AFSTUDEERHANDLEIDING MEDIA, INFORMATIE EN COMMUNICATIE

Transcriptie

1 AFSTUDEERHANDLEIDING MEDIA, INFORMATIE EN COMMUNICATIE VERSIE AUGUSTUS 2016 STUDIEJAAR 2016/2017

2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding Competenties en ECTS Schematisch overzicht afstudeerprocedure Afstudeerperiode... 7 Algemeen... 7 Stap 1: oriënteren... 7 Stap 2: aanmelden in onstage... 7 Stap 3: vooronderzoek... 8 Stap 4: goedkeuring afstudeervoorstel... 8 Stap 5: invoeren gegevens bedrijf en praktijkbegeleider in onstage... 8 Stap 6: intake... 8 Stap 7: rooster checken voor groepsbijeenkomsten... 9 Stap 8: bijeenkomst Stap 9: bijeenkomst Stap 10: bijeenkomst Stap 11: inleveren van plan van aanpak bij afstudeercommissie...10 Stap 12: beoordeling door en feedback van afstudeercommissie...11 Stap 13: bijeenkomst Stap 14: uitvoeren van plan van aanpak...12 Stap 15: de conceptscriptie...13 Stap 16: inleveren...13 Stap 17: eindgesprek...15 Stap 18: afstuderen Rollen bij het afstuderen...16 Slb er...16 De afstudeercoördinator...16 De docentbegeleider...16 De afstudeercommissie...16 De eerste en tweede docentbeoordelaar...16 Docenten hulplijnen

3 Externe opdrachtgever...17 Externe begeleider / praktijkbegeleider...17 Onstage Toetsing en beoordeling...18 Bijlage I: Inhoud afstudeervoorstel...20 Bijlage II: Inhoud Plan van Aanpak afstudeeropdracht...23 Bijlage III: Beoordelingsformulier Plan van Aanpak...27 Bijlage IV: Formulier feedback opdrachtgever...30 Bijlage V: Beoordeling afstudeeropdracht en eindgesprek...31 Bijlage VI: Aanvraagformulier Bachelor Getuigschrift

4 1. INLEIDING Je studie aan de opleiding Media, Informatie en Communicatie (MIC) sluit je af met een persoonlijke proeve van bekwaamheid. Daarmee bewijs je in onze beroepspraktijk op hbo-niveau te kunnen functioneren. Je toont dit aan door het uitvoeren van een afstudeeropdracht. Het opzetten en uitvoeren van je afstudeeropdracht is een lastig, maar ook een uitdagend proces. Je afstudeeropdracht bestaat uit een praktijkgericht onderzoek dat uitmondt in een onderzoeksverslag én een beroepsproduct. De term beroepsproduct definiëren we als een product waar in het werkveld vraag naar is. Dit kan een mediaproduct zijn, maar ook een adviesrapport of een plan. Beroepsproducten moeten voldoen aan de professionele standaard. Iedere beroepsgroep heeft eigen opvattingen over wat goed, juist of waar is. Die opvattingen zijn vaak vastgelegd, maar ze werken ook door in de normen en waarden van een beroepsgroep. Daaruit vloeit voort dat de aard van de beroepsproducten per profiel kan verschillen. Het karakter van het afstuderen brengt met zich mee dat je een relevante en/of vernieuwende bijdrage levert aan de beroepspraktijk. Dit betekent dat je je bij de keuze en uitwerking van jouw afstudeeropdracht altijd grondig moet oriënteren bij deskundigen uit het beroepenveld waarvoor je wordt opgeleid. Je zult in elk geval gedurende de looptijd van je onderzoek een `sparringpartner in de beroepspraktijk moeten hebben. Dat kan ook een externe opdrachtgever zijn, maar dat is niet in elk afstudeerprofiel verplicht. Op de DLWO-pagina s van jouw afstudeerprofiel vind je meer informatie over de profielspecifieke eisen die aan de afstudeeropdracht worden gesteld. 4

5 2. COMPETENTIES EN ECTS In deze module werk je aan (onderdelen van) de volgende MIC-beroepscompetenties (zie ook het MIC-beroeps- en competentieprofiel op DLWO): Onderzoeken; Ontwerpen; Communiceren; Professioneel handelen; Ondernemen. Gedurende het proces van werken aan de afstudeeropdracht toon je aan deze competenties op bachelorniveau te bezitten. De gehele afstudeeropdracht levert 30 ECTS op en kent drie onderliggende modules: 1. Het Afstudeervoorstel (beoordeeld met onvoldoende/voldoende door de afstudeercoördinator); 2. Het Plan van aanpak (beoordeeld met een voldoende/onvoldoende door de afstudeercommissie); 3. De Afstudeeropdracht (beoordeeld met een cijfer door de beoordelende docenten). De beoordeling van het Afstudeervoorstel en het Plan van aanpak zijn zogeheten onderliggende beoordelingen. Pas als aan deze onderdelen een voldoende beoordeling is toegekend, worden de studiepunten voor de Afstudeeropdracht verwerkt in SIS. Aan het Afstudeervoorstel besteed je het aantal uren dat vergelijkbaar is met één ECTS (28 uren). Voor het Plan van aanpak dien je rekening te houden met een belasting van ongeveer 9 ECTS (252 uren). Je kunt het examenprogramma checken in de bijlagen van de OER (Onderwijs- en Examenregeling), die gepubliceerd staat op het MIC-DLWO. 5

6 3. SCHEMATISCH OVERZICHT AFSTUDEERPROCEDURE Fase Stap Betrokkenen Resultaat Voorbereiding Stap 1. Oriëntatie Student / slb er Ideeën voor afstudeeropdracht Stap 2. Aanmelden in OnStage Student Correcte informative op OnStage Stap 3. Vooronderzoek Student / slb er Concept afstudeervoorstel Stap 4. Goedkeuring afstudeervoorstel via OnStage Stap 5. Invoeren gegevens bedrijf en praktijkbegeleider in OnStage Student / slb er / afstudeercoördinator Student Plan Stap 6. Intake Student / docentbegeleider Stap 7. Inroostering checken afstudeerbijeenkomsten Stappen 8. t/m 10 Afstudeerbijeenkomsten Student / slb er / medestudenten Goedgekeurd afstudeervoorstel Correcte informatie op OnStage Concept Plan van aanpak Versie Plan van aanpak (inclusief aanzet theoretisch kader) van voldoende niveau om bij de Afstudeercommissie in te leveren Stap 11. Plan van aanpak naar Afstudeercommissie via OnStage Stap 12. Beoordeling en feedback van Afstudeercommissie op OnStage Stap 13. Afstudeerbijeenkomst: bespreken feedback afstudeercommissie Docentbegeleider en student Afstudeercommissie / docentbegeleider / student Student / docentbegeleider Beoordeeld Plan van aanpak (v/o) Uitvoering Stap 14. Uitvoeren van Plan van aanpak Student Onderzoek en beroepsproduct op basis van goedgekeurd Plan van aanpak Afsluiting Stap 15. Lezen conceptversie afstudeeropdracht en schriftelijke feedback krijgen afstudeeropdracht via OnStage Stap 16. Inleveren afstudeeropdracht via OnStage 1 e beoordelaar / 2 beoordelaar / student Student / Onderwijsbureau Stap 17. Eindgesprek 1 e beoordelaar / 2 beoordelaar / student Stap 18. Afstuderen Examencommissie / Onderwijsbureau / Student Beoordeling conceptversie afstudeeropdracht (rood, oranje, groen) Ingeleverde afstudeeropdracht (volgens de op dat moment geldende procedure) Eindbeoordeling afstudeeropdracht (cijfer) Diploma! 6

7 4. AFSTUDEERPERIODE Tijdens de afstudeerfase geldt de volgende afstudeerprocedure. ALGEMEEN Je kunt ieder moment van het jaar contact opnemen met je studieloopbaanbegeleider om te starten met het afstudeerproces en te werken aan je voorstel. Hou er echter rekening mee dat de begeleiding van het voorbereiden en doen van je onderzoek niet op ieder moment van het jaar begint. Aan het begin van iedere periode van het studiejaar (grofweg begin/medio september, november, februari of april zie voor de exacte data de jaarplanning van het MIC) start er een ronde met ingeroosterde begeleidingsmomenten. Wil je deelnemen aan het afstuderen in een bepaalde periode van het studiejaar, dan dien je uiterlijk drie weken daarvoor je Afstudeervoorstel (goedgekeurd door je studieloopbaanbegeleider) in te leveren bij de Afstudeercoördinator van je profiel. De precieze deadline is afhankelijk van de omvang van je afstudeerprofiel en kan daarom verschillen per profiel. Via de DLWO-pagina van je profiel worden de exacte deadlines gecommuniceerd. Let op: je mag niet langer dan een jaar doen over je afstudeerperiode. De eerste dag van de periode waarin je begint met afstuderen (groepsgewijze bijeenkomsten) geldt als startpunt hiervoor. Als je een jaar na dit moment je scriptie nog niet hebt afgerond moet je beginnen met een nieuw onderwerp en een nieuw onderzoek. De afstudeercoördinator van je profiel bepaalt wanneer je moet stoppen met het onderwerp dat je in eerste instantie hebt gekozen. Dit gebeurt op voorspraak van de begeleidende docent. Op basis van overleg tussen de begeleidend docent en de afstudeercoördinator kan een student verlenging krijgen. Je moet minimaal 105 ECTS hebben behaald voor je toegewezen kan worden aan een docentbegeleider. Je kan hiervoor wél een afstudeervoorstel inleveren en dit kan ook al goedgekeurd worden, maar je zult dan nog even moeten wachten voor je je voorstel uit kunt voeren. STAP 1: ORIËNTEREN Eventueel: zoeken opdrachtgever Je oriënteert je op een onderwerp voor een afstudeeropdracht en zoekt een externe opdrachtgever (bijvoorbeeld in de organisatie waar je stage hebt gelopen) en/of een externe begeleider. Op de DLWO-pagina van je profiel vind je informatie over het al dan niet verplicht zijn van een externe opdrachtgever. Je bespreekt je ideeën voor het inleveren van je afstudeervoorstel met je slb er. Daartoe neem je zelf het initiatief. STAP 2: AANMELDEN IN ONSTAGE Ga naar Onstage.hva.nl en log in met je HvA-id en wachtwoord. Kies vervolgens het traject dat je wilt gaan volgen (bijvoorbeeld: 15/16-2 Blok blok waarin je start met je PvA afstuderen afstudeerprofiel ). Voor meer informatie ga naar de modulepagina 7

8 voor een handleiding voor OnStage. STAP 3: VOORONDERZOEK Met behulp van literatuuronderzoek (mediatheek, internet, archieven en bibliotheken zie ook het boekje Eerste Hulp bij E-onderzoek dat wordt verspreid door de HvAmediatheek) en gesprekken met experts uit het werkveld onderzoek je of het idee voor je afstudeeropdracht inderdaad relevantie heeft voor de beroepspraktijk en of het vernieuwend is. In alle profielen zijn er bijeenkomsten gericht op het versterken van je onderzoeksvaardigheden. Soms gebeurt dit in het derde jaar, soms zijn er (opfris)bijeenkomsten tijdens de afstudeerfase. Meer informatie hierover vind je op de DLWO-pagina van je afstudeerprofiel. Op DLWO vind je ook meer informatie over de specifieke voorwaarden die een afstudeerprofiel stelt aan de afstudeeropdracht, zoals de rol van de slb er, het al dan niet verplicht hebben van een externe opdrachtgever en de eisen waaraan een externe opdracht moet voldoen. STAP 4: GOEDKEURING AFSTUDEERVOORSTEL Het definitieve afstudeervoorstel lever je in via Onstage. Zodra je SLB er je voorstel heeft goedgekeurd, beoordeelt de afstudeercoördinator je voorstel op OnStage. Binnen tien werkdagen krijgen jij en je slb er te horen of het afstudeervoorstel geschikt is en van voldoende niveau is om te worden toegelaten tot de planfase van het afstudeerproces. STAP 5: INVOEREN GEGEVENS BEDRIJF EN PRAKTIJKBEGELEIDER IN ONSTAGE Nadat de afstudeercoördinator het voorstel heeft goedgekeurd, voer je de gegevens van het bedrijf en de praktijkbegeleider in op OnStage. Indien je geen afstudeeropdracht doet voor een bedrijf, vink dan de optie Niet van toepassing aan en voer de contactgegevens van je sparringpartner in. STAP 6: INTAKE Als je de gegevens van je opdrachtgever of sparringpartner goed hebt ingevoerd, toon je door middel van een screenshot uit SIS aan dat je minimaal 105 studiepunten hebt behaald in de hoofdfase. Daarna koppelt de afstudeercoördinator je aan de docentbegeleider die je in de planfase zal begeleiden. Deze planfase loopt van de eerste tot en met de tiende week van de periode waarin je met het afstuderen bezig bent. Zodra je bent toegewezen aan een begeleidend docent, neem jij het initiatief voor het maken van een individuele afspraak met hem of haar voor een intakegesprek. Tijdens de intake, bespreek je met de aan jou toegewezen docent de opdracht om meer inzicht te krijgen in het onderwerp en de organisatie waar je het onderzoek voor doet. Je begint vervolgens te werken aan je Plan van aanpak. Je baseert je daarbij op het formulier Plan van Aanpak (bijlage 2) en het beoordelingformulier Plan van aanpak (bijlage 3). In deze fase kun je ook starten met werken aan het theoretisch kader. Hiermee wordt bedoeld dat je je verdiept in de belangrijkste theorieën, inzichten en ontwikkelingen die 8

9 van belang zijn voor het vakgebied waar het onderwerp van je scriptie binnen valt. Dit theoretisch kader is nodig om tot een goed Plan van aanpak te komen. Het theoretisch kader dient als verdieping, zodat je deskundig wordt binnen het vakgebied dat relevant is voor de probleem- en doelstelling van het onderzoek. Het bestaat uit een tekst van vijf à tien pagina s waarin de meest recente ontwikkelingen binnen een vakgebied worden besproken. Aan de orde kunnen komen: de belangrijkste begrippen, theorieën, modellen en de discussie daarover binnen het vakgebied. Het beginniveau van het theoretisch kader wordt gevormd door bronnen op minimaal professioneel niveau en kan worden verdiept door het raadplegen van wetenschappelijke publicaties. Boeken en artikelen over onderzoeksmethoden of literatuur die verplicht is voorgeschreven binnen de opleiding MIC mogen wel worden geraadpleegd en kunnen als startpunt dienen, maar vormen niet meer dan de basis van het theoretisch kader. Aan de hand van het theoretisch kader worden de deelvragen opgesteld (het werken aan de deelvragen en het theoretisch kader loopt in de praktijk vaak door elkaar heen). Het theoretisch kader dient ook als basis voor het veldonderzoek. De opzet en inhoud van het veldonderzoek vloeien voort uit het theoretisch kader en moeten ook daartoe herleidbaar zijn. Er moet een rode draad bestaan tussen het theoretisch kader en het veldonderzoek. Het theoretisch kader moet tenslotte ook worden betrokken bij het trekken van de conclusies en het doen van de aanbevelingen. De aanbevelingen dienen gebaseerd te zijn op het veldonderzoek, maar ook op het theoretisch kader. STAP 7: ROOSTER CHECKEN VOOR GROEPSBIJEENKOMSTEN Je neemt deel aan de ingeroosterde begeleidingsmomenten. Deze zijn te vinden in het rooster van de begeleidende docent of in het rooster van je afstudeergroep. De groepen hebben doorgaans een omvang van zes studenten per begeleidend docent. STAP 8: BIJEENKOMST 1 Je neemt je concept voor het Plan van aanpak mee (Plan van aanpak versie 1 - dit is gebaseerd op je voorstel en de feedback die je hebt ontvangen tijdens het intakegesprek). Aan de orde komen de beoordelingscriteria van de Afstudeercommissie (zie bijlage 3). Je kunt dit concept voor het Plan van aanpak bekijken aan de hand van de criteria en het voorbeeld, en zien op welke punten het Plan van aanpak verbeterd dient te worden. Je past na bijeenkomst 1 het Plan van aanpak aan en mailt deze drie werkdagen voor bijeenkomst 2 aan je begeleider en groepsgenoten. De precieze invulling van de eerste bijeenkomst zal variëren per docent. Het kan zijn dat de bespreking zich beperkt tot de probleemsituatie, de probleem- en doelstelling en de planning van het afstudeerproces. STAP 9: BIJEENKOMST 2 Primair komen tijdens deze bijeenkomst de deelvragen en het theoretisch kader aan de orde. 9

10 Je past het Plan van aanpak aan en mailt deze drie werkdagen voor de volgende bijeenkomst aan de begeleider en zijn groepsgenoten. STAP 10: BIJEENKOMST 3 Primair komen tijdens deze bijeenkomst de onderzoeksopzet en de concepthoofdstukindeling aan de orde. Je past het Plan van aanpak aan en mailt je definitieve versie van het Plan van aanpak drie werkdagen voor de volgende bijeenkomst aan je begeleider en groepsgenoten. Na verwerking van de feedback moet je Plan van aanpak van voldoende niveau zijn om te worden doorgestuurd naar de Afstudeercommissie van je profiel. STAP 11: INLEVEREN VAN PLAN VAN AANPAK BIJ AFSTUDEERCOMMISSIE Indien de begeleidend docent van mening is dat het Plan van aanpak goed genoeg is om voor te worden gelegd aan de Afstudeercommissie van je profiel, kan het plan worden ingeleverd bij de Afstudeercommissie van je profiel. Daartoe lever je je Plan van aanpak in op OnStage, alwaar je docentbegeleider de goedkeuring geeft of om nieuwe aanpassingen vraagt. Op DLWO staan de deadlines voor de definitieve Plannen van aanpak. De data die vermeld staan in het jaaroverzicht afstuderen (afstudeerschema op de afstudeermodulepagina van je profiel op DLWO) zijn de momenten waarop je Plan van aanpak moet zijn goedgekeurd, wil je met succes je scriptie binnen de gestelde tijd afronden. Het plan moet daarom minimaal twee weken daarvoor op OnStage ingeleverd zijn. Indien dit niet lukt, overleggen je begeleider en de afstudeercommissie over jouw specifieke situatie en bepalen in overleg hoe om te gaan met de deadline voor jouw plan van aanpak. Mocht je de voorafgaande stappen sneller doorlopen en kan je daardoor eerder dan gepland een voldoende Plan van aanpak opleveren, dan kan dit plan eerder beoordeeld worden door de Afstudeercommissie. Je kunt dan na goedkeuring van je plan beginnen aan de uitvoering van je onderzoek. Doe dit in overleg met je begeleidend docent. Een theoretisch kader (vijf á tien pagina s A4) moet deel uitmaken van het Plan van aanpak. Zonder theoretisch kader wordt het Plan van aanpak niet goedgekeurd. De Afstudeercommissie beoordeelt niet de inhoud van het theoretisch kader. Wel controleert de Afstudeercommissie de omvang van het theoretisch kader en gaat na of er relevante bronnen van voldoende niveau zijn geraadpleegd om tot een volwaardig theoretisch kader te komen. Daarbij gaat het om theoretische handboeken, tijdschriftartikelen van professioneel of wetenschappelijk niveau en/of internetbronnen van hetzelfde gewicht. Denk aan minimaal vijf handboeken (mogen uiteraard digitaal worden geraadpleegd) en tien andere bronnen. Boeken en artikelen over onderzoeksmethoden of literatuur die verplicht zijn voorgeschreven binnen de opleiding MIC mogen wel worden geraadpleegd, maar vormen niet meer dan de basis voor een theoretisch kader. Je kunt deze boeken als startpunt gebruiken, maar een theoretisch kader dat alleen is gebaseerd op studieboeken zal niet van voldoende niveau 10

11 zijn. STAP 12: BEOORDELING DOOR EN FEEDBACK VAN AFSTUDEERCOMMISSIE De Afstudeercommissie laat aan de hand van het beoordelingsformulier (eventueel met toelichting) in OnStage aan de begeleidende docent weten wat haar oordeel is - onvoldoende (rood) of voldoende (groen). De afstudeercommissie geeft feedback op het ingeleverde Plan van aanpak op OnStage. Bij een voldoende voor je Plan van aanpak word je toegelaten tot de uitvoeringsfase van het Afstudeerproces. Indien het Plan van aanpak (inclusief aanzet tot theoretisch kader) onvoldoende wordt bevonden door de Afstudeercommissie, dan word je niet toegelaten tot de uitvoeringsfase van het afstudeerproces. Je dient dan eerst verder aan je Plan van aanpak te werken. In overleg met je docentbegeleider verwerk je de feedback. Vervolgens lever je middels een additionele stap in OnStage een herziene versie van je Plan van aanpak (met de goedkeuring van je docentbegeleider) in bij de Afstudeercommissie. In deze versie geef je duidelijk aan wat je hebt veranderd ten opzichte van de eerste versie, door te highlighten of door comments toe te voegen bij de aangepaste stukken. Verzuim je dit te doen, dan wordt je herziene Plan van aanpak ongelezen teruggestuurd. Een voldoende beoordeling van het Plan van aanpak is een voorwaarde om de ECTS voor het afstuderen toegekend te krijgen. Nadat het Plan van aanpak als voldoende is beoordeeld en dit door de afstudeercommissie is doorgegeven aan de afstudeercoördinator van het profiel, maakt deze bekend welke docenten als eerste en tweede beoordelaar zullen fungeren. In geval van onduidelijkheden of een mogelijk verschil van mening, neemt de eerste beoordelaar contact op met de afstudeercommissie en met jou, om eventuele geschilpunten te bespreken. Rol van voldoende Plan van aanpak bij eindbeoordeling Tenzij je significant afwijkt van je Plan van aanpak, betekent een voldoende beoordeling voor je Plan van aanpak dat de scriptie geen onvoldoende beoordeling kan ontvangen op basis van onderstaande punten: Probleemstelling en onderzoeksdoelstelling; Onderzoeksopzet en verantwoording; Deelvragen; Concept hoofdstukindeling (NB: de definitieve hoofdstukindeling wordt beoordeeld door je beoordelaars). De beoordeling van het eindresultaat heeft dus primair betrekking op: De uitvoering van het onderzoek; De diepgang van het onderzoek; De rapportage (taal, en ook structuur indien de student is afgeweken van zijn Plan van aanpak); 11

12 De conclusies en aanbevelingen; Het beroepsproduct - originaliteit, creativiteit en conform beroepsnormen. NB. Om het beoordelingsproces naar behoren te laten verlopen moet het Plan van aanpak (met de eventuele feedback op de goedgekeurde, laatste versie van je afstudeercommissie) verplicht als bijlage aan de scriptie worden toegevoegd. Indien dit niet gebeurt, dan zijn de beoordelende docenten vrij om ook de eerdere stappen uit het afstudeerproces te beoordelen. Belangrijke kanttekening hierbij: je voegt het Plan van Aanpak alleen toe aan de hard-copy versies die je bij het Onderwijsbureau inlevert. Bij de versie van je afstudeeropdracht die je op OnStage inlevert, lever je het PvA apart in (zie stap 16: Inleveren). Indien nodig kun je in zowel de plan- als de uitvoeringsfase van het scriptieproces gebruik maken van zogenaamde hulplijnen. Op welke onderwerpen deze hulplijnen betrekking hebben en hoe dit is georganiseerd, kan verschillen per profiel. Zie hiervoor de DLWO-pagina van je eigen afstudeerprofiel. Het kan in deze fase gaan om adviezen van onderzoeksdocenten of van docenten die inhoudelijk deskundig zijn op het vakgebied waarover jij je scriptie schrijft. Je kunt beperkt beroep doen op de hulplijnen. Zie hiervoor de paragraaf Rollen in het Afstudeerproces. STAP 13: BIJEENKOMST 4 Tijdens deze bijeenkomst wordt de feedback van de afstudeercommissie besproken. Het staat de begeleidend docent vrij om in overleg met de studenten ervoor te kiezen om individueel en niet groepsgewijs de feedback van de afstudeercommissie te bespreken. STAP 14: UITVOEREN VAN PLAN VAN AANPAK Het Plan van aanpak is definitief en akkoord. Je werkt zelfstandig verder en kunt ook in deze fase gebruikmaken van de hulplijnen. In deze fase zijn er nog twee groepsbijeenkomsten ingeroosterd om de voortgang en problemen bij de uitvoering van het onderzoek te bespreken. Mogelijke onderwerpen voor de groepsbijeenkomsten: Dataverzameling en analyse; Rapportage. Het is ook mogelijk dat de begeleidend docent in overleg met de studenten de groepsgewijze bijeenkomsten laat vervallen en in plaats daarvan individuele coaching geeft. Ook is er in deze fase per student twee uur beschikbaar voor individuele begeleiding. De docentbegeleider en studenten kunnen in overleg bepalen hoe ze hiermee omgaan. Deze uren mogen ook desgewenst worden gebruikt in de planfase. 12

13 STAP 15: DE CONCEPTSCRIPTIE Indien je een conceptversie van je scriptie gereed hebt, upload je deze op OnStage. Dit dient uiterlijk drie weken voor het inleveren van je definitieve scriptie te gebeuren. Beide beoordelaars lezen de conceptscriptie. De eerste beoordelaar voorziet schriftelijk van commentaar (met indien gewenst een mondelinge aanvulling). Indien nodig vindt er overleg plaats tussen de eerste beoordelaar en de begeleidend docent. Bij het geven van feedback op de conceptafstudeeropdracht kan gebruik worden gemaakt van de volgende codering: Groen: kans op succes is groot bij inleveren; Oranje: inleveren is op risico van de student; Rood: inleveren wordt afgeraden. Er worden geen eisen gesteld aan de aard en omvang van het ingeleverde concept. Ieder concept wordt door de beoordelaars gelezen en beoordeeld. Wel is het natuurlijk zo dat hoe uitgebreider en beter je concepttekst is, hoe uitgebreider en zinvoller de feedback van je beoordelaars zal zijn. De eerste beoordelaar geeft schriftelijk feedback op je concept en voorziet je indien nodig van een mondelinge toelichting. Eventueel vindt er overleg plaats tussen de eerste beoordelaar en je docentbegeleider. Tijdens het hele afstudeerproces mag je één keer een conceptscriptie inleveren. Doe dat dus pas als je voldoende onderzoek hebt gedaan en genoeg tekst geschreven hebt. De wenselijke omvang van de afstudeeropdracht is 25 tot 50 bladzijden, exclusief de bijlagen en/of het beroepsproduct. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de scriptie dit aantal van 50 pagina s hoofdtekst ver overschrijdt. Overleg tijdig met de docentbegeleider als je toch denkt aanzienlijk meer ruimte nodig te hebben. Het gebruik van de MIC-huisstijl wordt sterk aanbevolen. Naast alle andere relevante informatie vermeld je op het voorblad van je scriptie in ieder geval de namen van de twee beoordelende docenten. STAP 16: INLEVEREN Als je de feedback op de conceptversie hebt verbeterd en je scriptie af is, is het tijd om deze in te leveren. Dat doe je bij het Onderwijsbureau én op OnStage. Bij het Onderwijsbureau lever je het volgende in: - Twee hard-copy versies van je scriptie voor de beoordelaars. Alleen in deze hard-copy versie neem je de laatste versie van je Plan van aanpak op als bijlage. Je hoeft dus ook geen USBstick in te leveren met relevante bestanden; deze lever je in op OnStage; Op OnStage lever je het volgende in: 13

14 - Je scriptie. Lever dit in als één bestand, dus inclusief de bijlages. Dit mag een.doc-bestand of een.pdf-bestand zijn. Vink het vakje Plagiaatscan aanvragen aan; alleen dan wordt je document gecontroleerd op plagiaat en alleen dan komt het document binnen bij je beoordelaars. Let op: neem je Plan van aanpak niet op in deze versie van je afstudeeropdracht, maar upload deze apart; dit in verband met eventuele bedrijfsgevoelige en/of persoonlijke gegevens die daarmee (bij publicatie van de scriptie op de HvA Kennisbank) op het internet zouden komen te staan; - De relevante bestanden. Denk daarbij aan je bewijslast van het veldonderzoek of je databestanden. Deze bestanden mogen maximaal 200 MB per bestand zijn; - In een apart document de laatste versie van je PvA. Let op: het PvA neem je dus niet op in de digitale versie van je scriptie zelf; - In een apart document nogmaals de managementsamenvatting in Nederlands en Engels; - (Indien van toepassing en mogelijk al in een eerder stadium ingeleverd) Een embargodocument; - (Indien van toepassing en mogelijk al in een eerder stadium ingeleverd) Een afstudeerovereenkomst. De digitale versie van jouw afstudeeropdracht is bedoeld voor opname in de databank HvA Kennisbank, een digitaal archief dat wordt beheerd door de mediatheek van de Hogeschool van Amsterdam en toegankelijk is voor iedereen ( Afstudeeropdrachten die na het eindgesprek zijn beoordeeld met een 8 (afgerond) of hoger, worden automatisch in deze databank gepubliceerd, tenzij er sprake is van vertrouwelijkheid. De vertrouwelijkheid moet worden geaccordeerd door de afstudeercoördinator van je profiel. Dat doe je door het aanvinken van het vinkje Document is onder embargo bij het inleveren van documenten, en het embargoformulier ingevuld en ondertekend in te leveren via een aparte, optionele stap in OnStage. Dit formulier kan je bij je afstudeercoördinator aanvragen. Als je scriptie vertrouwelijk is en dit door de afstudeercoördinator goedgekeurd is, lever je geen digitale samenvattingen in. Niet alle informatie die je tijdens je afstudeeronderzoek verzamelt, is geschikt voor online publicatie. Let er dus op dat er geen persoonlijke of bedrijfsgevoelige informatie op internet terechtkomt. Je kunt dat op verschillende manieren aanpakken. Tips daarvoor vind je in de folder scriptietips van de bibliotheek ( Bij iedere herziene versie van je scriptie, ook al betreft het slechts kleine wijzigingen, dien je de scriptie op bovenstaande manier in te leveren. Nadat je jouw afstudeeropdracht bij het Onderwijsbureau hebt ingeleverd en de beoordelende docenten hun werk hebben gedaan, krijg je van de eerste beoordelaar middels een of telefoongesprek te horen of jouw afstudeeropdracht voldoende kwaliteit heeft om in aanmerking te komen voor het voeren van een eindgesprek. Bij een voldoende beoordeling krijg je een voorlopig cijfer. Het eindcijfer wordt vastgesteld na het eindgesprek. Bij onvoldoende kwaliteit dien je de afstudeeropdracht te verbeteren. Je krijgt dan schriftelijk feedback van de eerste beoordelaar (indien nodig begeleid door een mondelinge toelichting). Eventueel vindt er overleg plaats tussen de eerste beoordelaar en je docentbegeleider. Zie voor het beoordelingsformulier afstudeeropdracht bijlage 5. 14

15 Informatie over de inleverprocedure van het Onderwijsbureau vind je in de AZ-lijst voor studenten bij het kopje Afstuderen ( STAP 17: EINDGESPREK Het eindgesprek gaat over het onderwerp van de afstudeeropdracht en duurt maximaal 40 minuten. Het eindgesprek bestaat altijd uit een presentatie en een debat. Je krijgt van de eerste beoordelaar van tevoren te horen welke punten er in de presentatie aan bod moeten komen (bijv. op punten waarop de beoordelaars kritisch zijn of meer informatie willen) en hoe lang de presentatie mag duren. In het daaropvolgende debat onderbouw je de aanpak en resultaten, en geef je aanvullende informatie. Met het eindgesprek kan je het eindcijfer voor je afstudeeropdracht met maximaal 1 punt beïnvloeden (verhogen of verlagen, dus een 6 kan bijvoorbeeld een 5 of een 7 worden). Is het eindresultaat na het eindgesprek voldoende, dan vraag je je bachelor aan middels het Aanvraagformulier Bachelor Getuigschrift. Je vindt dit bij bijlage 6 en op DLWO. Krijg je een onvoldoende beoordeling als gevolg van het eindgesprek, dan plan je een nieuw eindgesprek in bij een volgende afstudeermogelijkheid. De beoordeling van het schriftelijke werk blijft in dit geval ongewijzigd, tenzij je zelf besluit om verbeteringen in het rapport aan te brengen. Het eindgesprek is openbaar: dat wil zeggen dat naast je beoordelaars en jijzelf ook anderen aanwezig mogen zijn bij het gesprek. Mocht dit het geval zijn, meld dit dan vooraf bij de 1e beoordelaar. Geef aan wie er aanwezig zullen zijn en om hoeveel personen het gaat. Wanneer de externe opdrachtgever of begeleider aanwezig is, dan mag deze niet mede-beoordelen, maar wel actief deelnemen aan het debat en de beoordelende docenten adviseren over de praktische waarde van je onderzoeksverslag en beroepsproduct. Je zorgt er zelf voor dat je opdrachtgever een exemplaar van jouw afstudeeropdracht ontvangt. Je opdrachtgever beoordeelt niet, maar we ontvangen graag zijn of haar advies over de manier waarop je de afstudeeropdracht hebt uitgevoerd. Laat je opdrachtgever daarom het Formulier feedback opdrachtgever invullen en lever deze in via OnStage. Voor Formulier feedback opdrachtgever: zie bijlage 4. STAP 18: AFSTUDEREN Wanneer je de afstudeeropdracht met een voldoende hebt afgerond en je ook alle andere onderdelen in SIS hebt behaald, voldoe je aan alle voorwaarden om af te studeren. Zie ook het hoofdstuk Toetsing en beoordeling. 15

16 5. ROLLEN BIJ HET AFSTUDEREN Tijdens je afstudeertraject krijg je te maken met verschillende mensen, die ieder een andere rol vervullen. SLB ER Met je slb er kun je jouw voorstel voor de afstudeeropdracht bespreken. Dat raden we je ook aan, omdat je slb er kan beoordelen of je idee aansluit bij het beroepsprofiel en voldoet aan het hbo-niveau. Bovendien kan hij of zij je op weg helpen en je op een spoor zetten via zijn/haar netwerk in de beroepspraktijk. Het initiatief voor afspraken met je slb er over de afstudeeropdracht ligt bij jou. Maak er gebruik van. Pas na goedkeuring door je slb er wordt het voorstel beoordeeld door de afstudeercoördinator. DE AFSTUDEERCOÖRDINATOR Nadat je slb er je voorstel heeft geaccordeerd, beoordeelt de afstudeercoördinator je afstudeervoorstel. Dit zal in de meeste gevallen een globale toetsing zijn. Past je voorstel bij het profiel en bij het hbo-niveau en zit je voorlopige probleemstelling enigszins deugdelijk in elkaar? Als het voorstel niet wordt goedgekeurd, bespreekt de afstudeercoördinator of je slb er dit met je. Als de afstudeercoördinator het voorstel goedkeurt, zal hij of zij een docentbegeleider aan je toewijzen. DE DOCENTBEGELEIDER Met hulp van je docentbegeleider werk je het Afstudeervoorstel uit tot een Plan van aanpak. In de planfase word je intensief begeleid. Nadat het Plan van aanpak is goedgekeurd, is de rol van de docentbegeleider minder groot. Hij is niet betrokken bij de beoordeling van je scriptie. De begeleider van je scriptie kan nooit optreden als eerste of tweede beoordelaar. DE AFSTUDEERCOMMISSIE Ieder profiel heeft een afstudeercommissie van meerdere personen met specialistische kennis van onderzoek en/of het werkveld waarvoor je profiel opleidt. De commissie velt een onafhankelijk oordeel over de kwaliteit en uitvoerbaarheid van je Plan van aanpak en bepaalt of je je onderzoeksvoorstel mag uitwerken tot je afstudeeropdracht. Zonder de goedkeuring van deze commissie mag je niet verder met je afstudeeronderzoek. DE EERSTE EN TWEEDE DOCENTBEOORDELAAR Nadat je Plan van aanpak is goedgekeurd, worden er docentbeoordelaars (nooit je begeleider) aan je toegewezen. Deze docenten beoordelen je conceptscriptie. De eerste beoordelaar is aanspreekpunt in de eindfase van het afstudeerproces. De tweede docentbeoordelaar is alleen betrokken bij het beoordelen van het concept, je afstudeeropdracht (inclusief beroepsproduct) en voert samen met jou en de eerste 16

17 docentbeoordelaar het eindgesprek. DOCENTEN HULPLIJNEN Op de DLWO-pagina van je profiel staat vermeld over welke onderwerpen je in de planen/of uitvoeringsfase van je afstudeeropdracht bij welke docenten advies kunt krijgen. Per profiel zal verschillen wat de aard en inhoud zijn van deze hulplijnen. De hulplijnen kunnen zowel betrekking hebben op vakinhoudelijke zaken betreffende het profiel, maar ook op onderzoek en rapportage. De mate waarin je gebruik kunt maken van hulplijnen is gelimiteerd. Er wordt daarom gewerkt met een strippenkaart. Deze wordt uitgereikt door de docent die je bij het afstuderen begeleidt. EXTERNE OPDRACHTGEVER De externe opdrachtgever (niet in alle profielen verplicht) is belanghebbende, en kan daarnaast de rol van adviseur, inhoudsdeskundige en informant vervullen. Hoewel de opdrachtgever bepaalde eisen kan stellen aan jouw verslag en/of product, bepaalt de school of de afstudeeropdracht (inclusief beroepsproduct) wordt goedgekeurd en wat je eindcijfer wordt. EXTERNE BEGELEIDER / PRAKTIJKBEGELEIDER Als je geen externe opdrachtgever hebt, moet je een externe sparringpartner inschakelen: iemand uit de beroepspraktijk die met jou van gedachten kan wisselen over de waarde van je afstudeeronderzoek voor de beroepspraktijk en die daarnaast de rol van adviseur, inhoudsdeskundige of informant kan vervullen. ONSTAGE OnStage is een volg- en registratiesysteem, waarin je - aan de hand van een stappenplan - kunt zien welke activiteiten er tijdens het afstuderen van je worden verwacht. Ook staan al je documenten in OnStage bij elkaar in één dossier. Deze documenten zijn enkel zichtbaar voor de gebruiker (student / studieloopbaanbegeleider / afstudeerbegeleider / afstudeercoördinator / afstudeercommissie) voor wie dat relevant is. Je logt in met je HvA-gebruikersnaam@hva.nl en wachtwoord. Zodra je start met het opstellen van je afstudeervoorstel meld je je aan in OnStage via Op de algemene MIC-pagina op DLWO vind je een Quick Reference Card van OnStage. Deze helpt je bij het gebruik van OnStage. Let op: Alle documenten dien je via OnStage in te leveren, want de feedback en goedkeuring hiervan gaat alleen via OnStage. 17

18 6. TOETSING EN BEOORDELING De docenten kunnen het cijfer voor deze module in decimalen geven, maar het eindcijfer is een geheel, afgerond cijfer. Voor de inhoudelijke criteria voor de beoordeling van afstudeeropdracht en eindgesprek: zie het beoordelingsformulier op de modulepagina op DLWO (en bijlage 5). Je hoort binnen tien werkdagen na het inleveren van de afstudeeropdracht of deze voldoende is bevonden om toegelaten te worden tot het eindgesprek. Je krijgt dan een voorlopig cijfer. Als de afstudeeropdracht onvoldoende wordt bevonden, zijn er twee mogelijkheden: De onvoldoende is veroorzaakt door de onvoldoende kwaliteit van de verslaglegging, maar de uitvoeringsfase zelf is wel in orde. In dit geval stellen de docenten vast of het haalbaar is dat je jouw afstudeeropdracht op zeer korte termijn (nog in dezelfde afstudeerperiode) bijstelt. Je spreekt dan met de eerste beoordelaar af wanneer je de afstudeeropdracht opnieuw (en opnieuw in drievoud) moet inleveren. Het eindgesprek wordt pas gepland als de afstudeeropdracht voldoende is verbeterd. Als bijstellen op korte termijn niet haalbaar wordt geacht, dient de afstudeeropdracht te worden herzien en bij een volgende gelegenheid (zie DLWO) te worden ingeleverd. Je krijgt dan schriftelijk feedback aan de hand van het Beoordelingsformulier Afstudeeropdracht (zie bijlage 5) en een mondelinge toelichting van eerste beoordelaar. Feedback na een onvoldoende beoordeling moet in principe leiden tot een voldoende, als de feedback daadwerkelijk aantoonbaar is verwerkt en naar behoren is meegenomen in de verbeterde versie. De beoordeling van de verbeterde versie mag niet leiden tot een onvoldoende op grond van niet eerder gegeven feedback. In alle gevallen dient de scriptie opnieuw te worden ingeleverd conform de geldende procedure (via Onderwijsbureau, etc. zie stap 16 uit afstudeerproces). In het geval van een voldoende beoordeling voor het schriftelijke gedeelte van het afstuderen, volgt het afsluitende eindgesprek. De manier waarop je de afstudeeropdracht presenteert en verdedigt maakt onderdeel uit van de eindbeoordeling. Direct na afloop van het eindgesprek wordt je eindcijfer vastgesteld en krijg je de uitslag te horen. Een goed eindgesprek kan het cijfer voor je afstudeeropdracht met maximaal één punt verhogen, een slecht eindgesprek kan het cijfer met maximaal één punt verlagen. Mocht je na het eindgesprek een onvoldoende krijgen (5 of minder) dan kun je een nieuw eindgesprek aanvragen bij de eerstvolgende gelegenheid. Je kunt dan natuurlijk ook proberen de kwaliteit van je afstudeeropdracht te verbeteren, om zo meer kans te maken op een voldoende eindcijfer. Als je het niet eens bent met een beoordeling of het cijfer, kun je schriftelijk bezwaar maken bij de Examencommissie MIC. De bezwaarprocedure staat beschreven in de 18

19 Onderwijs- en Examenregeling (OER). Zie hiervoor de DLWO-pagina van de Examencommissie. Het getuigschrift wordt aan je uitgereikt als je aan alle onderdelen van het examenprogramma hebt voldaan, dus inclusief de minor. Ook moeten alle financiële verplichtingen aan de HvA zijn nagekomen. Het is mogelijk dat je het getuigschrift moet aanvragen bij het Onderwijsbureau MIC. Meer informatie hierover vind je op de algemene DLWO-pagina Afstuderen. Het getuigschrift wordt vier- of vijfmaal per jaar uitgereikt. De Examencommissie stelt in overleg met de cijferadministratie vast of je examenprogramma aan de eisen voldoet. Als je examenprogramma in orde is, kan het getuigschrift worden verzorgd. Dit getuigschrift kun je op de gezamenlijke uitreiking in ontvangst nemen. De procedures die gelden als je examenprogramma (inclusief afstudeeropdracht) nog hiaten vertoont, vind je op de DLWO-pagina van de Examencommissie. 19

20 BIJLAGE I: INHOUD AFSTUDEERVOORSTEL (NB. Neem de regieaanwijzingen en tips uit dit formulier niet op in je eigen Afstudeervoorstel) STUDENT Naam student: Profiel: Studentnummer: Groep: adres: Telefoonnummer: Paraaf voor akkoord slb er: Naam: Datum: Paraaf voor akkoord Student: Datum: Paraaf voor akkoord Afstudeercoördinator: Naam: Datum: Probleemsituatie Wat is de aanleiding? Wie is de opdrachtgever? Wanneer is het probleem ontstaan? Waarom is het een probleem? Waar doet het probleem zich voor? Hoe is het probleem ontstaan? Tip: maak hier een goed lopend en diepgravende tekst van, waarin je het probleem grondig analyseert. Geen gemakzuchtige opsomming en invulling van de zes bovenstaande vragen. Voorlopige Probleemstelling Het wat van het onderzoek. De definitieve probleemstelling werk je uit in het Plan van aanpak, in overleg met je docentbegeleider. Dit is de centrale vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven. Dit moet een open vraag zijn. Tip: je kunt hiervoor de doelstelling in een vraag omzetten (bijvoorbeeld: `Inzicht brengen in de behoefte van de doelgroep wordt dan `Wat is de behoefte van de doelgroep? ) Voorlopige Doelstelling 20

21 Het waarom van het onderzoek. De definitieve doelstelling werk je uit in het Plan van aanpak, in overleg met je docent-begeleider. Bijvoorbeeld: `Inzicht brengen in... om advies te geven over... of `inzicht brengen in... om een reportage te kunnen schrijven voor.... Het eerste deel (`inzicht brengen in... ) komt terug in de conclusie en is het WAT van het onderzoek (en komt ook terug in de vraagstelling), het tweede deel (om advies te geven over...) komt terug in de aanbevelingen. Dit tweede deel geeft het WAAROM aan. Je kunt het tweede deel eventueel nog specifieker maken door te zeggen... om advies te geven over... in de vorm van een... (bijvoorbeeld marketingplan of sociale media strategie ). Maak je een journalistiek beroepsproduct (bijvoorbeeld een radiodocumentaire of dummy), dan formuleer je wel conclusies, maar geen aanbevelingen. Je beroepsproduct komt daarvoor in de plaats. Wat is de relevante en/of vernieuwende bijdrage van jouw onderzoek aan de beroepspraktijk? Welk beroepsproduct maak je? Hoe sluit je onderzoek aan bij je beroepsproduct? Welke relevante literatuur heb je gelezen over dit onderwerp? Noem vijf (online) publicaties zoals boeken, artikelen en/of onderzoeken, ook internationaal (notering in MIC-huisstijl). Vat per publicatie in één alinea samen wat de belangrijkste bevinding is voor je onderzoek en/of beroepsproduct. 1. Auteur en titel: Belangrijkste bevinding: 2. Auteur en titel: Belangrijkste bevinding: 3. Auteur en titel: Belangrijkste bevinding: 4. Auteur en titel: Belangrijkste bevinding: 5. Auteur en titel: Belangrijkste bevinding: Wie heb je over dit onderwerp gesproken? Noem drie mensen met kennis over dit onderwerp plus hun functie en de naam van de organisatie waar ze werken. Vat voor elk van hen in één alinea de meest relevante conclusie samen voor je onderzoek en/of beroepsproduct. 1. Naam, functie en organisatie: Belangrijkste bevinding: 2. Naam, functie en organisatie: Belangrijkste bevinding: 21

22 3. Naam, functie en organisatie: Belangrijkste bevinding: Heb je uitgezocht of jouw onderzoeksvraag al door iemand anders is beantwoord? Waar en hoe heb je gezocht? Wie is je opdrachtgever of, als je die niet hebt, je sparringpartner uit de beroepspraktijk? 22

23 BIJLAGE II: INHOUD PLAN VAN AANPAK AFSTUDEEROPDRACHT (NB. Neem de regieaanwijzingen en tips uit dit formulier niet op in je eigen Afstudeervoorstel) STUDENT Naam student: Profiel: Studentnummer: Groep: adres: Telefoonnummer: Paraaf voor akkoord student: Datum: Paraaf voor akkoord Docentbegeleider: Naam: Datum: Paraaf voor akkoord Afstudeercommissie: Datum: Gegevens opdrachtgever: Bedrijf: Naam begeleider vanuit het bedrijf: Functie: Probleemsituatie Wat is de aanleiding? Wie is de opdrachtgever? Wanneer is het probleem ontstaan? Waarom is het een probleem? Waar doet het probleem zich voor? Hoe is het probleem ontstaan? Tip: maak hier een goed lopend en diepgravende tekst van, waarin je het probleem grondig analyseert. Geen gemakzuchtige opsomming en invulling van de zes bovenstaande vragen. Structureer je tekst in minimaal de volgende alinea s: wie is je opdrachtgever (wat doen ze voor wie, waarmee wordt geld verdiend), wat is de huidige situatie, wat is de gewenste situatie en hoe kan jouw onderzoek bijdragen aan de oplossing van dit probleem. Waardoor de probleemstelling luidt (volgend blokje) Gebruik (zowel interne als externe) bronnen in de tekst; 23

24 Onderbouw waar nodig met cijfers / aantallen; Probleemstelling Het wat van het onderzoek. De definitieve probleemstelling werk je uit in het Plan van aanpak, in overleg met je docentbegeleider. Dit is de centrale vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven. Dit moet een open vraag zijn. Tip: je kunt hiervoor de doelstelling in een vraag omzetten (bijvoorbeeld: `Inzicht brengen in de behoefte van de doelgroep wordt dan `Wat is de behoefte van de doelgroep? ) Doelstelling Het waarom van het onderzoek. De definitieve doelstelling werk je uit in het Plan van aanpak, in overleg met je docent-begeleider. Bijvoorbeeld: `Inzicht brengen in... om advies te geven over... of `inzicht brengen in... om een reportage te kunnen schrijven voor.... Het eerste deel (`inzicht brengen in... ) komt terug in de conclusie en is het WAT van het onderzoek (en komt ook terug in de vraagstelling), het tweede deel (om advies te geven over...) komt terug in de aanbevelingen. Dit tweede deel geeft het WAAROM aan. Je kunt het tweede deel eventueel nog specifieker maken door te zeggen... om advies te geven over... in de vorm van een... (bijvoorbeeld marketingplan of sociale media strategie ). Maak je een journalistiek beroepsproduct (bijvoorbeeld een radiodocumentaire of dummy), dan formuleer je wel conclusies, maar geen aanbevelingen. Je beroepsproduct komt daarvoor in de plaats. Theoretisch kader Het theoretisch kader dient als verdieping, zodat je deskundig wordt binnen het vakgebied dat relevant is voor de probleem- en doelstelling van het onderzoek. Het bestaat uit een tekst van vijf à tien pagina s waarin de meest recente ontwikkelingen binnen een vakgebied worden besproken. Aan de orde kunnen komen: de belangrijkste begrippen, theorieën, modellen en de discussie daarover binnen het vakgebied. Het beginniveau van het theoretisch kader wordt gevormd door bronnen op minimaal professioneel niveau en kan worden verdiept door het raadplegen van wetenschappelijke publicaties. Boeken en artikelen over onderzoeksmethoden of literatuur die verplicht is voorgeschreven binnen de opleiding MIC mogen wel worden geraadpleegd en kunnen als startpunt dienen, maar vormen niet meer dan de basis van het theoretisch kader. Aan de hand van het theoretisch kader worden de deelvragen opgesteld (het werken aan de deelvragen en het theoretisch kader loopt in de praktijk vaak door elkaar heen). Het theoretisch kader dient ook als basis voor het veldonderzoek. De opzet en inhoud van het veldonderzoek vloeien voort uit het theoretisch kader en moeten ook daartoe herleidbaar zijn. Er moet een rode draad bestaan tussen het theoretisch kader en het veldonderzoek. Het theoretisch kader moet tenslotte ook worden betrokken bij het trekken van de conclusies en het doen van de aanbevelingen. De aanbevelingen dienen gebaseerd te zijn op het veldonderzoek, maar ook op het theoretisch kader. Eisen aan het theoretisch kader: - Van voldoende omvang ( 5 à 10 pagina s) - Relevante bronnen van voldoende niveau. Deelvragen 24

25 Dit zijn de grote vragen waarin je de probleemstelling uitsplitst. Beperk het aantal deelvragen tot zeven. De deelvragen zelf verdeel je weer onder in kleinere onderzoeksvragen. Minstens één deelvraag gaat over theoretische verdieping en bij alle deelvragen wordt, waar mogelijk, de internationale theorie en/of praktijk betrokken. De antwoorden op alle deelvragen bij elkaar moeten het antwoord vormen op de probleemstelling. Deelvraag 1 + meerdere onderzoeksvragen Deelvraag 2 + meerdere onderzoeksvragen Deelvraag 3 + meerdere onderzoeksvragen Deelvraag 4 + meerdere onderzoeksvragen Deelvraag 5 + meerdere onderzoeksvragen MATRIX DEELVRAGEN/METHODE VAN ONDERZOEK DESKRESEARCH FIELDRESEARCH INTERNATIONALE COMPONENT Deelvraag 1 Deelvraag 2 Deelvraag 3 Deelvraag 4 Deelvraag 5 Kwantitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek Verantwoording methode van onderzoek Hierin moeten in ieder geval de volgende onderwerpen beschreven worden: 1. Verantwoording van de wijze van informatie verzamelen (bijv. deskresearch, interview- en enquêtevragen) 2. Verantwoording van de diepgang van het literatuuronderzoek (voor theoretische verdieping) 3. Kwaliteit van de onderzoekinstrumenten, bijv. enquête (indien van toepassing): betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en validiteit 4. Verantwoording van de steekproef (indien van toepassing): definitie van de populatie; methode van steekproeftrekken; gerealiseerde steekproefomvang; representativiteit; 5. Beschrijving van de data-analysemethode 6. Gebruik van referenties en eerdere onderzoeken Concept hoofdstukindeling 25

26 Zie DLWO voor voorbeeld. Overzichtelijk uitgewerkt in hoofdstukken, paragrafen en sub-paragrafen. (H1, P1.1, P1.1.1, etc.). De uiteindelijke hoofdstukindeling mag enigszins, maar niet principieel afwijken van deze concepthoofdstukindeling. De hoofdstukindeling moet logisch voortvloeien uit de probleemstelling en duidelijk samenhang vertonen met de deelvragen en de gekozen onderzoeksopzet. Vorm beroepsproduct Bijv. advies, rapport, weblog, dummy, marketingplan, reportage. Specificaties: bijv. lengte, medium, doelgroep; onderbouw deze keuzes. Tijdsplanning Minimaal: enquêtemomenten/ interviewmomenten, voorleggen concept-hoofdstuk of onderdeel aan docent, afstudeermoment Bronnen Literatuurlijst in MIC-huisstijl 26

27 BIJLAGE III: BEOORDELINGSFORMULIER PLAN VAN AANPAK Naam student: Naam beoordelaar(s): Datum van inleveren:... Datum van beoordeling:... Aanwezigheid aanzet tot theoretisch kader van voldoende niveau: JA/NEE Beoordeling Probleemsituatie/aanleiding Wordt helder wat de aanleiding is voor het schrijven van deze scriptie? Wordt onderscheid gemaakt tussen het probleem van de organisatie (bijv. het gaat slecht ) en welk (deel)probleem in deze scriptie wordt behandeld? Worden de zes W s in de aanleiding behandeld? Wat is in de kern het probleem? Wordt voldoende duidelijk wat de reden is voor het onderzoek? Probleemstelling Is in de probleemstelling helder verwoord op welke vraag met deze scriptie antwoord wordt gegeven? Valt te verwachten dat in de scriptie antwoord kan worden gegeven op de probleemstelling? Betreft het een afgekaderd probleem en is de probleemstelling volledig? Geeft de vraagstelling aan naar welke kennis de onderzoeker op zoek is? Doelstelling Is de doelstelling geformuleerd op basis van de probleemstelling? Wordt aangegeven wat de opdrachtgever kan gaan doen met de conclusies van de scriptie? 27

28 Deelvragen Geven de deelvragen samen antwoord op de probleemstelling? Zijn er geen deelvragen bij die eigenlijk in een vooronderzoek horen? Zijn de deelvragen concreet, nauwkeurig, neutraal, zonder tegenstrijdigheden en in begrijpelijke taal geformuleerd? Theoretische verdieping Wordt helder aangegeven vanuit welk vakgebied (bijvoorbeeld communicatie, marketing) de probleemstelling en doelstelling worden behandeld? Welke bestaande theorie (of bestaand model) staat centraal bij deze probleemstelling? Is er een lijst bijgevoegd van de literatuur die geraadpleegd is bij het schrijven van het theoretisch kader? Methode van onderzoek Is de aanpak van het onderzoek stapsgewijs beschreven? Is beargumenteerd beschreven welk soort onderzoek nodig is om de onderzoeksvragen te beantwoorden? Is aangegeven van wie, op welk moment informatie nodig is en waar of hoe het wordt verzameld? Is aangegeven welke instrumenten gebruikt gaan worden bij het verzamelen van de data? Wordt aangegeven hoe de informatie wordt geanalyseerd? Is het dusdanig concreet en beargumenteerd beschreven dat een ander het onderzoek zou kunnen uitvoeren? Kan dit onderzoek betrouwbare en valide informatie opleveren? Concept hoofdstukindeling Is er een hoofdstuk dat de methode van onderzoek behandelt? Hebben de hoofdstukken een logische opbouw zodat er naar de conclusie en aanbevelingen wordt toegewerkt? Is de concepthoofdstukindeling volledig, inclusief (sub-)paragrafen? 28

29 Tijdsplanning Is een activiteitenplan met een tijdsplanning gemaakt? Zijn de planning van het onderzoek en de planning van het schrijven van de scriptie daarin opgenomen? Algemene structuur en taalgebruik Voldoen de opbouw, de structuur en de presentatie van het plan aan professionele normen? Wordt voldaan aan de taalnorm? 29

30 BIJLAGE IV: FORMULIER FEEDBACK OPDRACHTGEVER Wij danken u dat u een student van de opleiding Media, Informatie en Communicatie de kans hebt geboden om een afstudeeropdracht uit te voeren voor uw bedrijf. Inmiddels heeft u het eindresultaat ontvangen. Wij vinden het belangrijk van u te horen of de student de opdracht naar tevredenheid heeft uitgevoerd, zodat we uw advies kunnen meenemen in ons eindoordeel. Daarom vragen we u op één A4 tje antwoord te geven op de volgende vragen en uw reactie uiterlijk twee weken na ontvangst van het eindproduct te mailen naar de docentbegeleider van de student. 1. Is de opdracht naar tevredenheid uitgevoerd? 2. Hoe bruikbaar zijn de uitkomsten? 3. Gaat u de uitkomsten ook daadwerkelijk gebruiken en hoe? 4. Heeft de student zelfstandig aan het onderzoek gewerkt? 5. Heeft u een loopbaanadvies voor de student? 6. Heeft u een advies voor de opleiding Media, Informatie en Communicatie? 30

31 BIJLAGE V: BEOORDELING AFSTUDEEROPDRACHT EN EINDGESPREK Beoordeling afstudeeropdracht en eindgesprek HBO bachelor Media Informatie en Communicatie Student Studentnummer Handtekening Telefoon Profiel Onderwerp Beoordelaar 1 Beoordelaar 2 Handtekening Handtekening Amsterdam, Datum: Cijfer afstudeeropdracht Aanscherping a.d.h.v. eindgesprek Eindcijfer Eventuele opmerkingen 31

32 In te vullen door de 1 ste beoordelaar en de 2 e beoordelaar. Onderdeel A, B, C en D hebben betrekking op het schriftelijke gedeelte. Elk cijferoordeel wordt kort toegelicht, hierbij kan gebruik worden gemaakt van de schaal per onderdeel in de handleiding. Er mogen uitsluitend hele en halve cijfers worden toegekend. A. Bruikbaarheid en relevantie voor de beroepspraktijk Het onderzoek en eventuele beroepsproduct is inhoudelijk relevant voor de beroepspraktijk van het gekozen profiel. Het biedt een bruikbare oplossing voor het beroepsvraagstuk en/of draagt bij aan de verbetering van een (werk-)proces in de beroepspraktijk. Eindoordeel A en korte toelichting O V-RV G-ZG U 1 5 5,5 7 7,5 9 9,5-10 B. Onderbouwing en verantwoording praktijkgericht onderzoek Het onderzoek is methodologisch verantwoord en uitgevoerd volgens de normen van wetenschap en beroepspraktijk. Het praktijkonderzoek is gebaseerd op een gedegen literatuur-, bronnen- en/of veldonderzoek. Eindoordeel B en korte toelichting O V-RV G-ZG U 1 5 5,5 7 7,5 9 9,5-10 C. Complexiteit en originaliteit De probleemstelling heeft betrekking op een complexe beroepssituatie. De oplossing getuigt van originaliteit en een eigen visie. Eindoordeel C en korte toelichting O V-RV G-ZG U 1 5 5,5 7 7,5 9 9,5-10 D. Vormgeving en stijl De opzet, vormgeving en uitvoering van het verslag en eventuele beroepsproduct voldoen aan de eisen van de beroepsgroep op bachelor niveau. Taalgebruik en vaktaal zijn op bachelorniveau en in overeenstemming met de eisen van de beroepscontext. Eindoordeel D en korte toelichting O V-RV G-ZG U 1 5 5,5 7 7,5 9 9,5-10 In te vullen door de 1 ste beoordelaar en de 2 e beoordelaar tijdens het eindgesprek. E. Eindgesprek De student kan zijn werk kritisch verantwoorden en een gefundeerde eigen mening vormen en weergeven. De student geeft blijk van lerend vermogen. Eindoordeel E en korte toelichting O V-RV G-ZG U A.d.h.v. het eindgesprek krijgt student een aanscherping op het Cijfer afstudeeropdracht van: ,

33 Rekenformat eindcijfer A. Bruikbaarheid en relevantie voor de beroepspraktijk Cijfer x 2 = B. Onderbouwing en verantw. praktijkgericht onderzoek Cijfer x 2 = C. Complexiteit en originaliteit Cijfer x 1 = D. Vormgeving en stijl Cijfer x 1 = A. A. gedeeld door 6 = E. Eindgesprek Aanscherping Totaal a.d.h.v. Eindgesprek NB. Het Cijfer afstudeeropdracht wordt vóór het eindgesprek bekend gemaakt aan de student. Het Eindcijfer mag maximaal 1 punt hoger of maximaal 1 punt lager zijn dan het Cijfer afstudeeropdracht. Zie de toelichting voor een uitwerking van de beoordeling voor eindgesprek. 33