Richtlijnen milieueffectrapportage. Hervergunning Internationale Luchthaven Brugge-Oostende

Transcriptie

1 administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen milieueffectrapportage Hervergunning Internationale Luchthaven Brugge-Oostende 12 januari 2003 PRMER-0035RL

2 Inleiding De internationale luchthaven Brugge-Oostende wil een nieuwe vergunning aanvragen voor de exploitatie van de luchthaven. De milieuvergunning voor de exploitatie dient een duurzame ontwikkeling mogelijk te maken. Er worden door het luchthavenmanagement acties ondernomen om nieuwe trafieken aan te trekken en dit zowel op het vlak van vrachtvervoer als op het vlak van passagiers. Teneinde de maximalisatie van de huidige luchthaven mogelijk te maken worden een aantal infrastructuurwerken gepland: ingebruikname nieuwe inschepingsvloer bouw van een vooruitgeschoven brandweerpost ontwikkeling luchthavengebonden bedrijventerreinen aanleg van een brandstofdepot aanleg parkings Volgens de huidige lijsten met m.e.r.-plichtige activiteiten opgenomen in de besluiten van 23 maart 1989 geldt voor: aanleg en/of ingrijpende wijzigingen van vliegvelden met een start-en landingsbaan van ten minste 2100 m de MER-plicht. Met het oog op de hernieuwing van de milieuvergunning en mede gegeven dat momenteel in uitvoering van het decreeet inzake mer/vr van gewerkt wordt aan nieuwe lijsten met betrekking tot de m.e.r.-plicht, die zullen geïntegegreerd worden in het uitvoeringsbesluit (waarvan op een ontwerp door de Vlaamse regering werd goedgekeurd), wordt een MER opgesteld. Initiatiefnemer is het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastuctuur, Administratie Wegen en Verkeer, Afdeling Personenvervoer en Luchthavens, Koning Albert II-laan 20, bus 4, 1000 Brussel. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 3 november De terinzagelegging bij het stadsbestuur van Oostende liep van 21 november 2003 tot en met 22 december Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking. Tegelijk liep ook in de gemeente Middelkerke een ter inzagelegging van 21 november tot 21 december. Evenals in Oostende werd deze ter inzagelegging aan de bevolking aangekondigd middels een aanplakking. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen (zie bijlagen) worden hierin meegenomen. Cel Mer 05/01/2004 2

3 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; - een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen - dat de inhoud van paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen - in een inleiding tevens de benodigde vergunningen, incl. een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER in een dergelijk proces te schetsen. In het MER dient echter gebruik gemaakt te worden van de correcte benamingen van de wegen en ronde punten. Zo moet de ruimtelijke situering van het projectgebied aangepast worden aan volgende opmerkingen: - het vliegveld ligt ten noordoosten van de N33 en niet van N3 - De dichtstbijzijnde aansluiting op de autosnelweg A10 (en niet E40) wordt bereikt via de Kennedy-rotonde en niet via het rondpunt de Bolle. - Langs de noordzijde wordt de luchthaven begrensd door de N341, de Duinkerskseweg (en niet de Nieuwpoortsesteenweg), die in westelijke richting aansluiting geeft op de N318, de Nieuwpoortsesteenweg (en niet de Duinkerkseweg). Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b De verantwoording toegelicht in de kennisgeving geeft aan dat de hervergunning nodig is voor de verdere uitbouw van de luchthaven zowel voor het toerisme als voor de ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling van de provincie. Hierbij verhogen de aanwezigheid van de havens van Oostende en Zeebrugge de aantrekkingskracht van de luchthaven. De luchthaven heeft nu reeds een groot potentieel als vrachtluchthaven voor het westen van België, Zeeland, Noord-Frankrijk en Zuid-Engeland (via de kanaaltunnel) doch dit potentieel moet nog omgezet worden in effectief. In het MER zal aangegeven worden hoe de transportmodus van het vliegverkeer zich verhoudt tot alternatieve modi zoals de scheepvaart, het spoorwegverkeer en het vrachtwagenvervoer en wordt tevens aangegeven welk percentage van de per vliegtuig aangevoerde vracht de luchthaven verlaat via andere transportmodi dan het vliegtuig. Voorgenomen project en alternatieven art ,1,c, d en e Cel Mer 05/01/2004 3

4 Het voorgenomen project is de verlenging van de exploitatie van de luchthaven. Om het aanwezige potentieel optimaal te benutten worden tevens een aantal andere diensten en infrastructuren in gebruik genomen. Het MER dient duidelijk aan te geven waar de eigenlijke redenen voor het MER liggen met name voor welke vergunningen het zal ingezet worden (hervergunning voor de luchthaven, stedenbouwkundige vergunningen). Voor de geplande infrastructuurwerken dient duidelijk aangegeven te worden in hoeverre er al een bouwvergunning verleend is en wanneer de bouwwerken gepland worden (in de loop van de voorziene 20 jaar.) Er zijn geen doelstellingsalternatieven te onderzoeken. Locatiealternatieven zijn in het kader van dit locatiegebonden project op mesoschaal niet relevant. Een aantal alternatieven worden kort doch volledig beschreven. In het MER moeten echter nog een aantal andere scenario s onderzocht worden: - huidige situatie behouden - groei zoals voorgesteld in het kennisgevingsdossier (tabellen 4.7 en 4.8) De verschillende scenario s moeten besproken en op hun effecten worden beoordeeld voor 2004, 2009, 2014 en Verder moet in de verschillende scenario s een inschatting gemaakt worden van de invloed van de verwachte vlootsamenstelling op het gegenereerd geluid en moeten geluidscontouren opgesteld worden per vlootsamenstelling. Hierbij kan uitgegaan worden van de vlootsamenstelling van 2003 doch wordt per 5 jaar rekening gehouden met een mogelijke gewijzigde samenstelling. Deze samenstelling dient duidelijk aangegeven te worden in het MER. Als referentiejaar voor geluid wordt een gemiddelde genomen van de jaren 1998 tot en met Voor de andere disciplines wordt 2002 gekozen als referentiejaar. Indien hiervan afgeweken wordt, moet dit duidelijk onderbouwd en gemotiveerd worden. Uit de bespreking van de verschillende scenario s dient onder andere naar voor te komen vanaf wanneer het aantal gehinderden opnieuw het niveau haalt van in Bij de bespreking van de toekomstige situatie dient in het MER duidelijk bepaald te worden op welke gegevens de prognoses gebaseerd zijn en hoe groot de waarschijnlijkheid is van die prognose. Verder dient ook aangegeven te worden vanaf welk jaar de capaciteit van de luchthaven niet meer voldoet voor de geplande omzet, dit zowel met de huidige als met de geplande infrastructuur. Juridische en beleidsmatig context art ,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijk ruimtelijke component worden duidelijk cartografisch gepresenteerd (vb. de locatie van beschermde monumenten binnen het studiegebied). Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. Cel Mer 05/01/2004 4

5 Indien de reikwijdte van bepaalde directe en indirecte effectgroepen, zeker deze m.b.t. fauna en flora, invloed hebben op gebieden waarop artikel 36ter van het wijzigingsdecreet natuurbehoud van 19 juli 2002 (BS ) van toepassing is, dient in het MER de passende beoordeling te worden opgenomen. Voor de soorten waarop het wijzigingsdecreet natuurbehoud van 19 juli 2002 (BS ) van toepassing is, dienen de eventuele effecten te worden onderzocht. In het MER zal tevens onderzocht worden of het project strookt met de bepalingen uit de structuurplanning op verschillende niveaus (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, het Provinciale Ruimtelijk Structuurplan, Gemeentelijk Structuurplan) en of de effecten niet een aantal bepalingen uit de gewestelijke, provinciale en/of gemeentelijke milieubeleidsplannen hypothekeren. Dit geldt ook voor de relevante bepalingen van het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid van 9 juli In het MER dient ook opgenomen te worden dat het gemeentelijk mobiliteitsplan van de stad Oostende uitgaat van een belangrijke verschuiving van de aan- en afvoerstromen van de huidige ingang aan het kruispunt N318/N341 naar het kruispunt N33/Rolbaanstaat hetgeen de categorisering van N341 als lokale weg ipv als primaire weg II weg verklaart zoals voorzien in het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Tenslotte dient ook voldoende aandacht te worden gegeven aan een bespreking van de relevante juridisch/ beleidsmatige context mbt de luchtvaart. Bestaande toestand en milieueffecten Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art ,1, g Als referentiesituatie dient de huidige toestand van het projectgebied met de onmiddellijke omgeving te worden behandeld. Per discipline worden de relevante aspecten, zoals voorgesteld in deel 7 van het kennisgevingsdossier, duidelijk beschreven. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de gevolgen van de reeds genomen beslissingen en die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. Relevante ontwikkelingsscenario s op basis van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn o.a. de volledige realisatie van het Gewestplan, de mogelijke natuurontwikkeling in de groene bestemmingsgebieden in combinatie met de Europese beschermingen en het natuurstreefbeeld m.b.t. het grensoverschrijdend ecologisch basisplan, de aspecten m.b.t. het integrale waterbeheer en het behoud van de monumenten en landschappen (op basis van beschermingen en de visie in de landschapsatlas). Het Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Aanvullend kan hierbij nog aangegeven worden dat: Met betrekking tot de discipline lucht: Bij de analyse van de referentiesituatie in dient eveneens rekening gehouden te worden met de emissieberekeningen opgenomen in het VMM-rapport Lozingen in de lucht. In dat rapport worden de emissies gerapporteerd. De gegevens zijn beschikbaar per luchthaven. Cel Mer 05/01/2004 5

6 Met betrekking tot de discipline monumenten en landschappen: Zowel bij de analyse van de referentiesituatie als bij de effectbeoordeling komt het aspect monumenten te summier aan bod ten opzichte van de landschappelijke invalshoek. Contextwaarde en visuele omgeving van een monument zijn nochtans belangrijke aspecten die kunnen beïnvloed worden door het voorziene project. Deze effecten op beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten in de omgeving van de luchthaven dienen dus ook besproken te worden, zowel naar referentiesituatie als naar effectbeoordeling. Bij de keuze van de te bespreken monumenten, dorps- en stadsgezichten wordt hierbij aangeraden die monumenten, dorps- en stadsgezichten te beschrijven die hetzij in het gezichtsveld van de luchthaven liggen of vanwaar de luchthaven zichtbaar is. Verder wordt ook gevraagd het landschappelijk aspect eveneens te bespreken op macroniveau en niet alleen op het meso- en microniveau. *met betrekking tot de discipline oppervlaktewater: - Indien relevant dient aangegeven te worden wat de impact is van de lozing van kerosine boven de Noordzee in geval van noodlanding. *met betrekking tot de discipline fauna en flora: - Indien relevant dient weergegeven te worden hoe ernstig de auditieve verstoring is in de dichtstbijgelegen vogelrichtlijngebieden en ramsargebieden en wat de mogelijke gevolgen hiervan zijn op de fauna. - Tevens dient aangegeven te worden hoe de graspiste in de toekomst zal onderhouden worden, wat dit voor gevolgen zal hebben op de (avi)fauna en flora en wat de potenties zijn voor floristische ontwikkeling.. *met betrekking tot de discipline geluid: - het aanwezige geluidsniveau binnen het studiegebied kwalitatief en kwantitatief beschrijven evenals de bronnen die hiervoor verantwoordelijk zijn. Hiervoor is een koppeling tussen de radargegevens en de gegevens bekomen adhv de geluidsmeetposten vereist. - De verschillende mogelijke vliegroutes aangeven en weergeven wat de mogelijke spreiding is op de routes. - geluidscontouren rond de luchthaven moeten weergegeven worden voor de diverse scenario s en tussenscenario s. Hierbij zou ook aangegeven moeten worden welke de onderscheiden aandelen zijn van dag-/ nachtvluchten en ook van passagiers/ vracht. * met betrekking tot de discipline mens: - er moet aangegeven worden wat de mogelijke effecten zijn en hoe de incidentie is van de vortexschade door overvliegende vliegtuigen. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. Milieueffecten en milderende maatregelen art ,2, a, b, c Cel Mer 05/01/2004 6

7 De kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elk onderzochte effectgroep wel duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet. Met betrekking tot de te verwachten situatie is de onderbouwing van de prognoses voor passagiers en vrachttrafiek niet erg duidelijk. In het MER dient dan ook nauwkeuriger omschreven te worden op welke gegevens deze prognoses gebaseerd zijn en hoe groot de invloed hierbij is van economische actoren. Aanvullend kan hierbij nog aangegeven worden dat: *met betrekking tot de discipline water: er dient nagegaan te worden op welke manier het mogelijk vervuild afstromend hemelwater best behandeld wordt teneinde aan de lozingsnormen te voldoen. Tevens dient aangegeven te worden of hiervoor een monitoring voorzien is. *met betrekking tot de discipline mens: In de prognose voor de komende 20 jaar wordt uitgegaan van een stijging van het passagiersvervoer tot meer dan anderhalf miljoen passagiers en een stijging van een vrachtvervoer tot ton op jaarbasis. In de discipline mens moet nagegaan worden wat de invloed is van deze stijging op de mobiliteitsaspecten. Immers, de ontsluiting richting E40 gebeurt via de N341 en de N33 die in deze omgeving reeds zwaar belast zijn. Er dient nagegaan te worden in hoeverre de voorgestelde ingrepen (fuelfarm, wachtpost, brandweerpost) aan de Rolbaan verenigbaar zijn met de ontwikkeling zoals die uitgetekend werd door het studiebureau Tritel. Op vraag van het stadsbestuur van Oostende en in opdracht van de Administratie Wegen en Verkeer West-Vlaanderen heeft Tritel vorig jaar een microsimulatie uitgevoerd van de verkeersdoorstroming op de N33 tussen de N341 en de Rolbaanstraat. Een van de conclusies van de studie was de aanleg van een stelsel ventwegen voor de opvang van lokaal bedienend autoverkeer naar de diverse winkels. Omwille van het ruimtegebrek werd voorgesteld op de westzijde van de N33 de Rolbaanstraat in te schakelen als achterliggende ontsluitingsweg, met de aanleg van een rotonde op het kruispunt N33- Rolbaanstraat. Bijkomend dient ook de geluidsimpact van deze trafiekstijging berekend te worden. *met betrekking tot de discipline lucht Naast de opgegeven bronnen van emissies in dient ook rekening gehouden te worden met de emissies gegenereerd door het bijkomend verkeer. Aan de hand van de analyse in kunnen de emissies bepaald worden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van het model MIMOSA dat door VITO ontwikkeld werd in opdracht van Aminal om op basis van multimodale verkeersmodellen de emissies te kunnen berekenen. Bij de effectberekening van de geplande situatie (7.4.2.) dient rekening gehouden te worden met de berekeningswijze toegepast door de VMM zodat een vergelijking met de emissieinventaris mogelijk is. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie. Cel Mer 05/01/2004 7

8 Vergelijking van de alternatieven art ,2, e Er zijn geen reële locatiealternatieven op mesoschaal in het kennisgevingsdossier opgegeven die in dit MER verder onderzocht zullen worden. Indien dit in de loop van het onderzoek toch het geval zou zijn dient in het MER heel duidelijk de methodologie worden beschreven hoe alternatieven op basis van hun milieueffecten t.o.v. elkaar zullen worden afgewogen. Toch zal het rapport aantonen of het voorgestelde project het best haalbare project is voor het milieu. Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. Monitoring en evaluatie art ,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte in de kennis. Integratie en eindsynthese art ,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Tevens zal men in deze de synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is en welke maatregelen minimaal nodig zijn om het project haalbaar te maken indien dit niet het geval zou zijn. Gezien de aard en de ligging van het project zal in de eindsynthese tevens opgave worden gedaan van mogelijke gewestgrensoverschrijdende effecten. Cel Mer 05/01/2004 8

9 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest zal in dit hoofdstuk tevens aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Cel Mer 05/01/2004 9

10 Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking en terinzagelegging gemeentes Bijlage 2: Lijst van inspraakreacties / Bijlage 3: Lijst van schriftelijke reacties vanwege administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen - AMINAL, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Sectie Lucht, Koningstraat Brussel. - AROHM West-Vlaanderen, Monumenten en Landschappen, Werkhuisstraat Brugge. - AWV West-Vlaanderen, Markt Brugge. De volgende instanties hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: - BMM, Afdeling 15, Gulledelle Brussel. - College van Burgemeester en Schepenen van de stad Oostende - Vlaamse milieumaatschappij - AMINAL, afdeling Milieuvergunningen West-Vlaanderen - Provincie West-Vlaanderen Bijlage 4: Lijst van aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op het kennisgevingdossier: - College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Middelkerke - College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Bredene - AMINAL Afdeling Land - AMINAL Afdeling Water West-Vlaanderen - AMINAL Afdeling Natuur West-Vlaanderen - AMINAL Afdeling Bos en Groen West-Vlaanderen - AROHM Afdeling ROHM West-Vlaanderen, cel Ruimtelijke Ordening - AWZ, Afdeling Waterwegen en Kust - Instituut voor Natuurbehoud - OVAM Cel Mer 05/01/