Richtlijnen milieueffectrapportage. Verbindingsriolering Hoogstraat Wipstraat Gemeente Bierbeek (Aquafinproject )

Transcriptie

1 administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen milieueffectrapportage Verbindingsriolering Hoogstraat Wipstraat Gemeente Bierbeek (Aquafinproject ) 5 december 2003 PRMER-0016

2 1. Inleiding Aquafin wil een stedenbouwkundige vergunning aanvragen voor de realisatie van een collector die de vuilvracht afkomstig van lozingspunten op de Mollendaalbeek en de Merenloop te Bierbeek zal opnemen en afvoeren naar de RWZI van Heverlee. Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de MER-plicht volgens artikel 2, sub 9 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende bepalingen voor het Vlaamse Gewest van de categorieën van werken en handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieueffectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag voor de bouwvergunning, met name: "aanleg van een hoofdtransportleiding voor het transport van een vloeistof in één of meer van volgende gebieden: - ofwel een volgens het gewestplan vastgesteld natuur- en/of reservaatgebied; - ofwel een volgens het gewestplan vastgesteld ecologisch waardevol gebied; - ofwel een vogelbeschermingsgebied vastgesteld in toepassing van de EG-richtlijn van en/of "Ramsar"-gebied. Aangezien het project kan beschouwd worden als een hoofdtransportleiding voor het transport van vloeistoffen en aangezien het project gedeeltelijk gesitueerd is in een op het gewestplan vastgesteld natuurgebied is het MER-plichtig. Het MER bestudeert een basisscenario en diverse alternatieve scenario s. De initiatiefnemer is AQUAFIN N.V. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 25 september De ter inzage legging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking aan het gemeentehuis van Bierbeek en liep van 13/10/03 tot 12/11/03. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en ze hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; - het kaartmateriaal is van goede kwaliteit, overzichtelijk, op het gewenste detailniveau (schaal) naar bruikbaarheid toe en met een volledige legende - met het oog op het vergroten van de inspraakmogelijkheid van elke betrokken burger wordt het kaartmateriaal zo gepresenteerd dat het duidelijk en gemakkelijk begrijpbaar is, ook voor niet-deskundigen - op de kaarten wordt het studiegebied (het projectgebied + de zone waarop mogelijke effecten kunnen plaatsgrijpen) afgebakend - het onderzochte gebied is even groot of, indien gewenst, groter dan dit afgebakende studiegebied - een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; Cel Mer 5/12/2003 2

3 - de inhoudstafel vertoont een logische en homogene structuur die analoog is voor de verschillende disciplines - de inhoud van de overzichtstabellen over ingreep- effectrelaties en milderende maatregelen komt overeen met de gedetailleerde tekst over deze onderwerpen - de inhoud van paragrafen komen overeen met de titel van de paragrafen - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen - in een inleiding tevens de benodigde vergunningen, incl. een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER het proces te schetsen. 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b De verantwoording toegelicht in de kennisgeving geeft aan dat de voorgestelde activiteiten tegemoet willen komen aan het voldoen aan het beleid inzake het realiseren van de waterkwaliteitsdoelstellingen voor het oppervlaktewater. Het MER zal de rol en de noodzaak van dit project binnen de bestaande en toekomstige zuiveringsprogramma van de diverse overheden toelichten. Tevens zal het rapport aangeven op basis van welke argumenten (milieu en andere) de voorliggende locatie werd gekozen. In het kennisgevingsdossier waren er m.b.t. deze aspecten enkele onduidelijkheden die in het MER verduidelijkt dienen te worden: p.8 : Bij de beschrijving van de doelstelling werd de bestaande RWZI in Bierbeek gesitueerd, terwijl verder (p.9) de bestaande RWZI in Heverlee gesitueerd werd. Doorheen heel de kennisgeving: de correcte naam van één van de betrokken waterlopen is Mollendaalbeek (of Bierbeek). 4. Voorgenomen project art ,1 c Het voorgenomen project omvat de aanleg van de verbindingsriolering in de Hoogstraat- Wipstraat en in de Ruisbroekstraat te Bierbeek. In de situering van het project (p.5 in de kennisgeving) dienen beide projectonderdelen gesitueerd te worden. Het MER zal de verschillende mogelijke stappen in de realisatie van de verbindingsriolering procesmatig beschrijven (incl. de afvoer van de eventuele overtollige grond) en dit in een helder stroomschema weergeven. In het MER zal eveneens opgave worden gedaan van mogelijke sites die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden waarvan de locaties nog niet zijn gekend (bv. voor het plaatsen van de werfkeet, de aanleg van een extra werfweg). Dit is noodzakelijk t.b.v. het inschatten van locatiegebonden effecten (vb. tijdelijk biotoopverlies) in bijvoorbeeld kwetsbare gebieden. In het kennisgevingsdossier waren er m.b.t. deze aspecten nog enkele onduidelijkheden die in het MER verduidelijkt dienen te worden: p.9: Bij de beschrijving van de huidige waterkwaliteit worden er gegevens vermeld van VMM meetpunt , terwijl er verder in de tekst gesteld wordt dat er enkel gegevens zijn over VMM meetpunt fig 2.2: beschrijft het zuiveringsgebied in Bierbeek. Door de schaal en door de bovenliggende arcering verzamelingsgebied collector is de detailtoestand van het projectgebied nauwelijks Cel Mer 5/12/2003 3

4 zichtbaar. Het is wenselijk om een detailkaart toe te voegen die qua schaal en opmaak toelaat om de toestand van het verzamelgebied in de onmiddellijke omgeving van het project te onderzoeken. Indien beschikbaar is het nuttig om ook de aanwezige gemeentelijke riolering hierop aan te duiden. 5. Juridische en beleidsmatig context art ,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijk ruimtelijke component worden duidelijk cartografisch gepresenteerd (vb. de locatie van beschermde monumenten binnen het studiegebied). Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen (vb gewestelijk milieubeleidsplan, provinciaal structuurplan, ).De afbakening van de VEN gebieden is gepubliceerd en werd van kracht op 27 oktober (Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2003). Het MER zal hiermee rekening houden. In het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 (BS ) wordt in artikel 8 de watertoets als instrument voor integraal waterbeleid beschreven: de overheid die over een vergunning moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen, dat geen schadelijk effect ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt, hersteld of gecompenseerd. Wanneer een vergunningsplichtige activiteit een schadelijk effect veroorzaakt op de kwantitatieve toestand van het grondwater, kan die vergunning slechts worden gegeven omwille van dwingende redenen van groot maatschappelijk belang. In dat geval legt de overheid gepaste voorwaarden op om het schadelijke effect zoveel mogelijk te beperken, te herstellen of te compenseren. Voor de vergunningsplichtige activiteit of een plan of programma die zijn onderworpen aan een milieueffectenrapportage geschiedt de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren, in dit rapport. Het MER zal dus met deze watertoets inhouden. Het project bevindt zich in woongebied en natuurgebied. De beekvallei de Mollendaalbeek werd aangeduid als GEN gebied (8 juli Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het afbakeningsplan voor de Grote Eenheden Natuur en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling). Op Europees niveau werd het valleigebied van de Mollendaalbeek afgebakend als Habitatrichtlijngebied. Voor de gebieden waarop artikel 36ter van het wijzigingsdecreet natuurbehoud van 19 juli 2002 (BS ) van toepassing is geldt dat een vergunningsplichtige activiteit die een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor deze zone. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het opstellen van de passende beoordeling. Indien deze activiteit onderworpen is aan de verplichting tot milieueffectrapportage, geschiedt de passende beoordeling in het kader van de milieueffectrapportage. Een passende beoordeling Cel Mer 5/12/2003 4

5 m.b.t. de effecten zal als bijlage in het MER opgenomen worden, tenzij in het MER wordt aangetoond dat er geen de betekenisvolle effecten voor het Habitatrichtlijngebied is. Voor de soorten waarop het wijzigingsdecreet natuurbehoud van 19 juli 2002 (BS ) van toepassing is, dienen de eventuele effecten te worden onderzocht. In de kennisgeving ontbreekt een overzicht van vroegere en lopende studies die voor dit MER van belang kunnen zijn. Het MER zal de informatie uit studies die relevant zijn voor het project en het beschouwde studiegebied indien deze nog actueel zijn beschrijven. Het kennisgevingsdossier bevatte enkele onduidelijkheden die in het MER uitgeklaard zullen worden: p.11: de afkorting VBR is niet terug te vinden in de verklarende woordenlijst p. 15: de afkorting SBZ-H is niet terug te vinden in de verklarende woordenlijst p. 17: bij het gemeentelijke structuurplan en natuurontwikkelingsplan ontbreekt de link (relevantie) met het project In de kennisgeving ontbreekt het decreet houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium van 30/06/1993 (BS 15/09/19993). In dit decreet wordt de bescherming, de instandhouding, het behoud, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium geregeld. Art. 5 van dit decreet werd gewijzigd en voorziet in een verplicht advies van het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium. 6. De alternatieven art ,1 d en e en art ,2, e Er zijn geen doelstellingsalternatieven te onderzoeken. Het MER dient opgave te doen van de locatiealternatieven of aan te tonen, via de effectbespreking, dat het voorgestelde tracé het meest milieu- en natuurvriendelijkste locatiealternatief is. Tevens zal het rapport aangeven op basis van welke argumenten (milieu en andere) de voorliggende locatie werd gekozen. De kennisgeving bevat 6 scenario s: 1 basisscenario en 5 alternatieven (p.26-27). Alle beschreven alternatieven voor het onderdeel Hoogstraat-Wipstraat lopen echter gedeeltelijk doorheen het GEN gebied en het Habitatrichtlijngebied. In het MER dienen ook alternatieven beschreven te worden die niet door deze gebieden lopen. In bijlage worden 4 voorstellen (7, 7a, 8 en 9) voor alternatieven toegevoegd die in het MER besproken zullen worden. Een bijkomend alternatief op deze 4 scenario s bestaat er in dat een combinatie van een collector (in de Hoogstraat) met grotere diameter + overstort (op de Merenloop) de overstortfrequentie zal verminderen en een oplossing kan bieden bij eventuele bezinkingsprocessen. Ook dit alternatief zal in het MER worden beschreven. Voor alle alternatieven moeten naast de technische voor- en nadelen ook deze inzake (o.a.) de bescherming van het milieu opgesomd worden. De vergelijking van de scenario s is zeer belangrijk. Het MER zal daarom duidelijk de methodologie beschrijven waarbij deze alternatieven, op basis van hun milieueffecten, t.o.v. elkaar zullen worden afgewogen. Het rapport zal aantonen of het voorgestelde project het best haalbare project is voor het milieu en de natuurwaarden, ook op lange termijn. Met betrekking tot de projectbeschrijving en deze van de locatiealternatieven bevatte het kennisgevingsdossier nog enkele onduidelijkheden die in het MER opgelost kunnen worden: p.21: de afkorting GO wordt niet uitgelegd in de legende Cel Mer 5/12/2003 5

6 p.22: het afvalwater bestaat uit en industrieel afvalwater, nochtans zijn er geen industriële IE s (zie tabel p.22) p.22, tabel 4.3: er worden 2 waterlopen doorkruist volgens het basisscenario (1x de Merenloop, 2x de Bierbeek) p.23, tabel 4.3: controle wordt dubbel vermeld p.23: in de gedetailleerde beschrijving van de werken worden de fasen vermeld in de tabel 4.3 niet gevolgd p.26: scenario 2 stelt on-line buffering voor, waardoor een overstort in de Merenloop kan vermeden worden. Dit betekent een belangrijk voordeel voor de waterkwaliteit van de Merenloop. Het scenario wordt echter niet verder besproken omdat on-line buffering afgeraden wordt in de code van de goede praktijk (van rioleringsstelsels?). Waarom wordt dit scenario dan opgenomen als alternatief? Het argument dat er inderdaad een belangrijk risico i.v.m. bezinking, rekening houdend met het aantal IE s in toestand d, moet in het MER onderbouwd worden. Er moet tevens een afweging gemaakt worden van dit risico t.o.v. het vermijden van een overstort op de Merenloop. p.26: scenario 3: overstort ter hoogte van de gracht van welke gracht? De Merenloop? Ook dit scenario wordt onmiddellijk weer afgevoerd wegens bedrijfstechnische redenen. Voor elk scenario moet een duidelijke afweging gemaakt worden van de voor- en nadelen op basis van duidelijke argumenten (milieu en andere) die de keuze van een bepaald scenario verantwoorden. 7. Bestaande toestand art ,1 g Als referentiesituatie dient de huidige toestand van het gebied met de onmiddellijke omgeving te worden behandeld. Per discipline worden de relevante aspecten duidelijk beschreven. In de kennisgeving werd op p de referentiesituatie beschreven en op p de methodologie voor de beschrijving van de bestaande toestand, zonder dat er tussen beide delen overeenstemming is. In het MER dient eerst de methodologie beschreven te worden, vervolgens de referentiesituatie zelf op basis van deze methodologie. Aanvullend kan hierbij nog aangegeven worden dat: *Met betrekking tot de discipline bodem: - de informatie van de webstek dov.vlaanderen.be kan gebruikt worden voor de beschrijving van de geologie t.h.v. het studiegebied - de gegevens uit bodemanalyses, welke ter beschikking komen in de loop van het m.e.r.- proces, te gebruiken om de bestaande toestand inzake bodemkwaliteit te beschrijven; - bij de veldcontrole zeker op indicaties inzake mogelijke aanwezige bodemverontreiniging dient gelet te worden; - handboringen in het studiegebied uitvoeren indien de beschikbare informatie ontoereikend, verouderd of achterhaald zou zijn; *Met betrekking tot de discipline grondwater: - De kwelsystemen die binnen het studiegebied voorkomen worden in het MER beschreven en in kaart gebracht *Met betrekking tot de discipline oppervlaktewater: Cel Mer 5/12/2003 6

7 - het debiet (gemiddeld en piekdebiet) van de Merenloop en de Bierbeek in te schatten indien geen afvoergegevens gekend zijn en dit ten behoeve van de effecten van de werking van de geplande overstorten - recente overstromingsproblematiek binnen het studiegebied in beeld brengen. Bierbeek werd op 27/08/02 getroffen door overstromingen ter hoogte van het projectonderdeel in de Ruisbroekstraat en staat op de lijst van de getroffen gemeenten die erkend werden als rampgebied.; - eventuele NOG s (natuurlijke overstromingsgebieden) en ROG s (recent overstroomde gebieden) in het studiegebied zullen op een kaart gevisualiseerd worden. *Met betrekking tot de discipline fauna en flora: - flora- en faunagegevens opvragen, o.a. bij het Instituut voor Natuurbehoud, bij Natuurpunt, afdeling Velpe-Mene, ; - veldwaarnemingen in het studiegebied uitvoeren indien de beschikbare informatie ontoereikend, verouderd of achterhaald zou zijn. Aangezien de collector aansluit op een bestaande leiding t.h.v. een broekbos met voorjaarsaspect (kennisgeving p. 31) is een voorjaarsopname waarschijnlijk noodzakelijk om de waarde van het gebied correct in te schatten; - naast avifaun wordt ook informatie verzameld m.b.t. amfibieën en reptielen en zoogdieren; - binnen het Habitatrichtlijngebied dient er t.b.v. een mogelijks noodzakelijke passende beoordeling ook de situatie in 1992 beschreven te worden (cfr. habitatrichtlijn). Daardoor zal binnen dit MER voor deze gebieden reeds een evolutie kunnen geschetst worden van de toestand van de natuur tussen 1992 en het heden (2004) *Met betrekking tot de discipline monumenten en landschappen: - ook niet-beschermd waardevol cultureel erfgoed binnen het studiegebied, d.m.v. een terreinopname, in de beschrijving opnemen; - positieve en negatieve landschapselementen op meso- en/of microschaal in kaart brengen. *Met betrekking tot de discipline mens: - het studiegebied wordt, ook op microschaal, niet beperkt tot het projectgebied. Per definitie is het studiegebied het projectgebied + de zone waarop mogelijke effecten kunnen plaatsgrijpen; - het aantal woningen per collectordeel gelegen langs het basistracé (en van de verschillende alternatieven) in beeld brengen; - in de kennisgeving werd de discipline op p.32 Antropogeen milieu genoemd, verder in de kennisgeving (p. 40, 46, 50) was sprake van Overige disciplines, in tabel 8.1(p.48) en 8.2 (p ) ging het dan weer over de discipline Mens. De benamingen in het MER moeten éénduidig zijn. *Met betrekking tot de discipline geluid en trillingen (binnen de discipline Mens): - het aanwezige geluidsniveau binnen het studiegebied minstens kwalitatief te beschrijven evenals de bronnen die hiervoor verantwoordelijk zijn - de beoordeling van het aanwezige geluidsniveau dient niet enkel te gebeuren t.o.v. de VLAREM-normen (bedoeld voor de discipline Mens) maar ook in functie van de faunaelementen in het bijzonder in de relevante Habitatrichtlijngebieden; - eventuele meetpunten van het geluidsniveau zullen op een kaart aangeduid worden; Cel Mer 5/12/2003 7

8 Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. 8. Ontwikkelingsscenario s art ,1, g In het MER worden naast de geplande situatie ook de ontwikkelingsscenario s beschreven. De geplande situatie is de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het geplande project. De ontwikkelingsscenario s beschrijven veranderingen aan het studiegebied onder impuls van autonome ontwikkelingen (zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf) en van door de mens gestuurde ontwikkelingen zonder rekening te houden met de uitvoering van het project. Het Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. De door de mens gestuurde ontwikkelingsscenario s steunen op juridische en beleidsmatige randvoorwaarden die voor het projectgebied van toepassing zijn. Dit kan o.a. de volledige realisatie van het Gewestplan, incl. de mogelijke natuurontwikkeling in de groene bestemmingsgebieden en het behoud van de monumenten en landschappen (op basis van de visie in de landschapsatlas) inhouden. Ook het behalen van de waterkwaliteitsdoelstellingen zal als een relevant ontwikkelingsscenario worden beschouwd. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Hier kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de door het Vlaamse gewest gevoerde beleid inzake waterzuivering. Deze ontwikkelingsscenario s worden bij voorkeur in een apart hoofdstuk van het MER behandeld. 9. Milieueffecten en milderende maatregelen art , 2, a, b, c De kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elk onderzochte effectgroep wel duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er wordt gestreefd naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie. De milderende maatregelen worden in het rapport cartografisch en in tabelvorm voorgesteld. In deze tabel worden de voorgestelde milderende maatregelen per deelingreep opgesomd. Hierbij dient opgemerkt dat het niet volstaat om enkel voor die onderdelen van het project waarvoor een alternatief bestaat een kwantificering van de effectbeoordeling uit te voeren, zoals vermeld in de kennisgeving p. 43. Cel Mer 5/12/2003 8

9 Aanvullend kan hierbij nog aangegeven worden dat er zeker voldoende aandacht moet worden geschonken aan: *met betrekking tot de discipline bodem: - grondoverschotten duidelijk kwantitatief worden ingeschat, ook deze van de alternatieven; indien relevant zullen andere disciplines de indirecte gevolgen daarvan ook beschrijven; *met betrekking tot de discipline oppervlaktewater: - zal zeker een inschatting worden gemaakt van het risico van het buiten de oevers treden van de waterlopen die onder invloed van dit project staan (dus ook de stroomafwaartse waterlopen) en dit als gevolg van de werking van de overstorten die door het project worden beïnvloed. Daarvoor zal men bijvoorbeeld modelleren hoe het systeem reageert op een 10-jaarlijkse regenbui. Het systeem werd ontworpen om regenbuien met een veel lagere terugkeerperiode te kunnen bergen. Indien relevant zullen andere disciplines de indirecte gevolgen daarvan ook beschrijven. - Een inschatting zal gemaakt worden van de concentraties van de meest relevante vervuilingsparameters (BOD, COD, ) als gevolg van de werking van de overstorten en dit in combinatie van verschillende overstortdebieten gekoppeld aan verschillende beekdebieten. *met betrekking tot de discipline fauna en flora: - Directe en indirecte (tijdelijk en permanent) verlies aan biotopen worden kwantitatief uitgedrukt; voor de directe gevolgen wordt van de nodige werkzone uitgegaan, voor de indirecte wordt uitgegaan van de reikwijdte van het direct effect op de abiotische parameter. - ook mogelijke "biotoopwinsten" of herstel op lange termijn t.o.v. de huidige toestand kunnen worden beschreven en in rekening worden gebracht; - de effecten op het habitatrichtlijngebied worden met bijzondere aandacht beschreven. *met betrekking tot de discipline Monumenten en Landschappen: - mogelijke wijzigingen in het landschapsbeeld als gevolg van de vegetatiewijzigingen binnen beschermde gebieden zullen ook binnen deze discipline kwantitatief worden beschreven en beoordeeld. *met betrekking tot de discipline humaan milieu: - (tijdelijk en permanent) verlies aan landbouwgrond zullen tevens kwantitatief worden beschreven en beoordeeld. - hinderaspecten worden maximaal kwantitatief beschreven. Voor tijdelijk hinder kan gebruik gemaakt worden van het systeem van menshinderdagen. Aanvullend kan hierbij ook nog aangegeven worden dat in de kennisgeving een aantal elementen onduidelijk waren en dat deze in het MER dienen uitgeklaard te worden: *op p.24 wordt de bouw van een bergbezinkingsbekken vermeld. In het MER zal de afscherming met een 3-tal lijnen bosgoedbeplanting met inheems en streekeigen plantgoed als milderende maatregel onderzocht worden. Hierdoor zal de afsluitingsdraad aan het oog onttrokken worden. Dit bosgoed zal op 1 m van elkaar tijdens het eerstvolgende plantseizoen, volgend op de aanlegwerken, aangeplant worden. * op p zijn tabel 6.1 de ingreep-effectrelaties opgenomen en tabel (op p.51 61) geeft een globaal overzicht van de milieueffecten : tussen beide tabellen is weinig overeenstemming. Dit komt de leesbaarheid niet ten goede. De opmaak van tabel 8.2 is niet eenduidig opgebouwd; Cel Mer 5/12/2003 9

10 * in tabel 6.1 op p.36 ontbreekt trouwens o.a. het effect op het oppervlaktewater van de werking van de overstorten tijdens de exploitatiefase 10. Vergelijking van de alternatieven art ,2, e Zoals hoger gesteld is de vergelijking van de verschillende alternatieven (in dit geval vooral locatiealternatieven) zeer belangrijk. Het MER zal daarom duidelijk de methodologie beschrijven waarbij deze alternatieven, op basis van hun positieve en negatieve milieueffecten, evenwaardig t.o.v. elkaar zullen worden afgewogen. Het rapport zal aantonen of het voorgestelde project het best haalbare project is voor het milieu en de natuurwaarden, ook op lange termijn. Indien dit niet het geval is zal tevens ook het meest milieuvriendelijkste een dergelijke toetsing ondergaan. Tevens zal het rapport voor die deelingrepen waarvan de locaties nog niet gekend zijn (vb. inplanting werfkeet) binnen het studiegebied naar de voor het milieu meest ideale plek of plekken) gezocht worden om deze in te planten. 11. Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 12. Monitoring en evaluatie art ,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte in de kennis. 13. Integratie en eindsynthese art ,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De elementen welke noodzakelijk zijn voor de passende beoordeling in het kader van de Natura2000 worden hierin duidelijk opgenomen. 14. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen Cel Mer 5/12/

11 art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen en hoeveel er voor dit project zal worden gebruikt indien dit nog niet het geval zou zij geweest bij de projectbeschrijving. 15. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. Cel Mer 5/12/

12 Bijlagen Bijlage 1: alternatieve scenario s 7, 7a, 8, en 9 Bijlage 2: Bekendmaking en terinzagelegging gemeente Bijlage 3 : Lijst van inspraakreacties - Geen. Bijlage 4: Lijst van reacties administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen - AMINAL, afdeling Bos en Groen, Vlaams-Brabant, Waaistraat 1, 3000 Leuven Bijlage 5: lijst van de instanties die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: - A.R.O.H.M., Afdeling Vlaams-Brabant, t.a.v. de gemachtigde ambtenaar, Blijde Inkomstraat 105, 3000 Leuven - College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Bierbeek Bijlage 6: Lijst van aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op het kennisgevingdossier: - Afdeling Milieuvergunningen, Waaistraat 1, 3000 Leuven - AMINAL, Afdeling Land, Chrysalis-gebouw, Wetstraat 34-36, 1040 Brussel - AMINAL, Afdeling Natuur, Vlaams-Brabant, Waaistraat 1, 3000 Leuven - AMINAL, Afdeling Water, Vlaams-Brabant, Waaistraat 1, 3000 Leuven - AMINAL, Cel Milieu-Investeringen, Alhambragebouw,, E. Jacqmainlaan 20, bus 5, 1000 Brussel - AROHM, Afdeling ROHM Cel Monumenten en Landschappen, Waaistraat 1, 3000 Leuven - Provinciaal Technische Diensten, Provincieplein 1, 3010 Leuven - Provinciale dienst Leefmilieu, Provincieplein 1, 3010 Leuven - Instituut voor Natuurbehoud, Kliniekstraat 25, 1070 BRUSSEL - Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, Elfjulistraat 39b, blok A, 9000 GENT - Instituut Archeologisch Patrimonium, Phoenixgebouw, Koning Albert II-laan 19, 1210 BRUSSEL Cel Mer 5/12/