling en de aanpak. Dit rapport wordt ook aangeboden aan NZO. Naast dit rapport is er per zuivelonderneming een Power Point presentatie gemaakt met de resultaten van de individuele scans.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 12 / 51 3 De Zuivelbranche 3.1 Kenmerken voor de zuivelbranche De zuivelbranche verschilt in een aantal opzichten van andere sectoren. Met name het ophalen van de melk bij veehouders, het RMO-transport oftewel Rijdend Melk Ontvangst, is kenmerkend voor de zuivelbranche. In deze paragraaf introduceren we een aantal typische kenmerken voor de zuivelbranche. 3.1.1 Zuivel eisen Melk moet voldoen aan een aantal wettelijke eisen om geschikt te zijn voor menselijke consumptie. Keten Kwaliteit Melk (KKM) is een kwaliteitssysteem voor het produceren van veilige en goede kwaliteit melk en is een aanvulling op de wettelijke eisen. In Nederland hebben bijna alle melkverwerkende bedrijven zich gecommitteerd aan deze aanvullende eisen. Met dit kwaliteitssysteem probeert men de risico s en tevens de faalkosten tijdens het productieproces te minimaliseren. Eén van de belangrijkste zaken voor borging van de voedselveiligheid zijn de vereisten met betrekking tot het gebruik van diergeneesmiddelen, zodat voorkomen kan worden dat sporen van geneesmiddelen in de melk terechtkomen. Daarnaast is er ook aandacht voor: diergezondheid en welzijn, voer en water, melkwinning en -bewaring en tot slot reiniging en desinfectie. De minimale eis van alle gescande bedrijven is dat de melk moet voldoen aan de aanvullende KKM-regeling. Aangezien de kwaliteit (bij elke veehouder wordt een monster genomen) en de traceerbaarheid van KKM-melk gegarandeerd is, is de melk universeel uitwisselbaar. Op deze manier kan er dus melk geruild worden tussen de zuivelondernemingen zonder dat dit financiële of complexe boekhoudkundige consequenties heeft voor de veehouder. Deze melk wordt in de sector ruilmelk genoemd. Voor een aantal bedrijven gaat de KKM-regeling op een aantal punten echter niet ver genoeg. Op basis van KKM hebben een aantal zuivelondernemingen aanvullende richtlijnen ontwikkeld. Zo heeft CONO kaasmakers een aantal aanvullende (vrijwillige) richtlijnen als het gaat om dierwelzijn, milieu en varantwoord ondernemen. In paragraaf 3.7.3 zal hier nader op worden ingegaan.. 3.1.2 Wei Een belangrijk (rest)product dat ontstaat bij de verwerking van melk tot kaas is wei. Bij de productie van kaas wordt de vaste stof gescheiden van met name water. Dit doet men door het stremmen van de melk na toevoeging van stremsel. Hierdoor klonteren de melkeiwitten samen en ontstaat er 1 deel wrongel en 10 delen wei. (voor één kilo kaas is ongeveer 10 kilo melk nodig). De wei wordt afgetapt en de wrongel wordt gebruikt om kaas te maken. Wei bevat nog de nodige voedingsstoffen en wordt om die reden niet weggespoeld maar verkocht aan gespecialiseerde bedrijven om verwerkt te worden in een breed scala aan producten. 3.1.3 Melkmalen Koeien worden twee keer per dag gemolken. De algemeen geaccepteerde richtlijn binnen de sector is dat de periode tussen het melken en het ophalen van de melk niet langer mag zijn dan drie dagen. Anders gezegd moet de melk na zes (2 melkmalen x 3 dagen) melkmalen worden opgehaald. In regio s waar 7 dagen in de week melk gehaald kan worden is het geen probleem om het maximum van 6 melkmalen te hanteren. Bij bedrijven waar men de zondagsrust in ere houdt zal dit niet gaan, aangezien het vee wel

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 13 / 51 gemolken wordt op zondag, maar er niet gehaald kan worden. Het resultaat is dat men om deze bedrijven heen moet plannen en de melk eerder dan noodzakelijk moet worden gehaald. Wat uiteindelijk resulteert in meer transport kilometers. Karakteristiek voor de zuivel is dat de hoeveelheid te halen melk redelijk constant is. Afhankelijk van het seizoen is er over het jaar heen slechts een spreiding van 10% dit maakt het mogelijk om efficiënt te rijden volgens een vast patroon. 3.2 Rijdend melkontvangst (RMO) Om een goed beeld te kunnen krijgen van de logistieke operatie van melktransporten van de veehouders naar de zuivelondernemingen is een van de TNO- adviseurs een dag mee geweest met een gespecialiseerde logistiek dienstverlener. Alle logistiek dienstverleners werken met vergelijkbaar materieel. Vergelijkbare auto s, pompinstallaties, analyseapparatuur, koppelingen en op een vergelijkbare werkwijze. De onderstaande foto s geven dan ook een goede indruk van het logistieke proces in de gehele sector en zijn niet uniek voor deze logistiek dienstverlener. Figuur 3 Acmesa Assen was een van de eerste RMO bezitters in 1961 -Adv. Uit 1965 [bron: www.zuivelhistorienederland.nl] De logistieke operatie kenmerkt zich door de hoge bezettingsgraad van het materieel. De melk wordt bij de veehouder gehaald zonder tussenkomst van de veehouders zelf. Dit wil zeggen dat er behalve op de momenten dat er gemolken wordt altijd melk gehaald kan worden. De RMO-wagens rijden dan ook bijna 24 uur per dag 7 dagen in de week (soms 6 dagen). Een gemiddelde RMO rijdt per jaar zo n 190.000 kilometer. De traditionele melkbussen zijn met de komst van de eerste (Figuur 3) RMO langzaam vervangen. Een RMO (Rijdende Melkontvangst) is een tankwagen veelal in combinatie met een RMOaanhangwagen of tankoplegger uitgerust met speciale installatie om melk bij de veehouder uit de melktank op te zuigen en (semi) automatisch monsters te nemen van deze melk. Deze gegevens worden automatisch verijkt met het volume ingenomen melk en de coördinaten van de veehouder. Op deze manier is traceerbaar waar de melk vandaan komt en krijgt de veehouder afhankelijk van de kwaliteit automatisch een vergoeding per kilogram melk. 3.2.1 Laden van melk Voor het laden (opzuigen) van de melk wordt gestart controleert de chauffeur de melk op kleur en geur. Vervolgens controleert hij de temperatuur en het roermechanisme in de tank. Daarna wordt de tank aangesloten op de vacuümpomp van RMO en neemt hij handmatig een sample van de melk. Het monster wordt voorzien van een RFID tag 1. Naar deze tag worden de GPS-coördinaten van de veehouder weggeschreven en het aantal liters overgepompte melk. Dit proces wordt verduidelijkt in een aantal in Figuur 4 tot en met Figuur 8. 1 Radio frequency identification (RFID) is een technologie om van een afstand informatie op te slaan en te lezen

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 14 / 51 1 2 3 4 De werkwijze en uitrusting van alle RMO s in Nederland is vergelijkbaar. 1. Aansluiten RMO op de tank 2. Sample van de melk 3. Sample wordt voorzien van een RFID tag 4. # liters en GPS coördinaten worden weggeschreven op de RFID tag. Figuur 4 Inname van melk bij een veehouder met een RMO De RMO neemt zelf nog automatisch een monster van elke tankbeurt. Als de RMO vol zit vormt dit een representatief sample van de tank. Dit sample wordt vervolgens gebruikt om de melk te controleren op de aanwezigheid van sporen van groeiremmende stoffen. Deze stoffen kunnen voorkomen in melk als gevolg van bijvoorbeeld een antibioticakuur. Als het laden klaar is start de chauffeur bij de veehouder een tankreinigsprogramma, zodat de veehouder bij het eerst volgende melkmaal direct kan beginnen met een schone tank. Afhankelijk van het volume (6000 liter) duurt het reinigen gemiddeld een minuut of acht en kan men door naar de volgende. Afhankelijk van de route en het aantal veehouders is een RMO-tankwagen met een laadvermogen van 16 ton vol in nog geen half uur. Als RMO-tankwagen vol zit wordt de melk in ongeveer 15 minuten overgepompt naar een RMO-aanhangwagen (figuur 5 en 6, een RMO-tankwagen en aanhanger noemt men ook wel een combi) en kan het tweede deel van de route worden gereden. Bij een trekker oplegger combinatie (met een laadvermogen van 35 ton) kan men per route besparen op het omrijden naar de aanhangwagen en de tijd van het overpompen. Figuur 5 Overpompen van tankwagen naar aanhangwagen

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 15 / 51 Figuur 6 RMO tankwagen en aanhanger met een laadvermogen van twee keer 16 ton. Figuur 7 RMO trekker oplegger combinatie met een totaal laadvermogen van 35 ton. 3.2.2 Lossen van melk Ook het lossen van melk bij een van de zuivelbedrijven kan de RMO chauffeur geheel zelfstandig doen zonder tussenkomst van derden. Bij aankomst wordt de RMO gewogen. Daarna moet de chauffeur aangeven of de melk sporen van groeiremmende middelen (resultaten antibiotica test) bevat en als dit niet zo is kan hij doorrijden naar een beschikbare losplaats (figuur 8) en zich daar aanmelden. Vervolgens begint het overpompen van de RMO naar de opslagtank. In de tussentijd brengt de RMO chauffeur de genomen samples met RFID tags naar een inzamelpunt. Deze samples worden vervolgens in een laboratorium onderzocht om de samenstelling en de kwaliteit van de melk te bepalen. Deze analyse in combinatie met de hoeveelheid geladen melk is bepalend voor de vergoeding die de veehouder voor zijn melk ontvangt. Na het lossen wordt de RMO gereinigd en vervolgens weer gewogen. Het verschil in gewicht is het aantal kilo s geloste melk en moet overeen komen met de som van het aantal liters geladen melk. Figuur 8 Losplaats waar een 5 tal RMO s tegelijk kunnen lossen

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 16 / 51 3.3 Uitgaand transport Het inkomende transport, het RMO transport, was voor alle organisaties vergelijkbaar. Voor het uitgaand transport is dit niet het geval; allereerst is er bij de participerende bedrijven geen sprake van een generiek eindproduct (vergelijkbaar met een de generieke grondstof melk). Een aantal restproducten komt wel voor bij de meeste organisaties. Dit zijn vooral room en wei (restproduct na productie van kaas). Deze restproducten worden vloeibaar vervoerd over de weg. Retourlading ontbreekt meestal. Andere eindproducten (of halffabricaten, maar voor de zuivelonderneming is dit wel de uitgaande stroom) variëren van kaas (bijvoorbeeld folie- of natuurkaas, maar ook vele andere varianten), gesuikerde gecondenseerde melk, koude koffie en melk (zoals verse consumptiemelk, poeder, tapte melk, etc.). Wat deze uitgaande stroom aan zuivelproducten gemeen heeft is dat het bijna allemaal wordt vervoerd over de weg, een uitzondering wordt besproken in paragraaf 3.8.3. Daarnaast is voor het grootste deel van de producten de beladingsgraad van de vrachtwagens tegen de 100% bij het verlaten van de zuivelonderneming. Eventuele uitzonderingen op deze hoge beladingsgraad worden gevormd door kort houdbare producten (vaak halffabricaten) die door de afnemer nog verder worden bewerkt. In dat geval blijkt de afnemer, van bijvoorbeeld halffabricaten die verder worden bewerkt tot babyvoeding, het belangrijker te vinden dat de aangeleverde producten aansluiten op het productieproces dan dat er volle wagens rijden. Dit is echter een uitzondering. De bestemmingen variëren bijna nog meer dan de eindproducten. Het grootste deel van de eindproducten wordt af-fabriek geleverd en, vooral bij kazen, gekocht door handelaren. Deze handelaren zorgen voor het transport van de kazen, hiervoor wordt vaak een gespecialiseerde vervoerder ingeschakeld zoals bijvoorbeeld Anker Kaas, naar de opleglocaties. In de opleglocaties rijpen de kazen. Het aantal opleglocaties lijkt de afgelopen jaren te verminderen, waardoor er meer gecentraliseerd wordt opgelegd door de handelaren. 3.4 Kengetallen belang sector voor Nederlandse economie/maatschappij 3.4.1 Omvang van de sector (cijfers 2005, bron CBS en Voedingscentrum) Nederland telt 21.313 bedrijven met melkkoeien (in 2007). Van deze bedrijven is ongeveer 25% aangesloten bij de 7 gescande zuivelondernemingen. Er zijn zo'n 500 boeren die zelf zuivel maken, waarvan er circa 300 zelf kaas maken. De concentratie melkveehouders is het hoogst in het noorden en het oosten. Afgelopen twintig jaar is het aantal melkveehouderijen gehalveerd en het aantal koeien met een derde gedaald. De minimale bedrijfsgrootte (wil het economisch levensvatbaar zijn) is ongeveer 50 melkkoeien. Een gemiddelde veehouder heeft ongeveer 100 koeien waarvan 64 melkkoeien en jaarlijkse productie van ongeveer 500.000 kilo melk. Gemiddeld geeft één koe 21 liter melk per dag met een variatie van ongeveer 10% over het jaar heen. Er zijn 15 zuivel verwerkende ondernemingen met in totaal 50 fabrieken. Hiervan zijn de meeste ondernemingen coöperaties en dus eigendom van de aangesloten boeren. De twee grootste coöperaties hebben ook productielocaties in het buitenland. Campina heeft belangen in België en Duitsland en Friesland Foods in Zuid-Oost Azië.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 17 / 51 Figuur 9 laat zien waar de melk in Nederland uiteindelijk in wordt verwerkt. Vloeibare melk en melk producten Gecondenseerde 12,4% melk 5,6% Ingrediënten en ander zuivel producten 17,7% Niet-magere melkpoeder 7,5% Boter/tapte melkpoeder 5,6% Kaas 51,1% Figuur 9 Melk gebruikt in zuivelproducten in de Nederland (2007) bron NZO 3.4.2 Mate van toegevoegde waarde activiteiten in de sector De toegevoegde waarde is relatief hoog. Met een enkel basis product als melk kan een grote variëteit aan producten geproduceerd worden welke over de hele wereld worden geëxporteerd. 3.4.3 Belang van im- en export Im- en export zijn van groot belang voor de Nederlandse zuivelindustrie zoals in de onderstaande tabel te zien is. In totaal is er in 2007 voor 4,3 miljard aan zuivelproducten geëxporteerd naar voornamelijk Duitsland, België en Frankrijk Tabel 1, Im- en export van zuivelproducten (bron: Productschap zuivel en CBS) Productie (x 1000 kg) Import (x 1000 kg) Export (x 1000 kg) Export ( x 1000) 2007 Kaas 730.333 188.570 562.649 2.108.979 Boter 129.200 77.866 154.003 466.205 Melkpoeder 152.707 165.173 181.684 577.547 Gecondenseerde melk 326.739 193.794 274.057 342.204 3.4.4 Belangrijkste Nederlandse bedrijven in sector Campina en Friesland Foods (beide coöperaties) domineren de Nederlandse markt. Beide bedrijven zijn voornemens om in 2009 te fuseren. Hiermee zou een zuivel coöperatie ontstaan met een jaarlijkse omzet van 9 miljard euro. Beide bedrijven willen hun krachten bundelen om samen slagvaardiger te kunnen optreden in de sterk liberaliseerde Europese markt. Momenteel (najaar 2008) onderzoekt de Europese Commissie de mogelijke gevolgen voor een degelijke fusie. De onderstaande lijst is een top 5 van de grootste zuivel verwerkende bedrijven in Nederland. Tabel 2 Top 5 grootste zuivel verwerkende bedrijven Zuivel omzet x mln euro (2007) Friesland Foods 5.075 Campina 4.032 DOC kaas 405 Bel Leerdammer BV 400 CONO Kaasmakers 160

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 18 / 51 Bron: Productschap zuivel 3.5 De Nederlandse zuivelsector in Europa Gemiddeld werd er in de Europese Unie tussen 2003 en 2005 84 kilogram melk per jaar gedronken per hoofd van de bevolking, 18 kilogram kaas, 5 kilo room en 4 kilogram boter. De Nederlandse zuivel consument zit dichtbij dit Europese gemiddelde ( Figuur 10). Melk Room Niet-magere melkpoeder Tapte melkpoeder Boter Kaas Figuur 10 Menselijke consumptie van zuivelproducten in de EU (kilgram per hoofd van de bevolking per jaar) bron Eurostat De productie van melk is, mede door de melkquota, qua volume stabiel in Europa. Nederland is een relatief grote melkproducent, zoals blijkt uit de verdeling van de melkquota in de EU (ffiguur 11). Duitsland 20,8% Overige lid staten 14,3% Zweden 2,4% Denemarken 3,4% Ierland 4,0% Frankrijk 17,5% VK 10,7% Nederland 8,2% Italië 7,6% Spanje 4,4% Polen 6,5% (100% = 130.4 mln ton) Figuur 11 Verdeling van melkquota in the EU (2007-2008) in miljoen ton en deel in totale melkproductie (2006) bron Europese Commissie en Productschap Zuivel De melk wordt voor verschillende producten gebruikt; Figuur 12 geeft een schatting weer van de producten waar melk in wordt gebruikt (gemiddelde voor de Europese Unie). Kaas en melk zijn de belangrijkste producten die op basis van melk worden gemaakt (en geconsumeerd). Nederland verschilt van dit Europese gemiddelde; vergelijk Figuur 9 (melk gebruikt in zuivelproducten in de Nederland) en Figuur 12 (melk gebruikt in zuivelproducten in de EU).

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 19 / 51 Tapte melkpoeder Anders Niet-magere melkpoeder Kaas Boter Melk Figuur 12 Melk gebruikt in zuivelproducten in de EU (2006) bron: Statline, CBS Zuivel is voor de Nederlandse consument goedkoop in vergelijk met andere Europese landen zie Figuur 13. Figuur 13 Relatief prijsniveau index voor melk, kaas en eieren (op basis van koopkracht). EU gemiddelde heeft index-waarde 100 bron: Eurostat Nederlandse zuivel wordt relatief veel geëxporteerd in vergelijking met andere grote zuivel producerende landen (ffiguur 14). 100% 80% 60% 40% 3 e land export EU export Nationale Verkoop 20% 0% Nederland Duitsland Denemarken Frankrijk Ierland Polen Figuur 14 Grote Europese zuivelproducerende landen en regio van consumptie (200b) bron: NZO

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 20 / 51 3.6 Kenschets logistiek SCM-netwerk in sector Duistland Frankrijk België Figuur 15 Export van Nederlandse zuivelproducten Zoals te zien is in tabel 1 en Figuur 14 is de buitenlandse markt voor Nederlandse zuivelproducten vele malen groter dan de nationale markt. Kaas wordt voor ongeveer tweederde geëxporteerd naar België, Frankrijk en Duistland (Figuur 15). Daar in tegen worden melkpoeder producten geëxporteerd naar Afrika en het Midden Oosten. 84% van de in Nederland geproduceerde kaas gaat naar landen binnen de EU. Naar Duitsland gaat 38% gevolgd door België met 10% en Frankrijk met 9%. De export van boter laat ongeveer vergelijkbare percentages zien. Dit transport gaat vrijwel uitsluitend via de weg evenals de import van zuivelproducten zoals Franse kaas en melkpoeder. Leveringen zijn vaak af fabriek 2. De koper is daarmee verantwoordelijk voor het transport naar de gewenste bestemming en draagt ook alle kosten en risico s. Bel Leerdammer was in deze scan een uitzondering met het rechtstreeks beleveren aan Albert Heijn. Daar waar de ingaande logistieke stroom uniform, continu, (snel) bederfelijk en zeer frequent is, is de uitgaande stroom ingedeeld in batches geproduceerd en geproduceerd op order. Dit maakt dat deze uitgaande transportstromen relatief lang van te voren te plannen zijn. Een eis aan deze transporten is wel dat gebruik wordt gemaakt van transportmiddelen die geschikt zijn voor het transport van levensmiddelen (bij kaas en melk gekoeld). Dit lijkt vanzelf sprekend, maar voor de afwikkeling van bijvoorbeeld melkpoeder via containerbinnenvaart is dit een behoorlijke belemmering, omdat een binnenvaartschipper niet kan garanderen (te beperkte invloed heeft op) dat hij een schone container te beschikking heeft. 3.6.1 Samenwerking binnen de sector (Supply Chain Management) Een kenmerk van deze branche is dat coöperatieve ondernemingen de markt domineren. Bij de zuivelcoöperaties zijn de veehouders mede-eigenaar en beslissen zij mee over het beleid. Om zo gezamenlijk doelen bereiken die voor elk individu onbereikbaar zouden zijn geweest, zoals het vergroten van de economische macht en het behalen van schaalvoordeel. Door deze manier van organiseren is de mate waarin partijen 2 Andere termen voor af fabriek zijn ook wel: af magazijn, ex works, ex store, loco fabriek of loco magazijn

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 21 / 51 samenwerken in verhouding met andere sectoren al bijzonder hoog. De samenwerking beperkt zich echter veelal tot advies op het gebied melkmachines, hygiëne, kwaliteit en productie. 3.7 Logistieke trends en ontwikkelingen, en groeimogelijkheden sector 3.7.1 Belangrijkste strategische logistieke trends en ontwikkelingen in de sector Het aantal kleine (<50 koeien) melkveehouders neemt af; Stijging van het aantal grote melkveebedrijven; Stabilisatie van de binnenlandse markt; Consument koopt meer verschillende producten, maar in totaal niet meer; De houdbaarheidsdatum in combinatie met de doorlooptijd is voor sommige producten een handelsbelemmering. 3.7.2 Belangrijkste groeimogelijkheden in de sector Er is een stijgende vraag naar zuivelproducten uit grote delen van Zuidoost-Azië, Noord-Afrika en het Midden-Oosten; Grotere variëteit aan zuivelproducten en verpakkingsvormen; Exporteren van meer soorten zuivelproducten; Verlengen van de houdbaarheidsdatum; Samenwerking van Nederlandse zuivelondernemingen op de wereldmarkt Opzetten van productiefaciliteiten in het buitenland. 3.7.3 Voorbeelden van duurzaam ondernemen in de zuivelbranche Verschillende zuivelondernemingen zijn al bezig om duurzaam te ondernemen. In deze paragraaf bespreken we twee voorbeelden. Het eerste voorbeeld komt van CONO Kaasmakers. CONO Kaasmakers organiseert voor haar leden workshops waarin veehouders informatie krijgen over hoe dat ze de rentabiliteit van hun onderneming kunnen verbeteren en hoe dat ze op een meer duurzame manier kunnen werken. In het kader wordt kort ingegaan op het Caring Dairy waarin CONO Kaasmakers participeert. Caring Dairy: zorgen voor boer, koe en milieu Caring Dairy, of Zuivel met Zorg, is een initiatief van ijsmaker Ben&Jerry s en stimuleert een duurzame melkveehouderij in Nederland. Via workshops worden veehouders geïnformeerd over de mogelijkheden om hun bedrijf te verduurzamen. Het kan gaan om de gezondheid van het vee, om groene stroom of de inzetbaarheid van melkrobots. Na afloop van een workshop stelt iedere veehouder een verbeterplan op waarin staat aan welke punten de veehouder de komende tijd gaat werken zodat de bedrijfsvoering verder verduurzaamd kan worden. Tevens vullen de veehouders jaarlijks een vragenlijst over duurzaamheid in om te zien welke resultaten zij hebben geboekt. Het enthousiasme voor dit programma is groot, omdat de meeste boeren niet alleen geïnteresseerd zijn in duurzaamheid, maar er ook een duidelijke koppeling is naar de rentabiliteit van de eigen onderneming. CONO kaasmakers stimuleert via een weidegangpremie veehouders om koeien buiten te laten grazen. Dit komt niet alleen ten goede aan de kwaliteit van de melk, maar ook aan de gezondheid van de koe. Het tweede voorbeeld van duurzaam ondernemen in de zuivelbranche komt van DOC Kaas. DOC Kaas heeft een nieuwe locatie in Hoogeveen gebouwd. Bij het ontwerp van

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 22 / 51 deze locatie is duurzaamheid een belangrijk onderwerp geweest, zoals ook blijkt uit het volgende kader. Zuivelpark Hoogeveen: zelf-voorzienend in water Bron: Internet - www.dockaas.nl (bezocht op 12-08-2008) DOC heeft in het ontwerp van het nieuwe zuivelpark (mede dankzij steun door de Europese Unie) een zelfvoorzienend systeem gebouwd ten aanzien van het watergebruik. Al het water dat nodig is voor het proces, sanitair en koeling wordt gewonnen uit melk en wei en wordt hergebruikt. Het koelwater dat warm wordt in het koelproces wordt weer gebruikt op locaties waar warm water nodig is. Het water wordt (na behandeling) ook gebruikt voor drinkwater. Op het zuivelpark heeft DOC, om dit alles mogelijk te maken, naast een kaas- en poederfabriek ook een waterfabriek. Dit betekent voor DOC Kaas een besparing van honderden miljoenen liter grond-, oppervlakte en/of leidingwater. In het schema van (Figuur 16) wordt weergegeven hoe het water stroomt in het nieuwe zuivelpark. Figuur 16 Melk en waterstromen Zuivelpark (bij verwerking 1000 liter melk) bron: DOC Kaas Het derde voorbeeld van duurzaam ondernemen in de zuivel branche is Groen Gas. Groen Gas is een initiatief van LTO en NZO (Courage, 2007; 2008). Groen Gas is een vorm van duurzame energie en wordt gewonnen middels mest- en co-vergisting. Het volgende kader gaat kort in op dit initiatief. Groen Gas is een van de initiatieven om invulling te geven aan de duurzaamheidsambitie van NZO en LTO Nederland (zie NZO en LTO, 2008). Andere duurzaamheidsinitiatieven in de zuivelsector die hieronder vallen zijn: de koe centraal, hierin wordt de weidegang van koeien gestimuleerd en gewerkt aan het comfort van melkkoeien; inpassing (grotere) melkveebedrijven in Nederlands landschap. Figuur 17 laat zien dat de broeikasgasemissies in de zuivelketen sinds 1990 al aanzienlijk zijn gedaald.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 23 / 51 Figuur 17 Broeikasemissies Nederlandse zuivelketen (bron: NZO en LTO, 2008) Groen Gas Groen Gas is biogas dat gemaakt wordt uit bijproducten van melkveehouderijen, zoals meststoffen en voerresten, en restproducten van zuivelfabrieken (NZO en LTO, 2008). Middels mest- en co-vergisting kan de gehele zuivelindustrie voorzien worden van duurzame energie (Courage, 2007) waarmee de sector nagenoeg CO 2 neutraal kan opereren. Covergisting is het vergisten van mest in combinatie met hoogwaardige organische reststromen met als doel biogas op te wekken.het verkregen biogas wordt tot aardgas kwaliteit opgewerkt en teruggeleverd aan het aardgasnet.. 3.8 Bedrijfs- en productkenmerken PARTICO leden In deze paragraaf wordt kort in gegaan op de individuele bedrijven en schetsen we hoe deze bedrijven zich kenmerken binnen de Nederlandse zuivelbranche. De leden van de PARTICO groep zijn onder te verdelen in een aantal klassen op basis van bedrijfsorganisatie (coöperatie vs. privaat) en product (kaas, melk en melkpoeder) Op basis van deze indeling kan het volgende schema worden gemaakt. Tabel 3 Bedrijfs- en productkenmerken PARTICO leden Belangrijkste product Coöperatie Privaat Kaas CONO Kaasmakers Bel Leerdammer DOC Kaas Rouveen Kaasspecialiteiten Vloeibare melkproducten. Hochwald Nederland B.V Melkpoeder Nemelco Lyempf Voor de Partico-bedrijven, met uitzondering van Lyempf (vaste prijsafspraak met de logistiek dienstverlener) is een open kostencalculatie uitgangspunt voor de RMO 3 transportkosten. Het zuivel verwerkende bedrijf maakt in de regel een planning waarin ze aangeven bij welke veehouders melk gehaald moet worden. De logistiek dienstverlener krijgt voor de uitvoering een vaste vergoeding en twee maal per jaar op basis van nacalculatie een extra dieseltoeslag. Het is aan de vervoeder hoe hij invulling geeft aan de planning. Waarbij hij vrij is in de keuze van materiaal en route zolang er bij elke veehouder maar om de drie dagen melk gehaald wordt. De meeste logistiek 3 RMO: Melk wordt door speciaal hiervoor in gerichte voertuigen, de Rijdende Melkontvangst (RMO) vervoerd naar zuivelfabrieken. In het volgende hoofdstuk zal het RMO transport nader worden toegelicht.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 24 / 51 dienstverleners in deze gespecialiseerde sector werken 24 uur per dag 7 dagen in de week. Afhankelijk van de regio wordt de zondagsrust gerespecteerd. 3.8.1 CONO Kaasmakers Product/dienst: Kaas, onder eigen label als Beemster en af-fabriek voor derden. Beemster kaas (10%) en kaas in opdracht van derden (90%) worden af-fabriek geleverd en vinden hun weg via de kaasspeciaal zaken naar de consument. In totaal worden er onder 9 verschillende labels kazen geproduceerd. Positie in de keten: CONO Kaasmakers krijgt via een vijftal RMO s van 530 aangesloten veehouders melk (300 miljoen kg per jaar) aangeleverd op de productielocatie in Westbeemster. Deze melk wordt verwerkt tot kaas en wei tot weipoeder. Belemmerende kenmerken/kansen: De polder De Beemster staat op de werelderfgoed lijst van Unesco. Dit maakt uitbreiding en/of aanpassingen aan de huidige productielocatie vrijwel onmogelijk in dit gebied. Naast dat melk moet voldoen aan de keten kwaliteit eis, moet de melk aan aanvullende kwaliteitseisen voldoen. Deze zijn vastgelegd in het CONO Borgingssysteem en het Praktijkreglement. Hierin is onder meer de zorg voor gezonde koeien, zorgvuldig en tijdig onderhoud van melkmachines en melkkoeltanks en de kwaliteit van water en voer geborgd. Deze aanvullende eisen maakt dat het voor CONO Kaasmakers niet zondermeer mogelijk is om melk uit te wisselen met derden omdat melk van derden veelal niet voldoet aan deze extra eisen. Ontwikkelingen: betrekken van boeren, consumenten, toeristen en omwonenden via voorlichting en rondleidingen is een recente ontwikkeling om het merk Beemster te positioneren als een ambachtelijk en duurzaam geproduceerde kaas. CONO Kaasmakers opereert vanuit Middenbeemster waar ook de meeste melk naar toe gaat. Figuur 18 laat zien dat er ook op een aantal andere locaties melk wordt gehaald. CONO Kaasmakers is de exclusieve leveranciers van zuivelproducten voor Ben&Jerry s. Deze zuivel komt voornamelijk uit de regio Ommen. In de regio Hoogeveen wordt de melk gehaald door RMO s van DOC kaas en geruild tegen melk van DOC kaas veehouders uit de regio Middenbeemster.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 25 / 51 Middenbeemster Ommen Veehouders (in 1000 kilogram melk per maand per ophaallocatie ) <40 40-75 75-120 120-225 > 225 Hoogeveen Balkbrug Figuur 18 Locaties veehouders CONO per afleverlocatie van de melk en volume van afgeleverde melk (op basis van gegevens van Partico voor 1 maand) 3.8.2 DOC Kaas Product/dienst: DOC Kaas produceert vele soorten kaas: folie- en natuurgerijpte kaas, kaas met of zonder gaten en verschillende vet- en zoutgehalten. Positie in de keten: op het moment is DOC kaas nog gevestigd op twee locaties in Hoogeveen, maar in de nabije toekomst gaan ze volledig over naar de nieuwe locatie in Hoogeveen. Op dit zuivelpark bevindt zich naast de kaasfabriek ook de weifabriek van DVNutrition (een joint-venture van DOC Kaas en Volac International). Op het zuivelpark zijn ook kantoren en kaaspakhuizen te vinden. Twee vervoerders zorgen met totaal 19 RMO s voor het vervoer van melk van naar DOC Kaas. Eén grote vervoerder met 11 RMO s en een viertal kleinere vervoerders die via samenwerkingsverband in totaal over een vloot van nog eens 8 RMO s beschikken. De melk wordt gehaald bij 1340 Nederlandse veehouders en bij nog een 100 Duitse. Jaarlijks verwerkt DOC ongeveer 900 miljoen kg melk. Belemmerende kenmerken, kansen: uitruil met andere organisaties, zoals met COMO kaasmakers. De aanvullende MVO-eisen van CONO Kaasmakers vormen een belemmering in het ruilen van melk. Deze belemmering kan het einde betekenen van de manier waarop er nu wordt samengewerkt. De melk is immers niet meer universeel uitwisselbaar. Figuur 19 laat de locaties van de DOC Kaas veehouders zien in combinatie met het volume. Vanuit Middenbeemster haalt CONO Kaasmakers bij een deel van deze veehouders de melk en ruilt dit tegen de melk die DOC Kaas gehaald heeft in Hoogeveen bij veehouders van CONO Kaasmakers (zie ook Figuur 18). DOC Kaas heeft veehouders door het hele land.

TNO-rapport 2008-D-R-1092A 26 / 51 Hoogeveen Middenbeemster Scharsterbrug Veehouders (in 1000 kilogram melk per maand per ophaallocatie ) <45 45-75 75-120 120-220 > 220 Figuur 19 Locaties veehouders DOC Kaas per afleverlocatie van de melk en volume van afgeleverde melk (op basis van gegevens van Partico voor 1 maand) 3.8.3 Hochwald Nederland BV Product/dienst: Ze produceren vooral langhoudbare vloeibare melkproducten, met name gesuikerde gecondenseerde melk, gesteriliseerde room en ready-to-drink melkproducten, voor de buitenlandse markt, waarbij een aanzienlijk percentage naar landen buiten de EU wordt geëxporteerd. Daarnaast heeft Hochwald Nederland B.V. een eigen blikfabriek waarin voornamelijk deksels en bodems worden gemaakt voor eigen gebruik en voor verkoop aan derden. Positie in de keten: Hochwald krijgt via twee RMO-wagens melk aangeleverd van in totaal 148 verschillende veehouders. Een zeer beperkt deel van de melk wordt aangeleverd vanuit Duitsland door het moederbedrijf. Belemmerende kenmerken / kansen: Gesuikerde condens en blik zijn beide lang houdbaar. Uitgaande stromen gaan in volle wagenladingen. De capaciteit in Bolsward is groter dan de hoeveelheid aangeleverde melk van de aangesloten veehouders. Om de resterende capaciteit te benutten wordt extra melk aangeleverd van Duitse veehouders. Figuur 20 laat zien dat de meeste veehouders van Hochwald dichtbij Bolsward liggen. Hierdoor is het voor- en natransport voor RMO transport van Hochwald altijd beperkt.