Vakantietaak Nederlands
|
|
- Lieven Desmet
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel Vakantietaak Nederlands Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer je woordenschat Geef steeds zo veel mogelijk informatie In het algemeen: Neem eerst een beetje vakantie Werk hier vooral in augustus aan (ter voorbereiding van het nieuwe schooljaar) Verspreid je werk over 2 weken! 1
2 De zinsbouw Grammatica Maak zinnen en begin met het onderlijnde deel. Fais des phrases commençant avec le(s) mot(s) souligné(s) 1) gaan vanavond de bioscoop met We naar vrienden. 2) samen - s Avonds ze naar - kijken de televisie. 3) Piet computer kopen een wil nieuwe Volgend jaar. 4) volgend seizoen een Hij spelen club in gaat andere. 5) De kinderen elke dag school gaan - met naar de fiets. 6) moeder geschenk me Voor mijn verjaardag koopt mooi een altijd. 7) Jan aan de universiteit rechten van Namen studeerde. 8) Thuis een drie we en katten hebben hond. 9) vader Nu nieuwe voor onderneming werkt een. 10) deze maand een Anita rapport krijgen goed moet.! 2
3 ! Verander de tekst d.m.v. de woorden tussen ( ). Transforme le texte en ajoutant les mots entre ( ).! 3
4 Herschrijf volgende zinnen met de tussen ( ) gegeven elementen. Transforme les phrases suivantes au moyen des éléments donnés entre ( ). 1. Ik houd van cola. (graag drinken) 2. We houden van frietjes. (graag eten) 3. Hij houdt van Engels. (graag spreken) 4. Ze houdt van griezelfilms. (graag kijken naar) 5. Houdt u van jazz? (graag luisteren naar) 1. Ik houd meer van stripverhalen dan van romans. (liever lezen) 2. Van voetbal houd ik het meest. (liefst spelen) 3. Mijn ouders houden meer van Nederland dan van Engeland. (liever gaan naar) 4. We houden het meest van judo. (het liefst doen aan) 5. Mijn zus houdt meer van jeans dan van rokken. (liever dragen)! 4
5 Zet de bijwoorden tussen ( ) in de volgende zinnen. Introduis les adverbes entre ( ) dans les phrases suivantes. 1. We hebben een drukke dag. (vandaag) 2. We gaan boodschappen doen. (eerst) 3. We brengen tante Hilda een bezoek. (daarna) 4. We moeten grootvader naar het ziekenhuis brengen. (dan) 5. We moeten onze neefjes aan het station afhalen. (vervolgens) 6. We moeten in de tuin werken. (vanmiddag) 7. De buurman zal ons een handje helpen. (misschien) 8. We moeten een paar flessen fruitsap in de koelkast zetten. (daarom) 9. Mijn vriendin Truus komt bij ons eten. (vanavond) 10. Het is negen uur en we hebben nog niets gedaan. (nu)! 5
6 De lidwoorden Vul in met een lidwoord (indien nodig). Kies uit een, het of de Complète avec un déterminant (si nécessaire). Choisis entre een, het ou de. 1) Hij is professor. 2) Ze drinkt water. 3) Gisteren hebben we bezoek gebracht aan tante Lies. 4) Wat lawaai! 5) Mr Zoetemelk is Nederlander. 6) Hij viel als held. 7) Neem je zout op je frietjes? 8) Ze moet nieuwe schoenen kopen. 9) De leerlingen komen vroeger van school terug. 10) Ze moet voorbeeld nemen aan haar broer. Het adjectief Maak de vormen van de adjectieven (indien nodig). Fais les accords de l adjectifs (si nécessaire) 1. mooi Je tekent 2. mooi Wat een schilderij. 3. hard Mijn vader is een werker. 4. hard Het gips wordt al 5. moeilijk Oma ziet zonder haar bril. 6. moeilijk Ik vond het een boek. 7. grappig Hij is best wel 8. grappig Dit was een heel film. 9. grijs Er zijn alleen wolken in de lucht. 10. grijs Waarom teken je alles?! 6
7 Het meervoud Schrijf deze woorden in het meervoud. Écris ce mots dans le pluriel. Huis. Geit. Goudvis Eend Paard.. Tafel... Panda. Auto.. Jongen Brief Schildpad Meisje Zet deze zinnen in het meervoud. Mets les phrases dans le pluriel. 1. s Morgens zingt de vogel in de boom. 2. Die man vertelt een leuk verhaal aan het kind. 3. De dame heeft een gele paraplu meegenomen. 4. Neem je potlood en schrift mee! 5. Hij zal die reis met zijn vrouw nooit vergeten.! 7
8 OTT, OVT, VTT Vervoeg de werkwoorden in de OTT. Conjugue les verbes dans le présent. 1. Ik (drinken).. een glas cola. 2. François (komen) uit Bordaux. 3. (lachen) de kapitein? 4. David (schrijven). een brief. 5. Waar (wonen) je? 6. Je (beginnen). met je huiswerk. 7. Mijn moeder (kijken) naar de plannen van ons nieuwe huis. 8. (houden) de hond van katten? 9. Wij (zingen). wat luider. 10.Ik (eten) graag chocolade. 11. Hij (geloven). niet meer in Sinterklaas. 12.Mia (opbellen).. haar vriendin. 13.(gaan). je te voet naar school? 14.Hij (zijn) al 21 jaar oud. 15.Dat meisje (hebben). net haar diploma. 16.Mijn zus (dragen) een bril. 17.(tennissen). je vaak? 18.Je (reizen). veel naar Amerika, nietwaar? 19.Ze (lezen).. meestal een boek in haar bed. 20.Ik (studeren) dikwijls in de zetel.! 8
9 Doe hetzelfde, maar nu met scheidbare werkwoorden. Fais la même chose, mais avec des verbes à particule séparable. 1. Hij (schoonmaken) de keuken. 2. Ze (oplossen) het probleem zelf. 3. (invullen) jij het formulier? 4. Ze (oprollen) de kabels. 5. Thomas (neerleggen) de boeken op tafel. 6. Suzanne (openknippen) de pakjes. 7. Ik (uitnodigen) Jules ook. 8. De leerlingen (aanschakelen) de computers. 9. Ze (uitpraten) hun ruzie. 10.(opbellen) je de dokter?! 9
10 Zet de werkwoorden in de OVT en schrijf ze rechts op. Mets les verbes dans l imparfait et écris les à droit. 1. De film duurt honderd minuten.. 2. Dat dient tot niets.. 3. Ze hoeven geen antwoord te geven.. 4. Ik zorg voor mijn oude tante.. 5. U draait een verkeerd nummer.. 6. Tineke reist elke jaar naar Spanje.. 7. Ze zet haar tas op de bank.. 8. Jullie missen de trein van 7 uur.. 9. De mensen beven van de kou.. 10.Het regent de hele dag Ze fietsen door het platteland.. 12.Het gebeurt in een paar seconden. 13.Ik rook 10 sigaretten per dag. 14.In de lente niest ze de hele dag. 15.Hij volgt avondlessen. 16.Ze gebruikt haar woordenboek niet. 17.Daarna verven ze de muren in groen. 18.Hij slaat hard op de deur. 19.We halen s zondags broodjes bij de bakker. 20.Werk je als informaticus? ! 10
11 Kies tussen hebben en zijn en vervoeg. Choisis entre hebben et zijn et conjugue. 1. Delphine een uur gezwommen. 2. Ze naar de andere kant van de rivier gezwommen. 3. Waarom u in dat koude water gesprongen? 4. Wat er toen gebeurd? 5. Hij zijn boeken vergeten? 6. Het vliegtuig veel te laag gevlogen. 7. Diezelfde dag ze naar New York gevlogen. 8. De temperatuur deze week helemaal niet gestegen. 9. Leen naar Gent gereden. 10.De drie vrienden samen gereden. 11. Ik ben moe; ik zeker een uur gefietst. 12.Waarom je niet naar het zwembad gefietst? 13.Lies vanmorgen te laat opgestaan.! 11
12 Schrijf de zinnen over in de VTT. Copies les phrases dans le passé composé. 1. Ik luister naar het nieuws van 7 uur.. 2. Leg je 100 euro op tafel?. 3. Hij bedankt me niet!. 4. Ze wandelen de hele namiddag in het bos Verhuizen ze naar Amerika?.. 6. Hij werkt tot 65 jaar in hetzelfde bedrijf Het sneeuwt hard! 8. Hij stelt ons moeilijke vragen. 9. We stappen naar het station.. 10.Ze parkeert haar auto voor de deur..! 12
13 Doe hetzelfde, maar nu met scheidbare werkwoorden. Fais la même chose, mais avec des verbes à particule séparable. 1. Hij (schoonmaken) de keuken. 2. Ze (oplossen) het probleem zelf. 3. (invullen) jij het formulier? 4. Ze (oprollen) de kabels. 5. Thomas (neerleggen) de boeken op tafel. 6. Suzanne (openknippen) de pakjes. 7. Ik (uitnodigen) Jules ook. 8. De leerlingen (aanschakelen) de computers. 9. Ze (uitpraten) hun ruzie. 10.(opbellen) je de dokter?! 13
14 Vervoeg de werkwoorden beginnende met be-, ge-, her-, ont-, ver-, er- in de VTT. Conjugue les verbes qui commencent avec be-, ge-, her-, ont-, ver- et er- dans le passé composé. 1. Waarom bedankt hij haar niet? 2. Waarom verwarmt u deze kamer niet? 3. Wat bedoelt ze daarmee? 4. Hoeveel verdienen jullie per maand?. 5. Waarmee herstellen ze hun fiets?. 6. Wanneer ontmoeten we zijn ouders?. 7. Wie verwittigt er jullie?.. 8. Waarom verhogen ze die muur in de tuin?.. 9. Waar gebeurt het ongeval?.. 10.Hoeveel erven ze van hun grootouders?..! 14
15 ! Schrijven Je klas doet mee aan een uitwisselingsprogramma met een Nederlandse school. Je krijgt een mail van de persoon bij wie jij gaat logeren in Nederland. Hij weet wie je bent, waar je woont en hoe oud je bent. Hij wil je beter leren kennen. Schrijf hem een mail terug. Vertel over jezelf en stel hem ook vragen. Jij wil hem/ haar ook leren kennen. Ta classe participe à un échange d étudiants avec une école du Pays Bas. Tu reçois un mail du person avec qui tu vas loger au Pays Bas. Il sait qui tu es, où tu habites et ton age. Mais il veut te connaître encore plus. Écris lui un mail. Parle de toi-même et pose des questions. Tu veux aussi apprendre à connaître il/elle. 15
16 Je gaat je presenteren voor een vakantiejob in een bekend bedrijf. Hiervoor doe je heel mooie kleren aan. Welke? En thuis, welke kleren draag jij het liefst? Tu vas te présenter pour un job d étudiant dans une entreprise connue. Pour cela, tu vas porter des vêtements très chiques. Lesquels? Et à la maison, quels vêtements aimes-tu porter?! 16
17 Het is zondagavond. Jij was aan zee met je ouders en je beste vriend(in) bleef thuis. Je belt haar op om te vragen wat ze/ hij allemaal gedaan heeft dit weekend en je vertelt jouw weekend. Schrijf een dialoog over jullie telefoongesprek. Jullie hebben verschillende dingen/activiteiten gedaan! Il est dimanche soir. Tu étais à la mer avec tes parents et ton meilleur copain/ta meilleure copine est resté(e) à la maison. Tu lui/la téléphones pour demander ce qu il/elle a fait ce week-end et tu vas parler de ton week-end. Écris un dialogue de votre conversation téléphonique. Vous avez faites des différents choses/ activités!! 17
18 De student uit Nederland die bij jou komt logeren is nog nooit naar de bioscoop gegaan. Jij gaat heel veel. Vertel hem alles: - Welke film je nu heel goed vindt. - Welk genre je graag ziet en in welke versie. - Wanneer je gaat (dag, tijdstip, hoe vaak). - Welke acteur/ actrice je heel graag ziet spelen en waarom (2). L étudiant(e) du Pays Bas qui vient loger chez toi n est jamais été au cinéma. Tu vas beaucoup Racontes lui tout: - Quel film tu trouves très bien à ce moment. - Quel genre et quel version tu préfères. - Quand tu vas (jour, moments, nombre de fois). - Quel acteur, quelle actrice tu aimes regarder jouer et pourquoi (2).! 18
19 ! Je gaat een dagje naar Gent. Je vriendin, Lisa, gaat ook mee. Jullie praten samen en denken over wat jullie allemaal kunnen doen. Schrijf een dialoog over jullie gesprek. Tu vas un jour à Gent. Ton amie, Lisa, va avec. Vous parlez et pensez de tout ce que vous pouvez faire. Écris un dialogue de votre conversation.!!!!! 19
20 sources:
Vakantietaak Nederlands
IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Vakantietaak Nederlands Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan
Nadere informatieIMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel
IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer
Nadere informatieVakantietaak Nederlands
IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Vakantietaak Nederlands Opgelet: Voor de grammatica / Pour la grammaire Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Révise la théorie dans ta farde / ton doeboek
Nadere informatieA) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen).
A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen). 1. Je tekent mooi, zeg. 2. Wat een mooi schilderij! 3. Ik heb iets moois voor jou. 4. Mijn vader is een harde werker. 5. Het
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 6
1 BEGINNERSCURSUS DAG 6 A. FORCING Tekst: Het telefoongesprek B. GRAMMATICA Vorming van de V.T.T. gebruik Onregelmatige werkwoorden C. CONVERSATIE Telefoneren 2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst Het
Nadere informatieGEZONDHEID (La santé)
FICHE LEXICALE NEERLANDAIS 1/5 GEZONDHEID (La santé) a. Wat zijn hun klachten? (De quoi se plaignent-ils?) A C B G I H 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. E D Klachten hoest moet overgeven ben verkouden heb
Nadere informatie2c nr. 1 zinnen met want en omdat
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieAANWIJZEND VOORNAAMWOORD. A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? 7. Ga je naar één van onze feestjes?
A) Welk woord past in de zin? Kies uit die of dat. 1. Heb je het huiswerk gemaakt? Ja, heb ik gedaan. 2. Komt Willem dit weekend? Nee, moet helaas werken. 3. Ga je met het vliegtuig naar Hamburg? Nee,
Nadere informatieWie helpt? Weet je het nog? Luister en kies de juiste foto. Datum:... Klas:... Naam:... Voornaam:...
Naam:... Voornaam:... Datum:... 65 Luister en kies de juiste foto. Éditions VAN IN Onderweg! 3 Reproduction autorisée. Weet je het nog? Wie helpt? Klas:... 142 Onderweg3 GUIDE PROF.indd 142 1/12/14 20:56
Nadere informatieHerhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie
Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 2
1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatie1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.
1 Werkwoord (wonen, werken, lopen,...) wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 8 Grammatica is niet moeilijk 1.1 woon, woont, wonen Ik woon nu in Nederland. Jij woont nu in Nederland. U woont nu
Nadere informatieUNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!
UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté! Oefening 1: Cherchez les phrases dans le texte. Ecrivez les phrases sans fautes. Zoek volgende zinnen in de tekst. Schrijf ze correct over. - In de namiddag,
Nadere informatieGoedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.
Vocabulaire En Action 5 : Nederlans naar Frans Unité 1 Goedendag! Ik ben Ik, ik ben ja Ben jij? En jij? Jij bent! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien Unité 2 Gaat het? Het gaat goed.
Nadere informatieSpreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken)
Spreekoefeningen (voor het inburgeringsexamen - spreken) Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen Eet u vaak brood? Wat voor groente eet u vaak? Wat vindt
Nadere informatieGebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens je volgende vergadering. Utilisez 3 phrases en français pendant votre prochaine réunion d équipe.
Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens je volgende vergadering. Utilisez 3 phrases en français pendant votre prochaine réunion d équipe. Spreek Nederlands tijdens je volgende telefoongesprek. Parlez
Nadere informatieIII. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé
III. 1. Accord de l adjectif 1.1 prend s 1.2 + E 1.3 substantivé 2. Les degrés de comparaison 2.1 Les comparatifs 2.2 Les superlatifs 2.3 Les irréguliers 1 III. 1. Accord de l adjectif 1.1. prend S Quand
Nadere informatieOefeningen over de woordvolgorde
Oefeningen over de woordvolgorde A. Place les compléments dans l'ordre 1.Tijdens de vakantie - ik- las - op het strand - een paar boeken 2. Mijn broer - bij de rivier - blijven - is - vissen - de hele
Nadere informatieAantekening Frans les pronoms personnels
Aantekening Frans pronoms personnels Aantekening door een scholier 648 woorden 16 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Frans Pronoms personnels Plaats in de zin: Voor alle persoonlijke voornaamwoorden die
Nadere informatieJ aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal.
Je regrette. Ce n est pas grave. Ce n est pas normal. C est bête. J accepte tes excuses. J en ai marre! Oublions-le. Ne t inquiète pas! N en parlons plus. Profites-en! As-tu envie de Vous avez encore d
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieA) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.
A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. 1. Trek je schoenen uit moeder heeft pas schoongemaakt. 2. Ik wilde gaan tennissen mijn vrienden vonden het te warm. 3. Drink je koffie drink je
Nadere informatieNOM, Prénom :. Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is een schoon.
1 NOM, Prénom :. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is
Nadere informatieU21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.
U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon. Je m appelle Ric. / Mon nom est Verdonk. Quel est ton
Nadere informatieAntwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening 3. 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10.
Antwoorden Thema 5 woonomgeving Oefening 3 A 1. mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10. moesten B 1. Kon 2. Willen 3. Kan 4. kunnen 5. mocht 6. Kan - kan 7. wilde 8.
Nadere informatieHEB JE HUISWERK VANDAAG?
BLAD 1 HEB JE HUISWERK VANDAAG? Je kind moet thuis werken voor school. In de agenda kan je kijken wat je kind moet doen. Wat moet je doen? 1 Maak oefening 1 op blad 2: Wat doet je kind na de school? 2
Nadere informatieSpreek Nederlands tijdens de koffiepauze. Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering.
Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze. Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering. Parlez français à la pause-café. Utilisez 3 phrases en français pendant une réunion. Spreek Nederlands
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatienaam :.. nr. : klas :.. computer :..
Je hebt het in de vorige module flink gewerkt. Nu kan je zelfstandig verder werken aan module 12. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 8
1 BEGINNERSCURSUS DAG 8 A. FORCING Tekst: Bij de dokter B. GRAMMATICA Gebruik van de infinitief: dubbele inf. om + te + inf. aan het + inf. te + inf. De stamtijden (Dag 6 pagina s 8-11) C. CONVERSATIE
Nadere informatieTaalregels. Praten, hebben, zijn, gaan, De werkwoorden
Taalregels In dit grammaticaoverzicht kun je kiezen uit: S Volgorde in de Franse zin S Man, huis, deur, en zwaar, geel, zelfst. naamwoord en bijv. naamwoord S Le, la, les, de lidwoorden S Praten, hebben,
Nadere informatieLes 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas
Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Leraar: Dag Jef. Jef: Dag mevrouw. Hoe gaat het met u? Leraar: Goed, dank je. En met jou? Jef: Ook goed. ----------- Mark: Hallo
Nadere informatiede aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.
Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.
Nadere informatieOPA EN OMA DE OMA VAN OMA
Hotel Hallo - Thema 4 Hallo opdrachten OPA EN OMA 1. Knip de strip. Strip Knip de strip los langs de stippellijntjes. Leg de stukken omgekeerd en door elkaar heen op tafel. Draai de stukken weer om en
Nadere informatieKijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.
Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,
Nadere informatienaam :.. nr. : klas :.. computer :..
Je hebt het in de vorige module goed gedaan. Je mag daarom zelfstandig verder werken aan module 11. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet
Nadere informatieGebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering. Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze.
Spreek Nederlands tijdens de koffiepauze. Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens een vergadering. Parlez français à la pause-café. Utilisez 3 phrases en français pendant une réunion. Spreek Nederlands
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieComprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais
Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais Begrijpen en begrepen worden begint met het spreken van de Nederlandse taal La langue néerlandaise crée un lien entre nous Wat leest
Nadere informatienaam :.. nr. : klas :.. computer :..
Je hebt de vorige modules knap gewerkt, dus mag je nu alleen verder werken met module 8. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet Wanneer je een dialoog of een oefening moet beluisteren, beluister
Nadere informatieOEFENSCHRIFT DEEL 3 A2-B1
OEFENSCHRIFT DEEL 3 A2-B1 Basisleergang Nederlands voor anderstaligen Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT) Nicky Heijne Marten Hidma Karolien Kamma Vrije
Nadere informatieVeertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel
Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl
Nadere informatieREGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.
61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis
Nadere informatieWat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.
103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar
Nadere informatieJ' à Amersfoort, Lindenlaan 23.
Unité Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet wist,
Nadere informatieSOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN
SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN Dit thema is opgesplitst in drie delen; gevoelens, ruilen en familie. De kinderen gaan eerst aan de slag met gevoelens. Ze leren omgaan met de gevoelens van anderen. Daarna
Nadere informatiebasiszinnen spreekvaardigheid
basiszinnen spreekvaardigheid Formele en informele spreektaal In dit hoofdstuk krijg je allerlei uitdrukkingen die je in veel voorkomende gesprekssituaties kunt gebruiken. Er zijn, net zoals in het Nederlands,
Nadere informatieTalenquest Frans 2thv: Grammatica
Talenquest Frans 2thv: Grammatica Épisode 1: Onregelmatige werkwoorden Er zijn in het Frans naast regelmatige werkwoorden ook onregelmatige werkwoorden. Het is lastig om van onregelmatige werkwoorden de
Nadere informatieRia Massy. De taart van Tamid
DE TAART VAN TAMID Ria Massy De taart van Tamid De taart van Tamid 1 Hallo broer! Hallo Aziz! roept Tamid. Zijn hart klopt blij. Aziz belt niet zo dikwijls. Hij woont nog in Syrië. Bellen is moeilijk in
Nadere informatieU leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.
TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 4. A. FORCING Tekst: De familie B. GRAMMATICA Het adjectief De bijzin C. CONVERSATIE Familie stamboom
1 BEGINNERSCURSUS DAG 4 A. FORCING Tekst: De familie B. GRAMMATICA Het adjectief De bijzin C. CONVERSATIE Familie stamboom 2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst De familie Hans en Hilde hebben een grote
Nadere informatieLes 3. Familie, vrienden en buurtgenoten
www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatiedag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee
dag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Gaat het? Het gaat goed. Dat is tof. Vanwaar ben je? goed dank je, dank u vanwaar?
Nadere informatieThema Op zoek naar werk
Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager
Nadere informatie1c nr. 1: zinnen maken
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatienaam :.. nr. : klas :.. computer :..
Je hebt de vorige modules knap gewerkt, dus mag je nu alleen starten met de leerstof Frans zelfstandig te verwerken. We beginnen te werken met module 6. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je
Nadere informatieWat gebeurt er als iemand zich in de mindere positie voelt? Meer over het instinct voor zelfbehoud
Bijlage 3.1. Wat gebeurt er als iemand zich in de mindere positie voelt? Meer over het instinct voor zelfbehoud Het instinct voor zelfbehoud is heel gezond. Als we dat niet hadden, zou niemand van ons
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieDag! kennismaken. Ik ben Eric.
Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieHoe gaat het met je studie?
195 195 HOOFDSTUK 12 Hoe gaat het met je studie? WOORDEN 1 Kies uit: onvoldoende controleren gymnastiek mening huiswerk 1 Heb je je al gemaakt? 2 Ik was op school niet zo goed in. Ik vond sport niet leuk.
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje
Thema Op zoek naar werk Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw,, gaat weer naar de winkel om over werk te praten. Ze wil de manager
Nadere informatieObjectif général J aime lire ce livre O O O O O. Je peux comprendre un roman sous forme de récit de voyage de quelqu un de mon âge
Nom: Bienvenue à Amsterdam, Juliette! De komende weken gaan we een boekje lezen over de Canadese Juliette. Juliette woont in het Franstalige deel van Canada, Québec. Haar moeder Marianne is journalist
Nadere informatie1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat
opdracht 1: KIES DE GOEDE REDEN 1 Ik vind dat benzine voor auto's duurder moet zijn,... a omdat dan minder mensen auto rijden. b omdat dan iedereen auto kan rijden. c omdat benzine niet lekker is. 2 Ik
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek. Maria en
Nadere informatieHuiswerk Frans unité 1: Bonjour, moi je suis
1 Dam: Huiswerk Frans unité 1: Bonjour, moi suis dag, goeiedag ik ben Ellen (ik), ik ben Achmed. ja Ben jij Camle? En jij? Jij bent Manon! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien 2 Naam:
Nadere informatie1b nr. 1 Wie of wat?
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieLES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1
12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.
Nadere informatiewerkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd
werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd 6.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken Badria wordt vandaag 5 jaar. Jan koopt een boek voor Badria.
Nadere informatieHerhalingen over grammatica (voor de examens)
1. Modale hulpwerkwoorden Herhalingen over grammatica (voor de examens) Vertaal in het Nederlands. 1. Vous pouvez (avoir la possibilité) manger un plat ou un dessert. 2. Ils doivent aller au magasin de
Nadere informatieHet thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.
Tekst Audio Les 7 /m 11 Radio Amsterdam Les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel. Track 1 Jingle Track 2 Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.
Nadere informatieEen retour Rotterdam
71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Nederland
Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen
Nadere informatieVoor jongeren in het praktijkonderwijs. temperatuur is er min twintig. De harde wind maakt het nog kouder. Daardoor voelt het als min vijftig.
PrO -weekkrant Week 02 januari 2014 Voor jongeren in het praktijkonderwijs 6-12 januari 2014 Eenvoudig Communiceren Winterweer in Amerika Foto: Shutterstock Foto: Shutterstock In grote delen van Amerika
Nadere informatieBIJLAGEN LESPAKKET 1.2
BIJLAGEN LESPAKKET 1.2 BIJLAGE 1 A4 BLADEN THEMA S BIJLAGE 2 DOMINO EMOTIES BIJLAGE 3 MATCHING OEFENING GEVOELENS BIJLAGE 4 VRAGENLIJST FILM BIJLAGE 5 VRAGENSTROOKJES HOEKENWERK BIJLAGE 6 ANTWOORDENBLAD
Nadere informatieGrammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6
Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend
Nadere informatieVOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel.
A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit 1. Het boek ligt de tafel. 2. Het kopje staat de kast. 3. Ik neem mijn schrift mijn boekentas. 4. De studenten hangen hun jas de kapstok. 5. Mijn
Nadere informatieReizen 6 7 32 33 58 59 84 85. Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87. Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89. Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91
inhoud lente zomer herfst winter Reizen 6 7 32 33 58 59 84 85 Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87 Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89 Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91 Mode & schoonheid 14 15 40 41
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.
Nadere informatieWat heb je gisteren gedaan?
Wat heb je gisteren gedaan? Uitleg 1 Het perfectum (I) In de volgende tekst zijn de vormen van het perfectum vetgedrukt. Gisteren heb ik een drukke dag gehad. s Morgens heb ik hard gewerkt. Daarna heb
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist
Nadere informatieU leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.
UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven
Nadere informatieWat een vreemde bromfiets!
Wat een vreemde bromfiets! Waarom rijden er nu geen paarden meer met karren? Reed er vroeger een tram in ons dorp?! Met die bus zou ik ook wel eens willen rijden! 1. Voetgangers baas! Opdracht Lees het
Nadere informatie2002/2003 SPREKEN EXAMEN I. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands
SPREKEN EXAMEN I Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten 2002/2003 Opgavenboekje Examennummer kandidaat: Aanwijzingen Staatsexamen Nederlands NT als tweede taal 2 U gaat een spreektoets maken. De toets
Nadere informatieIk stel me voor VOCABULAIRE RAPPEL A RETENIR. domestique. Je suis en quatrième année. Ik zit in het vierde leerjaar. un cobaye, un cochon d Inde
Néerlandais Ik stel me voor VOCABULAIRE zich voorstellen se présenter RAPPEL wonen een huis (het) een flat een broer een zus een halfbroer habiter une maison un appartement un frère une soeur un demi-frère
Nadere informatieWerkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.
Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent
Nadere informatieVoudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?
Hilversum, le 15 janvier 2012 Monsieur, J ai l intention de passer mes vacances à Nice pendant la seconde moitié du mois d août. Je ferai le voyage en auto avec ma femme et mes deux fils de 12 et de 15
Nadere informatieElke middag loopt Fogg van zijn huis naar de Club. Om een spelletje kaart te spelen. Er wordt altijd om geld gespeeld. En als Fogg wint, geeft hij
Rijk Phileas Fogg is een vreemde man. Hij is erg rijk. Maar niemand weet hoe hij aan zijn geld komt. Een baan heeft hij namelijk niet. Toch woont hij in een groot huis, midden in Londen. In zijn eentje.
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen Inleiding heeft een afspraak met de manager voor een sollicitatiegesprek. Deze les gaat over het eerste deel van het
Nadere informatieWerkwoorden. in uitvoering. Deel B: Werkwoorden in zinnen
Werkwoorden in uitvoering Deel B: Werkwoorden in zinnen Voorwoord Werkwoorden zijn leuk, grappig en spannend. En werkwoorden zijn soms een beetje moeilijk. Werkwoorden hebben regels. 1. Er zijn regels
Nadere informatieALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN
STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?
Nadere informatieSoms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,
Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in
Nadere informatieEenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les
8 Inhoud 1 Eenzaam De Soms ben je alleen en vind je dat fijn. Als alleen zijn niet prettig aanvoelt, als je niet in je eentje wilt zijn, dan voel je je eenzaam. In deze leren de leerlingen het verschil
Nadere informatie- je kan me wat - module 4. docere delectare movere
- je kan me wat - module 4 docere delectare movere je kan me wat ROCvA - educatie nt2taalmenu.nl - ROCvAmodule 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat nt2taalmenu.nl module 4 1 1 2 3
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken
Thema Op zoek naar werk. Demet TV Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek. Maria
Nadere informatieWanneer vertel je het de kinderen? Kies een moment uit waarop je zelf en de kinderen niet gestoord kunnen worden.
Hoe vertel je het de kinderen? Op een gegeven moment moet je de kinderen vertellen dat jullie gaan scheiden. Belangrijk is hoe en wat je hen vertelt. Houd rekening daarbij rekening met de leeftijd van
Nadere informatieécoutez, lisez, jouez
Je hebt de vorige module knap gewerkt, dus mag je nu alleen verder werken met module 7. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet beluisteren,
Nadere informatie