INHOUD. Hoofdstuk 1. Het toepassingsgebied van de personenbelasting... 1



Vergelijkbare documenten
INHOUD. Hoofdstuk 1. Het toepassingsgebied van de personenbelasting... 1

INHOUD. Hoofdstuk 1. Het toepassingsgebied van de personenbelasting... 1

INHOUD HOOFDSTUK 1. HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE PERSONENBELASTING... 1 HOOFDSTUK 2. KENMERKEN VAN DE PERSONENBELASTING... 15

INHOUD HOOFDSTUK 1. HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE PERSONENBELASTING... 1 HOOFDSTUK 2. KENMERKEN VAN DE PERSONENBELASTING... 17

HANDBOEK PERSONENBELASTING Prof. Dr. I. Van De Woesteyne

INHOUD HOOFDSTUK 1. HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE PERSONENBELASTING... 1 HOOFDSTUK 2. KENMERKEN VAN DE PERSONENBELASTING... 17

Artikel WIB. (16 - aj. 2005) 518

VOORBEREIDING VAN DE AANGIFTE IN DE PERSONENBELASTING

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2015

Tarieven personenbelasting

blz. 16 B. ANDERE DIVERSE INKOMSTEN. Vak XVI. - DIVERSE INKOMSTEN - VERVOLG. 1. Winst of baten uit toevallige of occasionele prestaties, verrichtingen

blz. 12 Vak XIII. - INKOMSTEN VAN KAPITALEN EN ROERENDE GOEDEREN - VERVOLG. B. NETTO-INKOMEN VAN VERHURING, VERPACHTING, GEBRUIK OF CONCESSIE VAN ROER

Vak XVI. - WINST uit nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen.

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2012

VOORBEREIDING VAN DE AANGIFTE IN DE BELASTING VAN NIET-INWONERS (natuurlijke personen) DEEL 2

Basisbedrag Geïndexeerd bedrag Artikel WIB 92 Omschrijving Aj. 2014

VOORBEREIDING VAN DE AANGIFTE IN DE PERSONENBELASTING

VOORBEREIDING VAN DE AANGIFTE IN DE PERSONENBELASTING

1. Belastingschalen in de personenbelasting. Aanslagjaar 2018 in euro

INHOUD. Huwelijk en fiscus

Inleiding in het Belgische belastingrecht

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar 2018

TOEPASSING VAN DE ARTIKELEN 243, 243/1 EN 244, WIB 92: CATEGORIEËN VAN NIET-RIJKSINWONERS (AJ. 2015)

SOFISK Aangifte personenbelasting 2014 : stilte voor de storm van volgend jaar.

Inhoud Inleidende begrippen Deel 1 van de aangifte... 29

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2015

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Administratie van Fiscale Zaken

Lieven Van Belleghem

INHOUD HOOFDSTUK 2. KENMERKEN VAN DE PERSONENBELASTING... 23

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2014

Geïndexeerde bedragen inzake inkomstenbelastingen voor de aanslagjaren 2015 en 2016

Inhoudsopgave. Maklu 7

1 Vak I: wijziging of eerste mededeling van uw bankrekeningnummer en telefoonnummer Bankrekeningnummer Telefoonnummer 38

FISCAAL RECHT IN ESSENTIE 2018

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning Administratie van Fiscale Zaken

Indexering aj aj. 2017

1. Titel 1: inleiding a. H1: begrippen i. Begrip belasting ii. Essentiële kenmerken 1. Publiekrechtelijke schuldvordering a. Tot belastingheffende

DEEL 1 VAN DE AANGIFTE

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming. Inlichtingen omtrent de betreffende boekjaren. Naam. Ondernemingsnummer en rechtsvorm

FISCAAL RECHT IN ESSENTIE

Inhoudsopgave. Maklu 7

FISCAAL RECHT IN ESSENTIE 2017

Federale Overheidsdienst FINANCIEN Administratie van Fiscale Zaken

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning. Dienst Reglementering

oplossing ingevulde aangifte aj Reserves Belastbare gereserveerde winst 2/11

I. WIB92 1 I. WIB92. K.B. 10 april 1992 WIB Inhoudsopgave

Van Belleghem Kluwer Opleidingen voor Bank Verzekering Accountancy

FISCAAL RECHT IN ESSENTIE 2019

Federale Overheidsdienst FINANCIEN Administratie van Fiscale Zaken

Afz. Boekjaar van...tot...

Federale Overheidsdienst

Aangifte. Aangifte. Aangifte Aangifte Personenbelasting AJ 2009 Zwevegem 24 / 25 / 29 april 2009

Inhoudstafel. Art. 21 Roerende inkomsten-vrijgestelde inkomsten uit: Art 36 Voordelen van alle aard Art 37 Auteurs rechten...

Deel 1 - Belastingvermindering voor de enige en eigen woning (de zgn. woonbonus) als u gaat lenen voor uw verbouwing

HOOFDSTUK 2. KENMERKEN VAN DE PERSONENBELASTING... 25

Deel 1. De natuurlijke personen onderworpen aan de personenbelasting 1

Afz. SPECIMEN. Boekjaar van...tot...

Afz. Boekjaar van...tot... a b. a b 279 dd... bijlage.../ E dd... bijlage.../... 5 A/G... A/G... G...

Inhoud. Inleiding 15 I ROERENDE VOORHEFFING Bepaling van de belastbare grondslag van de R.V Tarief van de R.V. 24

Verhoogde belasting vrije som voor personen met beperkt inkomen: 7.380,00 euro (7.350,00)

LIJST VAN GEGEVENS NODIG OM DE AANGIFTE IN DE PERSONENBELASTING IN TE VULLEN VOOR INKOMSTENJAAR 2017

Hoofdstuk 1: Administratie & boekhouding

BIJLAGE 1 FEDERALE BEPALINGEN Ci

p. 1/12 Globaal overzicht

Wijzigde uw (gezins)situatie in de loop van 2010? Ja Neen

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Administratie van Fiscale Zaken

Deel 1 - Waarom zou een vennootschap hiervoor interessant kunnen zijn?

BIJLAGE 1 FEDERALE BEPALINGEN Ci.D.28/

TITEL I: INLEIDING... 1

Gelieve de volledige lijst te doorlopen en fiches toe te voegen waar nodig

INLEIDENDE BEGRIPPEN...

Lieven Van Belleghem

Impact begrotingsmaatregelen van Di Rupo op uw Personenbelasting

Afz. SPECIMEN. Boekjaar van...tot...

Art. 21 Roerende inkomsten-vrijgestelde inkomsten uit:

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIËN. Bericht in verband met de automatische indexering inzake inkomstenbelastingen - Aanslagjaar 2011

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten aanslagjaar 2014

Art. 21 Roerende inkomsten-vrijgestelde inkomsten uit:

Bijlagen bij de aangifte personenbelasting inkomsten 2010

2.3. Taxatieregime bij stopzettingsmeerwaarden

De aangifte in de personenbelasting voor aanslagjaar 2014 inkomsten 2013

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning Dienst Reglementering

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ;

Belastinghervorming. Wet van 10 augustus Personenbelasting 2004 KPMG 1

CIRCULAIRE AAFisc Nr. 17/2014

TOELICHTING BIJ DE BALANS EN DE RESULTATENREKENING

PB : Tarieven inkomensschijven - Gezamenlijk belastbare inkomsten

CIRCULAIRE AAFisc Nr. 18/2013

VOORWOORD 11 HOOFDSTUK 1 HET GEWONE LOON 13

KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN. Stafdienst Beleidsexpertise -en Ondersteuning Dienst Reglementering

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd

Art. 21 Roerende inkomsten-vrijgestelde inkomsten uit:

SOFISK 2016 Versie (14/07/2016)

Algemeen. Wet van 24 december 2002 tot wijziging. tot wijziging van de vennootschapsregeling

Afz. Boekjaar van...tot...

Samenvattende tabel inzake PB. Bedragen die gelden voor de aj. 2009, 2010 en 2011.

PB : Tarieven inkomensschijven - Gezamenlijk belastbare inkomsten

DAGELIJKS WERKBOEK DEEL #1

Voor welke belastingplichtigen geldt die vrijstelling? Iedere aan de Belgische personenbelasting onderworpen belastingplichtige komt in aanmerking.

CONSCIENCE Hendrik BEERENS Martha Koning Albert II laan Meise

Transcriptie:

INHOUD Hoofdstuk 1. Het toepassingsgebied van de personenbelasting........................... 1 I. De fiscale soevereiniteit.......................................... 1 II. Het begrip rijksinwoner......................................... 1 A. Woonplaats................................................. 2 B. Zetel van fortuin............................................ 3 C. Fiscale woonplaats van gehuwden en (vanaf aanslagjaar 2005) wettelijk samenwonenden.................................... 4 D. Dubbele fiscale woonplaats................................... 6 E. Overlijden van de rijksinwoner................................ 7 III. Bewijslast...................................................... 7 IV. Bijzondere gevallen.............................................. 8 A. Op grond van internationale verdragen........................ 8 B. Op grond van het WIB....................................... 9 C. Op grond van administratieve onderrichtingen................ 11 1. Werknemers in een land zonder dubbelbelastingverdrag..... 11 2. Buitenlandse kaderleden................................. 13 3. Buitenlandse sportbeoefenaars........................... 15 Hoofdstuk 2. Kenmerken van de personenbelasting................................... 17 I. Globalisatie van inkomsten...................................... 17 II. Decumul bij een gemeenschappelijke aanslag...................... 18 III. Automatische indexering........................................ 19 A. Bedragen andere dan onder B tot D........................... 19 B. De woningaftrek........................................... 21 C. Forfaitaire onkostenvergoeding kunstenaars................... 22 D. Niet-recurrente resultaatgebonden voordelen.................. 22 Hoofdstuk 3. De berekening van de personenbelasting................................ 23 I. Schema....................................................... 23 II. Belasting als alleenstaande gemeenschap pelijke aanslag........... 24 vii

A. Gemeenschappelijke aanslag................................. 24 B. Belasting als alleenstaande.................................. 25 1. Principe............................................... 25 2. Uitbreiding naar gehuwden en wettelijk samenwonenden.... 25 3. Overlijden van de echtgenoot/wettelijk samenwonende...... 26 4. Feitelijke scheiding..................................... 27 III. Vaststellen van het totale netto-inkomen per belastingplichtige...... 28 A. Inkomen van de belastingplichtige........................... 29 1. Gemeenschappelijke aanslag............................. 29 2. Gehuwden/wettelijk samenwonenden belast als alleenstaanden.............................................. 30 3. Inkomsten van kinderen................................. 31 B. Bijzondere figuren.......................................... 32 1. Gezinnen met één beroepsinkomen of twee beroepsinkomens maar waarvan één zeer laag is............................ 32 a. Gezinnen met één beroepsinkomen................... 32 b. Gezinnen met twee beroepsinkomens maar waarvan één zeer laag is...................................... 33 c. Huwelijksquotiënt: enkel wanneer in het voordeel van de belastingplichtigen............................... 33 d. Internationale ambtenaren........................... 34 e. Overgangsregeling m.b.t. premies voor individuele levens verzekeringen en kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen............................... 35 2. Gezinnen met meewerkende echtgenoot zonder volledig sociaal statuut van zelfstandige........................... 35 a. Voorwaarden....................................... 35 b. Bedrag van de toekenning............................ 36 c. Overgangsregeling m.b.t. premies voor individuele levensverzekeringen en kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen............................... 37 IV. Van het totale netto-inkomen aftrekbare bestedingen............... 38 A. Aftrekbare bestedingen van art. 104 WIB...................... 38 1. Onderhoudsgelden...................................... 38 a. Voorwaarden....................................... 38 b. Terugwerkend gedeelte van onderhouds uitkeringen..... 45 c. Verschillende behandeling in hoofde van onderhoudsplichtige en onderhoudsgerechtigde................... 46 d. Co-ouderschap..................................... 47 2. Giften................................................. 47 3. Bezoldigingen van een huisbediende...................... 49 4. Kinderoppas........................................... 50 viii

5. Beschermde monumenten en landschappen................ 53 6. Hypothecaire leningen.................................. 54 a. Aftrek enige en eigen woning......................... 55 b. Bijkomende interestaftrek (art. 526 WIB)............... 61 B. Verdeling van aftrekbare bestedingen over verschillende belastingplichtigen......................................... 68 1. Tot en met aanslagjaar 2012.............................. 68 2. Vanaf aanslagjaar 2013.................................. 69 V. Toepassing van de tarieven...................................... 69 A. Progressieve aanslagvoeten.................................. 69 B. Afzonderlijke aanslagvoeten................................. 70 VI. Vermindering ingevolge de belastingvrije sommen................. 71 A. Basisbedrag van de belastingvrije som........................ 71 1. Belastingplichtige die als alleenstaande wordt belast........ 71 2. Belastingplichtigen waarvoor een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd................................. 72 3. Lage en middelgrote inkomens........................... 72 B. Verhoging van de belastingvrije som voor kinderen en andere personen ten laste.......................................... 73 1. Principe............................................... 73 2. Personen die ten laste kunnen worden genomen............ 73 a. Kinderen........................................... 73 b. Andere personen.................................... 74 3. Voorwaarden om als ten laste van de belastingplichtige te worden beschouwd..................................... 75 a. Deel uitmaken van het gezin van de belastingplichtige... 75 b. Begrenzing bestaansmiddelen........................ 82 c. Geen bezoldigingen genieten die voor de belastingplichtige aftrekbare beroepskosten zijn................. 88 4. Overheveling van kinderen en andere personen ten laste..... 88 5. Verhoging van het basisbedrag van de belastingvrije som.... 89 a. Bedrag............................................. 89 b. Gehandicapte kinderen en andere personen ten laste.... 89 c. Toevoeging aan het basisbedrag van de belastingvrije som............................................... 91 C. Verhoging van de belastingvrije som omwille van de gezinssituatie.................................................... 92 1. Belast als alleenstaande met kinderlast.................... 92 2. Handicap van de belastingplichtige....................... 93 3. Jaar van huwelijk of wettelijke samenwoning............... 93 VII. Vermindering voor het langetermijn sparen........................ 94 A. Toepassingsgebied.......................................... 94 ix

B. Belastingvermindering...................................... 95 1. Tot en met aanslagjaar 2012.............................. 95 2. Vanaf aanslagjaar 2013.................................. 96 C. Persoonlijke bijdragen en premies voor een aanvullend pensioen ingehouden door de werkgever/vennootschap.................. 96 1. Situering.............................................. 96 2. Voorwaarden voor belastingvermindering................. 97 a. Definitieve storting.................................. 98 b. Wettelijke en extrawettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten: 80%-regel................................... 99 c. Laatste normale brutojaarbezoldiging................. 103 d. Berekend naar de normale duur van een beroepswerkzaamheid......................................... 104 e. Jaarlijkse toetsing van de 80%-grens.................. 105 D. Premies voor individuele levensverzeke ringscontracten........ 107 1. Voorwaarden voor belastingvermindering................ 107 2. Begrenzing in functie van de beroepsinkomsten........... 110 3. Belastbaar tijdperk..................................... 111 E. Kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen................ 112 1. Voorwaarden voor belastingvermindering................ 112 2. Begrenzingen......................................... 115 a. Beperking van het geleende bedrag................... 115 b. Begrenzing in functie van de beroepsinkomsten....... 117 3. Vervroegde terugbetaling van de hypothecaire lening...... 118 F. Inschrijving op werkgeversaandelen......................... 118 1. Voorwaarden voor belastingvermindering................ 118 2. Begrenzing........................................... 120 G. Pensioensparen........................................... 120 1. Voorwaarden voor belastingvermindering................ 120 2. Begrenzing........................................... 122 VIII. Verhoogde vermindering voor het bouwsparen.................... 122 A. Belastingvermindering..................................... 123 1. Tot en met aanslagjaar 2012............................. 123 2. Vanaf aanslagjaar 2013................................. 124 B. Kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen................ 124 1. Voorwaarden voor verhoogde belastingvermindering...... 124 2. Begrenzingen......................................... 125 C. Individuele levensverzekeringen............................ 127 1. Voorwaarden voor verhoogde belastingvermindering...... 127 2. Begrenzingen......................................... 127 D. Combinatie met langetermijnsparen......................... 129 x

IX. Vermindering voor uitgaven in het kader van PWA/dienstencheques. 130 A. Plaatselijke werkgelegenheidsagent schappen.................. 130 B. Dienstencheques.......................................... 131 X. Vermindering voor energiebe sparende uitgaven................... 134 A. Woning.................................................. 134 B. Bedoelde investeringen..................................... 135 C. Tarief van de belastingvermindering......................... 137 D. Maximumbedrag van de belasting vermindering.............. 137 E. Overdracht............................................... 139 F. Gemeenschappelijke aanslag................................ 140 XI. Vermindering voor leningen voor energiebesparende uitgaven...................................................... 140 XII. Vermindering voor lage- tot nulenergiewoningen.................. 141 XIII. Vermindering voor woningen in een zone voor positief grootstedelijk beleid................................................ 142 XIV. Vermindering voor vernieuwing van huurwoningen............... 146 XV. Vermindering voor beveiliging van woningen tegen inbraak of brand........................................................ 147 XVI. Vermindering voor obligaties uitgegeven door het Kringloopfonds.. 149 XVII. Vermindering voor obligaties uitgegeven door het Fonds ter reductie van de globale energiekost...................................... 150 XVIII. Vermindering voor obligaties uitgegeven door het Startersfonds..... 151 XIX. Vermindering voor aandelen uitgegeven door erkende ontwikkelings fondsen voor micro financiering in ontwikkelingslanden.......................................... 152 XX. Vermindering voor elektrische voertuigen/oplaadpunten........... 153 A. Elektrische voertuigen..................................... 154 B. Oplaadpunten............................................ 155 XXI. Vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten.......... 156 A. Pensioenen, werkloosheids uitkeringen, brugpensioenen en andere vervangings inkomsten (andere dan onder B)........... 157 B. Wettelijke ziekte- en invaliditeits uitkeringen.................. 161 C. Volledige vrijstelling....................................... 161 XXII. Vermindering inzake overwerk................................. 162 XXIII. Vermindering voor inkomsten uit het buitenland.................. 164 A. Vrijgesteld krachtens een dubbelbelasting verdrag............. 164 B. Niet vrijgesteld krachtens een dubbel belasting verdrag......... 166 C. Opdeling van de belastbare inkomsten....................... 167 XXIV. Vermindering voor personeel van internationale organisaties/ europese parlementsleden...................................... 168 A. Vermindering voor personeel van internationale organisaties... 168 B. Vermindering voor Europese Parlementsleden................ 169 xi

XXV. Vermeerdering bij gebrek aan voorafbetaling..................... 169 A. Toepassingsgebied......................................... 169 B. Vooraf te betalen bedrag................................... 170 C. Belastingverhoging........................................ 172 XXVI. Bonificatie voor voorafbetalingen............................... 172 A. Toepassingsgebied......................................... 172 B. Grondslag waarop de belastingvermin de ring wordt berekend... 173 C. Belastingvermindering..................................... 174 XXVII. Verrekening van voorheffingen en bestanddelen.................. 174 A. Voorheffingen en bestanddelen die verrekenbaar maar niet terugbetaalbaar zijn....................................... 175 1. Forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting............. 175 2. Belastingkrediet omwille van investeringen met eigen middelen............................................. 177 3. Onroerende voorheffing................................ 178 B. Voorheffingen en bestanddelen die verrekenbaar en terugbetaalbaar zijn............................................ 179 1. Bedrijfsvoorheffing en voorafbetalingen.................. 179 2. Roerende voorheffing en fictieve roerende voorheffing...... 179 3. Bijkomende heffing op roerende inkomsten............... 180 4. Belastingkrediet voor kinderen ten laste.................. 180 5. Belastingkrediet voor betalingen met dienstencheques..... 181 6. Belastingkrediet voor energiebesparende uitgaven......... 182 7. Belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten............ 183 a. Belastingkrediet als bedoeld in art. 289ter WIB........ 183 b. Belastingkrediet als bedoeld in art. 289ter/1 WIB....... 186 8. Woonstaatheffing...................................... 187 9. Belastingkrediet Internet voor iedereen.................. 187 XXVIII. Vlaams Gewest.............................................. 188 A. Forfaitaire korting activiteitsinkomen....................... 188 B. Renovatieovereenkomst.................................... 189 C. Belastingkrediet ARKimedes-fondsen....................... 190 D. Win-winlening........................................... 192 XIX. Aanvullende gemeente- en agglome ra tie belastingen............... 195 Hoofdstuk 4. Inkomsten van onroerende goederen................................... 199 I. Belastbare personen........................................... 199 II. Goederen die onroerende inkomsten opleveren................... 200 A. Ongebouwde onroerende goederen.......................... 200 B. Gebouwde onroerende goederen............................ 200 xii

C. Materieel en outillage...................................... 200 1. Onroerend uit hun aard................................ 201 2. Onroerend door bestemming........................... 202 III. Opbrengsten uit te sluiten als onroerend inkomen................. 203 A. Meerwaarden............................................. 203 B. Inkomsten uit mijnen, zand- en steengroeven................. 203 C. Onroerende inkomsten met beroepskarakter................. 204 IV. Kadastraal inkomen........................................... 205 V. Vaststelling van het netto onroerend inkomen.................... 207 A. Vaststelling van het bruto onroerend inkomen................ 207 1. Niet verhuurd......................................... 207 a. Onroerende goederen gelegen in België............... 207 b. Onroerende goederen gelegen in het buitenland........ 207 2. Verhuurd............................................. 208 a. Onroerende goederen gelegen in België............... 208 b. Onroerende goederen gelegen in het buitenland........ 215 c. Combinatie van onroerende en roerende verhuur...... 215 3. Vestiging of overdracht van erfpacht, opstal of gelijkaardige zakelijke rechten....................................... 215 a. Toepassingsgebied.................................. 215 b. Bruto onroerend inkomen........................... 217 c. Verdeling tussen eigenaar en opstalhouder............ 217 4. Bijzonderheden bij het vaststellen van het bruto onroerend inkomen............................................. 218 a. Wijziging van de bestemming van een onroerend goed.. 218 b. Verandering van eigenaar tijdens het belastbare tijdperk 219 c. Vaststelling of wijziging van het kadastraal inkomen in de loop van het belastbare tijdperk................... 219 d. Goederen in onverdeeldheid......................... 220 B. Van het bruto onroerend inkomen aftrekbare kosten........... 220 1. Onderhouds- en herstellingskosten...................... 220 2. Gewone interestaftrek.................................. 221 a. De gewone interestaftrek vanaf aanslagjaar 2006....... 221 b. Principes.......................................... 223 c. Invoering van de volledige decumul vanaf aanslagjaar 2005.............................................. 225 3. Aftrek door erfpachter of opstalhouder................... 230 4. Woningaftrek......................................... 230 a. Gewone woningaftrek.............................. 231 b. Aanvullende woningaftrek.......................... 233 c. Beperking van de gewone en aanvullende woningaftrek. 233 d. Inkomen waarop de woningaftrek wordt toegepast..... 233 xiii

VI. Herkwalificatie van het onroerend inkomen bij verhuring door bestuur ders, zaakvoerders en vereffenaars........................ 235 VII. Vrijgestelde inkomsten van onroe rende goederen en verminderingen............................................... 238 A. Verhuring onder loopbaanpacht............................. 238 B. Onroerende goederen bestemd voor bepaalde doeleinden...... 239 1. Afwezigheid van winstbejag............................ 240 2. Bestemming.......................................... 241 a. Rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik................ 241 b. Het openbaar uitoefenen van een eredienst............ 241 c. Het openbaar uitoefenen van de vrijzinnige morele dienstverlening.................................... 242 d. Onderwijs......................................... 242 e. Vestiging van hospitalen, klinieken, dispensaria........ 244 f. Rusthuizen........................................ 244 g. Vakantiehuizen voor kinderen of gepensioneerden..... 244 h. Soortgelijke weldadigheidsinstellingen................ 245 C. Eigen woning............................................. 246 D. Onproductieve en vernielde onroerende goederen............. 247 1. Niet-gemeubileerd gebouw.............................. 248 a. Onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige..... 248 b. Volstrekt niet in gebruik zijn genomen................ 251 c. Volstrekt geen inkomsten opleveren.................. 251 d. Negentig dagen.................................... 252 e. Bewijs............................................ 253 2. Materieel en outillage die buiten werking zijn............. 253 3. Vernielde onroerende goederen.......................... 253 4. Onderzoek per kadastraal perceel........................ 254 VIII. De onroerende voorheffing..................................... 254 A. Belastbare personen....................................... 254 1. Algemeen............................................. 254 2. Overdracht gedurende het belastbare tijdperk............. 255 3. Ontbinding van de koopovereenkomst................... 256 4. Onroerende goederen van de echtgenote.................. 256 B. Aanslagjaar............................................... 257 C. Grondslag van de onroerende voorheffing.................... 257 D. Tarief.................................................... 258 1. Aandeel van het gewest................................. 258 2. Aandeel van de provincies, agglomeraties en gemeenten.... 258 E. Vrijstellingen van onroerende voorheffing.................... 259 1. Onroerende goederen bestemd voor bepaalde doeleinden... 259 2. Onroerende goederen van vreemde Staten................ 260 xiv

3. Nationale domeingoederen............................. 261 a. Nationale domeingoederen.......................... 261 b. Onproductief zijn.................................. 262 c. Gebruik voor een openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut.................................. 262 4. Materieel of outillage................................... 263 5. Bosdecreet............................................ 263 6. Bestrijding van leegstand en verkrotting.................. 263 7. Monumenten......................................... 265 8. Vrijstelling krachtens bijzondere wetten.................. 265 F. Verminderingen van onroerende voor heffing................. 265 1. Bescheiden woning.................................... 266 a. Woning........................................... 266 b. Begrenzing van het kadastraal inkomen............... 267 c. Overschrijden van de grens inzake kadastraal inkomen. 267 2. Vermindering voor kinderen en gehandicapte personen.... 268 a. Vermindering ten voordele van een gezin met kinderen. 268 b. Vermindering ten voordele van gehandicapte personen. 269 c. Vermindering in functie van de bewoner-huurder...... 269 3. Energiezuinige gebouwen............................... 270 4. Onproductieve of vernielde onroerende goederen.......... 271 5. Samenvoeging van verschillende verminderingen.......... 273 G. Belastingkrediet........................................... 273 Hoofdstuk 5. Inkomsten van roerende goederen en kapitalen.......................... 275 I. Belastbare personen........................................... 275 II. Belastbare roerende inkomsten.................................. 275 A. Belastbare materie......................................... 275 B. Dividenden............................................... 276 1. Belastbare dividenden.................................. 276 a. Eigenlijke inkomsten............................... 277 b. Terugbetaling van maatschappelijk kapitaal........... 278 c. Aflossing van het maatschappelijk kapitaal............ 280 d. Terugbetaling van uitgiftepremies.................... 280 e. Gehele of gedeeltelijke verdeling van een vennootschap of verkrijging van eigen aandelen..................... 281 f. Vergoeding voor ontbrekende coupon................ 283 g. Interesten van voorschotten......................... 284 2. Niet-belastbare inkomsten uit aandelen.................. 288 3. Tarieven van de roerende voorheffing en personenbelasting. 289 xv

a. Tarief van 25%..................................... 289 b. Tarief van 21%..................................... 289 c. Tarief van 10%..................................... 292 C. Interesten................................................ 293 1. Inkomsten van leningen en van elke andere schuldvordering............................................. 293 a. Belastbare interesten................................ 293 b. Niet-belastbare inkomsten.......................... 302 c. Tarieven van de roerende voorheffing en personenbelasting.......................................... 303 2. Inkomsten van gelddeposito s........................... 304 a. Belastbare inkomsten............................... 304 b. Niet-belastbare inkomsten.......................... 305 c. Tarieven van de roerende voorheffing en personenbelasting.......................................... 306 3. Inkomsten uit individuele levensverzekeringscontracten.... 307 a. Belastbare inkomsten............................... 307 b. Belastbare grondslag................................ 308 c. Niet-belastbare inkomsten.......................... 309 d. Tarieven van de roerende voorheffing en personenbelasting.......................................... 309 D. Verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen................................................. 309 1. Belastbare inkomsten.................................. 309 2. Tarieven van de roerende voorheffing en personenbelasting. 311 E. Inkomsten begrepen in lijfrenten of tijdelijke renten........... 311 1. Belastbare inkomsten.................................. 311 2. Belastbaar bedrag...................................... 312 3. Tarieven van de roerende voorheffing en personenbelasting. 313 F. Auteursrechten........................................... 313 1. Belastbare inkomsten.................................. 313 2. Tarieven van de roerende voorheffing en personenbelasting. 314 G. Inkomsten van buitenlandse oorsprong...................... 314 1. Omschrijving......................................... 314 2. Omzetting in euro..................................... 315 III. Vaststelling van het belastbaar roerend inkomen.................. 315 A. Bruto roerend inkomen.................................... 315 B. Netto roerend inkomen.................................... 316 1. Algemeen............................................. 316 a. Innings- en bewaringskosten........................ 316 b. Interesten......................................... 317 2. Verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen en auteursrechten............................. 317 xvi

IV. Belastbaar tijdstip............................................. 318 V. Roerende voorheffing.......................................... 318 A. Ontstaan van de belastingschuld............................ 318 1. Inkomsten van Belgische oorsprong...................... 318 a. Algemene regel.................................... 318 b. Bijzondere gevallen................................. 319 2. Inkomsten van buitenlandse oorsprong.................. 322 B. Schuldenaars van de roerende voorheffing.................... 322 1. Uitkerende persoon.................................... 322 2. Verkrijger............................................ 323 C. Grondslag van de roerende voorheffing...................... 324 1. Grondslag............................................ 324 2. Berekeningsmodaliteiten............................... 325 D. Inhouding/overhandiging roerende voorheffing............... 325 E. Aangifte en betaling....................................... 325 F. Vrijstelling van roerende voorheffing........................ 326 1. Verkrijging van eigen aandelen en gedeeltelijke verdeling van het vennootschapsvermogen........................ 326 2. Toekenningen uit definitief belaste reserves of uit ten name van de vennoten belaste reserves......................... 327 3. Inkomsten toegekend door een beleggingsfonds........... 328 G. Verzakingen van inning van roerende voorheffing............. 328 1. Principe.............................................. 328 2. Categorieën van genieters............................... 329 3. Dividenden........................................... 330 a. Dividenden uitgekeerd door een vastgoedbeleggingsvennootschap...................................... 330 b. Dividenden uitgekeerd door een privak............... 331 4. Interesten............................................. 331 a. Geringe uitgiftepremies............................. 331 b. Hypothecaire schuldvorderingen Erfpacht-, opstal- en onroerende leasingcontracten..... 332 c. Schuldvorderingen en leningen...................... 332 d. Deposito- en Consignatiekas........................ 332 5. Verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen............................................. 333 6. Lijfrenten en tijdelijke renten............................ 333 H. Bijkomende heffing op roerende inkomsten................... 333 I. Aangifte van roerende inkomsten........................... 334 1. Aan te geven roerende inkomsten........................ 334 2. Tarieven van de personenbelasting....................... 335 3. Bijkomende heffing op roerende inkomsten............... 335 xvii

a. Berekening....................................... 335 b. Mededeling door het centraal aanspreekpunt.......... 337 c. Verrekening van de bijkomende heffing............... 338 J. Verrekening van de roerende voorheffing..................... 338 1. Principe.............................................. 338 2. Coupon-stripping..................................... 339 3. Bond-splitting......................................... 340 4. Zakelijkezekerheidsovereenkomsten of leningen m.b.t. financiële instrumenten................................ 341 Hoofdstuk 6. Beroepsinkomsten................................................... 343 I. Inkomsten uit een beroepsactiviteit.............................. 343 II. Inkomsten uit vrijwilligerswerk................................. 344 A. Forfaitaire terugbetaling van kosten......................... 345 1. Sportieve, sociale of culturele activiteiten................. 345 2. Amateurploegsporten.................................. 346 B. Terugbetaling van kosten eigen aan de werkgever............. 347 C. Vrijgesteld beroepsinkomen................................ 347 III. Categorieën beroepsinkomsten.................................. 348 IV. Bepaling van het nettoberoeps inkomen.......................... 349 V. Niet-belastbare beroepsinkomsten............................... 350 VI. Werkelijke beroepskosten...................................... 352 A. Aftrekbare beroepskosten.................................. 353 1. Voorwaarden van aftrekbaarheid........................ 353 a. De kost moet tijdens het belastbaar tijdperk zijn gedaan of gedragen........................................ 353 b. De kost moet zijn gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden............... 355 c. De echtheid en het bedrag van de kost moet worden bewezen.......................................... 356 2. Kosten met betrekking tot onroerende goederen........... 357 3. Interesten van leningen................................. 358 a. Aftrekbare interesten............................... 358 b. Beperkingen inzake aftrekbaarheid van interesten...... 359 4. Commissies, erelonen en vergoedingen toegekend aan niet-personeelsleden................................... 361 a. Bedoelde kosten.................................... 361 b. Individuele fiches en samenvattende opgaven.......... 361 c. Landen met aanzienlijk gunstigere belastingregeling.... 364 xviii

5. Bezoldigingen van het personeel, met inbegrip van de ermee verband houdende kosten......................... 364 a. Bezoldigingen..................................... 364 b. Kosten die verband houden met de bezoldigingen...... 367 6. Door de werkgever uitgekeerde pensioenen............... 372 7. Afschrijvingen........................................ 373 a. Definitie.......................................... 373 b. Afschrijfbare bestanddelen.......................... 374 c. Afschrijfbare grondslag............................. 376 d. Afschrijvingsritme................................. 377 e. Uitzonderlijke en aanvullende afschrijvingen.......... 389 f. Werken aan gehuurde goederen...................... 390 8. Minderwaarden en waardeverminderingen............... 392 a. Algemeen......................................... 392 b. Bestanddelen waarop waardeverminderingen mogelijk zijn............................................... 393 9. Persoonlijke sociale bijdragen........................... 397 a. Gewoon sociaal statuut............................. 397 b. Bijzonder sociaal statuut............................ 399 c. In het buitenland betaalde sociale bijdragen........... 401 10. Bijdragen kleine risico s................................ 401 11. Bijdragen verzekering arbeidsongeschiktheid wegens ziekte en invaliditeit................................... 402 12. Diverse uitgaven en lasten.............................. 403 a. Studiekosten....................................... 403 b. Vakbondsbijdragen................................. 405 c. Belastingen, voorheffingen en taksen................. 405 B. Beroepskosten aftrekbaar voor 120%......................... 406 1. Gemeenschappelijk vervoer van werknemers.............. 406 2. Kosten van beveiliging................................. 407 3. Kosten ter bevordering van het fietsgebruik............... 407 C. Met beroepskosten gelijkgestelde uitgaven.................... 408 D. Beroepskosten waarvan de aftrek wordt beperkt............... 409 1. Restaurantkosten...................................... 409 a. Principe........................................... 409 b. Uitzonderingen.................................... 410 c. Doorgerekende restaurantkosten..................... 411 2. Receptiekosten........................................ 412 3. Relatiegeschenken..................................... 414 4. Maaltijdcheques....................................... 415 5. Autokosten........................................... 415 a. Aftrek beperkt tot 75%.............................. 415 xix

b. Forfaitaire berekening van 0,15 per km.............. 419 6. Woon-werkverkeer op een andere wijze dan met eigen personenauto, auto voor dubbel gebruik en minibus........ 422 E. Niet-aftrekbare beroepskosten.............................. 424 1. Kosten van persoonlijke aard............................ 424 2. Belastingen en boeten.................................. 424 a. Belastingen........................................ 424 b. Boeten............................................ 425 3. Kledijkosten.......................................... 428 a. Specifieke beroepskleding........................... 428 b. Niet-specifieke beroepskleding....................... 429 4. Kosten die op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen............................................ 430 5. Sociale voordelen...................................... 430 a. Principe........................................... 430 b. Kosten die niet in aanmerking komen als aftrekbare beroepskosten..................................... 432 c. Kosten die in aanmerking komen als aftrekbare beroepskosten............................................ 433 6. Sport-/cultuur- of ecocheques........................... 435 7. Toezeggingen medische kosten, afhankelijkheid, ernstige aandoeningen en andere persoonsverzekeringen........... 436 8. Omkoping............................................ 436 VII. Forfaitaire aftrek voor beroeps kosten............................ 437 A. Grondslag................................................ 437 B. Percentage................................................ 437 1. Baten en bezoldigingen van werknemers.................. 437 2. Bezoldigingen van bedrijfsleiders en meewerkende echtgenoten........................................... 438 C. Inkomsten belastbaar tegen progressieve tarieven en afzonderlijke aanslagvoeten................................ 438 D. Uitoefenen van meerdere beroepen.......................... 439 Hoofdstuk 7. Winsten van nijverheids-, handels- of landbouwbedrijven................ 441 I. Belastbare personen........................................... 441 A. Algemeen................................................ 441 B. Uitbreiding naar vennootschappen.......................... 441 II. Het begrip winst............................................. 443 A. Boekhoudkundige winst................................... 443 B. Fiscale winst.............................................. 444 xx

1. Realisatiebeginsel...................................... 444 a. Zekere en vaststaande vordering..................... 444 b. Disconto in vorderingen............................ 445 c. Kapitaalsubsidies................................... 446 d. Abnormale en goedgunstige voordelen................ 447 2. Eigenlijke exploitatiewinst.............................. 448 a. Het loon van de ondernemer......................... 449 b. Voordelen van alle aard............................. 449 c. Inkomsten uit speculatie............................ 451 d. Terugbetalingen van ontleende kapitalen.............. 452 e. Sommen gebruikt voor de uitbreiding van de onderneming of om de waarde van activa te verhogen... 452 f. Reserves, voorzorgsfondsen, voorzieningen............ 453 g. Compensatievergoedingen voor een vermindering van de werkzaamheid.................................. 453 h. Compensatievergoedingen voor een tijdelijke winstderving........................................... 456 3. Waardevermeerderingen van bedrijfsactiva en waardeverminderingen van passiva............................ 457 a. Principe........................................... 457 b. Bedrijfsactiva...................................... 457 c. Verwezenlijking of uitdrukking...................... 459 d. Latente meerwaarden............................... 460 e. Vrijgestelde meerwaarden........................... 460 f. Taxatieregime..................................... 466 4. Onderwaarderingen van activa en overwaarderingen van passiva............................................... 469 5. Vrijgestelde winsten.................................... 470 a. Waardeverminderingen op handelsvorderingen voor waarschijnlijke verliezen............................ 470 b. Voorzieningen voor risico s en kosten................. 473 c. Winst uit de homologatie van een reorganisatieplan en uit de vaststelling van een minnelijk akkoord....... 478 d. Vrijstelling voor bijkomend personeel................. 479 e. Vrijstelling bij verkrijging van stagebonus............. 481 f. Investeringsaftrek.................................. 482 g. Steun aan de landbouw............................. 489 6. Beroepskosten......................................... 489 xxi

Hoofdstuk 8. Baten van vrije beroepen, ambten, posten en winstgevende bezigheden..... 491 I. Belastbare personen........................................... 491 A. Vrije beroepen............................................ 491 B. Ambten of posten......................................... 492 C. Winstgevende bezigheden.................................. 492 D. Uitbreiding naar vennootschappen.......................... 494 II. Belastbare baten............................................... 495 A. Ontvangsten.............................................. 495 1. Principe.............................................. 495 2. Advocaten............................................ 496 3. Geneesheren en paramedici............................. 496 4. Taxatieregime......................................... 496 B. Voordelen van alle aard.................................... 497 C. Verwezenlijkte meerwaarden............................... 499 D. Compensatievergoedingen voor een vermindering van de werkzaamheid............................................ 500 E. Compensatievergoedingen voor een tijdelijke winstderving..... 500 III. Vrijgestelde baten............................................. 501 IV. Beroepskosten................................................ 502 A. Werkelijke kosten......................................... 502 1. Advocaten............................................ 503 2. Gerechtsdeurwaarders................................. 503 3. Zelfstandige onthaalmoeders........................... 504 B. Forfaitaire kosten......................................... 504 Hoofdstuk 9. Winsten en baten i.v.m. een voorheen uitgeoefende werkzaamheid......... 505 I. Belastbare personen........................................... 505 II. Belastbare inkomsten.......................................... 505 A. Bedoelde inkomsten....................................... 505 B. Volledige of gedeeltelijke stopzetting van de activiteit.......... 506 1. Volledige stopzetting................................... 506 2. Gedeeltelijke stopzetting............................... 506 3. Inkrimping van de activiteit............................ 507 C. Retroactieve inbreng in een vennootschap.................... 507 III. Belastbare stopzettingsmeerwaarden............................. 508 A. Beroepsvermogen......................................... 508 B. Uit hoofde of naar aanleiding van de stopzetting.............. 508 1. Principe.............................................. 508 2. Desaffectatie.......................................... 509 xxii

C. Verkregen meerwaarden................................... 511 1. Principe.............................................. 511 a. Vrijwillig verwezenlijkte meerwaarde................. 511 b. Gedwongen verwezenlijkte meerwaarde............... 512 2. Overdracht tegen een variabele prijs..................... 512 3. Overdracht tegen betaling van een lijfrente............... 512 D. Vastgestelde meerwaarden.................................. 513 E. Belastbaar bedrag van de stopzettings meerwaarde............. 513 F. Taxatieregime............................................ 514 1. Materiële vaste activa, financiële vaste activa en aandelen... 514 2. Immateriële activa..................................... 514 3. Voorraden, bestellingen in uitvoering, vorderingen, geldbeleggingen en liquide middelen..................... 516 4. Uitsplitsing van de prijs................................ 516 IV. Vrijgestelde stopzettings meerwaarden........................... 516 A. Monetaire meerwaarden................................... 516 B. Het voortzettingsstelsel.................................... 516 1. Principe.............................................. 516 2. Fiscale gevolgen in hoofde van de persoon die de beroepsactiviteit voortzet...................................... 517 C. Inbreng in een vennootschap............................... 519 1. Principe.............................................. 519 2. Voorwaarden voor belastingvrijstelling................... 519 a. Tak van werkzaamheid/algemeenheid van goederen.... 519 b. Inbrengverkrijgende vennootschap................... 519 c. Inbreng overeenkomstig Wetboek van Vennootschappen. 520 d. Antirechtsmisbruikbepaling......................... 520 3. Fiscale gevolgen in hoofde van de inbrenggenietende vennootschap......................................... 521 4. Fiscale gevolgen in hoofde van de inbrenger............... 521 D. De inbreng in een landbouwvennootschap................... 523 1. Principe.............................................. 523 2. Fiscale gevolgen in hoofde van de inbrenggenietende landbouwvennootschap................................ 523 3. Fiscale gevolgen voor de inbrenger....................... 523 4. Latere optie voor de toepassing van de vennootschapsbelasting............................................. 523 V. Nawinsten en nabaten......................................... 524 A. Bedoelde inkomsten....................................... 524 B. Toepassingen............................................. 524 C. Taxatieregime............................................ 525 VI. Na de stopzetting verkregen compensatie vergoedingen............. 525 xxiii

A. Bedoelde inkomsten....................................... 525 B. Taxatieregime............................................ 526 VII. Beroepskosten................................................ 526 A. Aftrekbare beroepskosten.................................. 526 B. Tijdstip van aftrek......................................... 528 Hoofdstuk 10. Bezoldigingen van loon- en weddetrekkenden........................... 529 I. Belastbare personen........................................... 529 A. Omschrijving............................................. 529 B. Bijzondere gevallen........................................ 530 1. Helpers van zelfstandigen............................... 530 2. Sportlui.............................................. 531 3. Exploitanten van benzinestations........................ 531 II. Belastbare bezoldigingen....................................... 531 A. Omschrijving............................................. 531 B. Belastbaar tijdstip......................................... 532 C. Eigenlijke bezoldigingen................................... 533 1. Omschrijving......................................... 533 2. Taxatieregime......................................... 535 a. Gemiddelde aanslagvoet laatste vorige jaar met normale beroepswerkzaamheid.............................. 535 b. Gemiddelde aanslagvoet m.b.t. het geheel van de andere belastbare inkomsten............................... 537 c. Afzonderlijke taxatie tegen 10,38%................... 538 d. Afzonderlijke taxatie tegen 16,5% of 33%.............. 538 D. Voordelen van alle aard.................................... 539 1. Oorzakelijk verband................................... 539 2. Belastbare voordelen van alle aard....................... 540 a. Voordelen in natura................................ 540 b. Ten laste nemen van eigen kosten van de werknemer.... 542 3. Waardering van de anders dan in geld behaalde voordelen.. 544 a. Werkelijke waarde.................................. 544 b. Forfaitaire waardering.............................. 545 E. Vergoedingen verkregen bij het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van de arbeidsovereenkomst...................... 563 1. Omschrijving......................................... 563 2. Taxatieregime......................................... 565 F. Compensatievergoedingen voor een tijdelijke derving van bezoldigingen............................................. 566 1. Omschrijving......................................... 566 xxiv

a. Wettelijke vergoedingen............................ 567 b. Extrawettelijke vergoedingen........................ 568 2. Taxatieregime......................................... 569 G. Vroeger verworven bezoldigingen........................... 569 1. Omschrijving......................................... 569 2. Taxatieregime......................................... 569 III. Niet-belastbare bezoldigingen................................... 570 A. Terugbetalingen van kosten eigen aan de werkgever........... 570 1. Omschrijving......................................... 570 2. Vermoeden in het voordeel van de werknemer............ 571 3. Forfaitaire vergoeding.................................. 572 a. Verplaatsingskosten................................ 572 b. Verblijfkosten...................................... 573 c. Transportsector.................................... 575 d. Huisarbeid........................................ 575 B. Vergoedingen voor woon-werkverplaat singen................. 576 1. Principe.............................................. 576 2. Openbaar vervoer..................................... 576 3. Gemeenschappelijk georganiseerd vervoer................ 577 4. Ander vervoermiddel.................................. 578 5. Combinatie van vervoermiddelen........................ 578 6. Bedrijfsvoorheffing.................................... 579 C. Pc-privé.................................................. 579 D. Sociale voordelen.......................................... 581 E. Maaltijdcheques, sport-/cultuur- of ecocheques............... 585 F. Werkgeversaandelen....................................... 588 G. Werknemersparticipaties................................... 588 1. Toepassingsgebied..................................... 589 2. Invoeren van een participatieplan........................ 589 3. Omvang van de werknemersparticipaties................. 590 4. Onbeschikbaarheidsvoorwaarde......................... 590 5. Investeringsspaarplan.................................. 591 6. Fiscale behandeling.................................... 591 a. Algemeen......................................... 591 b. Belastbare grondslag................................ 592 c. Tarieven.......................................... 592 d. Opeisbaarheid..................................... 593 H. Eenmalige innovatiepremies................................ 593 I. Niet-recurrente resultaatgebonden voordelen................. 594 J. Aanvullende pensioentoezegging............................ 595 1. Collectieve pensioentoezegging......................... 595 2. Individuele pensioentoezegging......................... 596 xxv

a. Verplichting tot externalisering...................... 596 b. Voorwaarden voor de individuele pensioentoezegging.. 597 c. Vrijstelling in hoofde van de werknemer.............. 598 K. Verzekering aanvullende uitkeringen bij overlijden of arbeidsongeschiktheid............................................ 598 L. Verzekering medische kosten............................... 599 1. Werkgeversbijdragen en -premies........................ 599 2. Uitkeringen........................................... 600 M. Verzekering afhankelijkheid, ernstige aandoeningen en andere persoons verzekeringen..................................... 601 1. Werkgeversbijdragen en -premies........................ 601 2. Uitkeringen........................................... 603 N. Bezoldigingen en vergoedingen bij ontslag.................... 603 O. Crisispremie ontslaguitkering............................. 604 P. Forfaitaire vergoedingen voogdij............................ 605 Q. Forfaitaire onkostenvergoeding aan kunstenaars.............. 605 R. Prijzen, subsidies, renten of pensioenen aan geleerden, schrijvers of kunstenaars............................................ 606 S. Meerwaarden............................................. 606 IV. Beroepskosten................................................ 606 A. Werkelijke kosten......................................... 606 1. Aftrekbare kosten..................................... 607 a. Onroerende goederen............................... 607 b. Afschrijvingen..................................... 609 c. Syndicaal afgevaardigde............................. 609 d. Afscheidsdrink.................................... 609 e. Vervangingsinkomsten............................. 609 2. Niet-aftrekbare kosten.................................. 610 B. Forfaitaire kosten......................................... 610 1. Aanvullende forfaits................................... 610 a. Lange woon-werkverplaatsingen..................... 610 b. Bezoldigden tewerkgesteld in een land buiten Europa... 611 2. Bijzonder forfait voor burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters.................................... 611 Hoofdstuk 11. Bezoldigingen van bedrijfsleiders...................................... 613 I. Belastbare personen........................................... 613 II. Belastbare bezoldigingen....................................... 616 A. Attractiebeginsel.......................................... 616 B. Omschrijving............................................. 619 xxvi