Vakantietaak Nederlands

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vakantietaak Nederlands"

Transcriptie

1 IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel Vakantietaak Nederlands Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer je woordenschat Geef steeds zo veel mogelijk informatie In het algemeen: Neem eerst een beetje vakantie Werk hier vooral in augustus aan (ter voorbereiding van het nieuwe schooljaar) Verspreid je werk over 2 weken! 1

2 De zinsbouw Grammatica Maak zinnen en begin met het onderlijnde deel. Fais des phrases commençant avec le(s) mot(s) souligné(s) 1) gaan vanavond de bioscoop met We naar vrienden. We gaan vanavond met vrienden naar de bioscoop. 2) samen - s Avonds ze naar - kijken de televisie. s Avonds kijken ze samen naar de televisie. 3) Piet computer kopen een wil nieuwe Volgend jaar. Volgend jaar wil Piet een nieuwe computer kopen. 4) volgend seizoen een Hij spelen club in gaat andere. Hij gaat volgend seizoen in een andere club spelen. 5) De kinderen elke dag school gaan - met naar de fiets. De kinderen gaan elke dag met de fiets naar school. 6) moeder geschenk me Voor mijn verjaardag koopt mooi een altijd. Voor mijn verjaardag koopt moeder me altijd een mooi geschenk. 7) Jan aan de universiteit rechten van Namen studeerde. Jan studeerde rechten aan de universiteit van Namen. 8) Thuis een drie we en katten hebben hond. Thuis hebben we een hond en drie katten. 9) vader Nu nieuwe voor onderneming werkt een. Nu werkt vader voor een nieuwe onderneming. 10) deze maand een Anita rapport krijgen goed moet. Anita moet deze maand een goed rapport krijgen.! 2

3 ! Verander de tekst d.m.v. de woorden tussen ( ). Transforme le texte en ajoutant les mots entre ( ). Plusieurs réponses possibles! De leerlingen van het atheneum gaan elk jaar een paar dagen in Nederland doorbrengen. Eerst willen ze het wereldberoemde Amsterdam bezoeken. Amsterdam is inderdaad een heelgrote en mooie stad. Op de Dam zien ze het Koninklijk Paleis en het Monument voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens hun wandeling zien ze het Anne Frankhuis. Jammergenoeg vinden ze dat de ingangsprijs te duur is voor het bezoek. Je mag de zolder zelf niet binnen! Wat later bezoeken ze het Rijksmuseum waar ze de prachtige schilderijen van Rembrandt, Hals, Vermeer, enz. kunnen bewonderen. Plots ontdekken ze één van de mooiste huizen van Amsterdam, het Huis met de Hoofden waar Anna, het dienstmeisje, alleen thuisgebleven, zes dievenhoofden had afgesneden. s Avonds maken ze een boottocht op de grachten. Kortom, het is een schitterend reisbegin.! 3

4 Herschrijf volgende zinnen met de tussen ( ) gegeven elementen. Transforme les phrases suivantes au moyen des éléments donnés entre ( ). 1. Ik houd van cola. (graag drinken) Ik drink graag cola. 2. We houden van frietjes. (graag eten) We eten graag frietjes. 3. Hij houdt van Engels. (graag spreken) Hij spreekt graag Engels. 4. Ze houdt van griezelfilms. (graag kijken naar) Ze kijkt graag naar griezelfilms. 5. Houdt u van jazz? (graag luisteren naar) Luistert u graag naar jazz? 1. Ik houd meer van stripverhalen dan van romans. (liever lezen) Ik lees liever stripverhalen dan romans. 2. Van voetbal houd ik het meest. (liefst spelen) Voetbal speel ik het liefst. 3. Mijn ouders houden meer van Nederland dan van Engeland. (liever gaan naar) Mijn ouders gaan liever naar Nederland dan naar Engeland. 4. We houden het meest van judo. (het liefst doen aan) We doen het liefst aan judo. 5. Mijn zus houdt meer van jeans dan van rokken. (liever dragen) Mijn zus draag liever jeans dan rokken.! 4

5 Zet de bijwoorden tussen ( ) in de volgende zinnen. Introduis les adverbes entre ( ) dans les phrases suivantes. 1. We hebben een drukke dag. (vandaag) Vandaag hebben we een drukke dag./we hebben vandaag een drukke dag. 2. We gaan boodschappen doen. (eerst) Eerst gaan we boodschappen doen./we gaan eerst boodschappen doen. 3. We brengen tante Hilda een bezoek. (daarna) Daarna brengen we tante Hilda een bezoek./we brengen daarna tante Hilde een bezoek. 4. We moeten grootvader naar het ziekenhuis brengen. (dan) Dan moeten we grootvader naar het ziekenhuis brengen./we moeten dan grootvader naar het ziekenhuis brengen. 5. We moeten onze neefjes aan het station afhalen. (vervolgens) Vervolgens moeten we onze neefjes aan het station afhalen./we moeten vervolgens onze neefjes aan het station afhalen. 6. We moeten in de tuin werken. (vanmiddag) Vanmiddag moeten we in de tuin werken./we moeten vanmiddag in de tuin werken. 7. De buurman zal ons een handje helpen. (misschien) Misschien zal de buurman ons een handje helpen./de buurman zal ons misschien een handje helpen. 8. We moeten een paar flessen fruitsap in de koelkast zetten. (daarom) Daarom moeten we een paar flessen fruitsap in de koelkast zetten./we moeten daarom een paar flessen fruitsap in de koelkast zetten. 9. Mijn vriendin Truus komt bij ons eten. (vanavond) Vanavond komt mijn vriendin Truus bij ons eten./mijn vriendin Truus komt vanavond bij ons eten. 10. Het is negen uur en we hebben nog niets gedaan. (nu) Het is nu negen uur en we hebben nog niets gedaan./het is negen uur nu en we hebben nog niets gedaan.! 5

6 De lidwoorden Vul in met een lidwoord (indien nodig). Kies uit een, het of de Complète avec un déterminant (si nécessaire). Choisis entre een, het ou de. 1) Hij is een/de professor. 2) Ze drinkt /het water. = pas de déterminant 3) Gisteren hebben we een bezoek gebracht aan tante Lies. 4) Wat een lawaai! 5) Mr Zoetemelk is een/de/ Nederlander. 6) Hij viel als /een held. 7) Neem je zout op je frietjes? 8) Ze moet nieuwe schoenen kopen. 9) De leerlingen komen vroeger van school terug. 10) Ze moet een voorbeeld nemen aan haar broer. Het adjectief Maak de vormen van de adjectieven (indien nodig). Fais les accords de l adjectifs (si nécessaire) 1. mooi Je tekent mooi. 2. mooi Wat een mooi schilderij. 3. hard Mijn vader is een harde werker. 4. hard Het gips wordt al hard. 5. moeilijk Oma ziet moeilijk zonder haar bril. 6. moeilijk Ik vond het een moeilijk boek. 7. grappig Hij is best wel grappig. 8. grappig Dit was een heel grappige film. 9. grijs Er zijn alleen grijze wolken in de lucht. 10. grijs Waarom teken je alles grijs?! 6

7 Het meervoud Schrijf deze woorden in het meervoud. Écris ce mots dans le pluriel. Huis huizen Panda panda s Geit geiten Auto auto s Goudvis goudvissen Jongen jongens Eend eenden Brief brieven Paard paarden Schildpad schildpadden Tafel tafels Meisje meisjes Zet deze zinnen in het meervoud. Mets les phrases dans le pluriel. 1. s Morgens zingt de vogel in de boom. s Morgens zingen de vogels in de bomen. 2. Die man vertelt een leuk verhaal aan het kind. Die mannen vertellen leuke verhalen aan de kinderen. 3. De dame heeft een gele paraplu meegenomen. De dames hebben gele paraplu s meegenomen. 4. Neem je potlood en schrift mee! Neem jullie potloden en schriften mee! 5. Hij zal die reis met zijn vrouw nooit vergeten. Zij zullen die reizen met hun vrouwen nooit vergeten.! 7

8 OTT, OVT, VTT Vervoeg de werkwoorden in de OTT. Conjugue les verbes dans le présent. 1. Ik (drinken) drink een glas cola. 2. François (komen) komt uit Bordaux. 3. (lachen) Lacht de kapitein? 4. David (schrijven) schrijft een brief. 5. Waar (wonen) woon je? 6. Je (beginnen) begint met je huiswerk. 7. Mijn moeder (kijken) kijkt naar de plannen van ons nieuwe huis. 8. (houden) Houdt de hond van katten? 9. Wij (zingen) zingen. wat luider. 10.Ik (eten) eet graag chocolade. 11. Hij (geloven) gelooft niet meer in Sinterklaas. 12.Mia (opbellen) belt haar vriendin op. 13.(gaan) Ga je te voet naar school? 14.Hij (zijn) is al 21 jaar oud. 15.Dat meisje (hebben) heeft net haar diploma. 16.Mijn zus (dragen) draagt een bril. 17.(tennissen) Tennis je vaak? 18.Je (reizen) reist veel naar Amerika, nietwaar? 19.Ze (lezen) leest meestal een boek in haar bed. 20.Ik (studeren) studeer dikwijls in de zetel.! 8

9 Doe hetzelfde, maar nu met scheidbare werkwoorden. Fais la même chose, mais avec des verbes à particule séparable. 1. Hij (schoonmaken) de keuken. Hij maakt de keuken schoon. 2. Ze (oplossen) het probleem zelf. Ze lossen het probleem zelf op. 3. (invullen) jij het formulier? Vul jij het formulier in? 4. Ze (oprollen) de kabels. Ze rolt/zollen de kabels op. 5. Thomas (neerleggen) de boeken op tafel. Thomas legt de boeken op tafel neer. 6. Suzanne (openknippen) de pakjes. Suzanne knipt de pakjes open. 7. Ik (uitnodigen) Jules ook. Ik nodig Jules ook uit. 8. De leerlingen (aanschakelen) de computers. De leerlingen schakelen de computers aan. 9. Ze (uitpraten) hun ruzie. Ze praten hun ruzie uit. 10.(opbellen) je de dokter? Bel je de dokter op?! 9

10 Zet de werkwoorden in de OVT en schrijf ze rechts op. Mets les verbes dans l imparfait et écris les à droit. 1. De film duurt honderd minuten. duurde 2. Dat dient tot niets. diende 3. Ze hoeven geen antwoord te geven. hoefden 4. Ik zorg voor mijn oude tante. zorgde 5. U draait een verkeerd nummer. draaide 6. Tineke reist elke jaar naar Spanje. reisde 7. Ze zet haar tas op de bank. zette 8. Jullie missen de trein van 7 uur. misten 9. De mensen beven van de kou. beefden 10.Het regent de hele dag. regende 11. Ze fietsen door het platteland. fietsten 12.Het gebeurt in een paar seconden. 13.Ik rook 10 sigaretten per dag. 14.In de lente niest ze de hele dag. 15.Hij volgt avondlessen. 16.Ze gebruikt haar woordenboek niet. 17.Daarna verven ze de muren in groen. 18.Hij slaat hard op de deur. 19.We halen s zondags broodjes bij de bakker. 20.Werk je als informaticus? gebeurde rookte niesde volgde gebruikte verfden sloeg haalden werkte! 10

11 Kies tussen hebben en zijn en vervoeg. Choisis entre hebben et zijn et conjugue. 1. Delphine heeft een uur gezwommen. 2. Ze is naar de andere kant van de rivier gezwommen. 3. Waarom bent u in dat koude water gesprongen? 4. Wat is er toen gebeurd? 5. Hij is zijn boeken vergeten? 6. Het vliegtuig heeft veel te laag gevlogen. 7. Diezelfde dag is ze naar New York gevlogen. 8. De temperatuur is deze week helemaal niet gestegen. 9. Leen is naar Gent gereden. 10.De drie vrienden hebben samen gereden. 11. Ik ben moe; ik heb zeker een uur gefietst. 12.Waarom ben je niet naar het zwembad gefietst? 13.Lies is vanmorgen te laat opgestaan.! 11

12 Schrijf de zinnen over in de VTT. Copies les phrases dans le passé composé. 1. Ik luister naar het nieuws van 7 uur. Ik heb naar het nieuws van 7 uur geluisterd. 2. Leg je 100 euro op tafel? Heb je 100 euro op tafel gelegd? 3. Hij bedankt me niet! Hij heeft me niet bedankt. 4. Ze wandelen de hele namiddag in het bos. Ze hebben de hele namiddag in het bos gewandeld. 5. Verhuizen ze naar Amerika? Zijn ze naar Amerika verhuisd? 6. Hij werkt tot 65 jaar in hetzelfde bedrijf. Hij heeft tot 65 jaar in hetzelfde bedrijf gewerkt. 7. Het sneeuwt hard! Het heeft hard gesneeuwd! 8. Hij stelt ons moeilijke vragen. Hij heeft ons moeilijke vragen gesteld. 9. We stappen naar het station. We zijn naar het station gestapt. 10.Ze parkeert haar auto voor de deur. Ze heeft haar auto voor de deur geparkeerd.! 12

13 Doe hetzelfde, maar nu met scheidbare werkwoorden. Fais la même chose, mais avec des verbes à particule séparable. 1. Hij (schoonmaken) de keuken. Hij heeft de keuken schoongemaakt. 2. Ze (oplossen) het probleem zelf. Ze hebben het probleem zelf opgelost. 3. (invullen) jij het formulier? Heb jij het formulier ingevuld? 4. Ze (oprollen) de kabels. Ze heeft/hebben de kabels opgerold. 5. Thomas (neerleggen) de boeken op tafel. Thomas heeft de boeken op tafel neergelegd. 6. Suzanne (openknippen) de pakjes. Suzanne heeft de pakjes opengeknipt. 7. Ik (uitnodigen) Jules ook. Ik heb Jules ook uitgenodigd. 8. De leerlingen (aanschakelen) de computers. De leerlingen hebben de computers aangeschakeld. 9. Ze (uitpraten) hun ruzie. Ze hebben hun ruzie uitgepraat. 10.(opbellen) je de dokter? Heb je de dokter opgebeld?! 13

14 Vervoeg de werkwoorden beginnende met be-, ge-, her-, ont-, ver-, er- in de VTT. Conjugue les verbes qui commencent avec be-, ge-, her-, ont-, ver- et er- dans le passé composé. 1. Waarom bedankt hij haar niet? Waarom heeft hij haar niet bedankt? 2. Waarom verwarmt u deze kamer niet? Waarom heeft/hebt u deze kamer niet verwarmt? 3. Wat bedoelt ze daarmee? Wat heeft ze daarmee bedoeld? 4. Hoeveel verdienen jullie per maand? Hoeveel hebben jullie per maand verdiend? 5. Waarmee herstellen ze hun fiets? Waarmee hebben ze hun fiets hersteld? 6. Wanneer ontmoeten we zijn ouders? Wanneer hebben we zijn ouders ontmoet? 7. Wie verwittigt er jullie? Wie heeft er jullie verwittigd? 8. Waarom verhogen ze die muur in de tuin? Waarom hebben ze die muur in de tuin verhoogd? 9. Waar gebeurt het ongeval? Waar is het ongeval gebeurd? 10.Hoeveel erven ze van hun grootouders? Hoeveel hebben ze van hun grootouders geërfd? sources:

Vakantietaak Nederlands

Vakantietaak Nederlands IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Vakantietaak Nederlands Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan

Nadere informatie

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer

Nadere informatie

A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen).

A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen). A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen). 1. Je tekent mooi, zeg. 2. Wat een mooi schilderij! 3. Ik heb iets moois voor jou. 4. Mijn vader is een harde werker. 5. Het

Nadere informatie

Vakantietaak Nederlands

Vakantietaak Nederlands IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Vakantietaak Nederlands Opgelet: Voor de grammatica / Pour la grammaire Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Révise la théorie dans ta farde / ton doeboek

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 6

BEGINNERSCURSUS DAG 6 1 BEGINNERSCURSUS DAG 6 A. FORCING Tekst: Het telefoongesprek B. GRAMMATICA Vorming van de V.T.T. gebruik Onregelmatige werkwoorden C. CONVERSATIE Telefoneren 2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst Het

Nadere informatie

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.

1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 1 Werkwoord (wonen, werken, lopen,...) wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 8 Grammatica is niet moeilijk 1.1 woon, woont, wonen Ik woon nu in Nederland. Jij woont nu in Nederland. U woont nu

Nadere informatie

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?

AANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes? A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? Ja, heb ik gedaan. 2. Komt Willem dit weekend? Nee, moet helaas werken. 3. Ga je met het vliegtuig naar Hamburg? Nee,

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,

Nadere informatie

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. 1. Trek je schoenen uit moeder heeft pas schoongemaakt. 2. Ik wilde gaan tennissen mijn vrienden vonden het te warm. 3. Drink je koffie drink je

Nadere informatie

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

2c nr. 1 zinnen met want en omdat OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 8

BEGINNERSCURSUS DAG 8 1 BEGINNERSCURSUS DAG 8 A. FORCING Tekst: Bij de dokter B. GRAMMATICA Gebruik van de infinitief: dubbele inf. om + te + inf. aan het + inf. te + inf. De stamtijden (Dag 6 pagina s 8-11) C. CONVERSATIE

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Spreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken)

Spreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken) Spreekoefeningen (voor het inburgeringsexamen - spreken) Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen Eet u vaak brood? Wat voor groente eet u vaak? Wat vindt

Nadere informatie

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.

Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed. Vocabulaire En Action 5 : Nederlans naar Frans Unité 1 Goedendag! Ik ben Ik, ik ben ja Ben jij? En jij? Jij bent! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien Unité 2 Gaat het? Het gaat goed.

Nadere informatie

HEB JE HUISWERK VANDAAG?

HEB JE HUISWERK VANDAAG? BLAD 1 HEB JE HUISWERK VANDAAG? Je kind moet thuis werken voor school. In de agenda kan je kijken wat je kind moet doen. Wat moet je doen? 1 Maak oefening 1 op blad 2: Wat doet je kind na de school? 2

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 2

BEGINNERSCURSUS DAG 2 1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone

Nadere informatie

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis

Nadere informatie

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Nadere informatie

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl

Nadere informatie

1b nr. 1 Wie of wat?

1b nr. 1 Wie of wat? OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend

Nadere informatie

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere - je kan me wat - module 4 docere delectare movere je kan me wat ROCvA - educatie nt2taalmenu.nl - ROCvAmodule 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat nt2taalmenu.nl module 4 1 1 2 3

Nadere informatie

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.

Nadere informatie

Elke middag loopt Fogg van zijn huis naar de Club. Om een spelletje kaart te spelen. Er wordt altijd om geld gespeeld. En als Fogg wint, geeft hij

Elke middag loopt Fogg van zijn huis naar de Club. Om een spelletje kaart te spelen. Er wordt altijd om geld gespeeld. En als Fogg wint, geeft hij Rijk Phileas Fogg is een vreemde man. Hij is erg rijk. Maar niemand weet hoe hij aan zijn geld komt. Een baan heeft hij namelijk niet. Toch woont hij in een groot huis, midden in Londen. In zijn eentje.

Nadere informatie

Antwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening 3. 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10.

Antwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening 3. 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10. Antwoorden Thema 5 woonomgeving Oefening 3 A 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10. moesten B 1. Kon 2. Willen 3. Kan 4. kunnen 5. mocht 6. Kan - kan 7. wilde 8.

Nadere informatie

Antwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/2009. 255 euro per maand 272 euro per maand

Antwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/2009. 255 euro per maand 272 euro per maand Antwoordenmodel Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1 Oefening 1 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/2009 255 euro per maand 272 euro per maand 182.000 studenten 200.000 studenten 5.800 Nederlandse

Nadere informatie

Ria Massy. De taart van Tamid

Ria Massy. De taart van Tamid DE TAART VAN TAMID Ria Massy De taart van Tamid De taart van Tamid 1 Hallo broer! Hallo Aziz! roept Tamid. Zijn hart klopt blij. Aziz belt niet zo dikwijls. Hij woont nog in Syrië. Bellen is moeilijk in

Nadere informatie

Wat een vreemde bromfiets!

Wat een vreemde bromfiets! Wat een vreemde bromfiets! Waarom rijden er nu geen paarden meer met karren? Reed er vroeger een tram in ons dorp?! Met die bus zou ik ook wel eens willen rijden! 1. Voetgangers baas! Opdracht Lees het

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Leraar: Dag Jef. Jef: Dag mevrouw. Hoe gaat het met u? Leraar: Goed, dank je. En met jou? Jef: Ook goed. ----------- Mark: Hallo

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager

Nadere informatie

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven

Nadere informatie

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Dag! kennismaken. Ik ben Eric. Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben

Nadere informatie

Wat heb je gisteren gedaan?

Wat heb je gisteren gedaan? Wat heb je gisteren gedaan? Uitleg 1 Het perfectum (I) In de volgende tekst zijn de vormen van het perfectum vetgedrukt. Gisteren heb ik een drukke dag gehad. s Morgens heb ik hard gewerkt. Daarna heb

Nadere informatie

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent

Nadere informatie

1c nr. 1: zinnen maken

1c nr. 1: zinnen maken OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

OEFENSCHRIFT DEEL 3 A2-B1

OEFENSCHRIFT DEEL 3 A2-B1 OEFENSCHRIFT DEEL 3 A2-B1 Basisleergang Nederlands voor anderstaligen Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT) Nicky Heijne Marten Hidma Karolien Kamma Vrije

Nadere informatie

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

U leert in deze les toestemming vragen. Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een

Nadere informatie

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar

Nadere informatie

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,

Nadere informatie

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en

Nadere informatie

Wat gebeurt er als iemand zich in de mindere positie voelt? Meer over het instinct voor zelfbehoud

Wat gebeurt er als iemand zich in de mindere positie voelt? Meer over het instinct voor zelfbehoud Bijlage 3.1. Wat gebeurt er als iemand zich in de mindere positie voelt? Meer over het instinct voor zelfbehoud Het instinct voor zelfbehoud is heel gezond. Als we dat niet hadden, zou niemand van ons

Nadere informatie

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les

Nadere informatie

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN

Geregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN Geregeld spreken Ditte Oost & Monique Schoorl LES 1 11 Maak de zinnen af 1 Het meisje is blij. 2 De dokter is in het ziekenhuis. 3 De kinderen zijn op school. 4 De man is bij de gemeente. 5 De docent is

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten Kofi is op het werk. De chef geeft opdrachten: zij zegt wat Kofi moet doen. De eerste opdracht is de rommel opruimen. Kofi moet de vloer vegen. Het is weer netjes

Nadere informatie

Bij H&M. Nederlandse Academie 02/2184707 A2

Bij H&M. Nederlandse Academie 02/2184707 A2 Bij H&M Tiebe is bij H&M. Zij is samen met haar kind. Het kind heet Laura. Laura is drie jaar. Tiebe is op de derde verdieping. Ze wil een jurk voor een feest kopen. Ze ziet veel mooie jurken. Dan kijkt

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Programma Nederlands Praten

Programma Nederlands Praten Nederlands Praten 1 / Basisvaardigheden, hoofdstuk 3 Oefeningen werkwoorden hebben en zijn Oefening 1: Wat is het juiste werkwoord? (zijn) Jij ben/bent een leerling (zijn) Hij is/bent een man (zijn) Zij

Nadere informatie

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN Dit thema is opgesplitst in drie delen; gevoelens, ruilen en familie. De kinderen gaan eerst aan de slag met gevoelens. Ze leren omgaan met de gevoelens van anderen. Daarna

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Hoe gaat het met je studie?

Hoe gaat het met je studie? 195 195 HOOFDSTUK 12 Hoe gaat het met je studie? WOORDEN 1 Kies uit: onvoldoende controleren gymnastiek mening huiswerk 1 Heb je je al gemaakt? 2 Ik was op school niet zo goed in. Ik vond sport niet leuk.

Nadere informatie

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1 Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave 6 2. Werkwoorden schrijven, een verhaal (1). 9 We missen iemand Werkwoorden: een begin 3. Werkwoorden

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager

Nadere informatie

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat opdracht 1: KIES DE GOEDE REDEN 1 Ik vind dat benzine voor auto's duurder moet zijn,... a omdat dan minder mensen auto rijden. b omdat dan iedereen auto kan rijden. c omdat benzine niet lekker is. 2 Ik

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd 6.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken Badria wordt vandaag 5 jaar. Jan koopt een boek voor Badria.

Nadere informatie

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school. Voorwoord Susan schrijft elke dag in haar dagboek. Dat dagboek is geen echt boek. En ook geen schrift. Susans dagboek zit in haar tablet, een tablet van school. In een map die Moeilijke Vragen heet. Susan

Nadere informatie

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang Thema Kinderen en school. Demet TV Lesbrief 9. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. belt naar een kinderdagverblijf. Is er plaats? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat inschrijven

Nadere informatie

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door

Nadere informatie

Weduwnaar Jochem Myjer

Weduwnaar Jochem Myjer 2 Jochem Myjer Weduwnaar werkblad 1 Luister naar het gedicht lees mee met de tekst. Vul de ontbrekde woord in. Weduwnaar Jochem Myjer Ik ga (1) naar de stad over de markt he struin e kopje koffie drink

Nadere informatie

Brood, tafel, maaltijd houden

Brood, tafel, maaltijd houden Brood, tafel, maaltijd houden Route 1: Aan tafel Kaart lezen Is brood de moeite waard? Ons broodje is gebakken Elke prent heeft een cijfer. Welke tekst hoort erbij? Geef die hetzelfde cijfer. Nog een beetje

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.

Nadere informatie

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 1

BEGINNERSCURSUS DAG 1 1 BEGINNERSCURSUS DAG 1 A. FORCING Voorstelling B. GRAMMATICA Persoonlijke Voornaamwoorden Werkwoord: Infinitief en stam Hebben en Zijn C. CONVERSATIE Kennismaken 2 Zich voorstellen 1. Voornaam: Ik heet

Nadere informatie

Een retour Rotterdam

Een retour Rotterdam 71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart

Nadere informatie

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7. Grammatica Inhoud 1. De en het 2. Meervoud 3. Werkwoord 4. Vraagwoorden 5. Zinnen maken 1 6. Zinnen maken 2 7. Zinnen maken 3 8. Zinnen maken 4 9. Niet en geen 10. Lange woorden 11. Het verkleinwoord 12.

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine? Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine? is op het werk. moet aan de machine werken. De chef vertelt eerst hoe de machine werkt. Dan werkt met de machine. De machine doet het niet. roept een

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.2 Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Kun je bij jou in de buurt cursussen volgen? Waar dan? 2. Volg jij een cursus of heb je een cursus gevolgd? Welke

Nadere informatie

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine? Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine? is op het werk. moet aan de machine werken. De chef vertelt eerst hoe de machine werkt. Dan werkt met de machine. De machine doet het niet. roept een

Nadere informatie

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts.

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts. Thema 5 Les 1: De angst: Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts. De schrik: Als iemand ineens achter je staat, dan schrik je. Je bent dan ineens

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Spreekopdrachten thema 1 Nederland Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen

Nadere informatie

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel Inleiding Deze les gaat over het zoeken naar werk. Over hoe je een baan kunt vinden. In deze les gaat een vrouw, Maria, naar een winkel om

Nadere informatie

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor

Nadere informatie

Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.

Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel. Tekst Audio Les 7 /m 11 Radio Amsterdam Les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel. Track 1 Jingle Track 2 Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.

Nadere informatie

Vollenhove Wonen op een havezate

Vollenhove Wonen op een havezate D S T R K C N T Opdracht 1 Nodig: foto van jezelf als klein kind, fotoblad opdracht 1 In Vollenhove staat de havezate Oldruitenborgh. De havezate is al heel oud. Bijna 250 jaar geleden, rond 1770, woonden

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Jezus geeft zijn leven voor de mensen

Jezus geeft zijn leven voor de mensen Eerste Communieproject 38 Jezus geeft zijn leven voor de mensen Niet iedereen gelooft in Jezus In les 5 hebben we gezien dat Jezus vertelt over de Vader. God houdt van de mensen. Hij vergeeft je zonden.

Nadere informatie

Geef antwoord op de vraag met een complete zin. VOORBEELD: Waar slaap jij? ANTWOORD: Ik slaap in een bed. (Schrijf uw antwoorden ook in uw schrift).

Geef antwoord op de vraag met een complete zin. VOORBEELD: Waar slaap jij? ANTWOORD: Ik slaap in een bed. (Schrijf uw antwoorden ook in uw schrift). G. Spreekvaardigheid Geef antwoord op de vraag met een complete zin. VOORBEELD: Waar slaap jij? ANTWOORD: Ik slaap in een bed. (Schrijf uw antwoorden ook in uw schrift). 1. Wanneer begint de les? 2. Waar

Nadere informatie

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2 BIJLAGEN LESPAKKET 1.2 BIJLAGE 1 A4 BLADEN THEMA S BIJLAGE 2 DOMINO EMOTIES BIJLAGE 3 MATCHING OEFENING GEVOELENS BIJLAGE 4 VRAGENLIJST FILM BIJLAGE 5 VRAGENSTROOKJES HOEKENWERK BIJLAGE 6 ANTWOORDENBLAD

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement 51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer

Nadere informatie

Thema Op het vliegveld. Cursus vier, week acht deel b. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. oktober cursus vier, week acht

Thema Op het vliegveld. Cursus vier, week acht deel b. Josée Coenen en Ans Drubbel. d.d. oktober cursus vier, week acht Thema Op het vliegveld Cursus vier, week acht deel b Josée Coenen en Ans Drubbel d.d. oktober 2016 www.watenhoe-nt2.nl, cursus vier, week acht 1 Pragmatiek Dialoog dag een HZS oef. 28 (stukje blz. 28-29)

Nadere informatie

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts Thema Gezondheid Lesbrief 5. De tandarts Inleiding Deze les gaat over praten bij de tandarts. De man (meneer Onuso / Bashir) komt voor controle bij de tandarts. De tandarts kijkt of alle tanden en kiezen

Nadere informatie

Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1

Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1 Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1 Oefenexamen Ad Appel Spreekvaardigheid A1 10 vragen serie A 1. Hoe vaak doet u boodschappen? 2. Wanneer bent u geboren? 3. Wat drinkt u het liefst? 4. Wat vindt u van

Nadere informatie

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco. 1 Het portiek Jacco ruikt het al. Zonder dat hij de voordeur opendoet, ruikt hij al dat er tegen de deur is gepist. Dat gebeurt nou altijd. Zijn buurjongen Junior staat elke avond in het portiek te plassen.

Nadere informatie

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah Lesbrief Voetstappen Kader Abdolah Doe meer met Leeslicht! Bij een aantal boeken in de serie Leeslicht kunt u een gratis lesbrief downloaden van www.eenvoudigcommuniceren.nl. In deze lesbrief staan vragen,

Nadere informatie

Informatie over het examen Nederlands als Tweede Taal, niveau 3+4

Informatie over het examen Nederlands als Tweede Taal, niveau 3+4 Informatie over het examen Nederlands als Tweede Taal, niveau 3+4 Dit examen doen deelnemers aan de taalcursus Nederlands Niveau 3+4 aan de Universiteit Leiden. Deze cursus bestaat uit 120 contacturen.

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94

Inhoud. Inleiding 7. Eindverslag 86. Extra opdrachten 90. Tips voor op school 94 Inhoud Inleiding 7 deel 1 lees- en kijkbio Hoofdstuk 1 Verhalen vertellen 10 Hoofdstuk 2 Zelf verhalen vertellen 12 Hoofdstuk 3 Voorlezen 16 Hoofdstuk 4 Verhalen lezen 18 Hoofdstuk 5 Verhalen in boeken

Nadere informatie

Oefeningen over de woordvolgorde

Oefeningen over de woordvolgorde Oefeningen over de woordvolgorde A. Place les compléments dans l'ordre 1.Tijdens de vakantie - ik- las - op het strand - een paar boeken 2. Mijn broer - bij de rivier - blijven - is - vissen - de hele

Nadere informatie

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Lesbrief 14. Naar personeelszaken. http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 14. Naar personeelszaken. Wat leert u in deze les? Wanneer u zeggen en wanneer jij zeggen. Je mening geven en naar een mening vragen. De voltooide tijd gebruiken.

Nadere informatie

Voor jongeren in het praktijkonderwijs. temperatuur is er min twintig. De harde wind maakt het nog kouder. Daardoor voelt het als min vijftig.

Voor jongeren in het praktijkonderwijs. temperatuur is er min twintig. De harde wind maakt het nog kouder. Daardoor voelt het als min vijftig. PrO -weekkrant Week 02 januari 2014 Voor jongeren in het praktijkonderwijs 6-12 januari 2014 Eenvoudig Communiceren Winterweer in Amerika Foto: Shutterstock Foto: Shutterstock In grote delen van Amerika

Nadere informatie

Property ENERGY-project

Property ENERGY-project Universiteit Gent VOEDINGS- BEWEEGGEWOONTES VAN KINDEREN Kindvragenlijst EN Land School Klasnummer: Code nummer: codenummer: codenummer: The copyright for this uestionnaire is property of the ENERGY-project.

Nadere informatie

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Wat een mooie luchtballonnen! Geel, oranje, groen en blauw. Kies maar uit Daan,

Nadere informatie

Mijn huis, mijn thuis

Mijn huis, mijn thuis Les 5: Mijn huis, mijn thuis (A-klas) Mijn huis, mijn thuis 1. Mijn huis Mijn naam is Ik ben jaar oud. Ik woon in Ik woon samen met... mensen. Heb je een broer? JA / NEE Heb je een zus? JA / NEE Mijn huis

Nadere informatie

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. 1. Ga opnemen de telefoon je? 2. Ik te laat altijd kwam in de les. 3. Wat zijn

Nadere informatie

dag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee

dag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee dag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Gaat het? Het gaat goed. Dat is tof. Vanwaar ben je? goed dank je, dank u vanwaar?

Nadere informatie

Lesbrief. Een echte man Yvonne Kroonenberg

Lesbrief. Een echte man Yvonne Kroonenberg Lesbrief Een echte man Yvonne Kroonenberg Doe meer met Leeslicht! Bij een aantal boeken in de serie Leeslicht kunt u een gratis lesbrief downloaden van www.eenvoudigcommuniceren.nl. In deze lesbrief staan

Nadere informatie